AANTEKENEN Rechtbank Leeuwarden Sector Bestuursrecht Postbus 1702 8901 CA LEEUWARDEN Leeuwarden, 14 februari 2012 Verzonden, 15 februari 2012 Ons kenmerk : 00991752 Afdeling : Landelijk Gebied Beleid Behandeld door : S. Marra / (058) 292 51 07 of s.marra@fryslan.nl Uw kenmerk : Procedurenummer 10 / 2022 BESLU GROO Bijlage(n) : 1 Onderwerp : het beroep van Stichting De Faunabescherming te Amstelveen Bij uw brief van 1 december 2011 met bovenvermeld kenmerk, hebt u ons een kopie van de tussenuitspraak inzake het beroep met bovenvermeld procedurenummer toegestuurd. Naar aanleiding van deze tussenuitspraak delen wij u het volgende mee. Onder 4.3.7 van de uitspraak concludeert uw rechtbank dat het bestreden besluit een gebrekkige motivering heeft en onzorgvuldig is voorbereid. Uw rechtbank stelt ons in de gelegenheid dit gebrek te herstellen hetzij bij aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, bij nadere besluitvorming. In de tussenbeslissing heeft uw rechtbank de termijn waarbinnen wij het gebrek kunnen herstellen bepaald op twaalf weken na verzending van de tussenuitspraak, derhalve voor 23 februari 2012. Van deze mogelijkheid maken wij hierbij gebruik. Naar het oordeel van uw rechtbank (ro 4.3.7 van de uitspraak) dienen wij met concrete en verifieerbare gegevens inzichtelijk te maken in welke werkgebieden van wildbeheereenheden de geregistreerde schadegevallen zich hebben voorgedaan, op welke gewassen zij betrekking hadden en de hoogte van de (getaxeerde) schadebedragen in elk geval afzonderlijk. Vervolgens zullen wij op grond daarvan tot een preciezere gebiedsafbakening moeten komen en moeten aangeven voor welke specifieke gewassen de ontheffing geldt, in die zin dat de ontheffing wordt beperkt tot die gebieden en die gewassen waarvoor aannemelijk is gemaakt dat sprake is van (dreigende) belangrijke schade. Of sprake is van (dreigende) belangrijke schade kan aannemelijk worden gemaakt op grond van de schadehistorie (ro 4.3.6).
Onder 4.3.3. van de uitspraak oordeelt uw rechtbank dat ons bij de invulling van het begrip belangrijke schade en bij het bepalen of sprake is van een concrete dreiging daarvan, een zekere beoordelingsvrijheid toekomt. Als maatstaf om te bepalen of sprake is van belangrijke schade mogen wij daarbij uitgaan van tenminste 115,- per schadegeval tot 1 januari 2005 en vanaf 1 januari 2005 tenminste 250,- per schadegeval. Tevens oordeelt uw rechtbank dat wij bij de beoordeling of in een bepaald gebied sprake is van (dreigende) belangrijke schade, het aantal schademeldingen en de getaxeerde schade (ongeacht of al dan niet een schadebedrag is uitgekeerd) bij onze oordeelsvorming mogen betrekken. In de tussenuitspraken inzake de beroepen met procedurenummers 10/2021 BESLU GROO, 10/2024 BESLU GROO, 10/2603 t/m 10/2606 BESLU GROO oordeelt uw rechtbank dat dit evenzeer geldt voor het aantal verleende ontheffingen en machtigingen tot afschot en het aantal dieren dat met gebruikmaking daarvan is geschoten, omdat hierdoor immers belangrijke schade kan zijn voorkomen of beperkt. In de bijlage bij deze brief hebben wij met concrete en verifieerbare gegevens inzichtelijk gemaakt in welke werkgebieden van wildbeheereenheden de geregistreerde brandganzenschadegevallen in de jaren 2004 tot en met 2011 zich hebben voorgedaan, op welke gewassen zij betrekking hadden en wat de hoogte van de (getaxeerde) schadebedragen in elk geval afzonderlijk was. Daarnaast hebben wij in de bijlage vermeld in welke werkgebieden van wildbeheereenheden en m.b.t. welke gewassen in de jaren 2010 en 2011 gebruik is gemaakt van ontheffingen en machtigingen tot afschot (gegevens gebaseerd op rapportages van de Fauna Beheer Eenheid). De ontheffingen en machtigingen werden verleend i.v.m. (dreigende) belangrijke schade, ondanks het nemen van preventieve maatregelen. Grondgebruikers die gebruik maakten van de ontheffingen en machtigingen hebben aangegeven dat door het gebruik belangrijke schade kon worden voorkomen of beperkt. Voor werkgebieden van wildbeheereenheden waar zich belangrijke schade heeft voorgedaan, en voor werkgebieden van wildbeheereenheden waar zich geen belangrijke schade (minder dan 115,- respectievelijk 250,-) heeft voorgedaan maar waar wel gebruik werd gemaakt van machtigingen tot afschot waardoor belangrijke schade kon worden voorkomen of beperkt, zijn wij van mening dat afdoende is aangetoond dat daar in het verleden sprake was van (dreigende) belangrijke schade. Tevens achten wij het aannemelijk dat die (dreigende) schade zich ook in de toekomst zal voordoen. Naar aanleiding van, en overeenkomstig uw tussenuitspraak hebben wij besloten de op 11 februari 2010 aan de Fauna Beheer Eenheid verleende ontheffing te wijzigen in die zin dat nog slechts ontheffing wordt verleend voor die werkgebieden van wildbeheereenheden en die gewassen als bedoeld in de voorgaande alinea. Besluit: Gezien het vorenstaande, de Flora- en faunawet, het Faunabeheerplan Fryslân 2009-2014 en de provinciale beleidsregels Libje en libje litte, wijzigen wij de op 11 februari 2010 verleende ontheffing, kenmerk 00876676, als volgt en verlenen wij, gehoord het Faunafonds, op grond van artikel 68, lid 1, aanhef en onder c, van de Flora- en faunawet, aan de Stichting Fauna Beheer Eenheid Fryslân, postbus 186, 9200 AD Drachten, ontheffing van de verbodsbepalingen vervat in de artikelen 9, 11,12 en 72, vijfde lid, van de Flora- en faunawet, voor het doden van brandganzen op percelen waar schade dreigt of voorkomt, met gebruikmaking van het hagelgeweer of de kogelbuks - tenminste kaliber 5,6 x 26,7 (.22 Magnum) -, en voor het rapen, schudden, prikken of anderszins behandelen van eieren van
brandganzen, ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, zulks met inachtneming van de regels zoals gesteld in het Besluit beheer en schadebestrijding dieren en in de Algemene voorschriften. De ontheffing geldt van 1 maart 2012 tot 1 maart 2017: - voor legselbeperking gedurende de perioden van 1 februari tot en met 31 mei daarop volgend, voor het gehele werkgebied van de Stichting Fauna Beheer Eenheid Fryslân; - voor afschot van 1 juni tot en met 30 september daarop volgend, voor de volgende gebieden en gewassen: - voor schade aan grasland binnen de werkgebieden van de wildbeheereenheden de Dongeradielen, de Lauwers, de Lytse Súdwesthoeke, de Marren, de Middelsee, Drachten e.o., Gaasterlân e.o., Om de Terpen, Skarsterlân, Tusken Waed en Stèd, Tytsjerksteradiel- Súd en Utingeradeel; - voor schade aan granen binnen de werkgebieden van de wildbeheereenheden de Dongeradielen, de Lauwers, de Lytse Súdwesthoeke, de Marne, de Marren, de Middelsee, Skarsterlân, Tytsjerksteradiel-Súd en Utingeradeel; - voor schade aan graszaad binnen de werkgebieden van de wildbeheereenheden de Dongeradielen, de Lauwers, Om de Terpen en Utingeradeel; - voor schade aan maïs binnen de werkgebieden van de wildbeheereenheden de Dongeradielen, de Lauwers en Utingeradeel; - voor schade aan bieten binnen de werkgebieden van de wildbeheereenheden de Dongeradielen, de Lauwers, de Marne en Utingeradeel. Gebruik van de ontheffing binnen de afpalingskring van een geregistreerde eendenkooi is toegestaan onder voorwaarde dat de kooiker van deze kooi daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend. Gebruik van de ontheffing in de, i.v.m. het Beleidskader Faunabeheer begrensde, foerageergebieden voor overwinterende ganzen en smienten mag, gedurende de periode dat deze gebieden dienen voor de opvang van de diersoorten waarvoor ze bestemd zijn, slechts plaatsvinden na 12.00 uur, onder voorwaarde dat een afstand van tenminste 500 meter tot foeragerende ganzen in acht wordt genomen. Wij wijzen er op dat voor het gebruik van de ontheffing binnen zgn. speciale beschermingszones (o.a. Natura 2000 gebieden) vergunningen op grond van de Natuurbeschermingswet (kunnen) zijn vereist. Voor het gebruik van de ontheffing in gebieden direct grenzend aan speciale beschermingszones zijn mogelijk vergunningen vereist. Deze vergunningen (of informatie hierover) kunnen (kan) aangevraagd worden bij Provincie Fryslân, afdeling Landelijk Gebied Beleid, Postbus 20120, 8900 HM Leeuwarden. Bij het verlenen van machtigingen dient de Stichting Fauna Beheer Eenheid Fryslân de betreffende gemachtigden hierop te wijzen. Hierna worden verenigingen of stichtingen die als wildbeheereenheid fungeren en Natuurbeschermingsorganisaties ook aangeduid als Wildbeheereenheid (of gemachtigde). Aan de ontheffing zijn de volgende voorschriften verbonden:
Algemene voorschriften: Verantwoordelijkheid. 1. De Stichting Fauna Beheer Eenheid Fryslân (hierna te noemen FBE) is als ontheffinghouder te allen tijde verantwoordelijk voor het naleven van de voorschriften waaronder de ontheffing is verleend. De FBE dient daarom de gemachtigden nadrukkelijk te wijzen op de specifieke voorschriften ten aanzien van het gebruik, o.a. door bij afgifte van een machtiging tevens een gewaarmerkte kopie van dit ontheffingbesluit te verstrekken en hen te wijzen op de bepalingen t.a.v. de Natuurbeschermingswet. Hetzelfde geldt voor de wildbeheereenheid in geval van het doormachtigen van het gebruik van de ontheffing aan een grondgebruiker De verantwoordelijkheid van de ontheffinghouder laat elke verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van de individuele feitelijke gemachtigde en/of ontheffinggebruiker voor het naleven van voorschriften en andere wettelijke bepalingen onverlet. Machtiging gebruik ontheffing. 2. De FBE is bevoegd het gebruik van deze ontheffing bij schriftelijke, gedagtekende en gewaarmerkte machtiging over te dragen aan een wildbeheereenheid, óf, ingeval een wildbeheereenheid niet door de FBE gemachtigd is aan een individuele grondgebruiker. Een wildbeheereenheid kan de feitelijke handelingen die op grond van de ontheffing zijn toegestaan slechts doormachtigen aan grondgebruikers binnen haar werkgebied. Een machtiging wordt niet verstrekt dan na een daartoe ingediende, ondertekende en gedagtekende, aanvraag en is maximaal 1 seizoen geldig. De aanvraag van een grondgebruiker voor een machtiging van de ontheffing voor afschot bevat in elk geval een opgave van de naam, het adres, de woonplaats en het telefoonnummer van de jachtaktehouder die de bestrijding zal uitvoeren, de oppervlakte van de schadepercelen en het daarop geteelde gewas. In de machtiging dient in ieder geval te zijn opgenomen dat deze slechts geldig is wanneer een gewaarmerkte kopie van dit ontheffingbesluit daaraan gehecht is. 3. Een gemachtigde grondgebruiker mag de handelingen die op grond van de ontheffing voor afschot zijn toegestaan laten uitvoeren door een jachtaktehouder, en de handelingen die op grond van de ontheffing voor legselbeperking zijn toegestaan laten uitvoeren door door hem aangewezen personen.. Gebruik ontheffing. 4. Van de ontheffing mag slechts gebruik worden gemaakt nadat de grondgebruiker van de percelen waarop de met de ontheffing toegestane handelingen zijn toegestaan, de ontheffinggebruiker hiertoe schriftelijk heeft gemachtigd. 5. Van de ontheffing mag slechts gebruik worden gemaakt als bij een grondgebruiker na het nemen van ten minste twee preventieve maatregelen (genoemd in de Handreiking Faunaschade van het Faunafonds), waarvan ten minste één zichtbaar aanwezig moet zijn, blijkt dat deze onvoldoende effect hebben en belangrijke schade is of dreigt te ontstaan. Daarnaast moet de feitelijke ontheffinggebruiker, alvorens voor de eerste keer bij een grondgebruiker van de ontheffing gebruik wordt gemaakt, ten minste 72 uur voor de daadwerkelijke bestrijdingsactie, de provinciale toezichthouder FF-wet (Afdeling omgevingsvergunningen en Toezicht) hiervan schriftelijk op de hoogte brengen onder vermelding van: naam, adres, woonplaats en telefoonnummer van de grondgebruiker en de jachtaktehouder, onder bijvoeging van een topografische
kaart waarop de schadepercelen zijn ingetekend. Onder vermelding van dezelfde gegevens en bijvoeging van de kaart kan dit via de mail (meldingffwet@fryslan.nl) eventueel 24 uur van tevoren. 6. Gebruik van de ontheffing is slechts toegestaan van een half uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang. 7. Bij legselbeperking moeten tenminste 2 eieren in het nest worden achtergelaten. Wél moeten alle eieren worden geschud, geprikt of anderszins worden behandeld. Gezelschap. 8. Van de in de ontheffing voor afschot genoemde bevoegdheden mag mede gebruik worden gemaakt door ten hoogste twee jachtaktehouders, mits ze in gezelschap zijn van de jachtaktehouder aan wie toestemming is verleend voor het gebruik van de ontheffing. Bescheiden. 9. De feitelijke gebruiker van de ontheffing is verplicht een exemplaar van dit ontheffingbesluit, een gewaarmerkt afschrift van de op naam van de wildbeheereenheid gestelde machtiging en een gewaarmerkt afschrift van de op naam van de grondgebruiker gestelde machtiging van de wildbeheereenheid, respectievelijk een gewaarmerkt afschrift van de op naam van de grondgebruiker gestelde machtiging van de FBE, een schriftelijke toestemming van de grondgebruiker t.a.v. het gebruik van de ontheffing op diens percelen en een geldige jachtakte (ingeval van afschot) of een geldig legitimatiebewijs (ingeval van legselbeperking) bij zich te houden. Deze bescheiden moeten op eerste vordering van een daartoe bevoegde toezichthoudende ambtenaar ter inzage worden afgegeven. Rapportage. 10. De FBE is verplicht, uiterlijk 15 december van elk kalenderjaar, een digitale rapportage uit te brengen aan de provincie Fryslân, Afdeling Stêd en Plattelân, team Vergunningen en Beheer, over de wijze waarop van de ontheffing gebruik is gemaakt en wat daarvan de resultaten zijn. De rapportage bevat in ieder geval een overzicht van de wildbeheereenheden en grondgebruikers die van de ontheffing (onderscheiden naar soort) gebruik hebben gemaakt; de schadegewassen; de door de grondgebruikers toegepaste preventieve maatregelen; het aantal keren dat van een machtiging gebruik is gemaakt; het aantal gedode brandganzen per bestrijdingsactie; het aantal gevonden brandganzennesten (tevens aan te geven op een topografische kaart - schaal 1:50.000); het aantal geraapte en/of behandelde eieren per nest; de totale waargenomen jonge aanwas van brandganzen en de effectiviteit van het gebruik van de ontheffing. De aantallen dienen getotaliseerd te zijn. 11. Wildbeheereenheden en grondgebruikers aan wie door de FBE een machtiging tot het gebruik van de ontheffing is verleend, zijn verplicht om het resultaat van het gebruik van de ontheffing aan de FBE te rapporteren (voor zover mogelijk digitaal), overeenkomstig door de FBE daartoe gestelde voorschriften. De rapportage bevat ten minste hetgeen vereist is voor de rapportage die de FBE op grond van het voorgaande lid moet maken. Grondgebruikers die door de wildbeheereenheid zijn gemachtigd zijn verplicht overeenkomstig te rapporteren aan de wildbeheereenheid. 12. De FBE houdt een overzicht bij van de verleende machtigingen, alsmede van de (aanvraag)gegevens die daaraan ten grondslag liggen. Dit overzicht dient op eerste
vordering van een daartoe bevoegde toezichthoudende ambtenaar ter inzage te worden afgegeven. 13. De wildbeheereenheid houdt een overzicht bij van de grondgebruikers aan wie het gebruik van de ontheffing is doorgemachtigd alsmede van de aanvraaggegevens die daaraan ten grondslag liggen. Dit overzicht dient op eerste vordering van een daartoe bevoegde toezichthoudende ambtenaar ter inzage te worden afgegeven. Overige voorschriften: 14. Ringen en halsbanden die aan gedode vogels worden aangetroffen moeten, onder vermelding van datum en plaats van afschot (aangegeven op een topografische kaart), worden opgezonden aan het NIOO - CTE Vogeltrekstation, postbus 40, 6666 ZG Heteren. 15. Gedode dieren en eieren mogen niet voor handelsdoeleinden worden gebruikt en dienen, voor zover ze niet in eigen bezit worden gehouden of voor eigen consumptie worden aangewend, o.a. ter voorkoming van verspreiding van ziekten zo spoedig mogelijk te worden opgeruimd en vernietigd of voor destructie te worden aangeboden. 16. Deze ontheffing kan worden ingetrokken of opgeschort op grond van de criteria genoemd in artikel 80 van de Flora- en faunawet of bij bijzondere weersomstandigheden. 17. Op verzoek van de FBE daartoe dient een door een wildbeheereenheid verstrekte machtiging terstond te worden ingetrokken. Deze intrekking dient te geschieden door de betreffende grondgebruiker hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. 18. Op verzoek van Gedeputeerde Staten daartoe, dient een door de FBE verstrekte machtiging terstond te worden ingetrokken. Deze intrekking dient te geschieden door de betreffende wildbeheereenheid of grondgebruiker hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. Gedeputeerde Staten van Fryslân, J.A. Jorritsma, voorzitter drs. A.J. van den Berg, secretaris