CONCEPTRAPPORT 23 oktober 2007 WATEROPGAVE WATERKWALITEIT CLUSTER 9: MIDDELHARNIS. Uitwerking van doelen, maatregelen en kosten

Vergelijkbare documenten
CONCEPTRAPPORT 21 november 2007 WATEROPGAVE WATERKWALITEIT CLUSTER 5: OOSTFLAKKEE. Uitwerking van doelen, maatregelen en kosten

CONCEPTRAPPORT 23 oktober 2007 WATEROPGAVE WATERKWALITEIT CLUSTER 11: BINNENMAAS EN OUD-BEIJERLAND. Uitwerking van doelen, maatregelen en kosten

CONCEPT WATEROPGAVE WATERKWALITEIT CLUSTER 2: DORDRECHT LANDELIJK GEBIED. Uitwerking van doelen, maatregelen en kosten. in het gebied Hollandse Delta

Europese Kaderrichtlijn Water

algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen

Kees Steur Waterschap Zeeuwse Eilanden coördinator Waterkwaliteit en Milieu

III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10.

Voortgang KRW: maatregelen, doelbereik en innovatie. 13 december 2012; Frank van Gaalen

Kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Ecologische kwaliteit oppervlaktewater, 2009

KRW- doelen voor de overige wateren in Noord- Brabant: een pragma:sche uitwerking

In de beslisnota wordt aan u gevraagd in te stemmen met de vastgestelde doelen en maatregelen.

Aan de Raad. De gevraagde maatregelen voor en bijdragen van onze gemeente zijn in dit voorstel opgenomen.

Deelsessie Goeree-Overflakkee

Huidige situatie. G2 Totaal stikstof (zomergemiddelde) (mg N/l) 1,57 2,4 2,4. G2 Chloride (zomergemiddelde) (mg Cl/l) 45,

Factsheet: NL43_11 Bussloo

De Waterwet en waterbodems De Waterwet. en waterbodems

Stroomgebiedsafstemming Rijnwest. ER in combinatie met meetgegevens

Factsheet: NL36_OWM_015 Dooze

Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018

: Schoon en gezond water in Noord Nederland. Adviesnota 2007 Kaderrichtlijn Water/Water Beheer 21 e eeuw.

Factsheet: NL36_OWM_018 Dommerswijk

HOOFDSTUK 3. Oppervlaktewater

NOVEMBER Samenvatting Karakterisering stroomgebied Schelde

Aan de leden van de verenigde vergadering. Rotterdam, 17 mei 2005 V.V.: 29 juni 2005

(Vis)doelen overige wateren (niet KRW-oppervlaktewaterlichamen)

Notitie. 1. Beleidskader Water

1. Voorstel voor behandeling Aangeven of u kunt instemmen met de door g.s. genomen besluiten onder 1 tot en met 5

Factsheet: NL33HM. Naam: Hondshalstermeer

Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe

Afwenteling mede bepalend voor het niet halen van KRW- doelstellingen

FAZ: Ja Opdrachtgever: Jelmer Kooistra

Karakterisering stroomgebied Schelde

Factsheet: NL04_NOORD-ZUIDLEIDING

Toelichting ontwerp Factsheets Kaderrichtlijn Water. Planperiode Waterschap Noorderzijlvest

Bijlage I: Raamplan Kern Pijnacker

Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT

Waterkwaliteit KRW, 2015

~ Stroomgebied KAARTENATLAS. beheerplan. 0abcdefgh

Factsheet: NL43_13 Oude IJssel

Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa

KADERS VOOR INVULLING KRW-DOELEN IN DE DERDE STROOMGEBIEDBEHEEPLANNEN, BESTUURLIJKE NOTITIE

Factsheet: NL04_DEDEMSVAARTa Dedemsvaart

Factsheet: NL43_04 Puttenerbeek

Bestuursrapportage 2014 waterschap Vechtstromen Versie 24 november 2015

Factsheet: NL05_Westerbouwlandl

Statencommissie REW 1 februari KRW maatregelen rijkswateren

Factsheet: NL04_BUITEN-REVE Reeve

Waterkwaliteit verbeteren!

80597ddb b8-b238-e40d818d7a77 1/5

Opbouw. Het belang van natuurvriendelijke oevers. EU Kaderrichtlijn Water (KRW) Waterbeleid. Doel KRW voor oevers. EU Kaderrichtlijn Water Maatregelen

Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa

OOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V.

Voorstellen. Waterschap Hollandse Delta. John Ebbelaar Hoofd afdeling Plannen en Regie

Aanpassing KRW Maatlatten

Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen...

Kostenterugwinning van Waterdiensten Aanvullende analyse Milieukosten

Oppervlaktewater in Nederland

Factsheet: NL14_7. Naam: Merwedekanaal

Actualisatie zwemwaterprofiel De Grote speelweide Amsterdamse Bos 2017

Datum 14 januari 2011 Opgemaakt door afdeling Planvorming. Huidige samenwerking in de Veluwse afvalwaterketen

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PVDD) Nummer Onderwerp Hoogheemraadschap van Delfland.

Vermesting in meren en plassen,

Het waterbeleid van de provincie Limburg is beschreven in het Provinciaal Waterplan Limburg, dd. 20 november 2009.

Bijlage 26-1: Stedelijke wateropgave Nieuw-Schoonebeek

RWS-2017/328 M. Inhoudsopgave. 1. Aanhef 2. Besluit 3. Voorschrift 4. Overwegingen 5. Ondertekening 6. Mededelingen. 1. Aanhef

INTERN MEMO. Aan: Algemeen Bestuur Van: Dagelijks Bestuur Datum: 10 november 2015 Onderwerp: Voedingsstoffen in het oppervlaktewater

Doorontwikkeling KRW-Verkenner. Bijeenkomst voor de waterschappen, georganiseerd door STOWA, DGW, Deltares en RWS Waterdienst

BESTUURLIJKE SAMENVATTING AFSTEMMEN INVESTERINGEN

Toelichting op het ontwerp-peilbesluit voor het bemalingsgebied Zuiderdiep

Kaderrichtlijn Water. Diederik van der Molen Projectleider KRW DG - Water

Vermesting in meren en plassen

Factsheet: NL35_Boezem Boezem

Resultaten heroverweging KRW maatregelen De Eendragt. 1. Aanleiding

Meetstrategie en methodiek macrofyten 1 METHODIEK

Factsheet: NL43_09. Naam: Toevoerkanaal

Factsheet: NL43_10 Fliert

Bodemsanering. 45 humane spoedlocaties zijn niet volledig gesaneerd. De bodem en het (grond)water zijn schoon MILIEU MARKT. Staat van Utrecht 2014

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

~ Stroomgebied KAARTENATLAS. beheerplan. 0abcdefgh

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Actualisatie zwemwaterprofiel Peddelpoel 2016

Memo. Figuur 1 Overzicht plangebied en omgeving (bron: googlemaps) blad 1 van 7

Evaluatie, monitoring en meetnet. 1. Inleiding. 2. Evaluatiesysteem. 3. Monitoringsplan

Maatregelen en voorontwerp Peilbesluit Walcheren. 5 september 2017

Pilot Vergelijking Waternood & KRW-Verkenner

Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen

Voortgang en resultaat regionale uitwerking Bestuursakkoord Water, onderdeel afvalwaterketen

Gelet op artikel 13, eerste lid, van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009;

Actualisatie zwemwaterprofiel Meijepark 2017

Toelichting partiële herziening peilbesluit Oude en Nieuwe Broekpolder - peilgebied ONP V

Bouwlokalen INFRA. Het riool in Veghel. Veghel in cijfers en beeld (1) Veghel in cijfers en beeld (2) Veghel in cijfers en beeld (3)

het lozen van grondwater bij de realisatie van een WKO systeem

Stadswateren en blauwalgen

Visstand meren (M14/M27) en de KRW

Actualisatie zwemwaterprofiel Watergeus

Factsheet: NLGW0013 Zout Maas

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N BTM-V

Factsheet: NL07_0026_1

Transcriptie:

WATEROPGAVE WATERKWALITEIT CLUSTER 9: MIDDELHARNIS Uitwerking van doelen, maatregelen en kosten in het gebied Hollandse Delta (KRW Fase 3) CONCEPT Versie: 23 oktober 2007

Inhoudsopgave 1 INLEIDING 1 1.1 Aanleiding 1 1.2 De Kaderrichtlijn Water 1 1.3 Doelstellingen van fase 3: detailanalyse 2 1.4 Bestuurlijk vervolg 3 1.5 Deelgebied Middelharnis 4 2 AFBAKENING GEBIEDSPROCES EN RAPPORTAGE 5 3 WERKWIJZE 7 3.1 Werkproces en activiteiten op hoofdlijnen 7 3.2 Algemene uitgangspunten 7 3.3 Gebiedsproces Middelharnis 8 4 HUIDIGE TOESTAND 11 4.1 Algemene beschrijving Middelharnis 11 4.2 Waterlichamen 12 4.2.1 Beschrijving waterlichamen 12 4.2.2 Huidige waterkwaliteit 13 4.3 Verzorgingsgebied 14 4.3.1 Beschrijving verzorgingsgebied 14 4.3.2 Huidige waterkwaliteit 15 4.4 Overige wateren 15 4.4.1 Beschrijving overige wateren 15 4.4.2 Huidige waterkwaliteit 16 5 DOELSTELLINGEN 19 5.1 Totstandkoming doelen 19 5.2 Ecologisch doel in de waterlichamen 21 5.2.1 Hydromorfologische situatie/toestand 21 5.2.2 Ecologische doelen 22 5.3 Ecologisch doel in de verzorgingsgebieden 22 5.4 Ecologisch doel in overige water, beschermde gebieden en waterparels 22 5.4.1 Overig water 22 5.4.2 Vogel- en Habitatrichtlijngebieden (VHR) 22 5.4.3 Zwemwater 22 5.4.4 Waterparels 22 6 DOELAFWIJKING EN MOGELIJKE OORZAKEN 23 6.1 Doelafwijking waterlichamen en mogelijke oorzaken 23 6.1.1 Ecologie 23 6.1.2 Chemie 24 6.2 Doelafwijking verzorgingsgebied/overig water en mogelijke oorzaken 24 6.2.1 Ecologie 24 6.2.2 Chemie 24 7 MAATREGELEN EN SELECTIE 25 7.1 Waterlichamen 25 7.1.1 Mogelijke maatregelen en afweging 25 7.1.2 Voorgestelde maatregelen voor de periode 2010-2015 26 7.2 Verzorgingsgebied 27 7.2.1 Mogelijke maatregelen en afweging 27 7.2.2 Voorgestelde maatregelen voor de periode 2010-2015 27 7.3 Overige wateren 29 7.4 Samenvatting maatregelen en kosten 29 7.5 Doelbereik met maatregelenpakket 2010-2015 30 7.6 Relatie met opgaven voor wateroverlast (WB21) 31

1 INLEIDING 1.1 Aanleiding Vanaf 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. In 2005 is de KRW opgenomen in de Nederlandse wetgeving (Implementatiewet). Met deze richtlijn wil Europa het oppervlakte- en grondwater verder beschermen en verbeteren en een duurzaam gebruik van water bevorderen. Met de KRW zet de Europese Commissie ook de eerste stap in het integratieproces van verschillende Europese richtlijnen over waterkwaliteit, ecologie en natuurbeheer. De uitwerking vindt plaats in een stroomgebiedsgerichte aanpak. In het gebied van de Hollandse Delta werkt het waterschap al tientallen jaren samen met de andere overheden aan een goede oppervlaktewaterkwaliteit. De invoering van de Wet verontreiniging oppervlaktewater, uitvoering richtlijn stedelijk afvalwater, uitwerking integrale waterbeheersplannen in gebiedsgerichte plannen en de laatste jaren ook in toenemende mate de riolerings- en waterplannen van de gemeenten zijn markante mijlpalen die een verbetering van de waterkwaliteit hebben opgeleverd. Tegelijkertijd zijn de watersystemen meer onder druk gekomen door een toenemende bevolking en intensivering van het gebruik (zoals recreatie, scheepvaart, landbouw en verkeer). Alles bij elkaar genomen blijkt dat de verbetering van de waterkwaliteit de laatste jaren steeds langzamer verloopt. Hierdoor blijft een aantal problemen bestaan: specifieke natuurwaarden gaan verloren, vee kan niet altijd worden gedrenkt met slootwater, mensen krijgen gezondheidsklachten na het zwemmen (blauwalgen) en het zuiveren van water voor onder meer drinkwaterproductie wordt alsmaar duurder. Ook in het gebied Hollandse Delta komen dit soort problemen voor. In 2004 is in de karakteriseringsrapporten van de stroomgebieden Rijndelta en Maas (KRW art. 5 rapportage) vastgesteld dat zonder aanvullende maatregelen de meeste wateren voor één of meerdere chemische en/of ecologische parameters in 2015 niet aan de doelen zullen voldoen. De belangrijkste oorzaken zijn een niet optimale inrichting van het watersysteem en te hoge concentraties van verontreinigende stoffen en nutriënten in oppervlakte- en grondwater. In de rapportage worden verschillende begrippen uit het Nederlandse en Europese waterbeheer gehanteerd. In bijlage 23 is een verklarende lijst van dergelijke begrippen opgenomen. 1.2 De Kaderrichtlijn Water Het uitvoeren van de Kaderrichtlijn Water is een gedeelde verantwoordelijkheid van alle overheden in Nederland. Voor de te formuleren doelen en maatregelpakketten geldt een resultaatverplichting. Op landelijk niveau (Landelijk Bestuurlijk Overleg Water, Kabinet en Tweede Kamer) is overeenstemming over een pragmatische invulling van de KRW. Fasering van maatregelen (tot 2027) zal vaak nodig zijn om doelen te halen en om de aanpak binnen de beschikbare middelen mogelijk te maken. Ook koppeling met andere ruimtelijke ontwikkelingen (zoals Waterbeheer 21 e eeuw (aanpak wateroverlast), Investeringsbudget Landelijk Gebied, specifieke regionale ontwikkelingen) en innovatie (zoals mestbeleid, waterketen) is nodig om kosten te beperken. Dit betekent een bestuurlijke uitdaging voor de samenwerkende partijen om doelen en maatregelen vast te stellen met een gezonde balans tussen ambitie en haalbaarheid. De doelen en maatregelen worden uiteindelijk vastgelegd in een stroomgebiedbeheersplan (SGBP) en opgenomen in de plannen van de regionale overheden en het rijk. -1-

De Europese Commissie beoordeelt een SGBP op: KRW vereisten uit de richtlijn; wettelijk vastleggen van doelstellingen; afdwingbaarheid van de maatregelen; transparante besluitvorming. In bovengenoemde context werken in 2007 alle waterbeheerders, provincies, gemeenten en het rijk aan de uitwerking van de chemisch en ecologische doelen alsook aan haalbare en betaalbare maatregelen om in 2009 op te nemen in de eerste cyclus stroomgebiedsbeheersplannen (planperiode 2010-2015). In het gebied Hollandse Delta heeft het waterschap in 2006 een eerste globale verkenning uitgevoerd in goede samenwerking met alle gemeenten, de provincie Zuid-Holland en Rijkswaterstaat Zuid-Holland (fase 2). In 2007 wordt deze analyse van mogelijke doelen en maatregelen verfijnd tot op het niveau van de afzonderlijke wateren en deelgebieden van de vijf eilanden in het beheersgebied (fase 3). In totaal vinden hiervoor 13 gebiedsprocessen plaats (zie hoofdstuk 2). Voor nadere informatie over de KRW, de regionale en nationale samenwerkingsverbanden en de fasen in de uitwerking wordt verwezen naar bijlage 1. 1.3 Doelstellingen van fase 3: detailanalyse De samenwerkende overheden van de stroomgebieden Rijn-West en Maas hebben in hun werkplannen de volgende doelstellingen geformuleerd voor fase 3, de gedetailleerde uitwerking: 1. per waterlichaam is het einddoel voor de waterkwaliteit bepaald. De regionaal te nemen maatregelen als bijdrage aan het overbruggen van het verschil tussen de huidige situatie en de einddoelen zijn bekend en getoetst op kosteneffectiviteit en maatschappelijke haalbaarheid; 2. de regionaal te treffen maatregelen en kosten om de instandhoudingsdoelen c.q. de bijbehorende (grond)watervereisten voor de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden (VHR) te realiseren zijn in beeld gebracht en getoetst op kosteneffectiviteit en maatschappelijke haalbaarheid; 3. zwemwateren zijn beschreven in een zwemwaterprofiel en de regionaal te treffen maatregelen en kosten om deze doelen te realiseren zijn verkend en getoetst op kosteneffectiviteit en maatschappelijke haalbaarheid. De KRW vereist dat de waterdoelen en maatregelen voor waterlichamen en beschermde gebieden worden opgenomen in het Stroomgebiedsbeheersplan. De uitwerking van beheersplannen c.q. maatregelenprogramma s voor de beschermde gebieden van de Vogel en Habitat richtlijnen en de Zwemwaterrichtlijn kent net iets andere termijnen dan de KRW. Landelijk en binnen de samenwerkingsverbanden Rijn-West en Maas is uit oogpunt van transparantie afgesproken om de planvorming zoveel mogelijk gelijk te laten lopen met het KRW-proces. Daarnaast geldt dat ook het huidige waterbeheer in de andere wateren en waterparels moet worden voortgezet. Dit is verwoord in doelstellingen 4 en 5: 4. Voor water anders dan een waterlichaam of beschermd gebied (1, 2 of 3) is het doel voor de waterkwaliteit bepaald. De regionaal te nemen maatregelen als bijdrage aan het overbruggen van het verschil tussen de doelen en de huidige situatie zijn bekend en getoetst op kosteneffectiviteit en maatschappelijke haalbaarheid. Wateren die de waterlichamen voeden worden het verzorgingsgebied genoemd. Daarbuiten gelegen wateren is overig water. -2-

5. Voor de waterparels (wateren met een goede huidige waterkwaliteit en een nog te bepalen regionale status) zijn de doelen voor de waterkwaliteit bepaald. De regionaal te nemen maatregelen om deze gebieden en wateren blijvend te beschermen en waar mogelijk te verbeteren zijn bekend en getoetst op kosteneffectiviteit en maatschappelijke haalbaarheid. 1.4 Bestuurlijk vervolg Het voorliggende rapport betreft een gedetailleerde analyse van de doelen en toestand van de wateren alsmede de benodigde maatregelen en kosten voor één van de 13 deelgebieden (zie paragraaf 1.5). Met het gebiedsrapport en de resultaten van eventueel bestuurlijk vooroverleg werken de betrokken partijen voor hun eigen bestuur een definitief voorstel uit. Dit voorstel bevat een overzicht van doelen en - in ieder geval - maatregelen die opgenomen worden in het eerste KRW-Stroomgebiedsbeheersplan 2010-2015 (resultaatverplichting) en doelen en maatregelen die alleen in de regionale plannen worden vastgelegd (inspanningsverplichting). Inzichtelijk wordt gemaakt hoe de maatregelen over de samenwerkende partijen zijn verdeeld (trekkerschap en kosten). Het verdient aanbeveling dat elke partij bij de eigen bestuurlijke besluitvorming naast het programma 2010-2015 ook de reguliere inspanningen toevoegt. Voor het waterschap betreft dit bijvoorbeeld de kosten voor afvalwaterzuivering en voor beheer en onderhoud van watergangen. Voor de gemeente betreft dit bijvoorbeeld beheer/onderhoud van de riolering en meerkosten voor milieuvriendelijke onkruidbestrijding. Verder wordt aanbevolen om het resulterende kostenniveau voor de periode 2010-2015 te vergelijken met de overeenkomstige inspanningen vóór 2010 (bijvoorbeeld periode 2000-2009). De bovenbedoelde voorstellen dienen samen met de gebiedsrapportages uiterlijk voorjaar 2008 te worden voorgelegd aan de besturen van de betrokken overheden (waterschap, Provincie Zuid-Holland, gemeenten) en overige uitvoerende partijen. Definitieve vaststelling van de maatregelen vindt per overheid uiterlijk in 2009 plaats in de eigen wettelijke plannen of besluiten (zie ook Kader 1). Kader 1. Vastlegging maatregelen in plannen gemeenten Landelijk is bepaald dat een Stroomgebiedsbeheersplan (SGBP) zoals dat in 2009 aan Brussel wordt gerapporteerd, wordt opgebouwd uit maatregelen in de plannen van de waterschappen, provincies en in de gemeentelijke plannen of besluiten. In principe bevat een SGBP dus geen zelfstandige maatregelen die niet in de onderliggende besluiten of plannen staan. Gemeenten zijn niet verplicht hiervoor hun plannen (rioleringsplan, bestemmingsplannen) vóór 2009 aan te passen. Dit omdat gemeentelijke plannen geen onderdeel zijn van de implementatiewet waarmee de KRW in Nederlandse wetgeving is vertaald. Gemeentelijke maatregelen hoeven dus niet per se via bovengenoemde plannen of een gemeentelijk waterplan te worden vastgesteld, maar kunnen ook via een separaat raadsof collegebesluit bestuurlijk worden verankerd. Na afronding van de 13 gebiedsprocessen wordt de informatie digitaal aangeleverd aan RBO Rijn west en RBO Maas. De informatie wordt gebruikt voor het opstellen van regionale nota's met als doel afstemming binnen de regio's. Tevens wordt voor het gebied van Hollandse Delta de informatie uit de 13 gebiedsprocessen bewerkt tot een integratie document. Bij de samenstelling van dit integratiedocument kunnen nog aanbevelingen uit de RBO's worden meegenomen. Dit integratie document heeft een drieledig doel: 1. het dient ter voorbereiding van bestuurlijke besluitvorming binnen het waterschap over de aanwijzing en begrenzing van waterlichamen, de doelen en de maatregelen van het waterschap. Dit laatste in samenhang met de kosten. 2. het biedt een heldere context voor de besluitvorming door inzicht te verschaffen over het doorlopen proces, het draagvlak, het maatregelenpakket van andere partijen, de monitoring en de personele consequenties. Tevens wordt het vervolg van het proces aangegeven inclusief de besluitvorming in het kader van het nieuwe waterbeheersplan Hollandse Delta. 3. het integratiedocument kan ook worden gebruikt voor de toetsing door de provincie in hoeverre tegemoet is gekomen aan de provinciale kaders en ter vaststelling door de provincie van de waterlichamen en de doelen. -3-

Parallel aan de bestuurlijke besluitvorming binnen het waterschap en de provincie vindt ook bestuurlijke besluitvorming plaats binnen de gemeenten over de maatregelen die de gemeenten zullen nemen om de KRW doelen te realiseren. De uitkomst van de bestuurlijke besluitvorming vindt zijn weerslag in de definitieve digitale aanlevering van KRW maatregelen aan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het ministerie start vervolgens met het opstellen van de Stroomgebiedsbeheersplannen. 1.5 Deelgebied Middelharnis Dit rapport betreft de gedetailleerde uitwerking voor Middelharnis. Binnen dit gebied bevinden zich geen VHR-gebieden, zwemwateren of waterparels. Er zijn twee waterlichamen en een verzorgingsgebied onderscheiden en verder is ook sprake van gebieden met overige wateren (tabel 1). Tabel 1. Overzicht watergebieden Middelharnis Watergebieden Aantal Waterlichaam 2 Verzorgingsgebied 1 Vogel- en Habitatrichtlijngebied (VHR) 0 Zwemwater 0 Waterparel 0 Overig water (aantal gebieden) 3-4-

2 AFBAKENING GEBIEDSPROCES EN RAPPORTAGE Uitgegaan is van de volgende afbakening van het gebiedsproces en de rapportage. Rijkswater en grondwater De beschrijving van doelen en toestand van rijkswateren en - regionale en landelijke grondwaterlichamen zijn niet in de rapportage meegenomen. Rijkswaterstaat Zuid- Holland respectievelijk de Provincie Zuid-Holland nemen hiervoor in een eigen analysetraject het voortouw. Als hieruit mogelijke maatregelen voortkomen voor andere overheden, wordt deze informatie door rijkswaterstaat en de provincie ingebracht in het gebiedsproces. Voor afstemming en verwerking is een tijdige inbreng noodzakelijk. Rijkswaterstaat heeft al aangegeven dat niet wordt verwacht dat in de gebiedsprocessen specifieke regionale maatregelen ontwikkeld hoeven te worden om problemen met verontreiniging in haar rijkswateren aan te pakken. Veelal zal Europees of landelijk beleid voor de aanpak van bronnen nodig zijn (zie verder onderstaande punten). Generieke maatregelen diffuse bronnen Voor de prioritair gevaarlijke en prioritaire stoffen zet Nederland in op in Europees verband af te spreken maatregelen (Decembernota 2006, Ministerie van VenW). Voor de overige chemische stoffen richt de aanpak zich op een emissiereductie via rijksbeleid. Momenteel vindt heroriëntatie plaats op probleemstoffen waarvoor daadwerkelijk een reductieopgave noodzakelijk is en welke partijen hiervoor initiatief dienen te nemen. In 2007 komt hierover vanuit het Ministerie van VROM meer duidelijkheid (zie toelichting in Kader 2). Alleen als er specifieke lokale oorzaken van normoverschrijding zijn, kan aanvullend op deze landelijke aanpak sprake zijn van een lokale/regionale aanpak. In het gebiedsproces wordt geïnventariseerd wat aan de orde zou kunnen zijn. Daar waar de regionale partijen onderling of samen met het rijk financieel - overeenstemming vinden over kosteneffectieve maatregelen worden deze opgenomen in het maatregelenprogramma (2010-2015) van het gebiedsproces. Aanpak nutriëntenproblematiek Ook voor nutriënten wordt de aanpak gehanteerd die is opgenomen in de Decembernota 2006 van het Ministerie van VenW, 2006. Concreet voor het gebiedsproces betekent dit, dat wordt geïnventariseerd wat mogelijke kosteneffectieve maatregelen in de regio zijn. Daar waar de regionale partijen onderling of samen met het rijk financieel - overeenstemming vinden over maatregelen, worden deze opgenomen in het maatregelenprogramma (2010-2015) van het gebiedsproces (zie toelichting in Kader 3). Raakvlak met WB21 Uitvoering van WB21-maatregelen kan bijdragen aan het realiseren van KRWdoelstellingen. De waterschappen en gemeenten zijn van mening dat deze synergie in de uitvoeringspraktijk van WB21 moet worden gerealiseerd. In het gebiedsproces wordt nagegaan welke afstemming in de praktijk in het gebied mogelijk is. Op deze manier wordt een beeld verkregen van de feitelijke bijdrage aan de KRW-doelstellingen (doelbereik) en eventuele financiële winst bij een gecombineerde uitvoering (zie paragraaf 7.8). Raakvlak met ruimtelijke ontwikkelingen De Provincie Zuid-Holland hanteert het (landelijke) uitgangspunt dat uitgegaan moet worden van de huidige functies, tenzij er sprake is van ruimtelijke dynamiek. Gebieden waar sprake is van ruimtelijke dynamiek volgen uit het streekplan, de provinciale Ruimtelijke structuurvisie 2020 en het investeringsprogramma ILG. De Provincie Zuid- Holland geeft voor de gebiedsprocessen aan waar relevante ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden en afstemming mee dient te worden gezocht. In alle andere situaties wordt uitgegaan van de bestaande situatie en projecten die in de uitvoeringsfase verkeren. -5-

Kader 2. Aanpak chemische stoffen Onder voorzitterschap van het Ministerie van VROM is een projectgroep met daarin ook het Ministerie van VenW, Ministerie van LNV, IPO, UvW en VNG bezig met het opstellen van een uitvoeringsprogramma voor de aanpak van diffuse bronnen. Hierbij wordt duidelijk welke stoffen (en in welke mate) met bijbehorende (diffuse) bronnen aangepakt moeten worden, de haalbaarheid hiervan en voor zover haalbaar: wie waarvoor wanneer aan de lat staat (maatregelen op EU-niveau, nationaal en/of regionaal niveau). Dit programma komt medio 2007 beschikbaar en vormt voor de diffuse bronnenaanpak de input voor de decembernota 2007. Bij besluitvorming over maatregelen worden deze opgenomen in de Stroomgebiedsbeheersplannen. Kader 3. Aanpak nutriënten Voor nutriënten geldt in de KRW het uitgangspunt: ecologie is leidend, stikstof en fosfaat zijn afgeleide parameters. Bij de aanpak van eutrofiering hebben brongerichte maatregelen prioriteit. Het gaat daarbij om het generieke mestbeleid en aanpassingen in de waterketen (riolering, riooloverstorten en RWZI s ). Onderstaand een samenvatting aanpak van nutriënten die het rijk aangeeft in de Decembernota 2006 (Ministerie van VenW, 2006). 1) Aanscherping van het huidige nieuwe generieke mestbeleid conform de EUnitraatrichtlijn is tot 2009 niet aan de orde. De wettelijke evaluatie van het mestbeleid geeft in 2007 uitsluitsel of hiermee aan de nitraatrichtlijn wordt voldaan. Waterschappen worden uitgenodigd aan deze evaluatie bij te dragen door monitoringsgegevens van stikstof en fosfaat in landbouwbeïnvloede wateren beschikbaar te stellen. 2) Op basis van het thans beschikbare inzicht is de inzet om de huidige generieke aanpak ook ná 2009 te handhaven. De landelijke MKBA in het kader van de Decembernota 2006 toont aan dat er mede gezien onzekerheden over maatregel-effect relaties op korte termijn nog geen aanvullende kosteneffectieve aanvullende maatregelen beschikbaar zijn. 3) Het rijk neemt het initiatief voor een nadere verkenning naar innovatieve en kosteneffectieve maatregelen in het landelijk gebied en de waterketen om nutriëntendoelen tussen 2015 en 2027 te kunnen halen. Concreet betekent dit het opstellen en uitvoeren van een programma van innovatieve pilots (periode 2010-2015). Pilots voor het halen van doelen in Natura-2000-gebieden krijgen extra aandacht. De vraag aan de regionale overheden is om mede via de KRW-gebiedsprocessen in 2007 - te komen met voorstellen voor pilots 4) Verder wordt aan de KRW-gebiedsprocessen in 2007 gevraagd te inventariseren wat specifieke kosteneffectieve maatregelen in de regio kunnen zijn, die reeds in de periode 2010-2015 zijn te nemen. Te denken valt aan inrichtingsmaatregelen die verwijdering van nutriënten bevorderen (vasthouden gebiedseigen water, helofytenfilters, vloeivelden), baggeren, (versnelde) uitmijning van fosfaatverzadigde gronden, vistandbeheer, alsmede aanpassingen in de waterketen (RWZI, riooloverstorten). Indien de betrokken regionale partijen onderling of samen met het rijk hierover - financieel - overeenstemming bereiken, dan zijn die maatregelen in 2009 op te nemen in het SGBP en de regionale plannen. Afweging van zulke aanvullende maatregelen vindt plaats op basis van zowel de baten voor ecologie, alsook de baten voor drinkwater- en zwem- en recreatiewater. 5) Voor de glastuinbouw wordt in het kader van het convenant Glastuinbouw en Milieu (GlaMi) overgeschakeld naar een emissieaanpak (voorgenomen ingang per 1 januari 2010). Het Besluit glastuinbouw wordt hiertoe gewijzigd. -6-

3 WERKWIJZE 3.1 Werkproces en activiteiten op hoofdlijnen Waterschap Hollandse Delta heeft er voor gekozen om de doelen en maatregelen uit te werken in een gebiedsproces voor 13 verschillende deelgebieden. Elk deelgebied omvat één of meerdere KRW-waterlichamen en andere categorieën wateren (zie paragraaf 1.3). Met de gekozen indeling van de 13 gebieden hoeft iedere gemeente in principe maar één keer aan een gebiedsproces mee te doen. Voor het doorlopen van ieder gebiedsproces is een werkgroep samengesteld (bijlage 2). In de werkgroep zijn vertegenwoordigd alle regionale overheden en maatschappelijke organisaties die maatregelen kunnen nemen in de wateren in het deelgebied. Daarnaast worden alle overige maatschappelijke organisaties die in het gebied Hollandse Delta betrokken zijn en/of raakvlakken hebben bij water- en milieubeleid, in 2007 uitgenodigd om een aantal keer in een breed overleg de voortgang en de resultaten te bespreken. Burgers worden uiteindelijk via de reguliere inspraakprocedures in 2009 betrokken bij de besluitvorming over de Stroomgebiedsbeheersplannen en de plannen van rijk en regionale overheden waar de KRW-maatregelen in worden vastgelegd. Een gebiedsproces omvat de volgende activiteiten: 1. indelen wateren in waterlichamen, verzorgingsgebied waterlichamen, VHR-gebied, zwemwater, waterparels en overig water; 2. beschrijven huidige situatie (waterkwaliteit, menselijke beïnvloeding, huidige aanpak voor verbetering waterkwaliteit en autonome ontwikkeling); 3. aangeven einddoelen en bepalen verschil met huidige toestand (doelafwijking); 4. opstellen totaallijst van mogelijke maatregelen (generiek en specifiek); 5. bepalen kosten en baten van mogelijke maatregelen; 6. selecteren maatregelen voor de periode 2010-2015; 7. aangeven mate doelbereik met het maatregelenpakket 2010-2015; 8. opstellen gebiedsrapportage (incl. voorstel maatregelenpakket 2010-2015); 9. besluitvorming maatregelenpakket 2010-2015 (actoren en kostenverdeling); 10. opnemen maatregelen in ontwerpplannen/raadsbesluiten partijen (2008). 3.2 Algemene uitgangspunten In deze paragraaf staan enkele algemene uitgangspunten vermeld voor de activiteiten in het werkproces. Voor specifieke methodische vertrekpunten wordt verwezen naar de desbetreffende hoofdstukken en bijlagen. De algemene uitgangspunten zijn: Wateren in het gebied zijn als waterlichamen begrensd en aangewezen volgens de KRWvereisten en landelijk geschreven criteria voor poldersystemen (zie Kader 4); De doelen zijn als volgt bepaald: Voor de normen van de chemische doelen (prioritaire stoffen, Maasrelevante stoffen en overige chemische stoffen) voor alle wateren aangesloten bij de actuele (concept)normstellingen op internationaal en nationaal niveau; Kader 4. Hoe zijn oppervlaktewaterlichamen begrensd en aangewezen? Gebruikt zijn de volgende KRW-vereisten en landelijke criteria voor poldersystemen: Een rivier, kanaal of andere (polder)watergang met een achterliggend stroomgebied van 1000 hectare of meer wordt gezien als een waterlichaam Een meer wordt als waterlichaam aangemerkt als de oppervlakte 50 hectare of meer beslaat Daarbij geldt een indeling in drie statussen: kunstmatig voor gegraven waterlichamen, sterk veranderd voor waterlichamen die rechtgetrokken, verdiept of anderszins hydromorfologisch gewijzigd zijn natuurlijk voor hydromorfologisch - vrijwel - ongewijzigde waterlichamen Aan ieder waterlichaam wordt ook een watertype toegekend volgens Alterra (2003). -7-

Voor de toetsing van de ecologische toestand van een KRW-waterlichaam is eerst zelf het ecologische einddoel bepaald voor het toegekende watertype en zijn de bijbehorende normen voor ecologie ondersteunende stoffen en fysisch-chemische parameters afgeleid (methodiek volgens handboek Ecologische doelstellingen voor niet natuurlijke wateren); Voor het verzorgingsgebied en het overige water is als ecologische doelstelling STOWA-klasse III aangehouden (conform waterbeheersplan). Gegevens over de huidige situatie zijn ontleend aan bestaande bronnen en deskundigenoordeel. Er is geen aanvullend onderzoek verricht. Voor de beschrijving van de huidige situatie is gebruikt gemaakt van meetgegevens uit de periode 2002-2006 (zie paragraaf 3.3). De geïnventariseerde maatregelen en de bijdrage aan de doelen hebben betrekking op de periode vanaf deze toestandbeschrijving. Onderscheid is gemaakt tussen - uitgevoerde - maatregelen tot en met 2009 én mogelijke maatregelen vanaf 2010. Bij het bepalen van effecten van - mogelijke - maatregelen voor het verkleinen c.q. opheffen van verschillen tussen de huidige waterkwaliteit en de ecologische en chemische doelen (doelafwijking in hoofdstuk 6), is gebruik gemaakt van inschattingen door deskundigen. Dit betekent dat ook voor het bepalen van het doelbereik van maatregelen tot 2015 geen berekeningen c.q. modelleringen zijn uitgevoerd (paragraaf 7.5). De landelijk beschikbaar gestelde KRW-verkenner is niet toegepast vanwege de benodigde - omvangrijke - voorbereiding (invoer hydrologisch systeem en te ontwikkelen kennisregels voor brakke wateren). Verder bleken de uitvoerresultaten nog niet betrouwbaar voor laag Nederland (pilot Waterschap Rivierenland). Het waterschap heeft hieruit de conclusie getrokken dat voor het beheersgebied Hollandse Delta een goed effect-beoordelingssysteem, zoals de KRWverkenner, niet tijdig gereed kan zijn in deze detailanalyse (2007) voor het eerste Stroomgebiedsbeheersplan. Bij de indeling en naamgeving van maatregelen in categorieën (type maatregelen) is zoveel mogelijk aangesloten bij de lijst zoals opgenomen in de uitwerking van de inhoudsopgave van het Stroomgebiedsbeheersplan (Op weg naar een stroomgebiedsbeheersplan, concepteindrapport februari 2007, Ministerie van Verkeer en Waterstaat). Op deze manier is gezorgd dat het materiaal relatief gemakkelijk op (deel)stroomgebiedsniveau (Rijn-West/Rijndelta en Maas) is samen te voegen met informatie uit de gebiedsprocessen van andere waterschappen en rijkswaterstaat. Voor het kaartmateriaal (grondgebruik en achtergronden) is gebruik gemaakt van de Topografische kaart 1:50.000 van de Topografische Dienst Kadaster Emmen. Er is geen gebruik gemaakt van de nieuwe Grootschalige Basiskaart Nederland. Hierdoor kan genoemde informatie op de kaarten enigszins afwijken van de actuele situatie. 3.3 Gebiedsproces Middelharnis De begrenzing van het gebied Middelharnis is weergegeven in bijlage 3 (kaart 1). Het gebiedsproces voor Middelharnis is in het voorjaar 2007 gestart. De beschrijving en het opstellen van doelen en maatregelen is in samenwerking gedaan met de gemeente binnen het gebied. In totaal zijn drie ambtelijke overleggen geweest (Werkgroep Middelharnis). In deze overleggen zijn de begrenzing en statustoekenning van de waterlichamen besproken én zijn de ecologische doelen en mogelijke maatregelen voorgelegd. -8-

Voor de beschrijving van de huidige situatie zijn de volgende bronnen geraadpleegd: Waterkwaliteitsgegegevens uit WKI-bestand waterschap (2004-2005) Ecologische beoordeling klein water systeem (2005) Ecologische beoordeling macrofyten (2005) STOWA-beoordeling (2005) Ecologische beoordelingen uit Ecolims (fytoplankton(inclusief chlorofyl), macrofyten, macrofauna (2004-2005) In aanvulling op de bovenstaande gegevens is in 2007 een locatie-inspectie gehouden, met name voor inventarisatie van de hydromorfologische situatie van het waterlichaam en bevestiging van de begrenzing van het waterlichaam. De biologische situatie van het waterlichaam is beschreven in hoofdstuk 4 en is ook gebaseerd op de locatie-inspectie. -9-

-10-

4 HUIDIGE TOESTAND 4.1 Algemene beschrijving Middelharnis Het gebied Hollandse Delta kent vijf eilanden. Het deelgebied Middelharnis ligt op het eiland Goeree-Overflakkee (zie figuur 1; gearceerde deel). Het eiland Goeree- Overflakkee is omringd door het Haringvliet, Volkerak, Grevelingenmeer en Noordzee. Figuur 1. Overzicht eilanden in beheersgebied van Waterschap Hollandse Delta Als begrenzing van het deelgebied Middelharnis zijn de gemeentegrenzen van Middelharnis en de begrenzingen van de bemalingsgebieden aangehouden. Naast Middelharnis bevinden zich in het gebied de woonkernen van Stad aan t Haringvliet en Nieuwe Tonge. Verder liggen verspreid over het gehele gebied boerderijen en woningen. Enkele kengetallen van het gebied zijn weergegeven in kader 5. Het bodemgebruik in het landelijk gebied is weergegeven op kaart 2.1 (bijlage 4). Het gebied bestaat voornamelijk uit agrarisch gebied, met akkerbouw als voornaamste functiegebruik. Tuinbouw is voornamelijk te vinden ten zuiden en ten westen van Middelharnis. Bos- en recreatiegebieden zijn aanwezig langs het zuidelijke deel van de afwatering het Oudeland van Middelharnis, aan de randen van Middelharnis en ten zuiden en ten westen van woonkern Nieuwe Tonge. Er bevinden zich geen zwemwater en/of waterparels in het gebied. Kader 5. Middelharnis in kengetallen Totale oppervlakte gebied 4.175 ha Aantal gemeenten 1 Rioolwaterzuiveringinrichtingen 1 Bergbezinkbassins 4 Peilgebieden 12 Riooloverstorten 47 Ongerioleerde panden (1-1-2007) 164 Nog te rioleren panden 0 Kwantiteitsgemalen 4 De bodemopbouw is in sterke mate door de zee bepaald en bestaat veelal uit gecultiveerde, ingepolderde gronden. De grond bestaat uit jonge zeeklei, voortkomend -11-

uit de zogenaamde afzettingen van Duinkerke, de bovengrond wordt voornamelijk gekenmerkt door zavel. Het gebied bestaat voornamelijk uit poldervaaggronden, met over het algemeen een homogeen aflopend bodemprofiel. In bijlage 5 is de waterhuishouding weergegeven (kaart 3.1 en 3.2). Het watersysteem van deelgebied Middelharnis bestaat uit een stelsel van hoofdwatergangen ingedeeld in 2 grote bemalingsgebieden, zijnde Johan Koert en Battenoord en 2 kleinere bemalingsgebieden, Spuipolder en Havenkanaal Middelharnis bij Middelharnis en Nieuwe Stad bij Stad aan het Haringvliet. In het gebied is een kwelintensiteit van 0,25 tot 0,75 mm/dag (kaart 7, bijlage 6). De chlorideconcentraties van het kwelwater zijn over het algemeen erg hoog maar variëren sterk, met waarden tussen <250 en >12.000 mg Cl/l (kaart 9, bijlage 24). De concentraties zijn het hoogst in de westelijke delen van het cluster. De RWZI van het rioleringssysteem van het gebied is net buiten de clustergrenzen gelegen, ten noorden van Middelharnis. In geval van hevige regenval treden riooloverstorten in werking welke geconcentreerd liggen rondom de woonkernen van Middelharnis, Nieuwe-Tonge en Stad aan het Haringvliet. Het merendeel van de riooloverstorten bevindt zich in gemengde rioolstelsels. Dit betekent dat er ongezuiverd rioolwater, vermengd met hemelwater, op watergangen wordt geloosd. Verder zijn er bergbezinkbassins aanwezig, twee ten oosten van Middelharnis en bij Nieuwe-Tonge en Stad aan t Haringvliet beiden één. Verspreid in het buitengebied bevinden zich nog 164 ongerioleerde panden. Momenteel (2007) hebben deze panden een ontheffing van de Provincie Zuid-Holland. Er zijn geen bestaande plannen om deze ongerioleerde zuiveringen verder aan te pakken. De rioleringssituatie is weergegeven op kaart 6 (bijlage 14). 4.2 Waterlichamen De watergangen die tot waterlichamen zijn benoemd, zijn Afwatering Het Oudeland van Middelharnis (NL19_50) en Afwatering kern Middelharnis (NL19_51). 4.2.1 Beschrijving waterlichamen De beschrijving van de waterlichamen is gebaseerd op zowel leggerinformatie als waarnemingen in het veld (zie bijlage 8 voor foto s veldbezoek op 31 mei 2007). Waterlichaam Afwatering Het Oudeland van Middelharnis (NL19_50) Het waterlichaam begint in het centrum van bemalingsgebied Johan Koert en loopt in noordelijke richting om te eindigen bij gemaal Koert aan het Haringvliet. Het waterlichaam heeft een oppervlakte van 10,3 ha. De gemiddelde waterdiepte bij zomerpeil ligt tussen 1,50 en 2,00 m. De begrenzing van het waterlichaam is weergegeven in kaart 1.1 (bijlage 3). Tijdens het veldbezoek viel op dat het doorzicht erg slecht was (ca. 10-20 cm). De oevers bestaan uit dichte rietkragen afgeschermd door een open beschoeiing. De watergang zelf bevat niet of nauwelijks waterplanten. Wel lijkt het water rijk te zijn aan vis; meerdere vissen konden vanaf de kant worden waargenomen. Sportvisserij wordt dan ook op meerdere locaties beoefend. Ondanks rietkragen langs de oevers waren er niet veel watervogels waar te nemen, slechts enkele meerkoeten en eenden zijn gezien. De kwaliteit van de waterbodem is goed. In het noordelijk deel van de watergang is er klasse 0 bagger, in het zuidelijke deel klasse 1. In principe worden de watergangen 1x per jaar gemaaid. Dit vindt plaats na 15 juli t/m ongeveer december. Veelal wordt hierbij de klepelmaaier ingezet, maar soms ook een maaikorf. Vrijkomend materiaal wordt op de kant gezet. Omdat de waterlichamen vaak -12-

binnen één schouwvak liggen, worden deze in het jaar van buitengewoon onderhoud geheel gebaggerd. Baggeren vindt gewoonlijk 1x per 6 jaar plaats. Waterlichaam Afwatering kern Middelharnis (NL19_51) Het waterlichaam loopt vanaf de oostelijke punt van woonkern Middelharnis naar waterlichaam NL19_50, waarop de watergang afwatert. Het waterlichaam heeft een totaal oppervlak van 3,3 m 2. De gemiddelde waterdiepte ten opzichte van zomerpeil varieert tussen 0,50 en 1,00 m. De karakteristieken van het waterlichaam zijn overeenkomstig die van NL19_50. Doorzicht is slecht en ook hier bestaan de oevers uit rietkragen met beschoeiing. Ter hoogte van Middelharnis lijkt de beschoeiing minder duidelijk aanwezig te zijn en komen plaatselijk meerdere (oever)waterplanten voor zoals zegge en gele lis. De kwaliteit van de waterbodem is redelijk. In het uiterste westelijk deel is het klasse 2, bij de afwatering op waterlichaam 19_50 klasse 1. In principe worden de watergangen 1x per jaar gemaaid. Dit vindt plaats na 15 juli t/m ongeveer december. Veelal wordt hierbij de klepelmaaier ingezet, maar soms ook een maaikorf. Vrijkomend materiaal wordt op de kant gezet. Omdat de waterlichamen vaak binnen één schouwvak liggen, worden deze in het jaar van buitengewoon onderhoud geheel gebaggerd. Baggeren vindt gewoonlijk 1x per 6 jaar plaats. 4.2.2 Huidige waterkwaliteit Ecologische toestand Afwatering Het Oudeland van Middelharnis (NL19_50) Biologische parameters Er is een ecologische STOWA-beoordeling uitgevoerd voor meetpunt FOP1710 binnen het waterlichaam. De beoordeling is weergegeven in bijlage 15. De scores voor de verschillende karakteristieken zijn matig of slecht. Met name de habitatdiversiteit scoort slecht. Veelal zijn riet, rietgras en (ondergedoken) draadwieren aanwezig. De ecologische toestand aan de hand van de kleine wateren beoordeling is weergegeven in bijlage 9, kaart 5.6. De twee meetpunten die binnen het waterlichaam vallen hebben zijn beoordeeld als matig (IVa) en goed (IIIb). De toestand van macrofyten in de watergang is slecht in het zuidelijk deel, nabij het gemaal Koert is de toestand echter goed. Er zijn geen gegevens bekend over de visstand in het waterlichaam. Fysisch/chemische parameters ondersteunend aan de ecologie In Afwatering Het Oudeland van Kader 6: Beoordelingssystemen ecologische toestand Voor de bepaling van de huidige ecologische toestand is in hoofdstuk 4 gebruik gemaakt van verschillende beoordelingssystemen. Indien aanwezig is gebruik gemaakt van het regionale ecologische beoordelingssystemen van kleine en grote wateren, STOWA-beoordelingssysteem of vlakdekkende vegetatie analyses. Het kleine wateren-beoordelingssysteem bepaalt de ecologische toestand op basis van chemische en biologische parameters. De STOWA-beoordeling baseert zich op hydromorfologische en biologische parameters. De KRW heeft een eigen beoordelingssystematiek: In hoofdstuk 6 wordt echter het beoordelingssysteem van de KRW toegepast bij het bepalen van het doelafwijking en het definitief vaststellen van doelen en maatregelen. Dit systeem beoordeelt doorgaans strenger dan de eerder gebruikte systemen. Voor vis is alleen de KRW systematiek beschikbaar en gebruikt in zowel hoofdstuk 4 als 6. Middelharnis bevinden zich de meetpunten FOP1708 en FOP1710 (kaart 4, bijlage 7). De zomerhalfjaargemiddelden van de verschillende parameters gemeten in 2004 op deze meetpunten zijn weergegeven in de tabel in bijlage 12 en in kaart 5.1 t/m kaart 5.4 in bijlage 13. Meetpunt FOP1708 scoort op de verschillende parameters matig tot zeer slecht, met zicht beoordeeld als zeer slecht (minder dan 0,25 m). Ook is duidelijk dat het chloridegehalte de streefwaarde voor akkerbouw overschrijdt en hierin enorm grote fluctuaties aanwezig zijn. Voor meetpunt FOP1710 zijn de waargenomen concentraties gunstiger, met een goede classificatie voor totaal-fosfor en chlorofyl-a. Zicht voldoet ook hier niet aan het MTR met een doorzicht van 0,26 m. -13-

Chemische toestand Afwatering Het Oudeland van Middelharnis (NL19_50): prioritaire stoffen, Maasrelevante stoffen en overige stoffen Bijlage 12 geeft een overzicht van de getoetste metingen van zware metalen in het waterlichaam. Hierin valt te zien dat zware metalen geen grote problemen veroorzaken, alleen koper (Cu) heeft een waarde geclassificeerd als matig. Op dit moment zijn van bestrijdingsmiddelen en prioritaire stoffen geen getoetste metingen volgens de KRW-vereisten. Ecologische toestand Afwatering kern Middelharnis (NL19_51) Biologische parameters De ecologische toestand is bepaald aan de hand van de macrofytenopname (kaart 5.5, bijlage 13). Deze is slecht voor het waterlichaam in de nabijheid van Middelharnis, hier is niet of nauwelijks watervegetatie waargenomen. Binnen het waterlichaam bevinden zich geen meetpunten voor STOWA-beoordeling en de kleine wateren-beoordeling. Fysisch/chemische parameters ondersteunend aan de ecologie In het waterlichaam ligt geen meetpunt voor de monitoring van de fysisch-chemische toestand. Aangezien het waterlichaam afwatert op waterlichaam NL19_50 kan meetpunt FOP1710 een indicatie geven van de toestand van het waterlichaam. Doordat de Afwatering kern Middelharnis echter vanuit en door stedelijk gebied stroomt, dit in tegenstelling tot NL19_50 welke door akkerland en natuur stroomt, zijn er mogelijk wel verschillen voor diverse parameters. Chemische toestand Afwatering kern Middelharnis (NL19_51) : prioritaire stoffen, Maasrelevante stoffen en overige stoffen Op dit moment zijn van deze stoffen (zoals bestrijdingsmiddelen, zware metalen, PAK). geen gegevens bekend. Getoetste metingen volgens de KRW-vereisten zullen bekend zijn in 2008 (nulmeting in 2007). 4.3 Verzorgingsgebied 4.3.1 Beschrijving verzorgingsgebied Het gebied waarbinnen alle wateren liggen die uitkomen op de waterlichamen wordt het verzorgingsgebied genoemd. Beide waterlichamen hebben hetzelfde verzorgingsgebied. In kaart 1.1 (bijlage 3) is het verzorgingsgebied weergegeven. Het verzorgingsgebied volgt de contouren van bemalingsgebied Johan Koert en beslaat een totale oppervlakte van 3.212 ha, ingedeeld in 8 afzonderlijke peilgebieden. Op het laaggelegen peilgebied ten noorden van Nieuwe Tonge na, hanteren alle gebieden een verschil tussen zomer- en winterpeil van 0,2-0,3 m. Verschillen in peilen tussen de peilgebieden onderling zijn relatief groot met een variatie in zomerpeil tussen 0,3 en 1,7 m ten opzichte van NAP. Inlaat van water, voor doorstroming en peilhandhaving, vindt plaats door gemaal Koert vanuit het Haringvliet, welke tevens zorgt voor het afvoeren van overtollig water (spui capaciteit 356 m 3 /min). Het verzorgingsgebied bestaat voor een groot deel uit landbouwgebied. Een groot percentage hiervan wordt gebruikt voor akkerbouw, tuinbouw komt daarnaast ook veelvuldig voor. Natuur is lokaal te vinden langs het zuidelijk deel van waterlichaam NL19_50 en ten noorden van Middelharnis. De woonkern van Middelharnis ligt binnen het verzorgingsgebied. Meerdere (gemengde) riooloverstorten bevinden zich rondom Middelharnis en daarnaast vier bij Stad aan het Haringvliet en één bij Nieuwe Tonge. Bij Middelharnis is tevens een aantal overstorten van gescheiden rioolsystemen, deze lozen alleen overtollig hemelwater. In en rond genoemde kernen is bodemverontreiniging aangetroffen (kaart -14-

2.2, bijlage 4). De waterbodemkwaliteit in het verzorgingsgebied is redelijk tot goed. In het noorden overwegend klasse 0, de overige gebieden klasse 1 of 2. 4.3.2 Huidige waterkwaliteit Ecologische toestand verzorgingsgebied Biologische parameters In bijlage 13 (kaart 5.6) is de ecologische toestand (volgens beoordelingssysteem kleine wateren) weergegeven. Voor één locatie is de ecologische toestand goed (III)b. De overige (5) locaties worden als matig (IVa) beoordeeld. In bijlage 15 is de STOWA-beoordeling van een aantal punten in de verzorgingsgebieden opgenomen. Ook hieruit komt naar voren dat de ecologische situatie erg matig is binnen het verzorgingsgebied. Voor brakke wateren zijn alle parameters als matig of zeer matig aangeduid, met name structuur en troebelheid scoren slecht bij alle meetpunten. De ecologische toestand in het verzorgingsgebied aan de hand van de macrofyten inventarisatie is matig tot slecht (kaart 5.5, bijlage 13). Vlakdekkend is hetzelfde patroon zichtbaar. Hierbij zijn echter ook een aantal wateren als goed beoordeeld, ten noorden en zuidoosten van Middelharnis en ten westen van Stad aan t Haringvliet. Ten zuiden van Middelharnis, en parallel aan het havenkanaal zijn echter ook een aantal wateren zeer slecht beoordeeld. Fysisch/chemische parameters ondersteunend aan de ecologie De zomerhalfjaargemiddelden (2004) van een aantal parameters op verschillende meetpunten in het verzorgingsgebied zijn weergegeven in de tabel in bijlage 12 en kaart 5.1 t/m 5.4 in bijlage 13. Het doorzicht is slecht bij alle meetpunten behalve FO02 en FO06. De waarden voor chlorofyl-a zijn daarentegen relatief goed. Voor chloride is de variatie in concentraties erg groot. Aquatische organismen zijn veelal niet bestand tegen de gemeten fluctuaties van circa 100 tot meer dan 2.500 mg Cl/l. Voor de parameters stikstof en fosfaat zijn de waarden over het algemeen matig (circa tweemaal MTR). Chemische toestand verzorgingsgebied: prioritaire stoffen, Maasrelevante stoffen en overige stoffen Van de zware metalen zorgt alleen koper (Cu) voor problemen (bijlage 12). Van bestrijdingsmiddelen zijn er geen normoverschrijdende stoffen waargenomen. 4.4 Overige wateren 4.4.1 Beschrijving overige wateren Al het water dat geen waterlichaam of verzorgingsgebied is wordt overig water genoemd. Deze overige wateren voeren het overtollige water rechtstreeks dat wil zeggen niet via het waterlichaam - af op rijkswater. Bemalingsgebied Nieuwe Stad (RNMS_1909) Het bemalingsgebied is gelegen in het noorden van het eiland Goeree-Overflakkee bij Stad aan t Haringvliet. Het totale oppervlak van bedraagt 263 ha en is ingedeeld in 2 peilgebieden. Het gebied watert af op het Haringvliet door gemaal Nieuwe Stad (28 m 3 /min). Het gebied bestaat voornamelijk uit akkerbouw en tuinbouw, gevolgd door bebouwd gebied. Bij Stad aan t Haringvliet is bodemverontreiniging aangetroffen. De waterbodemkwaliteit is overwegend matig, klasse 2. Bemalingsgebied Spuipolder en Havenkanaal Middelharnis (RNMS_1917) Het bemalingsgebied is gelegen bij Middelharnis en loopt voor een groot deel langs het havenkanaal. Het gebied heeft een totaal oppervlak van 43 ha en bestaat uit 1 peilgebied. Water aan- en afvoer vindt plaats via gemaal Spuipolder (2 m 3 /min). Het bemalingsgebied bestaat voornamelijk uit bebouwd gebied, in het oostelijk deel is een -15-

stuk ingericht voor natuur en recreatie. Langs het havenkanaal is bodemverontreiniging aangetroffen. De waterbodemkwaliteit is slecht, klasse 3. Bemalingsgebied Battenoord (gedeeltelijk) (RNMS_1905). Bemalingsgebied Battenoord valt slechts gedeeltelijk binnen deelgebied Middelharnis. Het bemalingsgebied ligt aan de zuidkant van het eiland Goeree-Overflakkee, grenzend aan het Grevelingenmeer. Het gehele bemalingsgebied heeft een oppervlak van 917 ha bestaande uit 3 peilgebieden, hiervan ligt één peilgebied, van 657 ha, binnen het deelgebied Middelharnis. Het gebied wordt bemalen door gemaal Battenoord (94 m 3 /min) welke loost op het Grevelingenmeer. Het gebied heeft als voornaamste gebruiksfunctie akkerbouw, daarnaast is er rond Nieuwe-Tonge bebouwing te vinden en is er in het midden van het gebied een stuk natuur. Bij Nieuwe-Tonge is bodemverontreiniging aangetroffen. De waterbodemkwaliteit is overwegend erg goed, klasse 0. 4.4.2 Huidige waterkwaliteit Aangezien de overige wateren drie afzonderlijke bemalingsgebieden omvatten zullen de resultaten van de huidige waterkwaliteit per bemalingsgebied besproken worden. Ecologische toestand Bemalingsgebied Nieuwe Stad (RNMS_1909) Biologische parameters In bijlage 15 (tabel 2) is de STOWA-beoordeling van meetpunt FOP_1501 weergegeven. De karakteristieken saprobie, structuur en troebelheid scoren slecht, de overige karakteristieken scoren matig. De ecologische toestand aan de hand van de beoordeling klein watersysteem is tevens matig (IVa) (bijlage 13, kaart 5.6). De ecologische toestand aan de hand van macrofyten is zeer variërend. In het bebouwd gebied is de kwaliteit slecht tot zeer slecht. Aan de rand van de bebouwing is deze echter weer goed (bijlage 13, kaart 5.5). Fysisch/chemische parameters ondersteunend aan de ecologie De zomerhalfjaargemiddelden (2004) van een aantal parameters op verschillende meetpunten in de overige wateren zijn weergegeven in de tabel in bijlage 12. Chloride en chlorofyl-a scoren beide goed. De parameters totaal-fosfor, totaal-stikstof en doorzicht voldoen niet en zijn allen met ongeveer een factor twee verwijderd van de MTR-norm. Chemische toestand Bemalingsgebied Nieuwe Stad (RNMS_1909): prioritaire stoffen, Maasrelevante stoffen en overige stoffen Van bestrijdingsmiddelen en zware metalen zijn geen gegevens bekend. Getoetste metingen volgens de KRW-vereisten zullen bekend zijn in 2008 (nulmeting in 2007). Voor prioritaire stoffen zijn wel waarnemingen op basis van huidige meetmethoden (weergegeven in bijlage 8). Tributyltin overschrijdt de maximaal toegestane waarde (MAC-waarde) en is dus duidelijk een probleemstof. Het totaal van 1,2,3- en 1,2,4- en 1,3,5-trichloorbenzeen overschrijdt het jaargemiddelde van de voorlopig vastgestelde KRW-vereiste doch niet de maximaal toegestane waarde (MAC-waarde). Het zou een indicatie kunnen zijn dat het hier een probleemstof betreft. Ook voor enkele andere stoffen zijn er mogelijke indicaties. Echter de voorlopige KRW-vereisten liggen voor die stoffen lager dan de aantoonbare concentratie door metingen, waardoor een conclusie niet mogelijk is. Ecologische toestand Bemalingsgebied Spuipolder en Havenkanaal Middelharnis (RNMS_1917) Biologische parameters In bijlage 15 is de STOWA-beoordeling van meetpunt FO_02 weergegeven. Hier valt op dat de habitat diversiteit erg slecht scoort. Het brakwaterkarakter, de mate van ongewenste verzilting, scoort daarentegen goed. De overige factoren scoren matig tot slecht. De ecologische toestand klein water (kaart 5.6 in bijlage 13) geeft aan dat voor de twee binnen het bemalingsgebied gelegen meetpunten de beoordeling matig (IVa) is. -16-

De watergang in het midden van de Spuipolder heeft een goed ontwikkelde watervegetatie. Echter de watergangen die parallel lopen, op de grens van het bemalingsgebied, hebben een zeer slechte kwaliteit watervegetatie (kaart 5.5 in bijlage 13). Fysisch/chemische parameters ondersteunend aan de ecologie De zomerhalfjaargemiddelden (2004) van een aantal parameters op verschillende meetpunten in de overige wateren zijn weergegeven in de tabel in bijlage 12. Voor de, bij het havenkanaal gelegen, meetpunten FO 02 en FO 06 is te zien dat de parameters chloride, chlorofyl-a en zicht zeer goed scoren. Totaal-stikstof voldoet bijna aan de MTR-norm van 2,2 mg N/l en totaal-fosfor overschrijdt ongeveer tweemaal het MTR van 0,15 mg P/l. Chemische toestand Bemalingsgebied Spuipolder en Havenkanaal Middelharnis (RNMS_1917): prioritaire stoffen, Maasrelevante stoffen en overige stoffen Voor zware metalen zijn in bijlage 12 de waarden gegeven. Alleen koper (Cu) scoort slecht, alle overige stoffen scoren goed. Prioritaire stoffen zijn niet gemeten in dit bemalingsgebied. Ecologische toestand Bemalingsgebied Battenoord (RNMS_1905) Biologische parameters In bijlage 15 is de STOWA-beoordeling van meetpunt FOP_0901 weergegeven. De karakteristieken structuur en troebelheid scoren slecht, de overige karakteristieken scoren matig. De ecologische toestand klein water (kaart 5.6 in bijlage 13) geeft aan dat voor het binnen het bemalingsgebied gelegen meetpunt de beoordeling matig (IVa) is. De wateren rondom Nieuwe-Tonge hebben een slechte kwaliteit watervegetatie. In de rest van het bemalingsgebied is de kwaliteit ook matig tot slecht. Fysisch/chemische parameters ondersteunend aan de ecologie De zomerhalfjaargemiddelden (2004) van een aantal parameters op verschillende meetpunten in de overige wateren zijn weergegeven in de tabel 3 in bijlage 8. Het meetpunt gelegen in bemalingsgebied Battenoord scoort slecht op de parameters zicht en chloride. Totaal-stikstof en chlorofyl-a scoren matig en totaal-fosfor slecht. Chemische toestand Bemalingsgebied Battenoord (RNMS_1905): prioritaire stoffen, Maasrelevante stoffen en overige stoffen In bijlage 12 zijn de waarden van de prioritaire stoffen weergegeven op basis van huidige meetmethoden. Hier valt te zien dat Isoproturon en Tributyltin de maximaal toegestane waarde (MAC-waarde) overschrijden. Deze stoffen zitten dus boven de maximaal toelaatbare concentratie. Het totaal van Benzo(ghi)peryleen en Indenopyreen overschrijdt het jaargemiddelde van de voorlopig vastgestelde KRW-vereiste, doch niet de maximaal toegestane waarde (MAC-waarde). Het zou een indicatie kunnen zijn dat het hier een probleemstof betreft. Ook voor enkele andere stoffen zijn er mogelijke indicaties. Echter de voorlopige KRW-vereisten liggen voor die stoffen lager dan de aantoonbare concentratie door metingen, waardoor een conclusie niet mogelijk is. -17-