WEEK 6: VERREKENING... 2 HOOFDSTUK 5: DE GEVOLGEN VAN DE FAILLIETVERKLARING, DEEL Verrekening... 2

Vergelijkbare documenten
Inhoud. Algemeen. De faillietverklaring

VERREKENING EEN WETENSCHAPPELIJKE PROEVE OP HET GEBIED VAN DE RECHTSGELEERDHEID PROEFSCHRIFT

Workshop Insolventierecht FR&R. Deel 2: Tijdens faillissement

Eerste Kamer der Staten-Generaal

1 De Europese Unie heeft zich voorgenomen een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid tot stand te brengen.

Datum van inontvangstneming : 30/07/2014

2000R1346 NL

Programma. Inleiding: Te onderscheiden gevallen: Wat is verrekening? Functies van verrekening Hoe verreken je?

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1. In onderdeel B wordt in artikel 5a, eerste lid, de rechtbank, bedoeld vervangen door: de rechtbank, aangewezen.

Verrekening onder de Insolventieverordening

Girale betaling in en rond datum faillissement

Faillissement, surseance van betaling en schuldsanering

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum van inontvangstneming : 06/02/2017

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2012)0744),

TETRALERT - ONDERNEMING HERWERKING VERORDENING INSOLVENTIEPROCEDURES

Hoofdstuk 21. Verbintenis en rechtshandhaving Inleiding

ECLI:NL:CRVB:2017:1820

Faillissement, surseance van betaling en schuldsanering

Actio Pauliana en onrechtmatige daadvordering. Mr. drs. KP. van Koppen

INSOLVENTIE IN HET INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Voorwaarden Effectenkrediet Tripartiete Dienstverlening

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Autoriteit Financiële Markten. Captin B.V., statutair gevestigd te Amsterdam. handelsfaciliteit

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

Artikel 24. Artikel 24 lid 1 Pandrecht. Verkoop van verpande goederen

Verslagdatum: Volgnummer:

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Faillissementsrecht. Kluwer. Mr. NJ. Polak. elfde druk. Bewerkt door mr. M. Pannevis Advocaat bij DLA Piper Nederland te Amsterdam

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Mr. N.J. Polak. Bewerkt door mr. M. Pannevis Advocaat bij DLA Piper Nederland te Amsterdam. Insolventierecht

Voorwoord. Lawbooks Goederenrecht ( ) Beste student(e),

Hof van Cassatie van België

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Arrest. De eiser voert twee middelen aan waarvan het tweede in de volgende bewoordingen is gesteld:

memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de afdeling advisering van de Raad van State

VERORDENING (EU) 2015/848 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures

Tweede Kamer der Staten-Generaal

15414/14 ADD 1 las/hh 1 DG D 2A

Tweede Kamer der Staten-Generaal

belangen en vestiging in de Insolventieverordening

Tweede Kamer der Staten-Generaal

IWS Internationale Werving & Selectie (HBO/WO) B.V. 12/397 F. TWEEDE OPENBAAR VERSLAG EX ARTKEL 73a FAILLISSEMENTSWET. 20 juli oktober 2012

Eurofood en de Europese Insolventieverordening

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Verslagdatum: 1 augustus 2012 Nummer: 10. Algemene gegevens Gegevens gefailleerde : de besloten vennootschappen Drents Groningse

ALGEMENE VOORWAARDEN PROPTIMIZE NEDERLAND B.V. (versie oktober 2012)

Openbaar faillissementsverslag rechtspersoon (ex art. 73A Fw.)

Datum van inontvangstneming : 25/06/2012

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Voor zover in deze toelichting wordt gesproken over de lidstaten, is steeds bedoeld: met uitzondering van Denemarken. 3

1. Grensoverschrijdend Insolventierecht

VERORDENING (EU) 2015/848 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. van 20 mei betreffende insolventieprocedures

NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. (Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing)

ACHTERSTELLINGSAKTE. Triodos Bank N.V. en Triodos Groenfonds N.V., ieder afzonderlijk en ook gezamenlijk tevens aangeduid als de Kredietgever.

Wijziging van de Faillissementswet in verband met de versterking van de positie van de curator (Wet versterking positie curator)

2013: Het overwaardearrangement na ASR/Achmea en FCF/Schreurs en Brouns q.q. Houdbaarheidsdatum overschreden?

TWEEDE FAILLISSEMENTSVERSLAG IN HET FAILLISSEMENT VAN A. BONS BEHEER B.V. d.d. 18 juli : de besloten vennootschap A. Bons Beheer B.V.

Een onderzoek naar het geen gevolg geven aan een rechterlijke uitspraak door het Openbaar Ministerie te Den Haag

Openbaar faillissementsverslag rechtspersoon (ex art. 73a Fw.)

Datum van inontvangstneming : 21/01/2014

Nummer: 2 Datum: 16 december 2014

Voorontwerp Insolventiewet vanuit het bancaire standpunt. Johan T. Jol

: D.I.E. van Dijke: 36 minuten. : D.I.E. van Dijke: 1 uur en 12 minuten

DE FAILLIET. Inleiding Deze brochure is in hoofdzaak bedoeld voor de failliet zelf en/of haar bestuurder(s) en/of aandeelhouder(s).

Openbaar faillissementsverslag rechtspersoon ex artikel 73a FW in verband met de verificatievergadering van 15 december 2015

HUURDER FAILLIET; VOOR WIE ZIJN DE KOSTEN?

Datum 29 februari 2016 Referentie CB9346. Betreft: Wet modernisering faillissementsprocedure

Raad van de Europese Unie Brussel, 26 februari 2015 (OR. en)

Openbaar faillissementsverslag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bijlage 1 Openbaar faillissementsverslag rechtspersoon (ex art. 73A Fw.)

TWEEDE OPENBAAR VERSLAG EX ART. 73A FAILLISSEMENTSWET. Datum uitspraak : 26 september 2008 : mr E. Doornhein

Actualiteiten over het retentierecht van de aannemer

Instantie. Onderwerp. Datum

Algemene gegevens. Openbaar faillissementsverslag natuurlijk persoon. (ex art. 73a Fw.) Verslagdatum: Volgnummer: 3

Faillissementsverslag ex art. 73a Fw Nummer: 2 Datum: 29 maart Faillissement A Telekom V.O.F. en vennoten G. Akbulut en H.

Openbaar faillissementsverslag rechtspersoon (ex art. 73A Fw.)

Algemene leverings- en betalingsvoorwaarden

1. Inventarisatie 1.1 Directie en organisatie : de vennootschap onder firma werd gedreven

Nummer: 1 Datum: 5 december Ocean Blue Latin America B.V.,tevens h.o.d.n. Fly Brazil

GECONSOLIDEERD OPENBAAR FAILLISSEMENTSVERSLAG NR. 2 EX ARTIKEL 73A FAILLISSEMENTSWET

Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. heb ik aan uw Kamer toegezegd in een Algemeen Overleg op 24 september 2014.

WCO II: Een doorbraak? Johan Jol

NL Publicatieblad van de Europese Unie L 177/11

- OVEREENKOMST - inzake een geldlening eigen woning

OPENBAAR FAILLISSEMENTSVERSLAG NR. 4 EX ARTIKEL 73A FAILLISSEMENTSWET

Algemene voorwaarden PLUS Schuldhulp

Openbaar faillissementsverslag rechtspersoon (ex art. 73A Fw.)

VIJFDE OPENBARE FAILLISSEMENTSVERSLAG EX ARTIKEL 73A FW INZAKE HET FAILLISSEMENT VAN DEES ONROEREND GOED B.V.

EG-Verordening betreffende Insolventieprocedures (Nr. 1346/2000)

VIERDE OPENBAAR VERSLAG EX ART. 73A FAILLISSEMENTSWET. Datum uitspraak : 24 oktober 2006 Datum verslag : 28 september 2007

De formaliteiten voor overdracht verschillen naar gelang het over te dragen goed.

Openbaar faillissementsverslag rechtspersoon (ex art. 73A Fw.)

Transcriptie:

AthenaSummary Universiteit van Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid Bachelorjaar 2 Insolventierecht Supplement: - week 6: boeksamenvatting - week 7: boeksamenvatting Inhoudsopgave WEEK 6: VERREKENING... 2 HOOFDSTUK 5: DE GEVOLGEN VAN DE FAILLIETVERKLARING, DEEL 2.... 2 5.4 Verrekening... 2 TEKSTEN LEIDRAAD... 5 Overname van vorderingen en verrekening bij faillissement.... 5 WEEK 7: INTERNATIONAAL FAILLISSEMENTSRECHT... 6 HOOFDSTUK 13: BEPALINGEN VAN INTERNATIONAAL RECHT... 6 13.1 Algemeen... 6 13.2 Europese Insolventieverordening... 6 13.3 Overige bepalingen internationaal recht... 9 TEKSTEN LEIDRAAD... 9 Nederlands internationaal faillissementsrecht en de Europese Insolventieverordering.... 9 In ons streven naar perfectie zetten wij alles op alles om een volledige samenvatting beschikbaar te stellen. Mochten wij onverhoopt toch punten over het hoofd hebben gezien of verkeerd hebben genoteerd, schroom dan niet dat terstond te melden. Dit geldt voor alle op- en aanmerkingen. Onze klachtenlijn is te vinden op www.athenasummary.nl.

Week 6: Verrekening Hoofdstuk 5: De gevolgen van de faillietverklaring, deel 2. 5.4 Verrekening Functies van de verrekening Betalingsfunctie: het tot hun gemeenschappelijk beloop tenietgaan van vorderingen (6:127 BW); Zekerheidsfunctie: de zekerheid die het bestaan van de vorderingen met zich mee brengen: de schuldeisers van de gefailleerde willen zich op de vordering van de gefailleerde op een derde verhalen. Door de verrekening wordt die vordering verminderd. Verrekening buiten faillissement Art. 6:127 lid 2 BW bepaalt dat een schuldenaar bevoegd is tot verrekening, wanneer: 1. hij een prestatie te vorderen heeft die beantwoordt aan zijn schuld, 2. jegens dezelfde wederpartij, 3. hij bevoegd is tot betaling van zijn schuld, en 4. hij bevoegd is tot het afdwingen van betaling van zijn vordering. Wanneer een schuldenaar, die bevoegd is tot verrekening, aan zijn schuldeiser verklaart dat hij zijn schuld met een vordering verrekent, gaan beide verbintenissen tot een gemeenschappelijk beloop teniet. De schuldenaar moet de verrekening aldus inroepen; dit kan in elke vorm (art. 3:37 lid 1 BW). Verrekening is niet mogelijk als de tegenvordering niet op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld (art. 3:136 BW). Verruiming verrekening in faillissement De Faillissementswet verruimt de mogelijkheden voor de schuldeiser van de gefailleerde, die ook een schuld heeft aan de gefailleerde, om zijn vordering te verrekenen. De vordering hoeft niet opeisbaar te zijn en de schuld niet betaalbaar. De schuld en de vordering moeten beide reeds bestaan ten tijde van de faillietverklaring of voortvloeien uit handelingen voor de faillietverklaring. Art. 53 lid 1 Fw bepaalt dat: 1. hij die schuldenaar en schuldeiser van de gefailleerde is, zijn schuld met zijn vordering op de gefailleerde verrekenen kan, 2. indien beide zijn ontstaan voor de faillietverklaring, of 3. voortvloeien uit handelingen, voor de faillietverklaring met de gefailleerde verricht. De vordering wordt zo nodig berekend conform art. 130 en 131 Fw (art. 53 lid 2 Fw). Anders dan bij verrekening buiten faillissement kan de rechter een vordering niet toewijzen wanneer er een beroep wordt gedaan op verrekening, waarvan de gegrondheid niet op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld (art. 53 lid 3 Fw). De verruimde verrekeningsmogelijkheid wordt begrensd door het volgende: wie voor de faillietverklaring te kwader trouw een vordering heeft overgenomen, kan deze niet verrekenen. Na de faillietverklaring overgenomen vorderingen of schulden kunnen nooit worden verrekend (art. 54 Fw). Dit artikel is van dwingend recht, anders dan art. 53 Fw. Contractuele partijen kunnen daarom verrekening uitsluiten, uitbreiden of beperken. De overeenkomst waarin de verrekeningsbevoegdheid nader is geregeld, moet wel voor het faillissement zijn gesloten. Schuldeiser en schuldenaar De schuldeiser kan zijn vordering alleen verrekenen met een schuld aan dezelfde schuldenaar. Verrekening is niet mogelijk als de schuld niet bestaat ten opzichte van de gefailleerde, maar 2

bijvoorbeeld ten opzichte van de gezamenlijke schuldeisers of boedel. Het ontstaansmoment is ook zeer van belang. Er kan immers alleen verrekend worden als beide vorderingen voor de faillietverklaring ontstaan zijn. HR Peeters q.q/gatzen: Wanneer een derde, die tevens schuldeisers is, een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens de gezamenlijke schuldeisers van de gefailleerde, kan zijn vordering op de gefailleerde met de aldus ontstane schuld niet in vergelijking worden gebracht. Deze derde kan niet worden aangemerkt als schuldenaar van de gefailleerde, doch van diens schuldeisers, zodat in dit opzicht niet is voldaan aan de door art. 53 Fw voor verrekening gestelde voorwaarden. Vorderingen en schulden ontstaan voor de faillietverklaring De schuldeiser van de gefailleerde kan zijn verplichting jegens de curator tot terugbetaling van paulianeus verkregen gelden (o.g.v. art. 51 Fw) echter niet verrekenen met een vordering op de gefailleerde ontstaan voor de faillietverklaring. Dit zou in strijd zijn met het doel en strekking van art. 42 Fw (HR Kuijsters/Gaalman q.q.) Dit verrekeningsverbod geldt niet voor alle ongedaanmakingsverplichtingen. Vorderingen en schulden uit handelingen voor de faillietverklaring verricht Voor de verrekening is het ontstaansmoment van de vorderingen en schulden niet altijd doorslaggevend. De vorderingen en schulden kunnen ook worden verrekend, indien zij voortvloeien uit handelingen, voor de faillietverklaring met de gefailleerde verricht. Van belang is dat de rechtstreekse oorzaak van de te verrekenen vordering of schuld voor het faillissement ligt. De formule maakt mogelijk te verrekenen een schuld die, hoewel niet voor de faillietverklaring ontstaan, uit de afwikkeling van een voor de faillietverklaring tot stand gekomen rechtsbetrekking voortvloeit (HR Postgiro). Er is geen connexiteit vereist tussen de vordering en de schuld, voldoende is dat de vordering uit de afwikkeling van een voor de faillietverklaring tot stand gekomen rechtsbetrekking voortvloeit en die vordering meer dan slechts enig, toevallig verband houdt met deze rechtsbetrekking. Andere verrekeningskwesties Regresvorderingen Derdenbeslag Verpanding en cessie Verrekening door de curator: boedelschulden. Art. 53 Fw geldt niet voor boedelschulden. Dat vloeit voort uit het stelsel van de faillissementswet en in het bijzonder uit daarin gemaakte onderscheid tussen boedelschulden en andere schulden, alsmede uit de plaatsing van art. 53 Fw in een reeks van artikelen die over andere schulden dan boedelschulden handelen. Verwante rechtsfiguren Soms doen zich situaties voor die lijken op verrekening, maar die dat bij nadere analyse toch niet zijn. Begrenzing verrekeningsmogelijkheden in faillissement De ruime mogelijkheden om in faillissement te verrekenen ex. art. 53 Fw zouden aanleiding kunnen geven tot misbruik. Een schuldenaar die het faillissement ziet aankomen van zijn schuldeiser, zou vorderingen op die schuldeiser kunnen overkopen om vervolgens voor het volle bedrag te 3

verrekenen, dit ten nadele van andere schuldeisers. Om dit te voorkomen bepaalt art. 54 Fw dat hij die een schuld aan de gefailleerde of een vordering op de gefailleerde voor de faillietverklaring van een derde te kwader trouw overneemt, niet bevoegd is tot verrekening. Na de faillietverklaring overgenomen schulden kunnen nooit worden verrekend. Gekeken moet worden naar het doel van de overname van de vordering of schuld. Doel overname vordering of schuld De wetgever heeft beoogd met art. 54 verrekening uit te sluiten in die gevallen waarin een schuldenaar of een schuldeiser van de gefailleerde een vordering onderscheidenlijk een schuld van een derde overneemt met het doel zichzelf de mogelijkheid van verrekening te verschaffen. Niet te goeder trouw Uit HR Doyer/Kalff blijkt dat degene die de vordering of schuld overneemt, bij de overneming niet te goeder trouw heeft gehandeld, inden hij bij de overneming wist dat de later gefailleerde in een zodanige toestand verkeerde dat zijn faillietverklaring te verwachten was. Bewijs De curator moet bewijzen dat degene die de vordering of schuld overnam niet te goeder trouw was. Bankrekening De werking van artikel 54 Fw breidt zich ook uit tot gevallen waarin de bankrekening na de faillietverklaring is gecrediteerd, maar de verplichting tot creditering voor de faillietverklaring reeds was ontstaan door het aanvaarden van de opdracht tot crediteren van de rekening (HR AMRO/Curatoren THB). Voor niet te goeder trouw was volgens de Hoge Raad voldoende dat de bank/giro- instelling op het ogenblik van de verkrijging wist dat de schuldenaar in een zodanige toestand verkeerde dat zijn faillissement/surseance van betaling te verwachten was. Dan is verrekening niet mogelijk. Ook bij verpanding of cessie van een vordering speelt bij faillissement verrekening een rol. Een bank kan een girale betalingen op aan haar stil verpande vorderingen, die zij voor of na het faillissement ontvangt, eveneens verrekenen, ook indien de mededeling van de verpanding aan de debiteur nog niet heeft plaatsgevonden (HR Mulder q.q./clbn). De strenge regel van art. 54 Fw geldt niet voor door de bank in het zicht van de faillietverklaring of daarna ontvangen girale betalingen ter voldoening van aan de bank stil verpande vorderingen, waarvan zij nog geen mededeling heeft gedaan (HR Mulder q.q./clbn. In HR ING/Gunning q.q. speelde het volgende: een schuldenaar verhypothekeert zijn onroerende goederen aan zijn bank als zekerheid voor verstrekte kredieten. Na de opzegging van de kredietovereenkomst komen zij overeen dat de onroerende goederen worden verkocht en de opbrengst daarvan in mindering zullen komen op de schulden van de schuldenaar aan de bank. Na ontvangst van betaling verrekent de bank de opbrengst met de schulden. Ook hier is onvoldoende grond voor het aanvaarden van een uitzondering op art. 54 Fw. Indien een debiteur van de schuldenaar zijn schuld aan deze voldoet door storting op diens rekening, maakt de bank zich door creditering van die rekening tot debiteur van de schuldenaar. Wanneer zij dat doet, terwijl ze weet dat het faillissement van de schuldenaar reeds aangevraagd is, doet het geval zich voor van art. 54 Fw. Aankoop en verrekening Indien een schuldeiser kort voor het faillissement van zijn schuldenaar goederen koopt en de koopprijs verrekent met zijn vordering op de schuldenaar kan dit ook in strijd zijn met art. 54. 4

In dergelijke gevallen doet de curator ook dikwijls een beroep op de pauliana ex art. 42 waarbij hij de nietigheid inroept van de koopovereenkomst of van het samenstel van rechtshandelingen bestaande uit de koopovereenkomst en de verrekening. Contractuele verrekening. Vorderingen verkregen na faillietverklaring. Verrekening vorderingen aan order of aan toonder. Art. 55 Fw bepaalt dat de schuldenaar van de gefailleerde, die zijn schuld wil verrekenen met een vordering aan order of toonder, moet bewijzen dat hij het order- of toonderpapier reeds op het ogenblik van de faillietverklaring te goeder trouw had verkregen. Verrekening bij verdeling van gemeenschap. Het beginsel dat aan de ruimere verrekeningsmogelijkheid bij faillissement ten grondslag ligt, ligt ook ten grondslag aan art. 56 Fw. Teksten leidraad Overname van vorderingen en verrekening bij faillissement. 1. Verrekening bij faillissement steunt op de gedachte dat de billijkheid meebrengt, dat iedere schuldeiser van de failliete boedel zijn schuld aan de boedel als een onderpand mag beschouwen voor de juiste betaling van zijn vordering. 2. Art. 54 Fw maakt op de in art. 53 Fw gelegen bevoegdheid tot verrekening een uitzondering. Dit is nodig om misbruik van verrekening tegen te gaan. 3. In de rechtspraak wordt onder hem die de vordering of schuld overneemt en bij de overneming niet te goeder trouw heeft gehandeld in de zin van art. 54 lid 1 Fw, verstaan hij die bij de overneming wist dat de latere gefailleerde in zodanige toestand verkeerde dat zijn faillietverklaring was te verwachten. 4. Indien de bankgiro- instelling voor de faillietverklaring niet te goeder trouw was, verzet art. 54 Fw zich tegen een beroep op verrekening. 5. De regeling onder 4 geldt niet in geval dat er bij stille verpanding nog geen mededeling gedaan was. 6. Art. 54 Fw kent een uitzondering op bedoelde verrekeningsbevoegdheid in het geval van het niet te goeder trouw zijn bij het overnemen van een schuld of een vordering. 7. Art. 54 lid 2 Fw bepaalt dat verrekening niet mogelijk is voor ná faillietverklaring overgenomen vorderingen of schulden. 8. De HR past art. 54 FW wel toe indien sprake is van een vóór het faillissement overgenomen schuld of vordering en het beroep op verrekening plaatsvindt op een tijdstip gelegen vóór de dag van de faillietverklaring. 5

Week 7: Internationaal faillissementsrecht Hoofdstuk 13: Bepalingen van Internationaal recht 13.1 Algemeen Wanneer een schuldenaar failliet wordt verklaard wiens vermogen niet alleen aanwezig is in het land aar het faillissement wordt uitgesproken, maar ook in andere landen, dient rekening gehouden te worden met bepalingen van internationaal recht. In dit kader met name met de Europese Insolventieverordening (EG) nr. 1346/2000. Wanneer deze verordening niet van toepassing is, worden de overige gevallen beheerst door nationale conflictregels van internationaal privaatrecht van de staat waar de insolventieprocedure is geopend. Voor Nederland bevat de Faillissementswet in de tiende afdeling drie artikelen (art. 203-205 Fw) van internationaal insolventierecht. 13.2 Europese Insolventieverordening Hoofdlijnen. De Verordening is van toepassing indien Het een insolventieprocedure betreft, geopend na 31 mei 2002; De schuldenaar het centrum van zijn voornaamste belangen heeft op het grondgebied van een lidstaat. De Verordening kent 2 procedures. De hoofd insolventieprocedure. De secundaire procedure. De belangrijkste is de hoofdinsolventieprocedure, die kan worden geopend in de lidstaat waar het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar is gelegen (art. 3 lid 1 IVO). Deze hoofdprocedure heeft een universeel karakter binnen de EU, wat onder meer het volgende inhoudt: 1. alle goederen van de schuldenaar vallen onder de hoofdprocedure, dus onder het faillissementsbeslag; 2. de in de hoofdprocedure benoemde curator kan in alle lidstaten optreden, zolang in die lidstaten geen andere insolventieprocedure is geopend (art. 18 IVO); 3. de hoofdprocedure wordt automatisch erkend zonder dat een exequatur of andere handeling nodig is (art. 16 IVO) en heeft rechtsgevolgen op het gehele grondgebied van de EU (art. 17 IVO), tenzij sprake is van het uitzonderlijke geval dat erkenning kennelijk in strijd is met de openbare orde van een lidstaat (art. 26 IVO); 4. alle schuldeisers zijn bij de hoofdprocedure betrokken. Naast de hoofdprocedure kunnen in de lidstaten door de nationale regels beheerste lokale procedures worden geopend (de territoriale of secundaire procedures). De Verordening kent uniforme conflictsregels. Uitgangspunt hierbij is dat het recht van de lidstaat waar de (hoofd, territoriale of secundaire) procedure is geopend (de lex concursus) van toepassing is, tenzij de Verordening anders bepaalt. De Verordening is van toepassing op insolventieprocedures opgenomen in de bijlagen daarbij (art. 1 lid 1 en art. 2a IVO). Voor ons land zijn daarin het faillissement, de surseance van betaling en de schuldsaneringsregeling opgenomen. 6

Hoofdprocedure; centrum van voornaamste belangen. Onder het begrip centrum van de voornaamste belangen moet worden verstaan de plaats waar de schuldenaar gewoonlijk het beheer over zijn belangen voert en die als zodanig voor derden herkenbaar is. Ten aanzien van rechtspersonen bepaalt de Verordening dat, zolang het tegendeel niet is bewezen, het centrum van de voornaamste belangen wordt vermoed de plaats van de statutaire zetel te zijn (art. 3 lid 1 IVO). De nationale rechter mag van dit uitgangspunt alleen afwijken als er voldoende tegenbewijs is. Territoriale en secundaire procedures. De Verordening maakt het mogelijk dat ten aanzien van een schuldenaar die het centrum van de voornaamste belangen in een andere lidstaat heeft territoriale procedures worden geopend in die lidstaten waar de schuldenaar een vestiging heeft (art. 3 lid 2 IVO). Territoriale procedures worden onderscheiden in zelfstandige territoriale procedures en secundaire procedures. Een zelfstandige territoriale procedure wordt geopend wanneer er (nog) geen hoofdprocedure is geopend. Een secundaire procedure is een territoriale procedure die loopt naast en tegelijk met een hoofdprocedure. Het begrip vestiging is gedefinieerd in art. 2h IVO: elke plaats van handeling waar de schuldenaar met behulp van mensen en goederen een economische activiteit uitoefent die niet van tijdelijke aard is. De curator van de hoofdprocedure of eenieder die volgens het recht van die lidstaat daartoe gerechtigd is kan een secundaire procedure aanvragen. Een secundaire procedure moet een liquidatieprocedure zijn (art. 3 lid 3 IVO). Dit kan in Nederland dus geen surseanceprocedure zijn. De gevolgen van de territoriale procedures blijven beperkt tot de goederen van de schuldenaar die zich in de betreffende lidstaat bevinden. Met een territoriale procedure kunnen lokale belangen worden beschermd in die zin dat schuldeisers (lokale en buitenlandse) de boedel in de desbetreffende lidstaat kunnen laten afwikkelen volgens het recht van die lidstaat: de territoriale lex concursus. Toepasselijk recht: de lex concursus. De Verordening kent uniforme conflictregels: het recht van de lidstaat waar de hoofd- of secundaire procedure is geopend is van toepassing (lex concursus), tenzij de IVO anders bepaalt (art. 4 lid 1 IVO). De conflictregels treden in de plaats van de nationale regels op het gebied van het internationale privaatrecht. Voor de secundaire procedures is dit geregeld in art. 28 IVO. Artikel 4 lid 2 IVO vermeldt een niet- limitatieve opsomming van de onderwerpen, die door de lex concursus worden beheerst (openen, verloop, beëindigen van de insolventieprocedure, de rangindeling van vorderingen en de vernietiging van rechtshandelingen). Een curator in een hoofdprocedure in Nederland kan een actio pauliana inroepen ex. art. 42-47 IVO. Het hierop volgende vonnis dient in andere lidstaten te worden erkend (art. 25 IVO). Ten aanzien van de vordering tot vernietiging ex. art. 4 lid 2m IVO (actio pauliana) is de lex concursus niet bepalend, indien degene die voordeel heeft gehad van een voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige handeling bewijst dat volgens een ander recht (lex causae) de handeling niet kan worden bestreden (art. 13 IVO). Een beroep op de pauliana kan dus alleen slagen als zowel de lex concursus als lex causae stellen dat de rechtshandeling paulianeus is. 7

Uitzonderingen op de lex concursus. Er bestaan enkele uitzonderingen op de algemene conflictregel van de lex concursus: Zakelijke rechten en eigendomsvoorbehoud met betrekking tot goederen die zich in een lidstaat bevinden, worden niet beïnvloed door de opening van een hoofdinsolventieprocedure in een andere staat (art. 5 en 7 IVO). De opening van een insolventieprocedure heeft geen invloed op verrekening (art. 6 IVO). Overeenkomsten betreffende onroerend goed worden uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat waar het onroerend goed gelegen is (art. 8 IVO). De gevolgen van de insolventieprocedure voor arbeidsovereenkomsten worden uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat waar de overeenkomst van toepassing is (art. 10 IVO). Lopende procedures over goederen/rechten die onder het faillissementsbeslag vallen, worden uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat waar de vordering aanhangig is (art. 15 IVO). De IVO is van toepassing op insolventieprocedures opgenomen in de bijlagen (art. 1 lid 1 en 2a IVO). Voor Nederland staan het faillissement, surseance van betaling en de schuldsanering daarin. Coördinatie en samenwerking curatoren. De Verordening acht een coördinatie en nauwe samenwerking tussen de verschillende curatoren van essentieel belang voor een efficiënte afwikkeling van de boedel. Aan de curator in de hoofdprocedure wordt een zeker overwicht toegekend. De curator van de hoofdprocedure kan een secundaire procedure aanvragen wanneer die voor een efficiënt beheer van de boedel nodig is. De Verordening legt een verplichting tot wederzijdse samenwerking en tot uitwisseling van informatie op aan alle curatoren in beide procedures (art. 31 IVO). Alle curatoren zijn bevoegd om de reeds in hun eigen procedure ingediende vorderingen in andere procedures in te dienen en deel te nemen aan deze procedures (art. 32 IVO). De curator van de hoofdprocedure is bevoegd om: 1. een secundaire insolventieprocedure aan te vragen (art. 29 IVO); 2. voorstellen te doen met het oog op liquidatie of andere aanwending van de goederen van de secundaire procedure (art. 31 lid 3 IVO); 3. een herstelplan, akkoord of soortgelijke maatregel in de secundaire procedure voor te stellen, of daaraan voorwaarden te verbinden, aangezien zijn instemming in beginsel vereist is (art. 34 IVO); 4. te verzoeken om schorsing van de liquidatie van de goederen in de secundaire procedure (art. 33 IVO). Indiening vorderingen. Schuldeisers kunnen vordering indienen in de hoofdprocedure en in elke secundaire procedure (art. 32 IVO). Zo wordt bereikt dat de schuldeiser zich kunnen verhalen op alle goederen in alle lidstaten. Ter verzekering van gelijke behandeling van de schuldeisers kan een schuldeiser die in één van de procedures al een uitkering heeft ontvangen, pas in de andere procedures aan uitkering deelnemen wanneer de schuldeisers van dezelfde rang in die andere procedure een gelijkwaardige uitkering hebben gekregen (art. 20 IVO). 8

13.3 Overige bepalingen internationaal recht De Verordening is alleen van toepassing wanneer het centrum van belangen in een van de lidstaten van de Europese Unie ligt en waarbij het gaat om betrekkingen tussen lidstaten onderling. De overige gevallen worden beheerst door de nationale conflictregels van internationaal privaatrecht van de staat waar de insolventie- procedure is geopend (art. 203-205 Fw). Deze artikelen zien slechts op die gevallen waarin zich in het buitenland vermogensbestanddelen van een in Nederland failliet verklaarde schuldenaar bevinden. Art. 203-205 Fw verplicht de Nederlandse en buitenlandse schuldeisers om het door hen in het buitenland verhaalde aan de Nederlandse faillissementsboedel af te dragen. Teksten leidraad Nederlands internationaal faillissementsrecht en de Europese Insolventieverordering. Benaderingen faillietverklaring: Territoriaal: in een het buitenland uitgesproken faillissement heeft geen rechtsgevolg buiten het land waar de procedure is geopend. Universalistisch: een faillietverklaring in een bepaald land hoort in het buitenland het rechtsgevolg te hebben dat eraan wordt verbonden in het land van de faillietverklaring. IVO De IVO bevat bepalingen die geen materieel recht bevatten, maar verwijzen naar het op een bepaalde rechtsverhouding toepasselijke recht van een bepaalde lidstaat. De rechtsmacht tot opening van een hoofdinsolentieprocedure. Art. 3 IVO wijst de rechter aan die internationaal bevoegd is om krachtens de IVO erkende insolventieprocedure te openen. De bevoegde rechter is de rechter van de lidstaat waar zich het centrum van de voornaamste belangen van de debiteur bevindt. Er is een universele gelding binnen Europa. Het toepasselijke recht in de hoofdinsolventieprocedure. In beginsel het recht van de lidstaat van de opening van de procedure. Erkenning van de rechtsgevolgen van een hoofdinsolventieprocedure en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen. Art. 16 IVO bepaalt dat elke beslissing tot opening van een insolventieprocedure door een krachtens art. 3.1 IVO aangewezen internationaal bevoegde rechter wordt erkend in andere lidstaten, zodra de beslissing rechtsgevolgen heeft in de lidstaat waar de procedure is geopend. Dit kan zonder verdere formaliteiten (art. 17 Ivo). Art. 26 IVO bevat een exceptieclausule. Rechtsmacht t.a.v. de rechtstreeks uit de insolventie vloeiende vorderingen. Rechterlijke beslissingen op vorderingen die rechtstreeks uit de insolventie voortvloeien en daar nauw mee samenhangen, moeten krachtens art. 25 lid 1 IVO in de andere lidstaten worden erkend en daar ten uitvoer gelegd kunnen worden. Echter, in de IVO is nergens expliciet geregeld dat aan de rechter van de openingsstaat rechtsmacht toekomt tot oordelen over een zodanige uit het faillissement voortvloeiende vordering, ingesteld door een curator jegens een in een andere lidstaat woonachtige wederpartij van de gefailleerde. Het Hof van Justitie heeft bepaald dat de internationale bevoegdheid tot het oordelen over vorderingen die rechtstreeks voortvloeien uit de insolventie, o.g.v. art. 3 lid 1 IVO toekomt aan de rechter van de openingsstaat. 9

Gevolgen van de inwerkingtreding van de IVO. In territorialistische landen is er sprake van een duidelijke breuk met het verleden. Zo kan vanaf de inwerkingtreding van de IVO in NL door afzonderlijke crediteuren geen beslag gelegd meer worden op vermogensbestanddelen van een in een andere lidstaat gefailleerde debiteur. De rechtsgevolgen die in een andere staat worden toegekend aan de beëindiging van een insolventieprocedure moeten worden erkend. 10