Kenniscentrum InfoMil 5 Hoe kan een bedrijf voldoen aan de eisen voor oplosmiddeleninstallati es

Vergelijkbare documenten
Voorbeelduitwerking Regime 1: Coaten van hout

Handhaving Oplosmiddelenbesluit

Casus workshop Knelpunten bij de uitvoering van het Oplosmiddelenbesluit op 3 november 2005

Regeling oplosmiddelenboekhouding en metingen VOS-emissies

Handleiding Oplosmiddelenboekhouding

BIJLAGE VII. Deel 1. Activiteiten

VOS in het Activiteitenbesluit

HANDLEIDING VOS-DOCUMENTEN HANDLEIDING VOOR DE OPMAAK VAN VOS-DOCUMENTEN

Infoblad. Solventemissies Neem het niet te (v)luchtig op! Is de solventrichtlijn van toepassing op mijn bedrijf? 1. Rubriek 59 VLAREM I

Monitoringsonderzoek ten behoeve van de EUrapportage. uitvoering van de Oplosmiddelenrichtlijn Verslagperiode

Oplosmiddelenbesluit omzetting EG-VOS-richtlijn milieubeheer

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

De Brusselse Hoofdstedelijke Regering,

ACHTERGRONDINFORMATIE HANDLEIDING VOOR DE OPMAAK VAN VOS-DOCUMENTEN BIJ ZOALS BEDOELD IN VLAREM II ART

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. (Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing)

Vloeistofkerende voorzieningen

DIFFUSE OPLOSMIDDELEMISSIES IN VERPAKKINGSDIEPDRUK EN FLEXO DEEL 3: EMISSIESCHATTINGEN VOOR NEDERLAND EN MOGELIJKE REDUCTIE

1999L0013 NL

EN ANTWOORDEN OP VEEL GESTELDE VRAGEN BEHOREND BIJ

HOOFDSTUK I VLUCHTIGE ORGANISCHE STOFFEN (VOS) EN SOLVENTEN

1- Artikelen 4.95 en van het Activiteitenbesluit milieubeheer

Toezicht lucht in het Activiteitenbesluit. Rommy Ytsma (InfoMil) 11 februari 2016

LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

BESCHIKKING WET MILIEUBHEER. n.a.v. het. Oplosmiddelenbesluit omzetting EG-VOS-richtlijn milieubeheer

Activiteitenbesluit Lucht

DEEL 2: SOLVENTRICHTLIJN EN DE GRAFISCHE SECTOR

BESCHIKKING WET MILIEUBHEER. n.a.v. het. Oplosmiddelenbesluit omzetting EG-VOS-richtlijn milieubeheer

Antwoord: Ja, onder bepaalde weersomstandigheden zal de pluim zichtbaar zijn als gevolg van waterdamp in de rook.

Bijlage F Voorbeelden bepalingsprotocollen. Monitoringsprotocol voor bepaling van de VOS-emissies door puntbronnen in de chemie

Blootstellingsscenario: zinkboraat EC#

FEITEN EN CIJFERS 2007 NEDERLANDSE VERF- EN DRUKINKTINDUSTRIE

ZSS stoffenbeleid in uitvoering!

Z Naast de gegevens uit het E-PRTR is er gebruik gemaakt van de gegevens uit de vigerende vergunning.

Stof-, gas- of dampvormige emissies

Milieubarometerrapport 2016

OPGAVEN HOOFDSTUK 7 ANTWOORDEN

Alternatieve wasmiddelen

De standaard kostprijs. Kostencalculatie Niveau 5 MBA

Toelichting milieuneutrale verandering Abbott Healthcare Products B.V.

EEN KORTE INLEIDING OP VOS-RICHTLIJNEN

Instituut voor Toegepaste Milieu-Economie

Statistieken 2004 VVVF. Vereniging van verf- en drukinktfabrikanten

Resultaat gescheiden afvalinzameling 2018 In vergelijking tot gemeente Drimmelen

Samenvatting Advies normering piekblootstelling oplosmiddelen 1

CARBON FOOTPRINT 2014

tot intrekking van het Besluit vluchtige organische stoffen Wms en de daarmee verband houdende regeling

Naam hoofdrubriek Naam rubriek RUBRIEK (V)= Vlarem

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 7

BIJLAGE V. Technische bepalingen inzake stookinstallaties. Deel 1. Emissiegrenswaarden voor de in artikel 32, lid 2, bedoelde stookinstallaties

Publicatieblad van de Europese Unie L 151/9

Onderzoek luchtkwaliteit parkeerterrein Hoorn. Onderzoek luchtkwaliteit parkeerterrein stadsstrand Hoorn

i\an: Repro Van: Bibliotheek S.v.p. -A. keer kopieeren ENKELZIJDIG T^BUBBELZIJ IG Voorkant/achterkant op (pik,^ WIT / papier daarna NfETJ^/ INBINDEN

Instituut voor Toegepaste Milieu-Economie

Gelet op het bepaalde in de Wet milieubeheer besluiten wij dat:

Recycled Rubber Vloeren

Gemeente Barneveld Raadhuisplein 2 tel: (0342) Postbus 63 fax: (0342) AB BARNEVELD

CARBON FOOTPRINT 2015 Hogeschool Utrecht 3 MAART 2016

EMISSIECONTROLEPLAN. Uitvoeringsplan t.b.v. controle metingen:

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2010

Inno Coatings - Betonverf 2K

ketenanalyse afvalverwijdering BESIX - OVT Utrecht

Voortgangsrapportage 12 ketenanalyse afvalverwijdering BESIX - OVT Utrecht

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE A

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2009

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

AFDELING VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT GASTURBINES EN STOOM- EN GASTURBINE- INSTALLATIES

Zware metalen en Hg. Deze code van goede meetpraktijk beschrijft de toegepaste. werkwijze bij de monsterneming van de totale emissie van

Risicoschatting emissie PFOA voor omwonenden

Humane blootstelling aan vluchtige. IVAM UvA B.V. Universiteit van Amsterdam

Review CO2 reductiedoelstellingenvoestalpine WBN. Conform niveau 5 op de CO2-prestatieladder 2.1

Lozingen vanuit tandartspraktijken

BEOORDELING GEURHINDER

Beste beschikbare technieken. Cathine Knijff. 29 maart 2012

38,6. CO 2 (ton/jr) 2014

Voortgangsrapportage 10 ketenanalyse afvalverwijdering BESIX - OVT Utrecht

Wijzigingsblad d.d. 1 januari 2019 bij de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten versie 3 september 2007

Milieubarometerrapport 2015

Antwoorden AIM sessie Atkqkqrorav

Voortgangsrapportage emissies scope 1, 2 en 3. Monitoring doelstellingen 2014

BIJLAGEN. bij het voorstel. voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

INSTALLATIESTAPPEN NB: ClayStone is niet geschikt voor een douche en andere vochtige zone. (Voor deze toepassing, zie Creatina).

ketenanalyse afvalverwijdering BESIX - OVT Utrecht

Gelijkwaardigheidsbesluit

Notitie. : Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam : P.R. Beaujean Datum : 12 oktober 2007 : M. Zieltjens Onze referentie : 9S /N0003/902610/Nijm

7-530, 7-531, 7-532, , 7-535, 7-536, 7-537

(Ömgevingstí ienst Midden- en West-Brabant

Inter-GreeN Reuse, recycle, reduce

MER-Evaluatie. E.ON Energy from Waste Delfzijl BV. Datum 24 juli 2012 Versie 1.0

Voortgangsrapportage 3 CO 2 -Prestatieladder

PEMS KWALITEIT EISEN. Predictive Emission Monitoring Systems

Voortgangsrapportage emissies scope 1, 2 en 3. Monitoring doelstellingen 2013

Scope III analyse 2015

Gedeputeerde Staten van Limburg Postbus MA Maastricht. Datum 8 november 2017 Betreft Advies aanvraag milieuvergunning Chemelot/PVC

Definitie. Wat is Duurzaamheid?

Exposure Scenarios (ES) in het esds

Verantwoording CO 2 reductiedoelstellingen tot en met juni 2017

Transcriptie:

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu Kenniscentrum InfoMil 5 Hoe kan een bedrijf voldoen aan de eisen voor oplosmiddeleninstallati es 28 januari 2017

Inhoudsopgave eisen voor oplosmiddeleninstallaties 3 eisen voor oplosmiddeleninstallaties 3 5.0 Welk regime 3 5.1 Regime 1: reductieprogramma vaste-stof 5 Activiteiten en grenswaarden Regime 1 5 Beschrijving Regime 1 7 Voorbeelduitwerking Regime 1: Coaten van hout 8 Voorbeelduitwerking Regime 1: Verpakkingsdruk 13 5.2 Regime 2: emissiegrenswaarden voor afgassen en diffuse emisies 17 Activiteiten en grenswaarden Regime 2 oplosmiddeleninstallaties 17 Beschrijving Regime 2 19 Voorbeelduitwerking Regime 2: Coaten van metaal 21 Voorbeelduitwerking Regime 2: Heatset 26 5.3 Regime 3: emissiegrenswaarden als percentage van de oplosmiddelinput 30 Activiteiten en grenswaarden Regime 3 oplosmiddeleninstallaties 30 Beschrijving Regime 3 30 Voorbeelduitwerking Regime 3: Productie van verf 31 5.4 Regime 4: emissiegrenswaarden per hoeveelheid product 35 Activiteiten en grenswaarden Regime 4 oplosmiddeleninstallaties 35 Beschrijving Regime 4 38 Voorbeelduitwerking Regime 4: Coaten van leer 38 5.5 Reductieprogramma reinigen en ontvetten 41 Beschrijving Reductieprogramma voor reinigen en ontvetten 41 Voorbeelduitwerking Reductieprogramma oppervlaktereiniging en ontvetten 42 5.6 Voldoen aan de eisen voor R-stoffen 45 5.7 Afwijken van de eisen 47 Colofon 48

eisen voor oplosmiddeleninstallaties Voor elke activiteit binnen een oplosmiddeleninstallatie zijn er twee mogelijkheden om aan de emissieeisen te voldoen, voldoen aan de emissiegrenswaarden of voldoen aan de eisen van een reductieprogramma. Daarbinnen zijn er vaak nog meerdere keuzes. Lees voor een toelichting en voorbeelden de onderstaande pagina's. Afhankelijk van de door het bedrijf gekozen wijze van voldoen hoeft u slechts één Regime door te nemen. eisen voor oplosmiddeleninstallaties Voor elke activiteit binnen een oplosmiddeleninstallatie zijn er twee mogelijkheden om aan de emissieeisen te voldoen, voldoen aan de emissiegrenswaarden of voldoen aan de eisen van een reductieprogramma. 5.0 Welk regime Op grond van de wettelijke eisen zijn in deze handleiding vier manieren beschreven om te voldoen aan afdeling 2.11 van het Activiteitenbesluit, zogenaamde Regimes. Daarnaast moet elke installatie voldoen aan de emissie-eisen voor R-stoffen. Wettelijke eis: voldoen aan de emissiegrenswaarden Elk bedrijf moet voldoen aan de eisen van artikel 2.29 lid 1 van afdeling 2.11 van het Activiteitenbesluit; dit houdt in: of voldoen aan de emissiegrenswaarden voor afgassen (in mg koolstof per kubieke meter lucht) in combinatie met de grenswaarden voor de diffuse emissie (als percentage van de oplosmiddelinput) of voldoen aan de totale emissiegrenswaarden voor de activiteit in kwestie (als percentage van de oplosmiddelinput of als emissie per eenheid geproduceerd product) Voor de meeste activiteiten zijn in de tabellen met grenswaarden dan ook ofwel emissiegrenswaarden opgenomen voor afgassen in combinatie met de diffuse emissiegrenswaarden, ofwel totale emissiegrenswaarden. Soms zijn beide mogelijk. Voldoen aan de eisen middels een reductieprogramma In plaats van te voldoen aan de emissiegrenswaarden kan een bedrijf er op grond van artikel 2.29 lid 2 ook voor kiezen om een speciaal reductieprogramma te volgen dat voor en door het bedrijf is ontworpen. Dit kan bepaalde voordelen hebben. Het reductieprogramma is bedoeld om bedrijven de mogelijkheid te geven om de emissies te beperken door maatregelen aan de bron te nemen (zoals het gebruik van oplosmiddelarme producten). Hiervoor moet het bedrijf voldoen aan twee voorwaarden: De emissie moet minstens zo sterk worden gereduceerd als gebeuren zou door het voldoen aan de emissiegrenswaarden. eisen voor oplosmiddeleninstallaties Kenniscentrum InfoMil 3

Er moeten oplosmiddelarme alternatieven zijn of mogelijkheden om emissiearme applicatietechnieken dan wel good-housekeepingmaatregelen toe te passen. In de Activiteitenregeling is het reductie programma door gebruik te maken van de vaste-stofregeling beschreven, maar een andere reductieprogramma is ook mogelijk. Hoe te kiezen Een bedrijf kan zelf kiezen of ze met emissiegrenswaarden of met een reductieprogramma wil voldoen aan de eisen voor oplosmiddeleninstallaties: Zijn er oplosmiddelarme alternatieven voorhanden of mogelijkheden om emissie-arme applicatietechnieken of good-housekeeping maatregelen toe te passen, kies dan voor het reductieprogramma. Is beheerst afvangen van de emissies niet mogelijk, kies dan ook voor het reductieprogramma. Is er een nageschakelde techniek aanwezig, kies dan voor de emissiegrenswaarden. Het volgen van een reductieprogramma heeft de volgende voordelen boven het toepassen van nageschakelde technieken: Voorkomen van emissies is beter dan bestrijden: brongerichte en/of proces-geïntegreerde maatregelen hebben de voorkeur boven nageschakelde technieken. Behalve een verminderde emissie naar het buitenmilieu wordt vaak ook de blootstelling van de werknemers aan VOS verminderd. Op termijn kunnen de kosten lager zijn dan bij de toepassing van een nageschakelde techniek (afschrijving en onderhoud van de bestrijdingsapparatuur, energiekosten, kosten van metingen). Wanneer een bedrijf geen nageschakelde technieken toepast, dan zijn emissiemetingen niet nodig, maar volstaat de oplosmiddelenboekhouding voor controle. Er bestaat geen gevaar voor calamiteiten bij plotselinge uitval, terwijl dat bij een nageschakelde techniek wel het geval is. Veel bedrijven hebben al een reductieprogramma uitgevoerd in het kader van arbo-vervangingsregelingen, KWS2000 of het Nationaal Reductieplan NMVOS (NRPVOS). Bij sommige activiteiten (zoals coatingwerkzaamheden bij scheepswerven) is het plaatsen van een nageschakelde techniek niet altijd mogelijk. Dan kan het volgen van een reductieprogramma de enige mogelijkheid zijn om aan afdeling 2.11 te voldoen. In andere gevallen kan een nageschakelde techniek zijn voordelen hebben ten opzichte van het volgen van een reductieprogramma. Bijvoorbeeld wanneer de warmte van een naverbrander nuttig wordt hergebruikt. 4 Regimes In deze handleiding zijn 4 Regimes' gedefinieerd om aan te tonen dat aan de eisen van afdeling 2.11 van het Activiteitenbesluit wordt voldaan. 1. In Regime 1 gaan we uitgebreid in op het samenstellen van een reductieprogramma door gebruik te maken van de vaste-stofregeling. 2. Regime 2 beschrijft het voldoen aan emissiegrenswaarden voor afgassen en diffuse emissie grenswaarden. 3. Het opstellen van een reductieprogramma door gebruik te maken van de totale emissiegrenswaarden als percentage van de oplosmiddelinput staat beschreven bij Regime 3. eisen voor oplosmiddeleninstallaties Kenniscentrum InfoMil 4

4. Een reductieprogramma door gebruik te maken van de totale emissiegrenswaarden als emissie per eenheid geproduceerd product komt aan bod in Regime 4. Binnen elk regime moet de oplosmiddeleninstallatie ook altijd voldoen aan de emissie-eisen voor R- stoffen, een aparte paragraaf gaat hier op in. Alternatief reductieprogramma en reductieprogramma reinigen en ontvetten Als alternatief voor de Regimes 1 tot en met 4 kan op grond van artikel 2.29 lid 2 van het Activiteitenbesluit ook aan de eisen voldaan worden door aan te tonen dat met andere maatregelen dezelfde totale VOS-reductie bereikt wordt die gehaald moet worden bij het voldoen aan de emissiegrenswaarden. Dit kan bijvoorbeeld indien: berekend is hoeveel VOS emissie (kg/jaar) voor de activiteit maximaal is toegestaan als precies voldaan zou worden aan het van toepassing zijnde Regime voor emissiegrenswaarden, en aangetoond wordt dat dit maximale aantal kg VOS emissie niet overschreden wordt bij het toepassen van alternatieve maatregelen Voor reinigen en ontvetten met R-stoffen (activiteit 4) en reinigen en ontvetten met niet R-stoffen (activiteit 5) is op een aparte pagina uitgewerkt hoe men kan aantonen dat men aan de eisen van afdeling 2.11 voldoet. Ook bij deze reductieprogramma's (anders dan Regime 1-4) moet de oplosmiddeleninstallatie altijd voldoen aan de emissie-eisen voor R-stoffen. Meerdere activiteiten: Compensatieregeling Als meerdere oplosmiddelen activiteiten plaatsvinden in dezelfde inrichting, mag een eventuele overschrijding van de eisen voor de ene activiteit gecompenseerd worden met die van een andere activiteit. Dit wordt de compensatieregeling' genoemd. Deze regeling geldt niet voor R-stoffen. Hoofdstuk 4.6 gaat verder in op de eisen bij meerdere activiteiten met oplosmiddelen. 5.1 Regime 1: reductieprogramma vaste-stof In dit deel wordt beschreven hoe je een reductieprogramma kunt opstellen voor activiteiten waarbij een coating, lak, kleefstof of inkt wordt aangebracht. Het gaat om activiteiten waarbij de gebruikte producten naast VOS ook een bepaalde hoeveelheid vaste stof bevatten. Activiteiten en grenswaarden Regime 1 In onderstaande tabel staan de activiteiten waarvoor het reductieprogramma met vaste-stofregeling gebruikt kan worden. De tabel vermeldt ook de vermenigvuldigingsfactor (VF: nodig voor berekening van de referentie-emissie) en de beoogde emissie. Aan de eisen van het reductieprogramma wordt voldaan als de feitelijke emissie (bepaald aan de hand van de oplosmiddelenboekhouding) kleiner is dan of gelijk is aan de beoogde emissie. eisen voor oplosmiddeleninstallaties Kenniscentrum InfoMil 5

Activiteit Drempel verbruik (ton VOS per jaar) Vermenigvuldiging factor (VF)* reductie% 2 Illustratiediepdruk 25 4 nieuw: 15% bestaand: 20% 3 Andere rotatiediepdruk, flexografie, rotatiezeefdruk, lamineer- of lakeenheden 15 4 30% > 25 4 25% Rotatiezeefdruk op textiel of karton 30 1,5 25% 6 Coaten van voertuigen (< 15 ton VOS verbruik) 0,5 1,5 40% 6 Overspuiten van voertuigen 0,5 3 40% 7 Bandlakken 25 3 nieuw: 10% bestaand: 15% 8 Overige coatingprocessen (NB: Rotatiezeefdruk op textiel valt onder activiteit 3) 5 - textiel, vezel, film, papier: 4 - levensmid. ind. lucht/ ruimte vaart: 2,33 - overig: 1,5 > 15 - textiel, vezel, film, papier: 4 - levensmid. ind. lucht/ ruimte vaart: 2,33 35% 25% eisen voor oplosmiddeleninstallaties Kenniscentrum InfoMil 6

- overig: 1,5 10 Coating van hout 15 4 40% > 25 4 25% 16 Aanbrengen van een lijmlaag 5 4 30% > 15 4 25% *Het bevoegd gezag kan de hoogte van de vermenigvuldigingsfactor (VF) voor individuele installaties aanpassen om rekening te houden met een aangetoonde stijging van het rendement bij gebruik van vaste stoffen. Beschrijving Regime 1 Opstellen oplosmiddelenboekhouding In de oplosmiddelenboekhouding moeten het verbruik, de input, de totale emissie, de beoogde emissie en de referentie-emissie zijn opgenomen (zie tabel in hoofdstuk 4.2 Oplosmiddelenboekhouding'). Vaststelling productverbruik Om zowel de beoogde als de feitelijke emissie te kunnen berekenen, is het nodig eerst het productverbruik te bepalen. Hiervoor kan de inkoopadministratie van het bedrijf worden gebruikt (zie ook hoofdstuk 3). De berekening gaat als volgt: Productverbruik (kg) = BP + IP - EP - VAP BP = Beginvoorraad oplosmiddelen of preparaat (in kg) op de eerste dag van het jaar waarop de oplosmiddelenboekhouding betrekking heeft. IP = Ingekocht oplosmiddel of preparaat (in kg) gedurende het jaar waarop de oplosmiddelenboekhouding betrekking heeft. EP = Eindvoorraad oplosmiddel of preparaat (in kg) op de laatste dag van het jaar waarop de oplosmiddelenboekhouding betrekking heeft. VAP = Verkocht of op andere wijze afgevoerd en niet gebruikt oplosmiddel of preparaat (in kg) in het jaar waarop de oplosmiddelenboekhouding betrekking heeft. Berekening beoogde emissie De beoogde emissie wordt afgeleid van de (jaarlijkse) referentie-emissie. De referentie-emissie is de emissie van een bedrijf in de situatie dat nog geen maatregelen ter beperking van de emissie van VOS naar de lucht zijn genomen. De referentie-emissie wordt op zijn beurt berekend op basis van de hoeveelheid vaste stof in inkt, lak, lijm enz. die per 12 maanden wordt verbruikt. De berekening gaat als volgt: eisen voor oplosmiddeleninstallaties Kenniscentrum InfoMil 7

1. De totale hoeveelheid gebruikte vaste stof wordt berekend door per product het huidige verbruik te vermenigvuldigen met het vaste-stofgehalte volgens de volgende formule: Gebruikte hoeveelheid preparaat x VGP = gebruikte hoeveelheid vaste stof van een preparaat (in kg) VGP = gehalte vaste stof in preparaat (in gewichts %). Het vaste-stofgehalte van een preparaat (VGP) kan soms worden afgeleid van het technische informatieblad dat behoort bij het betreffende preparaat, via de volgende berekening (in de overige gevallen moet het gehalte vaste stof bij de leverancier worden opgevraagd): VGP (%) = 100% - gehalte VOS (%) - gehalte water (%) Door de gebruikte hoeveelheden vaste stof van de verschillende preparaten over een jaar bij elkaar op te tellen, wordt de totale hoeveelheid gebruikte vaste stof bepaald. Indien het productverbruik in liters wordt weergegeven, dan dient het gehalte vaste stof in gram/liter te worden bepaald. 2. Vervolgens wordt uit de totale hoeveelheid vaste stof de referentie-emissie bepaald door de hoeveelheid vaste stof te vermenigvuldigen met de vermenigvuldigingsfactor voor de activiteit zoals vermeld in de tabel met grenswaarden voor Regime 1. Referentie-emissie (kg) = hoeveelheid vaste stof (kg) x vermenigvuldigingsfactor (VF) voor activiteit 3. De beoogde emissie wordt berekend door de referentie-emissie te vermenigvuldigen met het percentage zoals weergegeven in de tabel. Beoogde emissie (kg) = referentie-emissie (kg) x percentage Berekening feitelijke emissie Zie hoofdstuk 4.2 voor de berekening van de feitelijke emissie, dit is gelijk aan de totale emissie. Hiervoor is het wel nodig eerst te bepalen welke situatie van toepassing is (stap 3 van het opstellen van de oplosmiddelenboekhouding). Wordt een reductieprogramma gevolgd, dan zal meestal de situatie als beschreven in stap 4a of 4b van toepassing zijn. Toetsing Door de feitelijke emissie te vergelijken met de beoogde emissie kan bepaald worden of aan de eisen van het reductieprogramma wordt voldaan. Bedenk daarbij dat bij toename van het productverbruik de referentie-emissie (en dus ook de beoogde emissie) opnieuw berekend moet worden. Als vervangingsproducten met weinig of geen oplosmiddelen nog in ontwikkeling zijn, moet de exploitant extra tijd krijgen om zijn reductieprogramma uit te voeren (Activiteitenregeling artikel 2.13 lid 1 sub a). Uit jurisprudentie (Rechtbank Arnhem, 3 mei 2012, 11/3465 PROWT 209) volgt dat die extra tijd géén tijdelijke vrijstelling inhoudt van de emissiegrenswaarden of van gelijkwaardige emissiereductie via het reductieprogramma. Voorbeelduitwerking Regime 1: Coaten van hout Beschrijving bedrijf Een meubelfabrikant maakt beuken eetkamerstoelen. De stoelen worden gebeitst en tweemaal gelakt. Voor het beitsen maakt de fabriek gebruik van een water- beits, die wordt gedompeld. Voor zowel de grondlaklaag als de aflaklaag gebruikt men een zuurhardende lak, die bestaat uit een stamlak, verharder en verdunner. eisen voor oplosmiddeleninstallaties Kenniscentrum InfoMil 8

Berekening van basisgegevens Om aan afdeling 2.11 te kunnen toetsen is het nodig de totale emissie en de beoogde emissie te berekenen. Voor een correcte berekening van de totale emissie moet eerst bepaald worden welke situatie volgens stap 3 van hoofdstuk 4 Oplosmiddelenboekhouding' van toepassing is. Er is geen nageschakelde techniek aanwezig en er is geen sprake van hergebruik binnen of buiten de activiteit. Hieruit is af te leiden dat voor deze situatie de oplosmiddelenboekhouding moet worden uitgewerkt volgens stap 4a van hoofdstuk 4 Oplosmiddelenboekhouding'. Voor de berekening van verbruik, input en totale emissie gelden dan de volgende formules: Verbruik = I1 Input = I1 Totale emissie = I1 - O6 Er is bij deze activiteit geen sprake van VOS als onderdeel van het product die als O7 gerekend mag worden. Daarnaast moet in de oplosmiddelenboekhouding de referentie-emissie en de beoogde emissie zijn opgenomen. Berekening verbruik Het jaarlijkse VOS-verbruik komt in deze situatie overeen met de hoeveelheid ingezet VOS (I1). De hoeveelheid ingezet VOS (I1) kan worden bepaald door het VOS-gehalte van de verschillende preparaten te vermenigvuldigen met de hoeveelheid jaarlijks verbruikt preparaat en de uitkomsten hiervan vervolgens bij elkaar op te tellen. In dit voorbeeld is het verbruik gelijk aan 16.093 kg VOS (zie de volgende twee tabellen). Berekening hoeveelheid verbruikt preparaat De voorraadregistratie geeft per preparaat inzicht in de beginvoorraad, de eindvoorraad en de hoeveelheid ingekochte lakken en beitsen over een periode van één jaar. Ook ingekochte preparaten die weer verkocht zijn zonder te zijn gebruikt, worden weergegeven. De jaarlijks gebruikte hoeveelheid preparaat volgt uit de volgende formule: Productverbruik (liter) = BP + IP - EP - VAP BP = Beginvoorraad IP = Ingekocht EP = Eindvoorraad VAP = Verkocht/afgevoerd eisen voor oplosmiddeleninstallaties Kenniscentrum InfoMil 9

Omschrijving IP BP EP VAP IP+BP-EP-VAP Product Ingekocht in 2013 (liter) Voorraad per 1 jan 2013 (liter) voorraad per 1 jan 2014 (liter) Afgevoerd en/ of verkocht preparaat in 2013 (liter) totaal jaarlijks verbruikt preparaat (liter) 1. waterbeits 10.000 100 800 0 9.300 2. stamlak 21.000 300 500 0 20.800 3. verharder 2.200 50 80 0 2.170 4. verdunner 3.600 80 130 0 3.550 Het VOS-gehalte van de producten kan worden afgeleid uit de veiligheidsinformatiebladen. Omschrijving product A B I1 =A*B VOS-gehalte (g/liter) Totaal verbruikt preparaat (liter) Ingezet VOS (kg) 1. waterbeits 230 9.300 2.139 2. stamlak 450 20.800 9.360 3. verharder 661 2.170 1.434 4. verdunner 890 3.550 3.160 Totaal 16.093 Berekening input De VOS-input komt in deze situatie eveneens overeen met de hoeveelheid ingezet VOS (I1) en is gelijk aan 16.093 kg VOS. eisen voor oplosmiddeleninstallaties Kenniscentrum InfoMil 10

Berekening totale emissie De feitelijke emissie komt in deze situatie overeen met de input (I1) verminderd met de hoeveelheid VOS in afval (O6). Berekening hoeveelheid ingezet VOS (I1) De hoeveelheid ingezet VOS was reeds bepaald bij de berekening van het verbruik en is gelijk aan 16.093 kg VOS. Berekening hoeveelheid VOS in afval (O6) O6 kan worden achterhaald door middel van kentallen (indien aanwezig), met behulp van informatie van de afvalinzamelaar of -verwerker, of door bemonstering. In deze situatie is de jaarlijks afgevoerde hoeveelheid VOS in de afgevoerde lakrestanten 250 kg. Berekening feitelijke (totale) emissie Feitelijke emissie: I1 - O6 = 16.093-250 = 15.843 kg VOS Berekening beoogde emissie De beoogde emissie kan worden afgeleid uit de referentie-emissie die op zijn beurt wordt bepaald uit de hoeveelheid verbruikte vaste stof. Bepaling vaste stofgehalte per preparaat: Met behulp van veiligheidsinformatiebladen en technische informatiebladen kunnen het VOS-gehalte, het watergehalte en de dichtheid van beits, stamlak, verharder en verdunner worden achterhaald. Met deze gegevens kan het vaste-stofgehalte van de verschillende preparaten als volgt worden berekend: Omschrijving A B C D=(1000*C)-A-B Product VOS-gehalte (g/liter) Waterge-halte (g/liter) Dichtheid (g/liter) Vaste-stofgehalte (g/liter) 1. waterbeits 230 660 1 110 2. stamlak 450 0 1 550 eisen voor oplosmiddeleninstallaties Kenniscentrum InfoMil 11

3. verharder 661 17 0,87 190 4. verdunner 890 0 0,89 0 Bepaling jaarlijks verbruik vaste stof Door het vaste-stofgehalte te vermenigvuldigen met de jaarlijks verbruikte hoeveelheid preparaat kan de jaarlijkse verbruikte hoeveelheid vaste stof per preparaat worden bepaald en tevens de totale jaarlijks verbruikte hoeveelheid vaste stof. Omschrijving A B C=A*B Product Vaste stofgehalte (g/liter) Totaal jaarlijks verbruikt preparaat (liter prep.) Jaarlijks verbruikte hoeveelheid vaste stof (kg) 1. waterbeits 110 9.300 1.023 2. stamlak 550 20.800 11.440 3. verharder 190 2.170 412 4. verdunner 0 3.550 0 Totaal 12.875 Bepaling referentie-emissie De referentie-emissie is de emissie in de situatie dat nog geen maatregelen zijn genomen. De referentieemissie wordt berekend aan de hand van de totale jaarlijkse verbruikte vaste stof van alle gebruikte preparaten vermenigvuldigd met de vermenigvuldigingsfactor (zie tabel eisen Regime 1). Verdunners bezitten over het algemeen geen vaste stof. Voor "Coating van hout" (de activiteit in de voorbeeld-situatie) geldt een vermenigvuldigingsfactor van 4. Dat leidt tot de volgende berekening: eisen voor oplosmiddeleninstallaties Kenniscentrum InfoMil 12

Referentie-emissie= 4 * 12.875 kg vaste stof = 51.500 kg VOS Bepaling beoogde emissie De beoogde emissie kan worden berekend door de referentie-emissie te vermenigvuldigen met het vereiste percentage, zoals dat in de tabel met eisen voor Regime 1 wordt genoemd bij de betreffende activiteit. Voor coating van hout' (de voorbeeld-situatie) betekent dit dat gezien het huidige verbruik (=16.093 kg VOS) een percentage van 40% van de referentie-emissie wordt aangehouden. Beoogde emissie= 40% x 51.500 kg VOS = 20.600 kg VOS Conclusie De feitelijke emissie van dit bedrijf (15.843 kg VOS) is lager dan de beoogde emissie (20.600 kg VOS). Dit bedrijf voldoet aan de eisen van het besluit. Voorbeelduitwerking Regime 1: Verpakkingsdruk Beschrijving bedrijf Een verpakkingsdrukkerij is deels overgeschakeld op oplosmiddelarme inkt. Voor dat deel van de activiteiten dat niet is overgeschakeld is een naverbrander geïnstalleerd. Het bedrijf heeft een eigen destillatie-unit staan waarin de vervuilde oplosmiddelen intern wordt geregenereerd. Een deel van de geregenereerde oplosmiddelen wordt voor schoonmaakactiviteiten gebruikt. Een ander deel van de geregenereerde oplosmiddelen wordt verkocht aan een ander bedrijf. Berekening van basisgegevens Voor het correct opstellen van de oplosmiddelenboekhouding in het kader van afdeling 2.11 van het Activiteitenbesluit is het van belang vast te stellen dat er sprake is van hergebruik binnen én buiten de activiteit en van een nageschakeld techniek. Van toepassing is de situatie zoals beschreven in stap 4d van hoofdstuk 4 Oplosmiddelenboekhouding'. Voor de berekening van verbruik, input en totale emissie gelden dan de volgende formules: Verbruik = I1- O8 Input = I1 + I2 Totale emissie = I1 - O5 - O6 - O8 eisen voor oplosmiddeleninstallaties Kenniscentrum InfoMil 13

Bij deze activiteit mogen de resterende oplosmiddelen in het eindproduct niet als O7 gerekend worden. Berekening verbruik Berekening hoeveelheid ingezet VOS (I1) De hoeveelheid ingezet VOS wordt berekend uit de hoeveelheid ingezet product, vermenigvuldigd met het VOS-gehalte van de afzonderlijke producten = 430.000 kg VOS. Omschrijving product Verbruikt preparaat VOS-gehalte VOS-verbruik Gehalte vaste stof Verbruik vaste stof (liter/jaar) (g/liter) (kg/jaar) (g/liter) (kg/jaar) 1. oplosmiddela rme inkt 125.000 80 10.000 400 50.000 2. oplosmiddelrijke inkt 262.500 400 105.000 400 105.000 3. schoonmaak middel 13.125 800 10.500 0 0 4. verdunner 380.625 800 304.500 0 0 totaal 781.250 430.000 155.000 Berekening hoeveelheid VOS die wordt teruggewonnen en buiten de activiteit wordt hergebruikt (O8) Er wordt 50.000 kg verontreinigd reinigingsmiddel via de destillatie-unit opgewerkt. Hiervan wordt 42.000 kg verkocht aan een ander bedrijf (O8). Het destillatiesludge wordt afgevoerd als afval. Berekening verbruik Verbruik = I1 - O8 = 430.000-42.000 = 388.000 kg VOS eisen voor oplosmiddeleninstallaties Kenniscentrum InfoMil 14

Berekening input Berekening I1 De hoeveelheid ingezet VOS is reeds bepaald bij de berekening van het verbruik en is gelijk aan 430.000 kg VOS. Berekening I2 Er is geen VOS die binnen de activiteit wordt hergebruikt Berekening input Input = I1 + I2 = 430.000 + 0 = 430.000 kg VOS Berekening beoogde emissie Berekening referentie-emissie De referentie-emissie is die emissie in de situatie dat nog geen maatregelen zijn genomen. De referentieemissie wordt berekend aan de hand van de totale jaarlijkse hoeveelheid verbruikte vast stof van alle gebruikte preparaten (zie voorgaande tabel) vermenigvuldigd met de vermenigvuldigingsfactor zoals weergegeven in de tabel Regime 1. Voor de activiteit "verpakkingsdruk" wordt een vermenigvuldigingsfactor van 4 genoemd. Referentie-emissie= 4 x 155.000 kg vaste stof = 620.000 kg VOS Bepaling beoogde emissie De beoogde emissie kan worden berekend door de referentie-emissie te vermenigvuldigen met het vereiste percentage zoals genoemd in de tabel genoemd bij de desbetreffende activiteit. Voor de voorbeeld-situatie (verpakkingsdruk) betekent dit dat bij het huidige verbruik (= 388.000 kg VOS) een percentage van 25% van de referentie-emissie wordt aangehouden. Beoogde emissie = 25% x 620.000 kg VOS = 155.000 kg VOS eisen voor oplosmiddeleninstallaties Kenniscentrum InfoMil 15

Bepaling feitelijke emissie De feitelijke emissie komt in deze situatie overeen met de input (I1) verminderd met de hoeveelheid VOS die via de naverbrander is vernietigd (O5), de hoeveelheid VOS in afval (O6) en de hoeveelheid VOS die buiten de activiteit wordt hergebruikt (O8). Berekening O5 Bij de installatie van de nageschakelde techniek zijn metingen uitgevoerd aan de afgasconcentratie, het debiet, de emissietijd en de efficiëntie van de nageschakelde techniek. Hieruit bleek het volgende. De afgasconcentratie is met behulp van een meting via FID vastgesteld op 20x10-6 kg C/m3. Bij een C- factor (aandeel koolstof) in de VOS van 0,8 komt dit neer op 25x10-6 kg VOS/m3. De efficiëntie van de nageschakelde techniek is vastgesteld op 97,5 %. Dit betekent dat het VOS-gehalte in de ongereinigde massastroom gelijk is aan 25x10-6 x 100/2,5 = 1000x10-6 kg/m3. Het debiet is vastgesteld op 100.000 m3/uur bij een emissietijd van 3200 uur per jaar. Uit hoofdstuk 4 'Oplosmiddelenboekhouding' blijkt dat O5 als volgt berekend kan worden: O5 (VOS/jaar) = (OC - AC) x DB x ET O5 = hoeveelheid VOS die is verwijderd of vernietigd (in kg VOS/jaar) OC = concentratie VOS in ongereinigde massastroom (in kg VOS/Nm3) AC = concentratie van VOS in afgassen (in kg VOS/Nm3) DB = debiet (in m3/uur) ET = emissietijd (in uur/jaar) In dit voorbeeld is O5 dus: O5 = (1000x10-6 - 25x10-6) x 100.000 x 3200 = 312.000 kg VOS Berekening hoeveelheid VOS in afval (O6) De hoeveelheid VOS in afval (O6) kan in dit voorbeeld worden berekend aan de hand van de hoeveelheid destillatiesludge die is ontstaan en het VOS-gehalte hierin. Er is totaal 8.000 kg sludge ontstaan met en VOS-gehalte van 25%. Dit betekent dat O6 gelijk is aan 2.000 kg VOS. Berekening hoeveelheid VOS die buiten de activiteit wordt hergebruikt (O8) eisen voor oplosmiddeleninstallaties Kenniscentrum InfoMil 16

De hoeveelheid VOS die buiten de activiteit wordt hergebruikt (O8) is al bepaald bij berekening van het verbruik en is gelijk aan 42.000 kg Berekening totale emissie Totale emissie = I1 - O5 - O6 - O8 = 430.000-312.000-2.000-42.000 = 74.000 kg VOS Toetsing aan emissiegrenswaarden Op basis van bovenstaande was de beoogde emissie vastgesteld op 155.000 kg VOS. De totale emissie is lager, dit betekent dat het bedrijf voldoet aan de eisen van afdeling 2.11 van het Activiteitenbesluit. 5.2 Regime 2: emissiegrenswaarden voor afgassen en diffuse emisies Een bedrijf kan aan de eisen voor oplosmiddeleninstallaties in het Activiteitenbesluit voldoen door de emissies te toetsen aan de emissiegrenswaarden voor afgassen en aan de diffuse emissiegrenswaarden. In dit hoofdstuk beschrijven we hoe een bedrijf kan aantonen dat aan de emissiegrenswaarden voor afgassen en diffuse emissies wordt voldaan. Activiteiten en grenswaarden Regime 2 oplosmiddeleninstallaties In deze tabel staat een overzicht van activiteiten waarvoor - via toetsing aan de emissiegrenswaarden voor afgassen in combinatie met de diffuse emissie- grenswaarden - kan worden aangetoond dat aan het de eisen voor oplosmiddeleninstallaties wordt voldaan. Per activiteit zijn tevens de emissiegrenswaarden weergegeven. Activiteit Drempel verbruik (ton VOS per jaar) afgaseis (mg C/Nm3) diffuus (als % input) 1 Heatsetrotatieoffsetdruk (verdamping in een warme lucht oven) 15 100 30% (A) > 25 20 30% (A) 2 Illustratiediepdruk 25 75 10% 75 15% eisen voor oplosmiddeleninstallaties Kenniscentrum InfoMil 17

3 Andere rotatiediepdruk, flexografie, rotatiezeefdruk, lamineer- of lakeenheden 15 100 25% > 25 100 20% Rotatiezeefdruk op textiel of karton 30 100 20% 4 Oppervlaktereini ging met R- stoffen 1 20 mg/nm3(f) 15% > 5 20 mg/nm3(f) 10% 5 Overige oppervlaktereinig ing 2 75 20% > 10 75 15% 6 Coaten van voertuigen (< 15 ton VOS verbruik) 0,5 50 25% 7 Bandlakken 25 50 (E) 5% 10% 8 Overige coatingprocessen 5 100 (B) 20% > 15 50/75 (C)(D) 20% 10 Coating van hout 15 100 (B) 25% > 25 50/75 (C) 20% 12 Impregneren van hout 25 100 (G) 45% 16 Aanbrengen van een lijmlaag 5 50 (E) 25% eisen voor oplosmiddeleninstallaties Kenniscentrum InfoMil 18

> 15 50 (E) 20% 17 Vervaardiging van lak, inkt, en kleefstoffen 100 150 5% (H) > 1000 150 3% (H) 18 Bewerking van rubber 15 20 (E) 25% (H) 20 Vervaardiging van geneesmiddelen 50 20 (E) nieuw: 5% (H) 20 (E) bestaand: 15% (H) Voetnoten (A) Resten oplosmiddelen in eindproduct worden niet als onderdeel van de diffuse emissie beschouwd. (B) Deze emissiegrenswaarde geldt voor coating- en droogprocessen waarbij de vrijkomende VOS beheerst worden afgevangen en uitgestoten. (C) De eerste waarde geldt voor droogprocessen en de tweede voor coatingprocessen. (D) Bij gebruik van genitrogeneerde oplosmiddelen en hergebruik van teruggewonnen oplosmiddelen, geldt een emissiegrenswaarde voor coating- en droogproces van 150 mg C/m3 (Bijlage IIA Oplosmiddelenbesluit). (E) Als technieken worden gebruikt voor hergebruik van teruggewonnen oplosmiddelen, geldt een emissiegrenswaarde voor afgassen van 150 mg C/m3 (Bijlage IIA Oplosmiddelenbesluit). (F) De emissiegrenswaarde voor afgassen is alleen bij activiteit 4 niet in mg C/m3 gegeven maar in mg/m3 (voor de VOS in het geheel). (G) Geldt niet voor impregneren met creosoot (H) Onder de diffuse-emissiegrenswaarde vallen niet de oplosmiddelen die als bestanddeel van een preparaat in een gesloten container worden verkocht. Beschrijving Regime 2 Opstellen oplosmiddelenboekhouding In de oplosmiddelenboekhouding moeten gegevens zijn opgenomen over het verbruik, de input, de totale emissie, de afgasconcentratie en de diffuse emissie (zie overzichtstabel in hoofdstuk 4.2). Hierna zal specifiek aandacht worden besteed aan het bepalen van de afgasconcentratie en de diffuse emissie. Om aan te kunnen tonen dat men voldoet aan afdeling 2.11 is het nodig de VOS-concentratie in afgassen en de diffuse VOS-emissie als percentage van de input te bepalen. Dit kan op de manier die hieronder wordt beschreven. Bepaling van de afgasconcentratie De afgasconcentratie moet worden bepaald als aan de eisen voor oplosmiddeleninstallaties alleen kan worden voldaan met behulp van nabehandelingapparatuur. eisen voor oplosmiddeleninstallaties Kenniscentrum InfoMil 19

De afgasconcentratie kan worden gemeten met behulp van FID. Met deze methode wordt de totale hoeveelheid koolstof in de afgasemissie bepaald, en kan getoetst worden of de emissiegrenswaarde voor afgassen kan worden gehaald. Meer hierover staat in hoofdstuk 6 Meten en Controleren'. De toetsing aan de emissiegrenswaarden is afhankelijk van de wijze van meten (continu of periodiek); de voorwaarden zijn in onderstaande tabel weergegeven. Wijze van meten Voorwaarden om te voldoen aan afdeling 2.11 Continu Alle 24-uurs gemiddelden moeten lager zijn dan de emissiegrenswaarde Alle uurgemiddelden moeten lager zijn dan 1,5 x de emissiegrenswaarde Periodiek (eens per drie jaar) Het gemiddelde van alle metingen moet lager zijn dan de emissiegrenswaarde Alle uurgemiddelden moeten lager zijn dan 1,5 x de emissiegrenswaarde Als de totale uitstoot aan organisch koolstof vanuit een nageschakelde techniek gemiddeld meer bedraagt dan 10 kilogram per uur, dient continu gemeten te worden. In overige gevallen zijn periodieke metingen toegestaan. Conform artikel 2.10 van de Activiteitenregeling moet een periodieke meting om de drie jaar worden uitgevoerd. De meting moet worden uitgevoerd bij afgaskanalen waarop de brongerichte afzuiging is aangesloten. Als er meer van deze afgaskanalen zijn, moeten bij alle kanalen metingen worden uitgevoerd: alle afgasemissies moeten immers aan de emissiegrenswaarde voor afgassen voldoen. Wel mag compensatie plaatsvinden tussen afgaskanalen onderling (en tussen activiteiten onderling; zie hiervoor de compensatieregeling in hoofdstuk 2). Bij ventilatiekanalen, ontluchtingen en dergelijke hoeft geen meting te worden uitgevoerd, omdat dit soort emissies bij de diffuse emissies gerekend moeten worden. Alle meetresultaten dienen in de oplosmiddelenboekhouding te zijn weergegeven. Bepaling van de diffuse emissie De diffuse emissie kan worden afgeleid van de ingezette hoeveelheid VOS, verminderd met de nietdiffuse emissies, de hoeveelheden VOS die via afval of een product zijn afgevoerd en de hoeveelheid VOS die is vernietigd. Zie hoofdstuk 4.5 voor de berekening van de diffuse emissie en andere methoden ter bepaling van de diffuse emissies). Om te kunnen toetsen aan de emissiegrenswaarde voor diffuse emissies moet ook nog de oplosmiddelinput bepaald worden. De benodigde aanwijzingen daarvoor staan in hoofdstuk 4.2. De diffuse emissie mag in elk geval niet hoger zijn dan het in de tabel met grenswaarden voor Regime 2 vermelde percentage van de oplosmiddelinput. eisen voor oplosmiddeleninstallaties Kenniscentrum InfoMil 20

Activiteit 5: oppervlaktereiniging Bij oppervlaktereiniging met niet-r-stoffen (activiteit 5) kan ook aan de eisen worden voldaan door niet naar de emissiegrenswaarden te kijken, maar naar het gemiddeld oplosmiddelgehalte van alle in de installatie gebruikte reinigingsmiddelen. Ligt dat gemiddelde lager dan 30 gewichts %, dan voldoet men aan de eisen. Zie verder hoofdstuk 5.5. Voorbeelduitwerking Regime 2: Coaten van metaal Beschrijving bedrijf Een metaalbedrijf lakt metalen radiatoren met behulp van één conventionele lak. Daarnaast wordt een verdunner (reiniger) gebruikt om de spuitapparatuur te reinigen. Deze verdunner wordt na gebruik gedestilleerd en opnieuw ingezet voor de reiniging van de spuitapparatuur. Het bedrijf heeft reeds een nageschakelde techniek geïnstalleerd (een thermische naverbrander). Het bedrijf kiest voor toetsing aan de emissiegrenswaarde voor afgassen en voor diffuse emissies om aan te tonen dat men aan afdeling 2.11 van het Activiteitenbesluit voldoet. De werkzaamheden vallen onder oplosmiddelenactiviteit nr. 8. Opstellen oplosmiddelenboekhouding Om de oplosmiddelenboekhouding correct te kunnen opstellen, moet worden bepaald welke situatie van toepassing is. In dit geval is er sprake van hergebruik binnen de activiteit en van een nageschakelde techniek; daarom is de situatie als beschreven in stap 4d (zie hoofdstuk 4.4) van toepassing. Voor de berekening van verbruik, input en totale emissie gelden dan de volgende formules: Verbruik = I1 - O8 Input = I1 + I2 Totale emissie = I1 - O5 - O6 - O7 - O8 Berekening verbruik Het verbruik is gelijk aan de hoeveelheid ingezet VOS (I1), verminderd met de hoeveelheid VOS die buiten de activiteit wordt hergebruikt (O8). Berekening hoeveelheid ingezet VOS (I1) De hoeveelheid ingezet VOS kan worden berekend uit de hoeveelheid gebruikt preparaat vermenigvuldigd met het VOS-gehalte van die preparaten. De voorraadregistratie geeft inzicht in de beginvoorraad, de eindvoorraad en de hoeveelheid ingekochte lak en verdunner over een periode van één jaar. Ook ingekochte preparaten die weer verkocht zijn zonder te zijn gebruikt, worden weergegeven. De gebruikte hoeveelheid preparaat volgt uit de volgende formule: eisen voor oplosmiddeleninstallaties Kenniscentrum InfoMil 21

Gebruikte hoeveelheid preparaat = BP + IP - EP - VAP BP = Beginvoorraad IP = Ingekocht EP = Eindvoorraad VAP = Verkocht/afgevoerd IP BP EP VAP D = IP + BP -EP- VAP Product Ingekocht in 2013 (kg) Voorraad per 1 jan 2013 (kg) Voorraad per 1 jan 2014 (kg) Afgevoerd of verkocht preparaat in 2013 (kg) Totaal verbruikt preparaat in 2013 (kg) 1. lak 20.000 1.000 800 0 20.200 2. verdunner 3.000 500 300 0 3.200 Het VOS-gehalte van de lak en verdunner kan op basis van de veiligheidsinformatiebladen worden achterhaald. Zo kan de totale hoeveelheid VOS worden bepaald die in het proces is ingezet (I1). Product A B I1 (=A*B) VOS-gehalte (%) Verbruikt preparaat (kg) Ingezet VOS (kg) 1. lak 50 20.200 10.100 2. verdunner 100 3.200 3.200 Totaal 13.300 eisen voor oplosmiddeleninstallaties Kenniscentrum InfoMil 22

Berekening hergebruik buiten de activiteit (O8) In dit geval wordt er geen VOS buiten de activiteit hergebruikt (O8 = 0). Berekening verbruik Het verbruik is hier dus gelijk aan de hoeveelheid ingezet VOS = 13.300 kg. Berekening input De input is in deze situatie gelijk aan de hoeveelheid VOS die wordt ingezet (I1), vermeerderd met de hoeveelheid VOS die binnen de activiteit wordt hergebruikt (I2). Berekening hoeveelheid ingezet VOS (I1) De hoeveelheid VOS die is ingezet is al bepaald bij de berekening van het verbruik en is gelijk aan 13.300 kg. Berekening hoeveelheid VOS die binnen de activiteit wordt hergebruik (I2) Door destillatie van vervuilde verdunner kan 300 kg VOS weer opnieuw worden ingezet voor de reiniging van de spuitapparatuur. Berekening input Input = 13.300 + 300 = 13.600 kg Bepaling afgasconcentratie en controleregime In 2010 is voor de installatie een nul-meting uitgevoerd. Het betrof een FID-meting, gevolgd door GC-MS (zie hoofdstuk 6 Meten en Controleren'). Met behulp van de FID werd een afgasconcentratie van 56 mg C/m3 gemeten. Uit GC-MS blijkt dat het koolstofpercentage in de geëmitteerde VOS (de C-factor) 80% bedraagt. De VOSemissie kan zo worden vastgesteld op 70 mg VOS/m3. Daarnaast zijn ook de ongereinigde massastroom en het debiet gemeten. De ongereinigde massastroom bedraagt 1120 mg C/m3. Dit komt overeen met 1400 mg VOS/m3. Het debiet komt uit op 10.000 m3 /uur. Conform afdeling 2.11 van het Activiteitenbesluit moet eens per drie jaar gemeten worden (zie hoofdstuk 6.1). Bepaling diffuse emissie Voor deze situatie kan de diffuse emissie worden berekend uit de ingezette hoeveelheid VOS (I1), verminderd met de niet-diffuse emissies (zie ook hoofdstuk 4.5). De niet-diffuse emissies zijn hier de afgasemissie (O1), de hoeveelheid VOS die via de naverbrander wordt verwijderd (O5), de hoeveelheid VOS die via afval word afgevoerd (O6), de hoeveelheid VOS die als onderdeel van het product wordt verkocht (O7) en de hoeveelheid VOS die buiten de activiteit wordt hergebruikt (O8). eisen voor oplosmiddeleninstallaties Kenniscentrum InfoMil 23

Berekening O1 De afgasemissie (O1) = afgasconcentratie x debiet x emissietijd Het debiet en de afgasconcentratie zijn gemeten en bedragen respectievelijk 10.000 m3/uur en 70 mg VOS/m3. Uit een urenteller op de spuitapparatuur blijkt dat de emissietijd het afgelopen jaar gelijk was aan 800 uur. Afgasemissie (O1) = 70x10-6 (kg VOS/m3) x 10.000 (m3/uur) x 800 (uur/jaar) = 560 kg VOS/jaar Berekening O5 De hoeveelheid VOS die via de naverbrander wordt verwijderd (O5) is gelijk aan het verschil tussen de ongereinigde luchtstroom en de afgasemissie (O1). Ongereinigde luchtstroom = 1.400x10-6 (kg VOS/m3) x 10.000 (m3/uur) x 800 (uur/jaar) = 11.200 kg VOS/jaar O5 = 11.200-560 = 10.640 kg VOS/jaar Berekening O6 De hoeveelheid VOS die via afval wordt afgevoerd (O6) wordt bepaald uit de concentratie VOS in het afgevoerde afval en de hoeveelheid afgevoerd afval. Uit metingen is gebleken dat het afgevoerde afval 50% VOS bevat. Totaal is er afgelopen jaar 1.000 kg afval afgevoerd. Dit komt overeen met 500 kg VOS/jaar. Berekening O7 Voor deze activiteit mag de eventueel aanwezige hoeveelheid VOS die als onderdeel van een product wordt verkocht niet als O7 worden gerekend (zie hoofdstuk 4.5). O7 is hier dus gelijk aan 0. eisen voor oplosmiddeleninstallaties Kenniscentrum InfoMil 24

Berekening O8 We hadden al eerder vastgesteld dat er geen VOS buiten de activiteit wordt hergebruikt. O8 is hier dus gelijk aan 0. Berekening diffuse emissie Diffuse emissie = I1 - O1 - O5 - O6 - O7 - O8 Diffuse emissie = 13.300-560 - 10.640-500 - 0-0 = 1.600 kg VOS/jaar Berekening totale emissie Totale emissie = I1 - O5 - O6 - O7 - O8 Al deze gegevens zijn reeds bepaald bij de berekening van de diffuse emissie. Totale emissie = 13.300-10.640-500 - 0-0 = 2.160 kg VOS/jaar Toetsing afgasemissie en diffuse emissie aan emissiegrenswaarden Voor de coating van metaal (activiteit 8) met het oplosmiddelverbruik uit de geschetste situatie (I1 - O8 = 13.300 kg per jaar) geldt een emissiegrenswaarde in afgassen van 100 mg C/m3 en een diffuse emissiegrenswaarde van 20% van de oplosmiddelinput (zie tabel Regime 2). Het laatste komt overeen met 20% x 13.600 = 2.720 kg VOS/jaar. De afgasconcentratie in de geschetste situatie is 56 mg C/m3, en daarmee voldoet het bedrijf aan de emissiegrenswaarde voor afgassen. Ook de diffuse emissie voldoet met 1.600 kg aan de emissiegrenswaarde voor de diffuse emissies van 2.720 kg. Het bedrijf voldoet dus aan de eisen van afdeling 2.11. eisen voor oplosmiddeleninstallaties Kenniscentrum InfoMil 25

Voorbeelduitwerking Regime 2: Heatset Beschrijving bedrijf Een rotatieheatsetbedrijf is voor wat betreft het IPA-verbruik al voor een belangrijk deel overgeschakeld op een IPA-vervanger. Daarnaast is het bedrijf voor de reiniging grotendeels overgegaan naar K3- middelen met een vlampunt tussen de 55 en 100 C. Binnen het bedrijf worden geen oplosmiddelen opgewerkt en weer voor dezelfde activiteit ingezet. Het bedrijf heeft reeds een nageschakelde techniek geïnstalleerd (thermische naverbrander). Het bedrijf kiest voor toetsing aan de emissiegrenswaarden voor afgassen en voor diffuse emissies om aan te tonen dat men aan afdeling 2.11 van het Activiteitenbesluit voldoet. Rotatieheatset valt onder activiteit nr. 1 van afdeling 2.11. Berekening van basisgegevens De oplosmiddelenboekhouding moet in elk geval gegevens bevatten over verbruik, input, totale emissie, afgasconcentratie en diffuse emissie. Daarnaast is het ten behoeve van een correcte boekhouding belangrijk te bepalen welke situatie van toepassing is. In dit geval is er geen sprake van hergebruik binnen of buiten de activiteit, maar wel van een nageschakelde techniek. Daarom is de situatie als beschreven in stap 4c (zie hoofdstuk 4.4) van toepassing. Voor berekening van verbruik, input, diffuse en totale emissie gelden dan de volgende formules: Verbruik = I1 Input = I1 Diffuse emissie (F) = I1 - O1 - O5 -O6 - O7 (of gelijkwaardige methode) Totale emissie = O1 + F = I1 - O5 -O6 - O7 (of gelijkwaardige methode) Naast deze waarden moet in de oplosmiddelenboekhouding als gezegd ook de afgasconcentratie worden weergegeven. Berekening verbruik Berekening I1 (hoeveelheid VOS die wordt ingezet) De hoeveelheid VOS die wordt ingezet (I1) kan worden berekend uit het grondstofverbruik, vermenigvuldigd met het gehalte VOS van deze grondstoffen. De voorraadregistratie geeft per (VOS-houdende) grondstof (bijvoorbeeld verdunningsmiddelen) inzicht in de beginvoorraad, de eindvoorraad en de hoeveelheid ingekochte grondstof over een periode van één jaar. Ook ingekochte grondstoffen die weer verkocht zijn zonder te zijn gebruikt, worden weergegeven. De jaarlijks gebruikte hoeveelheid grondstof volgt dan uit de volgende formule: eisen voor oplosmiddeleninstallaties Kenniscentrum InfoMil 26

Jaarlijks gebruikt = BP + IP - EP - VAP BP = Beginvoorraad IP = Ingekocht EP = Eindvoorraad VAP = Verkocht/afgevoerd Het VOS-gehalte van de verschillende grondstoffen kan worden achterhaald met behulp van de veiligheidsinformatiebladen en/of de technische informatiebladen. (VOS-houdende) grondstof A B I1 (=A x B) Product verbruikt (kg) VOS-gehalte (%) Ingezet VOS (kg) 1. inkt 50.000 37.5 18.750 2. IPA 5.000 100 5.000 3. IPA-vervanger 10.000 10 1.000 4. Schoonmaakmiddel K1 250 100 250 5. Schoonmaakmiddel K3 4.000 100 4.000 Totaal 29.000 Het verbruik is gelijk aan de totale hoeveelheid VOS die in het proces is ingezet (I1) = 29.000 kg VOS/jaar. Berekening input De input is in de geschetste situatie gelijk aan de hoeveelheid VOS die wordt ingezet. eisen voor oplosmiddeleninstallaties Kenniscentrum InfoMil 27

Input = (I1) = 29.000 kg VOS/jaar Bepaling afgasconcentratie, afgasemissie, diffuse emissie en vaststelling controleregime Voor berekening van de afgasemissie en diffuse emissie kan gebruik worden gemaakt van kentallen voor de heatset. Er bestaan kentallen voor het percentage van het product dat verdampt en kentallen voor het percentage van de oplosmiddeldamp dat naar de naverbrander gaat ten opzichte van het deel dat diffuus wordt geëmitteerd. De kentallen staan hieronder op een rij: Product % verdampt % naar naverbrander % diffuus Inkt 90 100 0 IPA 100 10 90 IPA-vervanger 100 10 90 Schoonmaakmiddel K1 100 10 90 Schoonmaakmiddel K2 40 10 90 Schoonmaakmiddel K3 10 10 90 Schoonmaakmiddel HBS/VCA 0 10 90 Voor het voorbeeld betekent dit het volgende: Product VOSverbruik Verdamping Naar naverbrander Diffuus ton/jaar % kg % kg % kg 1. inkt 18.750 90 16.880 100 16.880 0 0 eisen voor oplosmiddeleninstallaties Kenniscentrum InfoMil 28

2. IPA 5.000 100 5.000 10 500 90 4.500 3. IPAvervanger 1.000 100 1.000 10 100 90 900 4. Schoonm aakmidde l K1 250 100 250 10 25 90 225 5. Schoonm aakmidde l K3 4.000 10 400 10 40 90 360 Totaal 29.000 23.530 17.545 5.985 Met behulp van de kentallen kan dus worden berekend dat van de 23.530 kg VOS die verdampt 17.545 kg naar de naverbrander gaat en 5.985 kg als diffuse emissie wordt geëmitteerd. Aan de naverbrander is eenmalig een nul-meting uitgevoerd. Met behulp van de FID-meting (zie hoofdstuk 6 Meten en Controleren') werd een afgasconcentratie van 18 mg C/m3 gemeten. Daarnaast is bij de nulmeting het debiet van de afzuiging vastgesteld op 5.000 m3/ uur, bij een gemiddelde emissietijd van 3.200 uur/jaar. Zo kan berekend worden dat: Afgasemissie (O1) = 18x10-6 x 5.000 x 3.200 = 288 kg VOS/jaar Totale emissie = afgasemissie (O1) + diffuse emissie (F) Totale emissie = 288 + 5.985 = 6.273 kg VOS/jaar eisen voor oplosmiddeleninstallaties Kenniscentrum InfoMil 29

Controleregime Conform het besluit moet eens per drie jaar gemeten worden (zie hoofdstuk 6.1). Toetsing aan emissiegrenswaarden Volgens de tabel met grenswaarden voor Regime 2, mag bij een verbruik van 29.000 kg de afgasconcentratie 20 mg C/m3 bedragen en mag de diffuse emissie gelijk zijn aan 30% van de oplosmiddelinput = 0,3 x 29.000 = 8.700 kg VOS/jaar. De afgasconcentratie hadden we hierboven al vastgesteld op 18 mg C/m3 en de diffuse emissie kwam uit op 5.985 kg VOS/jaar. Dit betekent dat het bedrijf voldoet aan de eisen voor oplosmiddeleninstallaties. 5.3 Regime 3: emissiegrenswaarden als percentage van de oplosmiddelinput Bij sommige activiteiten kan een bedrijf aan het besluit voldoen door toetsing aan de totale emissiegrenswaarden als percentage van de oplosmiddelinput. De totale emissiegrenswaarden kunnen worden gehanteerd als een bedrijf kiest voor een brongerichte aanpak (het volgen van een reductieprogramma), maar ook wanneer het bedrijf besluit via nageschakelde technieken aan de emissiegrenswaarden te voldoen. Activiteiten en grenswaarden Regime 3 oplosmiddeleninstallaties Voor drie activiteiten in oplosmiddeleninstallaties zijn totale emissiegrenswaarden als percentage van de oplosmiddelinput opgenomen. Deze activiteiten staan samen met hun grenswaarden in de onderstaande tabel. De hoogte van de emissiegrenswaarde kan afhankelijk zijn van het oplosmiddelverbruik en van de installatie (is er sprake van een bestaande of nieuwe installatie). Activiteit Drempel verbruik (ton VOS per jaar) totale emissie (% input) 17 Vervaardiging van lak, inkt, en kleefstoffen 100 5% > 1000 3% 18 Bewerking van rubber 15 25% 20 Vervaardiging van geneesmiddelen 50 nieuw: 5% bestaand: 15% Beschrijving Regime 3 eisen voor oplosmiddeleninstallaties Kenniscentrum InfoMil 30

Toetsing aan emissiegrenswaarden Voor toetsing van de activiteiten aan de emissiegrenswaarden dient per installatie de totale VOS-emissie en de VOS-input bepaald te worden. Voor een correcte berekening van deze waarden verwijzen we naar stap 3 van hoofdstuk 4 Oplosmiddelenboekhouding'. Aan de eisen van afdeling 2.11 van het Activiteitenbesluit wordt voldaan als de totale emissie niet hoger is dan het percentage van de oplosmiddelinput dat in de tabel van Regime 3 staat vermeld. Welke gegevens moeten er in de oplosmiddelenboekhouding In de oplosmiddelenboekhouding moeten het verbruik, de input en de totale emissie zijn opgenomen (zie overzichtstabel hoofdstuk 4.2). Voorbeelduitwerking Regime 3: Productie van verf Beschrijving bedrijf Een verfproducent maakt oplosmiddelhoudende verven met verschillende oplosmiddelgehaltes; deze werkzaamheden vallen onder oplosmiddelenactiviteit nr. 17. Voor het productieproces maakt de fabrikant gebruik van twee verschillende oplosmiddelen. Dezelfde oplosmiddelen worden ook gebruikt om de apparatuur te reinigen. Het bedrijf gebruikt jaarlijks meer dan 100 ton oplosmiddelen als grondstof in het productieproces (en valt daarmee onder afdeling 2.11). Tijdens het proces worden de diverse grondstoffen gemengd tot het eindproduct: verf. Emissies komen onder meer vrij bij de mengprocessen en het reinigen. Het bedrijf heeft een aantal VOS-reducerende maatregelen getroffen, bijvoorbeeld: het productieproces wordt zoveel mogelijk gesloten uitgevoerd het bedrijf wint oplosmiddelen terug door toepassing van condensatie-technieken bij het mengen van grondstoffen, zodat een deel van de emissies wordt voorkomen verontreinigde oplosmiddelen worden gedestilleerd en weer opnieuw voor schoonmaakwerkzaamheden binnen de activiteit ingezet; slechts een klein deel van deze oplosmiddelen wordt als gevaarlijk afval afgevoerd. Het bedrijf wil aantonen dat het aan afdeling 2.11 voldoet door toetsing van de activiteiten aan de totale emissiegrenswaarde als percentage van de oplosmiddelinput. Opstellen van de oplosmiddelenboekhouding Om aan de emissiegrenswaarden te kunnen toetsen is het nodig de input en de totale emissie te berekenen. Voor een correcte berekening moet eerst bepaald worden welke situatie volgens stap 3 van hoofdstuk 4 Oplosmiddelenboekhouding' van toepassing is. Er is hier geen nageschakelde techniek aanwezig (waarmee VOS wordt vernietigd), maar er is wel sprake van hergebruik, en dus is situatie 2 (stap 4b) van toepassing. Voor de berekening van verbruik, input en totale emissie gelden dan de volgende formules: Verbruik = I1 -O8 Input = I1 + I2 Totale emissie = I1 - O6 - O7 - O8 eisen voor oplosmiddeleninstallaties Kenniscentrum InfoMil 31