B-examen radioamateur : Zitting van 8 maart 2000 Reglementering 1. Het maximaal vermogen dat een station van sectie B mag uitzenden in AM is : a. 30 W b. 150 W c. 10 W d. 25 W 2. Mag een radioamateur gebruik maken van een relaisstation? a. Niet wanneer hij/zij deel uitmaakt van sectie "A" b. Alleen als hij/zij lid is van een vereniging die over een daartoe vereiste vergunning beschikt c. Slechts na toestemming van het BIPT d. Altijd 3. Wanneer moet de roepnaam van een amateurstation steeds worden uitgezonden? a. Bij het begin van elke uitzending b. Aan het einde van elke uitzending c. Bij het begin en aan het einde van elke uitzending d. Om de drie minuten 4. Wanneer een amateurstation aan boord van een zeeschip wordt gebruikt, dient aan de roepnaam te worden toegevoegd : a. /MS b. /MB c. /MP d. /MM 5. Mogen de amateurstations advertenties uitzenden? a. Ja, voor korte proefnemingen waarvan de duur 5 minuten niet overschrijdt b. Neen, in geen enkel geval c. Ja, als toevallige roepnaam d. Ja, op vooraf door het BIPT goedgekeurde tijdstippen
6. Wat moet met de ministeriële vergunning worden gedaan ingeval van verzaking aan of intrekking van deze titel? a. Zij mag worden afgestaan aan derden b. Zij dient onverwijld aan het BIPT teruggestuurd per aangetekend schrijven c. Zij mag worden bewaard door de titularis d. Zij mag slechts worden afgestaan aan een familielid dat onder hetzelfde dak woont 7. De titularis van een ministeriële vergunning moet aan de gecommissioneerde personeelsleden van het BIPT toegang verlenen tot zijn station(s) en hun taak vergemakkelijken met alle te zijner beschikking zijnde middelen: a. Enkel indien vaststaat dat er storingen veroorzaakt worden b. Steeds c. Slechts nadat met het BIPT hiervoor een datum werd overeengekomen d. Enkel indien hij een amateurstation van de sectie A bezit 8. Het woord "EXAMEN" wordt volgens het internationaal spellingsalfabet gespeld als: a. ECHO X-RAY ALPHA MOTHER ECHO NEWTON b. ECHO XERES ALPHA MIKE ECHO NOVEMBER c. ECHO X-RAY ALPHA MIKE ECHO NOVEMBER d. ECHO XERES ALPHA MOTHER ECHO NEWTON 9. Welk meettoestel moet zich steeds bij elk vast station bevinden? a. Een voltmeter b. Een ampèremeter c. Een ohmmeter d. Een frequentiemeter 10. Welk symbool duidt de frequentiemodulatie aan? a. A b. F c. G d. J
11. Wanneer een station van een vereniging in werking wordt gesteld, moet de gebruiker het volgende uitzenden: a. alleen de roepnaam van dat station b. alleen zijn eigen roepnaam c. de roepnaam van het station gevolgd door zijn eigen roepnaam d. de roepnaam van het station gevolgd door de naam en voornamen van de gebruiker 12. Wat is de status van de frequentieband 144 tot 146 Mhz? a. primaire dienst b. enige en primaire dienst c. voorlopig secundaire dienst, gedeeld met de vaste en mobiele dienst (primair) d. secundaire dienst
Technisch gedeelte 1. De spanning tussen de punten X en Y is : a. 0 V b. 1 V c. 2 V d. 3 V 2. De stroom door de weerstand R is : a. 1 A b. 1,5 A c. 5 A d. 7,5 A 3. De spanning loopt 90 voor op de stroom in figuur :
4. Door een verbetering in een zendereindtrap stijgt het rendement van 40% naar 80%. Het uit de voeding opgenomen vermogen blijft gelijk. Het uitgangsvermogen van de zender wordt daardoor : a. 2x zo klein b. niet groter c. 2x zo groot d. 4x zo groot 5. Bij een bepaalde frequentie is de kring in resonantie en de impedantie zeer hoog. Deze frequentie wordt geheel bepaald door : a. de spoel L en de condensator C2 b. de spoel L en de condensator C1 c. de spoel L en de condensatoren C1 en C2 d. de condensatoren C1 en C2 6. De waarde van R b is : a. 60 kω Ic = 6mA b. 120 kω Ib = 50 µa c. 160 kω Ub = 1 V d. 180 kω 7. De onbelaste uitgangsspanningen U 1 en U 2 zijn ongeveer : a. 20 V en 20 V b. 28 V en 28 V c. 20 V en 40 V d. 40 V en 40 V
8. De uitgangsspanning bedraagt : a. +1 V b. 0 V c. 1 V d. 2 V + 9. De polarisatie van de door een yagiantenne uitgestraalde golf wordt bepaald door : a. het aantal elementen b. de stand van de straler c. de antennehoogte d. de afstand tussen de elementen 10. In het schema op de volgende bladzijde zijn de condensatoren C22 en C24 : a. elektrolytische condensatoren b. keramische condensatoren c. polyestercondensatoren d. luchtcondensatoren 11. Het schema op de volgende bladzijde stelt voor : a. een FM-ontvanger b. een AM-ontvanger c. een SSB-ontvanger d. een HF-zender 12. In het schema op de volgende bladzijde heeft diode D5 tot doel : a. de stroom gelijk te richten b. de voeding te beschermen c. de spanning te stabiliseren d. de spanning te verdubbelen
13. Een gevouwen halvegolfdipoolantenne voor de 40-meter band wordt gevoed door een symetrische lijn met een karakteristieke impedantie van 300 Ω. De lengte van deze voedingslijn : a. moet een even aantal halvegolflengten bedragen b. moet een oneven aantal kwartgolflengten bedragen c. moet precies 20 meter zijn d. mag iedere willekeurige lengte hebben 14. Een ontvanger voor 145,500 MHz heeft een middenfrequentie van 10,7 MHz. De spiegelfrequentie is dan: a. 156,200 MHz b. 134,800 MHz c. 124,100 MHz d. 112,400 MHz 15. Wat is de waarde van R1? a. 24000 Ω b. 20000 Ω c. 2400 Ω d. 2000 Ω 16. Bij een yagiantenne is: a. De director kleiner dan de straler b. De director even lang als de straler c. De director groter dan de straler d. De director bevindt zich tussen de straler en de reflector 17. Wat is de uitgangsspanning van volgende schakeling? a. 260 mv b. 400 mv c. 200 mv d. 26 mv
18. Wat is de voortplantingssnelheid van een radiogolf? a. 3.10 6 m/s b. 3.10 7 m/s c. 3.10 8 m/s d. 3.10 9 m/s 19. De weerstand wordt uitgedrukt in: a. Farad b. Ohm c. Henry d. Siemens 20. Vier identieke yagiantennes worden in fase gevoed en hebben een totale winst van 16 db. Wat is de winst van één antenne? a. 13 db b. 10 db c. 8 db d. 32 db 21. Wat is de juiste uitdrukking voor rendement? a. η= P in - P out b. η = P in + P out c. η = P out / P in d. η = (P in. P out ) / (P in + P out ) 22. Een weerstand van 400 ohm ontwikkelt een vermogen van 100 watt. Welke is de spanning aan zijn klemmen? a. 100 V b. 200 V c. 400 V d. 1000 V
23. De weerstand dissipeert een vermogen van 1 W. Wat is de waarde van I? a. 200 ma b. 100 ma c. 50 ma d. 25 ma 24. Een kring bestaat uit een weerstand in serie met een spoel. Wat is de uitdrukking van de impedantie van deze kring als men weet dat de componenten ideaal zijn? a. Z = R 2 + 1 ω.l 2 b. Z = R + ω. L c. Z = R 2 + ( ω. L) 2 d. Z = R + ω. L 25. Een FM-zender levert een vermogen van 60W aan de antenne. Door het bijschakelen van een versterker stijgt het vermogen 3dB. De antennespanning stijgt op dat ogenblik met: a. 2dB b. 6dB c. 3dB d. 9dB 26. Een sinusoïdale spanning heeft een effectieve waarde van 200 V. Wat is de maximale waarde? a. 70,7 V b. 141 V c. 282 V d. 200 V 27. De filter voorgesteld in het schema is een : a. Laagdoorlaatfilter b. Hoogdoorlaatfilter c. Bandsperfilter d. Banddoorlaatfilter
28. In het volgende schema is Ig=4nA. Wat is de spanning over de klemmen van de weerstand van 10MΩ? a. 40 mv b. 400 mv c. 4 mv d. 0 mv 29. R2 dissipeert een vermogen van 10 watt. Wat is de stroom in R1? a. 0,01 A b. 0,02 A c. 0,1 A d. 0,2 A 30. In de figuur is het blokschema van een 2-meterontvanger weergegeven. Wat is de minimale bandbreedte van de 1e MF-versterker? a. 6 khz b. 1 MHz c. 15 MHz d. 2 MHz 144-146 MHz 1ste mf-trappen mengtrap mengtrap 2de mf-trap det/lf osc.130 MHz osc. 13-15 MHz