De haaienfauna uit het Mioceen van Miste

Vergelijkbare documenten
Stratigrafische interpretatie van jong-cenozoische afzettingen bij rumst (Belgie,

Haaientanden in Kemzeke en St-Gillis-Waas

Fossielen uit Cadzand

gea HAAIETANDEN en andere Tertiaire visresten uit Kallo (België) Ontsloten afzettingen in de bouwput december 1985, vol. 18, nr.4, pag.

Enkele restanten van het reptiel Placodus uit de Winterswijkse Muschelkalk

Beschrijving lithostratigrafische eenheid

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1).

96-(224) 2.0 LOSSE GESTEENTEN

Beschrijving lithostratigrafische eenheid

3D geologisch model van het Tertiair in Vlaanderen (excl. Roerdalslenk) Timothy Lanckacker 06/05/2011

HAAIETANDEN EN ANDERE FOSSIELEN UIT DE TRANSGRESSIELAAG AAN DE BASIS VAN HET LEDIEN BIJ AALST IETS OVER HET LEDIEN

Het Mioceen van het Smitsbosch

Het houden en maken van een Spreekbeurt.

Beschrijving lithostratigrafische eenheid

Teloceras Blagdeni (Sowerby) in het Pleistocene Maasgrind van Zuid Limburg (II)

Twintig jaar Werkgroep voor Tertiaire en Kwartaire Geologie (W.T.K.G.)

Inhoudsopgave. Bijlagen en Figuren. Behorende bij het Woordenboek van de NVLB. Nederlandse Vereniging van Leveranciers van Bouwgrondstoffen

Beschrijving lithostratigrafische eenheid

Terminologie en determinatie van haaien- en roggentanden

6. Verh. Kon. Belg. Inst. Natuurw. (2) 84] als uitgangspunt. Superfamilie Carditacea. sprake zal kunnen zijn. Aangezien.

DE STEEN VAN OVERMARS Geologie rond een steen des aanstoots in de gemeente Winterswijk

Opdracht 1 De Tijdlijn

Archeologisch onderzoek te Macharen Kerkstraat

Fossiele Azolla in Nederland. veenlaag bij Vogelenzang, 63 m onder

RAPPORT A I Archeologisch onderzoek aan de Loostraat 20 te Aerdt (gemeente Rijnwaarden)

lil Hl LABORATORIUM VOOR TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE RIJKSUNIVERSITEIT GENT GEOLOGISCHE EN HYDROGEOLOGISCHE GESTELDHEID TER HOOGTE VAN EEN

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

Profielen van het Mallegat en geologische profielen aan de Pr. Hendrikkade in Katwijk D. Parlevliet, D. van der Kooy, mei 2003

Determinatietabel voor de bijen van het genus Megachile in Nederland

Eenvoudige sleutel met afbeeldingen voor de West-Europese mesheften (Solenidae) en zwaardscheden (Pharidae)

Fossiele knaagdieren uit Zuidoost Europa Servië en Bosnië & Herzegovina

Nieuw Delft veld 3 en 8 (westelijk deel)

Beschrijving lithostratigrafische eenheid

LESDOELEN LEERINHOUD WERKVORMEN/MEDIA/ORGANISATIE TIJD LESDOELEN LEERINHOUD WERKVORMEN/MEDIA/ORGANISATIE TIJD

Over tanden van Hexanchidae uit het Plioceen van Kallo (België)

Bijlage 1: Kwaliteitsaspecten van het onderzoek, de toegepaste methoden en strategieën en betrouwbaarheid/ garanties

Mioceen, modder en meer: Miste 2013

5 Fase III: Granulaire analyses

1 Karlich. 1.1 Algemeen. 1.2 Locatie

Vondstmelding uit Bemmel: een vis-otoliet en andere fossielen in fosforietknollen

Infiltratieonderzoek autobedrijf Van den Brink Rosendaalsestraat

Uw kenmerk: --- Ons kenmerk: Bemmel, 25 juli 2013

Fossielen uit het Tertiair

Een reis door de tijd

Japanse duizendknoop Help mee deze plant te bestrijden

Een interessante ontsluiting in miocene afzettingen te Wilrijk bij Antwerpen (België)

Veldrapport betreffende grondonderzoek ten behoeve van: woning aan de Oude Kruisbergseweg 1 te Zelhem. Opdrachtnr. : HA

Beschrijving lithostratigrafische eenheid

Bijlagen. Bijlage 1: Profielbeschrijvingen

Determinatieperikelen bij rietganzen

Beschrijving lithostratigrafische eenheid

BOVENKAKEN. Opening tussen snijtand en kiezen Geen opening tussen snijtand en kiezen. vleermuis. roofdier Meer dan 4 tanden achter hoektand

Beschrijving lithostratigrafische eenheid

Veldrapport betreffende grondonderzoek ten behoeve van: woning aan de Paardendorpseweg 2 te Zelhem

Veterinaire wortelkanaalbehandeling

Nieuw Delft veld 6, 8 (oostelijk deel), 9 en kademuur Nieuwe Gracht Zuid

Maartensdijk. afzettingen in de gemeenten Stevoort, Kozen en Sint-Truiden. province of Limburg)].

LABORATORIUM VOOR TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

DENEMARKEN ALGEMEEN PALEOCEEN EOCEEN

Figuur 1. Resultaten onderzoek geprojecteerd op het Actueel Hoggtebestand Nederland (AHN).

Arthropoda (Geleedpotigen) uit de Onder-Muschelkalk van Winterswijk

DHV B.V. Woningstichting Barneveld/Apeldoornsestraat te Voorthuizen bijlage 1 MD-DE

Bijlage: Situatietekening

Onderzoeksopdracht. Bodem en grondstaal

Mts. Slingerland-Van Beijnum Middenpolderweg LB Streefkerk

Inhoud. Voorwoord 5. Inleiding 6

Vissoorten Aal Herkenning: Verspreiding: Voedsel: Lengte afgebeelde vis: Lengte tot circa: Snoek Herkenning: Verspreiding: Voedsel:

Veldrapport betreffende grondonderzoek ten behoeve van: Project aan de Looweg te Uden. Opdrachtnr. : HA

Afzettingen van Veldhoven

door Dirk Nolf Brugge. Beide geciteerde fossielen worden trouwens echter hier in hoofdzaak Plandrien. de spuitterreinen van Zeebrugge vrijwel de

INFILTRATIESTUDIE VERKAVELING SCHALBROEK LUMMEN

Werkblad schedels groep 1

Scheemda afzettingen. 1 Algemene lithologie

2 Bemesting Meststoffen Soorten meststoffen Grondonderzoek Mestwetgeving 49

Beschrijving lithostratigrafische eenheid

De NO-Atlantische en Mediterrane GLYCYMERIDIDAEsoorten

Een reis door de tijd

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs

(Belgie, provincie Limburg)

Fig. 1: Paleo-geografische kaart van het Mioceen in noordwest Frankrijk. Tekening H.J. Bloklander, Amersfoort.


Veldrapport betreffende grondonderzoek ten behoeve van: woning en bijgebouw aan de Elderinkweg 9a te Hengelo GLD


Veldrapport betreffende grondonderzoek ten behoeve van: woning aan de Charloisse Lagedijk 931 te Rotterdam

Veldrapport betreffende grondonderzoek ten behoeve van: woning met eventueel nieuw te bouwen hal aan de Handwijzersdijk nabij 2 te Hengelo

Averboodse Baan (N165), Laakdal

Roestig land. De Wijstgronden

Wijzigingen Antivirus in 2008

Machinestempels als verzamelgebied (1)

Ranst Vaartstraat, Pomuni Trade (gemeente Ranst)

GEOLOGISCHE VERZAMELINGEN IN NEDERLANDSE MUSEA EN INSTITUTEN

Twee bijzondere vondsten in Yerseke

Basterdwederik (Epilobium)

Korte geschiedenis van het ras

: Archeologische begeleiding in Katwijk, Tweede Mientlaan

Inhoud. Inleiding blz. 3. Wat is een fossiel? blz. 4. Hoe fossielen ontstaan blz. 5. Fossielen van zacht weefsel blz. 6. Zeedieren blz.

Veldrapport betreffende grondonderzoek ten behoeve van: woning aan de Bielemansdijk tegenover 4 te Zelhem. Opdrachtnr. : HA

1 De groeve bij Loenermark

Transcriptie:

De haaienfauna uit het Mioceen van Miste J. Bengevoord SUMMARY This article deals with the fauna of sharks at the Miocene finding-place Miste (provence of Gelderland). It will also pay attention to the geological field-work done here by amateur-egologists. Mr A. W. Janssen (Rijksmuseum van Geologie en Mineralogie, Leiden) placed the Miocene deposition at the Hemmoor Stufe by appearance of Turritella eryna. For further particulars I refer to the article by Mr H. G. Kolstee, published in no. 3, 1969 of the Grondboor en Hamer and J. Bengevoord in Trilobiet no. 4, 1970. INLEIDING In dit werkje zal aandacht worden geschonken aan de haaienfauna van Miste, een buurtschap van de gemeente Winterswijk. Ook zullen resultaten van het hier verrichte veldwerk worden gepubliceerd. Voor verdere informatie over de Miocene afzetting verwijs ik naar het artikel van de heer H. G. Kolstee in het tijdschrift 'Grondboor en Hamer nr 3-1969. De heer A. W. Janssen (Rijksmuseum van Geologie en Mineralogie, Leiden) plaatst de Miocene afzetting in Miste bij de Hemmoor Stufe door het voorkomen van Turritella eryna. Het veldwerk, dat hier is verricht, beperkte zich voornamelijk tot het verzamelen van fossielen. Dit kan echter alleen gebeuren door middel van een graafmachine. Het heeft geen enkele zin met de schop aan het werk te gaan. Naast het graven van gaten zijn er ook handboringen verricht tijdens kampen van de gwg. Uit deze gegevens heb ik een profiel kunnen samenstellen. Hierin zijn ook de gegevens verwerkt van de heer Kolstee, welke zo vriendelijk was deze af te staan. BESPREKING DER HAAIESOORTEN NOTIDANUS PRIMIGENIUS L. Agassiz 1843. Fig. 1-7. Materiaal: 2 tanden kollektie W. Peletier, Winterswijk; 1 tand kollektie H. G. Kolstee, Winterswijk; 3 tanden eigen kollektie. Notidanus primigenius is al bekend vanaf het Boven-Eoceen. N. primigenius komt in Miste vrij veel voor. Aangenomen mag worden, dat deze haai tijdens het Midden- Mioceen zijn bloeiperiode had. In het Oligoceen komt hij slechts sporadisch voor, evenals in het Boven-Mioceen. De tanden van N. primigenius bezitten een rechthoekige wortel. Als men de tanden van boven bekijkt zijn ze iets gebogen. De onderkaaktanden bezitten meerdere spitsen. Op de voorrand van de hoofdspits bevinden zich grove kartels. De symphysaire tanden van de onderkaak zijn voorzover mij bekend nog niet ge- 75

76

Fig. NOTIDANUS PRIMIGENIUS (L. Agassiz 1843). 1 Zijtand linker bovenkaak, buitenzijde. Naar M. v. d. Bosch (1971). 2 Symphysetand rechter bovenkaak, 2a. buitenzijde, 2b. binnenzijde. Natr M. v. d. Bosch (1971). 3 Zijtand rechter onderkaak, buitenzijde. Naar M. v. d. Bosch (1971). 4 Zijtand rechter onderkaak, buitenzijde. Naar M. v. d. Bosch (1971). 5 Symphysetand onderkaak, buitenzijde. Naar M. v. d. Bosch (1971). 6 Zijtand linker onderkaak, buitenzijde. Naar M. v. d. Bosch (1971). 7 Symphysetand onderkaak, buitenzijde. Naar M. v. d. Bosch (1971). ODONTASPIS (SYNODONTASPIS) VORAX H. Ie Hon 1871. 8 Zijtand linker onderkaak, buitenzijde. 9 Zijtand linker onderkaak, buitenzijde. 10 Zijtand rechter bovenkaak, buitenzijde. 11 Zijtand rechter onderkaak, buitenzijde. OXYRHINA HASTALIS L. Agassiz 1843. 12 Zijtand linker bovenkaak, buitenzijde. 13 Zijtand linker onderkaak, buitenzijde. 14 Profiel van 13. OXYRHINARETROFLEXA L. Agassiz 1843. 15 Zijtand rechter bovenkaak, buitenzijde. 16 Profiel van 13. GALEOCERDO ADUNCUS L. Agassiz 1843. 17 Zijtand rechter onderkaak, buitenzijde. LAMNA CATTICA (Phillippi 1846). 18 Zijtand linker bovenkaak, buitenzijde. 19 Zijtand rechter bovenkaak, buitenzijde. HYPOPRION ACANTHODON (H. Ie Hon 1871). 20 Voortand onderkaak, buitenzijde. SCYLLIORHINUS VERLOENSIS Weiier 1943 21 Voortand bovenkaak, buitenzijde ACANTHIAS sp. 22 Zijtand, 10 x vergroot. ODONTASPIS (SYNODONTASPIS) ACUTISSIMA L. Agassiz 1843. (alle afb. naar M. v. d. Bosch 1971). 23 Zijtand linker bovenkaak, buitenzijde. 24 Zijtand linker bovenkaak, buitenzijde. 25 Zijtand linker bovenkaak, 25a. buitenzijde, 25b. binnenzijde. 26 Tweede voortand linker bovenkaak, buitenzijde. ODONTASPIS (SYNODONTASPIS) ACUTISSIMA L. Agassiz 1843. (alle efb. naar M. v. d. Bosch 1971). 27 Eerste voortand linker bovenkaak, buitenzijde. 28 Symphysetand linker bovenkaak, buitenzijde. 29 Symphysetand rechter bovenkaak, buitenzijde. 30 Eerste voortand rechter bovenkaak, buitenzijde. 31 Tweede voortand rechter bovenkaak, buitenzijde. 32 Intermediaire tand rechter bovenkaak, buitenzijde. 33 t/m 41 Zijtand rechter bovenkaak, buitenzijde. 42 Tweede voortand rechter onderkaak, buitenzijde. 43 Eerste voortand rechter onderkaak, buitenzijde. 44 Symphysetand rechter onderkaak?, buitenzijde. 45 Symphysetand linker onderkaak, buitenzijde. 46 Eerste voortand linker onderkaak, buitenzijde. 47 Tweede voortand linker onderkaak, buitenzijde. 48 t/m 53 Zijtand linker onderkaak, buitenzijde.

vonden, maar het is vanzelfsprekend, dat er altijd nog wat gevonden kunnen worden. De zijtanden van de bovenkaak hebben veelal vier spitsen. Ook zij zijn naar achteren gebogen en hebben een grove karteling op de voorrand van de hoofdspits. De voortanden van de bovenkaak bezitten één spits, die soms op de voorrand gekarteld is, met een bijtand. De symphysaire tanden van de bovenkaak bestaan uit één spits, met aan beide zijden vaak niet te herkennen bijtanden. ODONTASPIS (SYNODONTASPIS) ACUTISSIMA L. Agassiz 1843. Fig. 23-53. Materiaal: 25 tanden kollektie W. Petelier, Winterswijk; 17 tanden eigen kollektie. Odontaspis (Synodontaspis) acutissima is stratigrafisch zeer verbreid. Hij komt in het gehele Oligoceen en Mioceen voor. Over de gehele wereld is hij in deze afzettingen bekend, wat er op wijst dat dit dier een enorm grote geografische verspreiding heeft gehad. In Miste wordt deze soort het meest gevonden. De tanden zijn variabel van grootte. De grootste tand is 25 mm, dit is een voortand van de onderkaak. De tandkroon is lang, smal en spits toelopend. De wortel bestaat uit twee afzonderlijke takken, en deze twee takken vormen bij de grens met de tandkroon een rond geheel. De voorzijde van de tandkroon is vlak. Aan beide zijden van de tandkroon staat één bijtand. De symphysaire tanden van Od. (S) acutissima zijn zeer samengedrongen. De wortel ligt hierbij in het verlengde van de tandkroon. ODONTASPIS (SYNODONTASPIS) VORAX H. Ie Hon 1871. Fig. 8-11. Materiaal: 3 tanden kollektie W. Peletier, Winterswijk; 4 tanden eigen kollektie. Deze tanden komen vrij regelmatig in het Boven-Mioceen voor. Aangenomen wordt, dat hij is ontstaan uit de Od. (S.) acutissima, welke hij in het Boven-Mioceen verdringt. De tanden zijn vrij fors. Het grootste eksemplaar is 20 mm hoog, de kroonbasis is 7 mm, en de wortel is 15 mm breed. De tandkroon is aan de voorzijde vlak en bezit aan weerszijden twee bijtanden. Deze bijtanden zijn zeer scherp, en staan iets naar achteren gebogen. Aan de voorzijde van de tand, bij de overgang van tandkroon naar wortel, bevindt zich een holte. OXYRHINA HASTALIS L. Agassiz 1843. Fig. 12-14. Materiaal: 2 tanden kollektie H. G. Kolstee, Winteswijk; 2 tanden eigen kollektie; 1 tand kollektie Langedijk-Kreiken, Winterswijk. Oxyrhina hastalis is in het Boven-Mioceen een zeer algemene tand. Volgens M. Leriche en M. v. d. Bosch is hij ontstaan uit de Oxyrhina flandrica, welke in het Oligoceen leefde. De bloeiperiode van deze haai ligt in het Boven Mioceen. O. hastalis heeft een wortel bestaande uit twee afzonderlijke takken. De voortanden zijn vrijwel symmetries, van voren bezien. De zijtanden staan naar achteren gebogen. Een enkele maal zijn zeer zwakke bijtanden te zien. De onderkaaktanden zijn vanaf de zijden gezien symmetries. OXYRHINA RETROFLEXA L. Agassiz 1843. Fig. 15-16. Materiaal: 9 tanden kollektie Rijksmuseum van Geologie en Mineralogie. Deze tand is gemakkelijk te herkennnen. De kroon is slanker als die van O. hastalis. Hij is hierdoor niet zo kegelvormig. De wortel bestaat duidelijk uit twee takken, en 78

is veel groter als die van de O. hastalis. Bij de grens met de tandkroon bevindt zich een holte. GALEOCERDO ADUNCUS L. Agassiz 1843. Fig. 17. Materiaal: 2 tanden kollektie G. Griffioen, Winterswijk; 1 tand kollektie H. Hermans, Winterswijk; 2 tanden eigen kollektie. Galeocerdo aduncus komt in vrijwel het gehele Mioceen voor. In Miste is deze soort vrij zeldzaam, in de F.O.W. groeve Zwilbröck is hij vrij algemeen, en uit Delden is hij niet bekend (zie ook Amoeba, oktober 1970, blz. 89-92). De tandkroon staat sterk naar achteren gebogen, en is geheel gekarteld. Aan de zijden grof, naar de tandpunt fijner wordend. LAMNA CATTICA (Philippi 1846). Fig. 18-19. Materiaal: 3 tanden kollektie W. Peletier, Winterswijk; 2 tanden kollektie H. G. Kolstee, Winterswijk. Van deze soort is nog maar weinig bekend. V. d. Geyn (1937) maakt melding van deze soort uit het Boven-Oligoceen van Kassei (Dtsl.). Van den Bosch (1969) noemt deze soort uit de Boven-Miocene afzettingen van Delden. Mijn konklusie hieruit is dat hij een vrij grote statigrafische verbreiding heeft gehad, en hierdoor stratigrafisch niet bruikbaar. Uit de F.O.W. groeve Zwilbröck is hij mij niet bekend. L. cattica is een uiterst platte tand, met zeer logge bijtanden. De wortel is eveneens plat en vrij breed. SQUATINA BIFORIS (H. Ie Hon 1871). Materiaal: 7 tanden kollektie W. Peletier, Winterswijk; 4 tanden eigen kollektie. Van Squatina biforis is nog maar weinig bekend. Van de Geyn (1937) noemt de soort uit de afzettingen van Elsloo (Zuid-Limburg). Aanvankelijk plaatste zij deze afzetting bij het Onder-Plioceen. Van den Bosch (1964) stelde vast, dat de afzetting niet tot het Onder-Plioceen behoort, maar tot de basis Hemmoor Stufe. De haaienfauna bezien, sluit ik mij volkomen bij Van den Bosch aan. S. biforis is een opvallende tand. Bij het bekijken ervan lijkt het net alsof de tandkroon is vastgeplakt aan de wortel. De slanke tandkroon staat naar achteren gericht. De wortel wijst niet zoals in vele gevallen naar onderen, maar naar achteren. SCYLLIORHINUS VERLOENSIS Weiier 1943. Fig. 21 Materiaal: 2 tanden kollektie W. Peletier, Winterswijk; 3 tanden eigen kollektie. Deze tanden zijn zeer klein. Naast de tandkroon staat aan beide zijden één zeer grote bijtand. De tandkroon is sterk naar achteren gebogen. Hier moeten de figuren verdere determinatie mogelijk maken. HYPOPRION ACANTHODON (H. Ie Hon 1871). Fig. 20. Materiaal: 1 tand kollektie H. G. Kolstee, Winterswijk; 2 tanden kollektie W. Peletier, Winterswijk; 3 tanden eigen kollektie. Deze tand is evenals de vorige vrij klein. De tandkroon loopt naar onderen steeds breder uit, zodat hij zich over de gehele wortel uitstrekt. De wortel is evenals de tandkroon vrij plat. De gehele tandkroon is bedekt met kartels; onderaan grof en naar boven toe steeds fijner wordend. Ook hier zal de figuur uitkomst bieden. 79

SCOLIODON TAXANDRIAE (M. Leriche 1926). Materiaal: 10 tanden kollektie W. Peletier, Winterswijk; 1 tand eigen kollektie. Deze tanden lijken veel op de voorgaande, met dit verschil: ze zijn niet gekarteld en ze worden niet zo groot. ACANTHIAS SP. Fig. 22 Materiaal: 1 tand kollektie W. Peletier, Winterswijk; 1 tand kollektie J. K. Elsinga, Winterswijk; 1 tand eigen kollektie. Deze tanden zijn maar enkele milimeters groot. De tandkroon is sterk naar achteren gebogen. Aan de basis van de tandkroon zit een lipje, dat zich over een deel van de wortel uitstrekt. Ook deze tand is zo opvallend, dat verdere determinatie door de figuren mogelijk moet zijn. Overzicht van de soorten: NOTIDANUS PRIMIGENIUS Ag. ODONTASPIS (SYNODONTASPIS) ACUTISSIMA Ag. ODONTASPIS (SYNODONTASPIS) VORAX (Hon) OXYRHINA HASTALIS Ag. OXYRHINA RETROFLEXA Ag. GALEOCERDO ADUNCUS Ag. LAMNA CATTICA (Ph.) SQUATIN BIFORIS (Hon) SCYLLIORHINUS VERLOENSIS W. HYPORION ACANTHODON (Hon) SCOLIODON TAXANDRIAE (Ler.) ACANTHIAS SP. Ter verduidelijking is hieronder een boorbeschrijving afgedrukt: 0,00-0.45 m-m.v. zwart humeus zand. 0,45-0,55 m-m.v. lichtbruin tot bruingeel grof zand. 0,55-1,45 m-m.v. groene tot roestbruine zandige klei (keileem) met onderaan schelpen. n.o. doorkneed met groen glauconiethoudend zand. 1,45-1,80 m-m.v. groengrijs glauconiethoudend zand. 1,80-4,20 m-m.v. groengrijs glauconiethoudend zand met mollusken. Boven aan niet zo rijk met hoofdzakelijk Glycymeris pilosa deshayesi. onderaan (dus de basis) zeer rjjk, met zeer veel soorten o.a. Turritella eryna, Astarte radiata en Chicoreus aquitanicus. 4,20-? m-m.v. donkergroene zeer vette klei (Rupelien) 4,40 m-m.v. einde boring. Edelmanboor 7 cm 0. 80

KONKLUSIES Door het algemeen voorkomen van Notidanus primigenius, en van Oxyrhina retroflexa is de afzetting in het Midden-Mioceen te plaatsen. Hierdoor is nieuw voor het Midden-Mioceen Acanthias sp. Deze soort werd tot nu toe alleen in het Oligoceen gevonden (M. v. d. Bosch 1961). VERKLARING VAN ENIGE TERMEN Bijtandjes: Dit zijn kleine spitsen, die aan beide zijden van de tandkroon staan. Ze kunnen ontbreken. Voortanden: Dit zijn tanden, die naast de symhysetanden staan. Ze staan voor in de bek. Zijtanden: Dit zijn de tanden, die na de voortanden of intermedieure tanden volgen, ze zijn van voren bezien niet symetries. Ze staan naar de mondholte gekeerd. Intermediaire tanden: Dit zijn kleinere tanden dan de zijtanden. Ze staan tussen de voortanden en de zijtanden. Symphysetanden: Dit zijn tanden die precies tussen de twee kaakhelften staan. Ze zijn klein en vaak erg samengedrongen. Om een overzicht te krijgen van de geologische tijdperken verwijs ik naar Amoeba, oktober 1970, blz. 87. LITERATUUROPGAVE L. AGASSIZ, 1843 - Recherches sur les Poissons fossiles. Neuchatel III. B. W. J. BENGEVOORD, 1970 - Vondsten uit de F.O.W. groeve Zwilbröck. Amoeba, oktober 1970, blz. 89-92. B. W. J. BENGEVOORD, 1970 - De Hemmoor Stufe onder Miste. Trilobiet van GWG, no. 4, 1970 (op stencil). M. VAN DEN BOSCH, 1961 - Fossielen van de Vlijt. Uitgave van het geologiekader van D-6 en D-12 der NJN (opstencil). M. VAN DEN BOSCH, 1964 - De haaientanden uit de transgressielagen in de Scharberg bij Esloo. Natuur-Historisch Maandblad 54e jrg. no. 2. M. VAN DEN BOSCH, 1964 - De stratigrafie van het Mioceen in het oostelijk Noordzeebekken. Natuur-Historisch Maandblad 54e jrg. no. 3. M. VAN DEN BOSCH, 1968 - Afzettingen van de Hemoor Stufe in Miste bij Winterswijk. Med. van de werkgroep voor Tert. en Kwart. Geol. vol. 5, no. 2, 1968. M. VAN DEN BOSCH, 1969 - Het Mioceen van Delden III, publ. v. h. Natuurh. Gen. in Limburg, publ. reeks XIXI 1969 afl. 1 en 2 blz. 25-36. W. A. E. v. d. GEYn, 1937 - Das Tertiair der Niederlande mit besonderer berücksichtigung des Selachierfauna. Leidsche Geologische Mededelingen no. 9 1937 (proefschrift). H. G. KOLSTEE, 1969 - Afzettingen van de Hemmoor Stufe in de omgeving van Winterswijk. Grondboor en Hamer no. 3, 1969. W. E. VAN VUUREN, 1968 - Het Mioceen ontsloten bij Winterswijk. De klappersteen of orgaan van de GWG-CJN, 2/3, blz. 14-22, 1968. Grote dank zijn we verschuldigd aan de Redaktie van Amoeba en aan de schrijver die ons toestonden het artikel uit Amoeba jaargang 48 no. 2 aug. 1972, in ons blad op te nemen. 81