3 Kunt u voor elk van de regelingen aangeven hoeveel ambtenaren boven de 64 jaar een afkoopsom gehad hebben?

Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

4 Heeft u kennisgenomen van het rapport Onderzoek naar de besluitvormingsprocedures binnen de Belastingdienst, dat op 27 januari jl. verschenen is?

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Datum Betreft Antwoorden op de vragen van het lid Omtzigt over de financiële curatele van de Belastingdienst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 8 juni 2017 Betreft Beantwoording vragen van het lid Omtzigt

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 14 september 2016 Betreft Beantwoording Kamervragen van het lid Omtzigt over de uitstroom bij de

Belastingdienst. Brief van de staatssecretaris van Financiën. Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 'S-GRAVENHAGE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

F A Q. Vraag en antwoord over de uitwerking van het Sociaal Beleid Rijk (Van- Werk- naar- Werk- beleid) voor de Belastingdienst

2017D02729 LIJST VAN VRAGEN

PERSONELE SPELREGELS INVESTERINGSAGENDA UITGELEGD

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Belastingdienst. De leden van het Georganiseerd Overleg Belastingdienst. Geachte leden,

Tweede Kamer der Staten-Generaal

t e rs 1 ag Investment Committee (IC) ministerie van Financiën

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Datum 12 oktober 2016 Betreft Antwoorden op vragen van het lid Omtzigt (CDA) over de chaos bij de reorganisatie van de Belastingdienst

2017D02724 LIJST VAN VRAGEN

LEDENBRIEFNCF. Januari Remplaçantenregeling. Douane/FIOD. Telefoon: / website: E W

2015D Lijst van vragen

Verslag van de Overlegvergadering met de Centrales in het Georganiseerd Overleg Belastingdienst (GO BD), gehouden op donderdag 19 mei 2016

Vragen/antwoorden m.b.t. tijdelijke aanpassing uitstroombevorderende maatregelen

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

23. Moet je overstappen naar Switch om gebruik te kunnen maken van de stimuleringspremie? 24. Hoe wordt het aantal ABP-overheidsdienstjaren bepaald?

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Uitruil stimuleringspremie voor een periode van buitengewoon verlof

Doorwerken na bereiken leeftijd 65 jaar. Bekendmaken van beleid

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

verantwoordingsonderzoek 2017 bij het Ministerie van Financiën en Nationale

Bijlage 1 FEITENRELAAS REGELING BELASTINGDIENST

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 28 april 2015 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Antwoorden Kamervragen Tweede Suppletoire begroting Financiën (IXB) en Nationale Schuld (IXA) 2016

Chaos bij de Belastingdienst: zelfs innen belastinggeld in gevaar

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op vragen van de leden Roemer (SP), Klaver (GL) en Pechtold (D66) d.d. 20 februari 2017, kenmerk 2017Z02784.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus AE Den Haag

Datum Betreft antwoorden naar aanleiding van vragen van de leden Knops en Omtzigt

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 49gg, achtste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Huishoudelijke Hulp Toelage in Leeuwarden: de Himmelsjek

Tweede Kamer der Staten-Generaal

memo Toepassing fiscale gevolgen vertrekregeling Belastingdienst in het kader van de eindheffing RVU Ministerie van Financidn

Datum 10 september 2014 Betreft Beantwoording Kamervragen van de leden Bruins Slot en Omtzigt (beiden CDA) (2014Z13486)

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag Datum 20 februari 2017 Betreft Nadere informatie compensatie AOW-gat

Tweede Kamer der Staten-Generaal

vrom Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 11 april 2003

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Circulaire richtlijn overgang vakantiesystematiek bij langdurige ziekte

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Deze overgangsregeling doet recht aan de leeftijd van de betrokken medewerkers en het aantal dienstjaren dat zij in de SB-functie hebben verbleven;

CONCEPT 01 juni 2017 Generieke LVO-regeling. 1. Inleiding. 2. Begripsbepalingen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 2 november 2016 Betreft Beantwoording Kamervragen van het lid Omtzigt over het telefonisch intrekken van bezwaren

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Contact: HR Services ( optie 2 /

gelet op de resultaten van het overleg in de commissie voor het georganiseerd overleg;

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Regeling Begeleiding Van Werk Naar Werk bij reorganisaties

Handleiding Afspiegelingsbeginsel gemeente Amsterdam

CHECKLIST RVU-RISICO 52%

Beantwoording Kamervragen over de pensioenmaximering op en de verlaging van de opbouw

2017D35109 LIJST VAN VRAGEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Flankerend beleid. 1 augustus 2011 tot 1 augustus Vastgesteld d.d. 18 april 2011 door het bestuur van stichting Wolderwijs

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

Rapport. Datum: 3 mei 2007 Rapportnummer: 2007/084

Eerste Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ4702

de voorzitter Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG Datum 5 juli 2019 Betreft Kamervragen Van Nispen en Omtzigt

Onderwerp Programmabegroting 2013 en meerjarenraming Veiligheidsregio Gelderland-Zuid

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bezoekadres Kenmerk Uw brief Bijlage(n) Maatschappelijke diensttijd, kansen en uitdagingen

Datum Antwoorden op schriftelijke vragen naar aanleiding van het stopzetten van de uitbesteding van de cateringdiensten bij Defensie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECCVA/U CVA/LOGA 08/37 Lbr. 08/187

Den Haag : 9 mei 2008 Ons kenmerk : S.A /K Uw Kenmerk : DB U Betreft : Inkoop ouderdomspensioen over achterliggende dienstjaren

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

2017Z00090 Vragen van het lid Omtzigt (CDA) aan de staatssecretaris van Financiën en de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Economische Zaken, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van Veiligheid en Justitie, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Infrastructuur en Milieu over de vertrekregeling voor ambtenaren. (ingezonden 5 januari 2017) 1 Herinnert de staatssecretaris van Financiën (hierna: u) zich dat u bij de algemene financiële beschouwingen toegaf dat niet alleen de Belastingdienst een vertrekregeling had, waar ambtenaren vlak voor hun pensioen - of zelfs erna - konden vertrekken met een forse premie? 1) Antwoord op vraag 1 De regelingen die ik heb genoemd vallen allemaal onder het reguliere Van-Werk-Naar-Werk beleid (VWNW), neergelegd in het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR). Daarin wordt geen onderscheid gemaakt naar leeftijd. Dit geldt ook voor de aanspraak op de voorzieningen, waaronder de stimuleringspremie. 2 Kunt u per ministerie precies aangeven aan welke regelingen u refereerde in het voorgaande citaat en hoeveel ambtenaren gebruik gemaakt hebben van elke van deze regelingen? 3 Kunt u voor elk van de regelingen aangeven hoeveel ambtenaren boven de 64 jaar een afkoopsom gehad hebben? Antwoord op de vragen 2 en 3 Binnen de sector Rijk geldt het VWNW-beleid zoals vastgelegd in het ARAR. Er is binnen de ministeries geen sprake van andere vertrekregelingen, die met de bonden of anderszins zijn afgesproken. Optioneel geeft artikel 49tt achtste lid de mogelijkheid om een regeling te treffen voor uitruil van stimuleringspremie in buitengewoon verlof als onderdeel van het VWNW-beleid. De individuele afspraken met ambtenaren om gebruik te maken van de stimuleringspremie, conform het VWNW-beleid, worden in de volksmond ook wel regelingen genoemd. Dit zijn echter ander soort regelingen dan de regelingen waar deze vraag op lijkt te doelen. Met individuele regelingen wordt slechts uitvoering gegeven aan het bestaande VWNW-beleid. De regeling Belastingdienst is de enige departementale collectieve regeling met toepassing van het remplacantenartikel (artikel 49xx ARAR), waarbij geen specifieke doel/functiegroepen zijn aangewezen. Het maximum van de vertrekpremie van een individuele vertrekkende medewerker wordt in deze regeling wel volgens het ARAR bepaald. Voor de volledigheid merk ik op dat in het kader van de Herziening Gerechtelijke kaart (VenJ) afspraken zijn gemaakt om ongelijkheid tussen Rijksambtenaren en medewerkers met een andere rechtspositie (in dezelfde reorganisatie) weg te nemen. In onderstaande tabel worden per ministerie de aantallen medewerkers aangegeven die gebruik hebben gemaakt van de stimuleringspremie. Hierbij zijn twee varianten benoemd, te weten de variant waarbij de stimuleringspremie is uitbetaald en de variant waarbij de stimuleringspremie gebruikt is ter financiering van een periode van buitengewoon verlof voordat het ontslag ingaat. Per variant is aangegeven hoeveel medewerkers ervan gebruik hebben gemaakt in de jaren 2014, 2015 en 2016, en hoeveel van hen 64 jaar en ouder was in het betreffende jaar 1. De stimuleringspremie is Rijksbreed in de periode 2014-2016 in totaal 2.561 keer uitbetaald 23. Daarvan was 49% 64 jaar of ouder. Er is in die periode 1.319 keer gebruik gemaakt van de omzetting van de stimuleringspremie in buitengewoon verlof. Daarvan was 29% 64 jaar en ouder. 1 In de kolom stimuleringspremie is het jaar dat de stimuleringspremie is uitbetaald gehanteerd om te bepalen hoe vaak zich dat heeft voorgedaan. Voor de kolom buitengewoon verlof is het jaar dat het buitengewoon verlof is gestart gehanteerd om te bepalen hoe vaak zich dat heeft voorgedaan. 2 Het aantal medewerkers van Financiën voor het jaar 2016 (1.788) over de uitbetaalde stimuleringspremie is opgebouwd uit de componenten Belastingdienst IA (1.780), Belastingdienst andere reorganisatie (7) en het kerndepartement (1). 3 Bij VenJ hebben in 2014 van de 118 medewerkers er 13 een stimuleringspremie op grond van de sociale maatregelen Herziening Gerechtelijke Kaart ontvangen. In 2015 waren dat er van de 199 er 2 medewerkers en in 2016 waren dat er geen. Er waren in die jaren geen medewerkers 64 jaar of ouder.

De omvang van het aantal medewerkers met een uitbetaalde stimuleringspremie of een in buitengewoon verlof omgezette stimuleringspremie moet in het perspectief van de omvang van de ministeries en de reorganisaties binnen ministeries geplaatst worden, zoals bijvoorbeeld de organisatieverandering bij IenM/RWS. Bij VenJ/DJI moet de toepassing gezien worden in de context van het Masterplan 2013-2018 waarbij verwacht werd dat 2.600 medewerkers mobiel zouden moeten worden en het aantal medewerkers met 2.000 moest afnemen. Ministerie (aantal ambtenaren ultimo 2013) Jaar Medewerkers met uitbetaalde stimuleringspremie in het kader van het VWNW beleid Waarvan aantal medewerkers van 64 jaar en ouder Medewerkers met in buitengewoon verlof omgezette stimuleringspremie in het kader van het VWNW beleid Waarvan aantal medewerkers van 64 jaar en ouder BZK (6.546) 2014 13 1 13 5 2015 8 2 14 5 2016 9 5 29 9 EZ (9.387) 2014 9 1 - - 2015 26 6 26 15 2016 17 8 105 65 FIN (32.405) 2014 6 - - - 2015 13 4 4 4 2016 1.788 1.099 6 - IenM (12.740) 2014 119 10 139 52 2015 49 13 216 51 2016 15 7 64 16 OCW (4.152) 2014 1 1 25 7 2015 8 5 58 11 2016 6 3 31 7 SZW (2.272) 2014 2-2 1 2015 3 1 9 4 2016 4 3 5 3 VenJ (39.514) 2014 118 15 38 8 2015 199 41 308 52 2016 131 20 188 49 VWS (4.465) 2014 3-4 2 2015 6 2 29 13 2016 8 3 6 3 Totaal 2.561 1.250 1.319 382 Er zijn situaties geweest waarbij het ongeacht de leeftijd van de ambtenaar mogelijk was om de stimuleringspremie om te zetten in een combinatie van buitengewoon verlof en een premie in geld. Deze situaties tellen dus dubbel in de tabel. Overigens geldt dat bij de uitruil van stimuleringspremie voor buitengewoon verlof dit verlof stopt bij het bereiken van de AOWgerechtigde leeftijd. Een eventueel nog resterend deel aan stimuleringspremie wordt in die gevallen uitbetaald. De systemen, waaruit deze cijfers tot stand zijn gekomen zijn niet ingericht om de aantallen stimuleringspremie en omzetting verlof op deze wijze sluitend op te leveren. De cijfers komen uit verschillende bronnen die niet volledig lijken aan te sluiten. 4 Kunnen de ministers aan wie deze vragen tevens worden gesteld voor elk van deze regelingen aangeven of er een RVU-heffing (regeling vervroegd uittreden) betaald is, en zo ja, hoe hoog die was? 2)

Antwoord op vraag 4 De ministers geven aan dat er nog geen sprake is geweest van RVU-heffingen binnen de sector Rijk voor ontslagregelingen (aanspraak stimuleringspremie) onder het VWNW-beleid. De inspecteur heeft bij aanvang (in 2012) beoordeeld dat het VWNW-beleid niet aangemerkt wordt als RVU-regeling. Die beoordeling ging uit van de intentie/bedoeling van de regeling. Zolang de regeling openstaat voor alle medewerkers en de werkgever niet kan sturen op uitstroom van ouderen, dan is er geen sprake van RVU en dus ook niet van de bijbehorende eindheffing. Op basis van deze beoordeling is tot op heden geen RVU-heffing afgedragen in het kader van VWNW-beleid binnen de sector Rijk. Voor VenJ geldt dat er geen aanwijzingen zijn dat er RVU-heffingen zijn afgedragen. Zekerheid hieromtrent vergt diepgaand onderzoek. De inspecteur heeft begin 2016 desgevraagd aan BZK aangegeven niet langer naar de intentie, maar naar de uitwerking van een regeling te kijken om te bepalen of er sprake is van een RVUregeling. Om die reden heeft de inspecteur eind januari 2016 aangegeven dat, gezien de uitwerking van de Belastingdienstregeling, deze regeling hoogstwaarschijnlijk als een RVU in de zin van artikel 32ba, Wet LB, zal moeten worden aangemerkt. De sector Rijk houdt met dit gewijzigde standpunt ook rekening bij het maken van nieuwe afspraken met de vakcentrales over het VWNW-beleid en houdt de juridische procedure hieromtrent in de gaten. Er loopt momenteel een cassatieprocedure bij de Hoge Raad over een vrijwillige vertrekregeling van een andere werkgever. De uitkomst in die zaak zal betrokken worden op de vertrekregeling van de Belastingdienst. De zienswijze omtrent de RVU-heffing staat derhalve nog niet vast. 5 Herinnert u zich dat u aan de Kamer heeft toegezegd: De Belastingdienst is inmiddels met de inspecteur in gesprek gegaan over de uitwerking en de betaling van de RVU. Zo is vastgelegd met betrekking tot welke soort vertrekkers en op welke momenten de heffing verschuldigd is en betaald zal worden. De uitvoering hiervan wordt vastgelegd door de Belastingdienst en zal worden bevestigd door de inspecteur. Zodra dit besluit van de inspecteur beschikbaar is, zal ik deze samen met de ter goedkeuring voorgelegde uitwerking van de RVU naar uw Kamer sturen zoals verzocht door de heer Omtzigt en zo inzicht verschaffen in de hoogte van de verschuldigde RVU.? 3) 7 Kunt u de stukken, die in het citaat in vraag vijf zijn toegezegd, aan de Kamer doen toekomen? Indien deze stukken niet klaar zijn, hoe kan de Belastingdienst dan al meer dan 48 miljoen betaald hebben zonder dat een besluit van de inspecteur beschikbaar is? Antwoord op de vragen 5 en 7 Betaling van de verschuldigde heffing geschiedt op eigen afdracht in het kader van de loonheffing. Dit is een andere systematiek dan bijvoorbeeld de inkomstenbelasting, waarbij de inspecteur met het opleggen van een aanslag (beschikking) vaststelt wat de hoogte is van de verschuldigde belasting. Bij de RVU-heffing gaat het net als bij de reguliere loonheffing die een werkgever inhoudt en afdraagt om een afdracht op aangifte, waarbij de inspecteur vooraf of achteraf geen beschikking hoeft te geven. Om te zorgen dat er geen misverstand bestaat over de juiste toepassing van de RVU-heffing met betrekking tot de vertrekregeling is er enkele maanden geleden contact geweest met de inspecteur en is de uitwerking vastgelegd in een document. Deze uitwerking is vervolgens expliciet bevestigd door de Inspecteur. Beide documenten heb ik verstrekt bij mijn brief van 28 oktober 2016 4. 6 Klopt het dat de Belastingdienst tot november 2016 al 48 miljoen RVU-heffing betaald heeft? Kunt u precies aangeven hoeveel RVU-heffing de Belastingdienst tot nu toe per maand betaald heeft? Antwoord op vraag 6 4 Kamerstukken II, Vergaderjaar 2016/17, 31 066, nr 315

In 2016 is door de Belastingdienst reeds 48 miljoen RVU-heffing betaald over de in 2016 uitbetaalde stimuleringspremies. Detailoverzicht van de betaalde RVU heffing, gespecificeerd naar maand. Bedragen in Euro 000. Nov Dec Totaal Betaling RVU Heffing inzake in 2016 betaalde Stimuleringspremies IA 27.706 20.178 47.884 Betaling RVU Heffing inzake in 2016 betaalde Stimuleringspremies Overig 210 0 210 Betaling RVU Heffing inzake regelingen 2011-2015 - 5.226 5.226 Totaal 27.916 25.404 53.320 In 2016 is de Belastingdienst tevens gestart met een inventarisatie van uitstroomregelingen op individueel niveau in de periode 2011-2015, waarbij mogelijk alsnog RVU-heffing betaald dient te worden. Deze inventarisatie wordt naar verwachting eind februari 2017 afgerond. Voor de geïdentificeerde regelingen neemt de Belastingdienst als werkgever een standpunt in ten aanzien van het van toepassing zijn van de RVU-heffing, die wordt voorgelegd aan de inspecteur. Vooruitlopend op de uitkomst hiervan heeft de Belastingdienst in december 2016 reeds ca. 5,2 mln. betaald over de periode 2011-2015. 8 Herinnert u zich de volgende vraag bij het Belastingplan 2017: Laat ik een heel heldere vraag stellen: mag de Kamer binnen een week alle memo's en mails zien waarin de afkorting "RVU" staat en die in december 2015 en januari 2016 op het ministerie en bij de Belastingdienst zijn rondgegaan? Wij krijgen namelijk de indruk dat wel heel veel mensen op de hoogte waren van de RVU-heffing.? 4) 9 Herinnert u zich dat u antwoordde: Het verzoek is helemaal helder. De Kamer vraagt, gesteund door de Grondwet, informatie op. Het is mij volkomen helder welke informatie dat is en waartoe die dient, maar het kabinet bepaalt op welke manier het met dat artikel omgaat. Ik heb het verzoek van de heer Omtzigt bijzonder goed begrepen.? 5) En herinnert u zich dat ik u erop wees dat artikel 68 van de Grondwet juist bepaalt dat de Kamer recht heeft op documenten als zij daarom vraagt? 6) 10 Herinnert u zich dat u aangegeven heeft dat al deze mails zijn veiliggesteld? 11 Kunt u de mails dan nu aan de Kamer doen toekomen, aangezien er meer dan genoeg tijd geweest is om dit uit te zoeken? Wilt u zich hierbij niet verschuilen achter onderzoeken en bent u zich ervan bewust dat u een weigering slechts kunt motiveren met de enige uitzonderingsgrond in artikel 68 van de Grondwet, namelijk het belang van de staat? Antwoord op vragen 8 tot en met 11 De vraag naar interne waarschuwingen rond het proces van de totstandkoming van de vertrekregeling vind ik relevant. Niet omdat de interne communicatie in een dienst een onderwerp zou moeten zijn van politiek en publiek debat, maar omdat informatie over interne waarschuwingen zou kunnen bijdragen aan een scherper zicht op de besluitvormingscultuur bij de dienst. Ik vind het dan ook belangrijk om u te informeren over de strekking van de gevraagde emails. De kabinetslijn in het kader van artikel 68 grondwet omtrent het verstrekken van inlichtingen staat beschreven in de Kamerbrief van 25 april 2016 van de minister van BZK (Kamerstukken II 2015/16, 28 362, nr. 8). In deze kabinetslijn is aangegeven wat de motivatie is waarom interne documenten met persoonlijke beleidsopvattingen van ambtenaren niet in het openbaar aan uw Kamer kunnen worden gezonden. Op grond van deze kabinetslijn verstrek ik de emails niet. In het bijzonder wijs ik daarbij op de onwenselijkheid als communicatie tussen ambtenaren onderdeel van het publieke debat wordt. De emails hebben betrekking op de fase van beleidsvoorbereiding. In dit deel van het beleidsproces is het essentieel om in een beschermde en veilige werkomgeving opvattingen te kunnen delen om tot goede besluitvorming te kunnen komen.

Door het wegvallen van deze bescherming bij ambtenaren zal risicomijdend gedrag ontstaan en daarmee de scherpte van advisering afnemen. Hiermee zou ook de kwaliteit van advisering en besluitvorming afnemen. In het debat over het Belastingplan 2017 heb ik naar aanleiding van een eerder verzoek van het lid Omtzigt naar de emails aangegeven dat ik de Commissie onderzoek Belastingdienst heb gevraagd informele stukken met waarschuwingen te betrekken bij het onderzoek, zodat een integraal en helder beeld ontstaat hoe binnen de Belastingdienst met interne waarschuwingen is omgegaan (zie bijlage 2 bij de kabinetsreactie op het rapport onderzoek naar de besluitvormingsprocedures binnen de belastingdienst ). Deze stukken, waaronder een aantal emails, zijn verstrekt aan de Commissie en zijn bij het onderzoek betrokken. De Commissie heeft de emails gewogen binnen de bredere context van het onderzoek om hieruit lessen te kunnen trekken. Uit die emails wordt duidelijk dat binnen de Belastingdienst diverse medewerkers, waaronder ook leden van de Raad van Bestuur, op de hoogte waren van het risico op een RVU-heffing. Ook wordt in deze emails gesteld dat ik zou zijn geïnformeerd over de mogelijke fiscale gevolgen. Deze emails lijken te wijzen op een gesprek in november 2015, dat ook aan de orde komt in het vandaag verschenen rapport van de Commissie in de passage over het memo-onder-de-arm. In mijn gesprek met de Commissie heb ik aangegeven dat ik mij herinner dat dit gesprek niet op basis van een memo heeft plaatsgevonden. Een gesprek over een RVU-heffing herinner ik mij niet. De commissie heeft vanzelfsprekend ook anderen gesproken en de inbreng van alle betrokkenen daarbij gewogen. De Commissie merkt over dit memo op dat het niet gedateerd is, noch de herkomst is aangegeven, en dat een van de leden van de dienstleiding het bij zich had tijdens een gesprek, en het ook weer mee terug heeft genomen. De Commissie concludeert dat het onduidelijk is of en hoe deze informele stukken zijn betrokken in het besluitvormingsproces en dat zij niet heeft kunnen achterhalen welke rol dit memo in de afstemming met de Staatssecretaris heeft gespeeld en of de strekking ervan is besproken en op haar consequenties is geanalyseerd. Juist deze informele werkwijze raakt de kern van de problematiek rond de vertrekregeling. Het memo heeft geen rol gespeeld in de besluitvorming. Desondanks stuur ik het ter informatie hierbij toe. Bij lezing van dit memo valt overigens op dat de daarin besproken voorziening sterk afwijkt van de regeling zoals die eind 2015 tot stand is gekomen. 12 Herinnert u zich dat de vragensteller in het algemeen overleg over de Belastingdienst van 15 december jl. gevraagd heeft om de onderliggende contracten, die de broedkamer (later omgedoopt tot Data en Analytics) is aangegaan in de afgelopen vijf jaar, aan de Kamer te doen toekomen en dat dit een vraag was met een beroep op artikel 68 van de Grondwet (enige weigeringsgrond: belang van de staat)? Kunt u deze contracten nu aan de Kamer doen toekomen? Antwoord op vraag 12 Ik zal de contracten van de Broedkamer vertrouwelijk ter inzage geven aan de Tweede Kamer. Het is onwenselijk om de informatie openbaar te maken. In de contracten staat informatie die de onderhandelingspositie van de staat kunnen schaden (met name voor wat betreft de financiële kant van de contracten). Daarnaast staat er informatie in die als bedrijfsvertrouwelijk is aan te merken, evenals persoonsinformatie/tot personen herleidbare informatie. Door de contracten vertrouwelijk ter inzage te leggen wordt voorkomen dat deze informatie publiek wordt, maar kan de Kamer wel kennis nemen van de inhoud van de contracten. 13 Kunt u aangeven bij welke vijf projecten er 38 miljoen ongeautoriseerd is uitgegeven? Kunt u van elke van deze ongeautoriseerde uitgaven een nadere duiding geven? 7) In mijn brief van 28 oktober 2016 5 heb ik aangegeven dat voor vijf budgetaanvragen van de Investeringsagenda (IA) voor ca. 34 mln. aan verplichtingen waren aangegaan, zonder dat deze aanvragen voorafgaand aan het aangaan van de verplichtingen waren behandeld door het 5 Kamerstukken II, Vergaderjaar 2016/17, 31 066, nr 315

Investment Committee (IC). Dit bedrag is in de aanbiedingsbrief bij de 18 e Halfjaarsrapportage van 4 november 2016 6 bijgesteld naar 38 mln. In onderstaande tabel is een uitsplitsing opgenomen van betreffende budgetaanvragen en de gerealiseerde uitgaven per 31 december 2016. Tabel 3: Onderverdeling ( x mln.) Budgetaanvraag Uitgaven 2016 Data & Analytics (D&A) 11,8 9,6 Implementatie 2,0 3,7 Ondersteuning (IO) IV-accent 9,3 0,0 Modernisering IVlandschap 9,1 1,5 Programmamanagement 9,6 9,5 (PMO) Totaal 41,8 24,3 De aangegane verplichtingen voor deze budgetaanvragen zijn nader geanalyseerd. Bij nadere toetsing blijkt dat niet in alle gevallen sprake was van een verplichting in juridische zin. Het uiteindelijke bedrag aan verplichtingen, dat ook daadwerkelijk is uitgegeven in 2016, kon daardoor naar beneden worden bijgesteld naar ca. 24 mln. Er staan ultimo 2016 geen verplichtingen meer open. Ten behoeve van een nadere duiding heb ik de budgetaanvragen als bijlage bijgevoegd. De Belastingdienst was aanvankelijk voornemens voor de vijf budgetaanvragen een beroep te doen op middelen uit de aanvullende post voor de IA, maar dat is niet conform de afgesproken procedure gebeurd. Het genoemde bedrag van 24,3 mln. is daarom door de Belastingdienst ingepast in de eigen begroting. Ik heb de ADR gevraagd om een uitspraak te doen over het gevoerde financieel beheer ten aanzien van de rechtmatigheid van de verplichtingen inzake bovengenoemde projecten. De rapportage hierover zal op 27 januari 2017 eveneens aan u worden aangeboden. Om deze gang van zaken in de toekomst te voorkomen is de wijze van besluitvorming binnen de Belastingdienst rond de financiering van IA-projecten verbeterd. Het Projectenbureau IA is opgericht, dat onder meer zorg draagt voor standaardisatie van procedures (onder meer gebruik business cases). Daarnaast wordt er gewerkt aan de hand van de invulling van verandergebied IV van de Investeringsagenda, waarin de strategische keuzes met betrekking tot de prioritering van projecten en de inzet van mensen en middelen worden herijkt. Zoals ik in eerdere debatten heb aangegeven dragen de voornoemde uitgaven binnen deze budgetaanvragen alle bij aan de doelen van de IA. Deze uitgaven zijn gedaan voor projecten die randvoorwaardelijk zijn om de doelen van de Investeringsagenda te gaan verwezenlijken. De rechtmatigheid van de verplichtingen en uitgaven in 2016, die onder de Investeringsagenda vallen, worden onderzocht door de Algemene Rekenkamer. Zij zal hierover rapporteren in het Verantwoordingsonderzoek 2016, dat in mei 2017 aan het parlement zal worden aangeboden. 7 14 Kunt u deze vragen een voor een, zorgvuldig en volledig beantwoorden en de gevraagde stukken allemaal doen toekomen aan de Kamer en wel uiterlijk op 27 januari 2017, zodat het mogelijk is de antwoorden en stukken goed te bestuderen voor het algemeen overleg over de reorganisatie van de Belastingdienst, dat nu gepland is op 2 februari 2017? Antwoord op vraag 14 Ja. 1) Handelingen 2016/2017, Tweede Kamer, 8, u zei: De heer Omtzigt vraagt: zijn er andere voorbeelden van regelingen bij het Rijk waarin ouderen op dezelfde manier behandeld worden? Dat zouden regelingen zijn waarin het ARAR wordt toegepast zonder korting voor ouderen bij het 6 Kamerstukken II, Vergaderjaar 2016/17, 31 066, nr 318 7 Kamerstukken II, Vergaderjaar 2016/17, 31 066, nr 311

bereiken van de AOW-leeftijd. Dat geldt voor de meeste regelingen die op basis van het ARAR in het Rijk worden toegepast, zoals, heel concreet, bij Rijkswaterstaat op dit moment. Soortgelijke regelingen zijn er ook geweest bij SZW, BZK, EZ, OCW, V en J en VWS. Soms zijn er verschillen tussen die regelingen die op dit punt niet materieel zijn, maar die wel belangrijk zijn om even te melden. Bij de Belastingdienst is er een generieke regeling. Dat betekent dat deze in bereik niet beperkt was. Ik heb al gezegd dat dit niet zo had gemoeten. Echter, de leeftijdscomponent die hier speelt, is precies dezelfde als in andere regelingen: het zijn allemaal ouderen geweest die soortgelijke bedragen hebben meegekregen. Een tweede verschil dat soms bestaat, is dat de regeling niet in cash afrekent, maar in buitengewoon verlof. Iemand kan er dan voor kiezen om nog een tijd betaald te krijgen, terwijl hij niet werkt, ook als dat de AOW-leeftijd voorbijgaat, maar materieel gezien komt dat op precies hetzelfde neer. Ook daarbij gaat het om precies dezelfde bedragen voor ouderen. En ook in die gevallen bestaat dezelfde RVU-heffing. Dat risico is er steeds. In veel gevallen wordt de RVU-heffing dan ook niet voorkomen. 2) Vraag 4 wordt gesteld aan de vakministers van de betrokken departementen zodat geen beroep gedaan kan worden op artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen 3) Kamerstuk 31 066, nr. 301 4) Handelingen 2016/2017, Tweede Kamer, 22 5) Handelingen 2016/2017, Tweede Kamer, 23 6) Kamerstuk 28 362, nr. 2; "er bestaat overeenstemming dat, indien de Kamer oordeelt onvoldoende te zijn ingelicht zolang zij de door haar gevraagde stukken niet zelf kent, deze stukken behoren te worden overgelegd 7) Kamerstuk 31 066, nr. 318

Invulling VWNW-beleid bij Belastingdienst Aanleiding Afgelopen week is zicht ontstaan op overeenstemming met de bonden over de toepassing en invulling van het rijksbrede sociaal flankerend beleid (van werk naar werkbeleid, afgekort VWNWbeleid) bij de Belastingdienst. VWNW-beleid Het VWNW-beleid is van toepassing bij reorganisatie met krimp en is erop gericht ontslagen te voorkomen door medewerkers eerst vrijwillig te laten bewegen. Het VWNW-beleid maakt onderscheid naar reorganisaties waarin personele krimp wordt verwacht en waar dit niet wordt verwacht (bijv als gevolg van concentratie van vestigingslocaties van rijksonderdelen). Bij de reorganisaties van de Belastingdienst als gevolg van de Investeringsagenda wordt uitgegaan van reorganisaties met krimp. Een reorganisatie begint in de regel dan ook met een 'vrijwillige' fase. Als de vrijwillige fase niet het gewenste effect oplevert voor de organisatie, wordt overgegaan op de 'verplichte' fase. In de verplichte fase kan een medewerker een aangeboden passende functie niet meer dan 2x weigeren. Doet hij dat toch, kan dat mogelijk leiden tot ontslag. Om de overstap naar ander werk zo gemakkelijk mogelijk te maken, kan aanspraak worden gemaakt op verschillende VWNW-voorzieningen. Bij situaties waarin krimp wordt voorzien is de belangrijkste een stimuleringspremie bij ontslag op eigen verzoek, die afhankelijk van diensttijd en salaris kan oplopen tot 75.000. De afgelopen maanden zijn we in overleg geweest met de bonden over de vertaling van het VWNW-beleid naar de specifieke situatie van de Belastingdienst. Om de mobiliteit op gang te brengen en Switch een vliegende start te geven als aantrekkelijke voorziening is een inzet verkend waarbij we medewerkers die niet willen wachten tot duidelijk is dat hun functie verdwijnt de eerste helft van 2016 ruimte bieden om gebruik te maken van VNWV-voorzieningen bij vrijwillige uitstroom (eventueel na een overzienbare periode doorwerken). Daarbij wordt geen leeftijdsgrens gehanteerd. Vanaf de tweede helft van 2016 zullen medewerkers ook verplicht uitstromen (via Switch) door een verandering van processen. Verwachting is dat de voorziene uitstroom naar voren wordt gehaald ten opzichte van de rekenveronderstellingen in het voorjaar. Budget en uitwerking Om een gevoel te krijgen bij de budgettaire impact, is een analyse gedaan die laat zien dat het risico overzichtelijk is (zie bijlage). Het lijkt reëel om te veronderstellen dat een deel van de beschikbare middelen naar voren moet worden gehaald; mogelijk moet een beperkte herallocatie plaatsvinden (bij een grote toestroom). Bijkomend voordeel van onze inzet is dat tegenover een ruimhartige vrijwillige fase nu staat dat op het moment dat duidelijk is dat functies gaan verdwijnen of worden verplaatst de vrijwillige fase vrij snel kan worden gevolgd door de verplichte fase. Bij de geschetste inzet kan als kwetsbaarheid worden onderkend dat de toegang tot de VWNWvoorzieningen in de eerste helft van 2016 leeftijdsonafhankelijk is. Dat betekent dat medewerkers die vanwege hun leeftijd vermoedelijk vanzelf zouden uitstromen dat straks kunnen doen met een stimuleringspremie. Bovendien zien we dat medewerkers steeds langer doorwerken, zelfs tot voorbij AOW-gerechtigde leeftijd, en dat het dus goed mogelijk is dat het oudste deel van onze medewerkers anders via de verplichte fase tot afscheid zou moeten worden bewogen. Dat is potentieel ook kostbaar. Wel zullen we in de verdere uitwerking met de bonden proberen oneigenlijk gebruik zoveel mogelijk tegen te gaan (denk aan medewerkers die hun vertrek al hebben aangekondigd). De leeftijdsonafhankelijkheid geldt overigens alleen in de eerste helft van 2016; daarna wordt voor de oudere medewerker de stimuleringspremie gekoppeld aan de AOW-gerechtigde leeftijd zodat het financiële belang van de voorziening afneemt naarmate de medewerker dichter op de AOW-gerechtigde leeftijd komt.

Meer in het algemeen bestaat de kans dat een oververtegenwoordiging van oudere werknemers gebruik zal maken van het aanbod (hoewel daar gegeven de leeftijdsopbouw van de Belastingdienst wel wat ruimte in zit). In dat geval zouden we tegen een eindheffing van 52% kunnen aanlopen. Bovenstaande inzet, die is gedeeld met BZK, lijkt te kunnen rekenen op steun van de bonden. Het is goed te beseffen dat douane en FIOD buiten de scope vallen. Het dragende argument daarvoor is dat bij die bedrijfsonderdelen geen reorganisatie met krimp plaatsvindt. In theorie kunnen medewerkers van douane en FIOD wel via de remplaçantenregeling aanspraak maken op de stimuleringspremie (door vrijwillig plaats te maken voor een medewerker in het fiscale domein die zijn functie verliest).

Bijlage: Financiële impactanalyse invulling VWNW Belastingdienst 1. Oorspronkelijke aannames en budget vanuit Investeringsagenda In de jaren 2016 t/m 2019 stroomt ieder jaar 960 FTE vanuit de kernorganisatie naar Switch en wordt 240 FTE met arrangementen naar buiten begeleid. Deze medewerkers worden in de kernorganisatie niet vervangen. Een aanzienlijk deel van zowel de werknemers in Switch als de medewerkers die met een arrangement de belastingdienst verlaten betreft medewerkers die binnen enkele jaren met pensioen zullen gaan. De grootste uitstroomrichtingen vanuit Switch betreffen terugstroom naar kernorganisatie en uitstroom naar pensioen. Vanuit de Investeringsagenda zijn hiertoe middelen beschikbaar voor: Werken/ontwikkelen in Switch 550 mln. in totaal (2016-2023) Arrangementen 90 mln. in totaal (2016-2020) 2. Scenario s Met de invulling van het VWNW beleid met een vrijwillige fase conform de brief aan de bonden is de verwachting dat meer gebruik zal worden gemaakt van arrangementen dan oorspronkelijk aangenomen. In plaats van 960 FTE over de gehele periode zouden dit er 1000 of zelfs 2000 meer kunnen zijn. Dit betreft hoofdzakelijk het naar voren halen van uitstroom die zich in de periode t/m 2024 naar verwachting toch wel voor zou doen. Dit is daarmee het zeker stellen van een deel van de invulling van de 5000, niet zozeer een verhoging van de 5000. Een deel van de kans dat medewerkers na hun AOW-gerechtigde leeftijd blijven werken wordt daarmee ook ingeperkt. Aangezien het een vrijwillige fase betreft is niet met zekerheid te zeggen wie zich zullen inschrijven, vandaar dat hieronder voor twee scenario s de financiële gevolgen zijn opgenomen. Scenario A gaat uit van inschrijving conform afspiegeling, scenario B van inschrijving door enkel 55+ers, de werkelijkheid zal hier waarschijnlijk ergens tussenin liggen. Alle bedragen betreffen cumulatieve bedragen (2016-2023). De kosten zullen voor de baten uitgaan. Besparingen kunnen zich zowel in de kernorganisatie als in Switch voordoen. Aannames Kosten voor VWNW-regeling: 75 dzd euro per 55+ er, voor jongere medewerkers gemiddeld de helft hiervan (de uiteindelijk toe te kennen stimuleringspremie is afhankelijk van de hoogte van het inkomen en het aantal ABP-pensioenjaren). Vervangingsvraag: 40% bij inschrijving conform afspiegeling. 20% als alleen oudere medewerkers zich melden. Er wordt geen rekening gehouden met lagere salariskosten na vervanging, waarmee de baten onderschat worden. Gemiddeld zouden werknemers nog 2 jaar voor de Belastingdienst gewerkt hebben (in kernorganisatie of Switch). In scenario A leidt deze aanname waarschijnlijk tot een forse onderschatting van de baten. Gerekend wordt met gemiddelde salariskosten van 56 dzd euro per jaar. Salariskosten worden bespaard wanneer de medewerker niet vervangen wordt. Scenario A. Medewerkers schrijven zich in conform afspiegeling Belastingdienst Extra VWNW-arrangementen (x mln.) Kosten Baten Saldo 1000 extra arrangementen 56 67 11 2000 extra arrangementen 113 134 22 Scenario B. Alleen medewerkers die ouder zijn dan 55 jaar schrijven zich in Extra VWNW-arrangementen (x mln.) Kosten Baten Saldo 1000 extra arrangementen 75 78 3 2000 extra arrangementen 150 157 7

Mogelijke eindheffing Wanneer achteraf blijkt dat onevenredig veel ouderen gebruik hebben gemaakt van de regeling zal een eindheffing worden opgelegd. Onderstaande tabel bevat een voorrekening van de maximale eindheffing bij scenario B. Mogelijke kosten eindheffing 55< maximaal aantal voor eindheffing 2000 kosten eindheffing in mln. (2000x75dzd x52%) 78 Bij andere ministeries en rijksonderdelen hebben we gezien dat eindheffing is berekend over het surplus dat uit de hogere leeftijdscategorieën uitstroomde met een stimuleringspremie. In het geval dit ook voor de belastingdienst zou kunnen gelden gaan de maximale kosten van de eindheffing omlaag. Hiertoe dient nog een en ander uitgezocht te worden. Mogelijke kosten eindheffing <35 35<45 45<55 55< Afspiegeling BD 10% 15% 34% 41% 2000 vrijwillige VWNW conform afspiegeling 199 296 680 825 correctie 10% 907 maximaal aantal voor eindheffing 1093 kosten eindheffing in mln. (1093x75dzd x52%) 42,6