Een onderzoek naar de verwerking van een adreswijziging van een burger.

Vergelijkbare documenten
Verzoeker klaagt erover dat de officier van justitie van de CVOM stelselmatig niet op zijn correspondentie reageert.

Rapport. Datum: 21 december 2006 Rapportnummer: 2006/384

Een onderzoek naar de adressering van brieven aan een BIG-geregistreerde door het CIBG.

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Justitieel Incasso Bureau en/of het Openbaar Ministerie. Datum: 14 november 2011

Een onderzoek naar het geen gevolg geven aan een rechterlijke uitspraak door het Openbaar Ministerie te Den Haag

Rapport. Rapport over een klacht over het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) te Leeuwarden. Datum: 20 december Rapportnummer: 2013/198

Geen adres om te arresteren, wel om te informeren

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst en de Dienst Terugkeer en Vertrek.

Rapport. Datum: 8 juni 2006 Rapportnummer: 2006/197

Rapport. Datum: 19 januari 2001 Rapportnummer: 2001/014

Een onderzoek naar de wijze waarop de gemeente Leusden heeft gehandeld in verband met de inschrijving van een derde op het adres van verzoekster.

Rapport. Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329

Rapport. Datum: 28 september 2007 Rapportnummer: 2007/207

Rapport. Rapport over een klacht over het College bescherming persoonsgegevens. Datum: 29 december Rapportnummer: 2011/368

Rapport. Datum: 26 maart 2007 Rapportnummer: 2007/051

Rapport. Publicatiedatum: 11 december Rapportnummer: 2014 / /19 3 d e Natio nale o mb ud sman 1/6

Rapport. Rapport over een klacht over de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie te Utrecht. Datum: 12 december Rapportnummer: 2013/190

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie. Datum: 27 februari Rapportnummer: 2014/012

Een onderzoek naar het door het Centraal Justitieel Incassobureau terugstorten op een verkeerde rekening van een ten onrechte geïnd geldbedrag.

Rapport. Datum: 29 december 1998 Rapportnummer: 1998/589

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van het College voor zorgverzekeringen. Datum: 10 mei Rapportnummer: 2012/078

Het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) zond verzoeker hiervoor op 4 november 2006 een beschikking met een sanctiebedrag van 40.

Rapport. Rapport over de Belastingdienst/Centrale administratie te Apeldoorn. Datum: 29 augustus Rapportnummer: 2013/109

Rapport. Datum: 17 november 1999 Rapportnummer: 1999/470

Rapport. Datum: 3 augustus 2000 Rapportnummer: 2000/261

Rapport. Datum: 1 september 2003 Rapportnummer: 2003/290

Rapport. Vergoeding griffierecht na bijna één jaar uitbetaald. Oordeel

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

Rapport. Datum: 19 augustus 2003 Rapportnummer: 2003/270

Beoordeling. h2>klacht

de eigen bijdrage 2006 alsmede de naheffing over 2006 onvoldoende duidelijk

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Rapport. Rapport over een klacht betreffende de Belastingdienst/Noord. Datum: Rapportnummer: 2013/176

Verzoeker klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in strijd met:

RAPPORT 2006/263, NATIONALE OMBUDSMAN, 4 AUGUSTUS 2006

Rapport. Het belang van een correct adressenbestand. Oordeel

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van de Huurcommissie uit Den Haag. Datum: 9 mei Rapportnummer: 2012/077

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Een onderzoek naar een klacht over de afwikkeling van in beslag genomen voorwerpen.

Rapport. Gegoochel met facturen

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Administratie Kantoor uit Den Haag. Datum: 04 augustus Rapportnummer: 2011/229

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/087

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Huurcommissie te Den Haag. Datum: 5 januari Rapportnummer: 2012/001

Verzoeker klaagt er over dat de Kamer van Koophandel Noord-Nederland (hierna KvK):

Rapport. Datum: 15 april 1999 Rapportnummer: 1999/180

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/334

De minister van Justitie Postbus EH DEN HAAG. Onderzoek en bevindingen

Vervolgens legde het CJIB op 22 maart 2007 beslag op zijn inboedel.

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Midden en West Brabant (de burgemeester van Tilburg).

Rapport. Datum: 20 juni 2007 Rapportnummer: 2007/126

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277

Rapport. Rapport over een klacht over het Centraal Orgaan opvang asielzoekers. Datum: 17 juni Rapportnummer: 2011/186

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond.

Datum verzoekschrift Het verzoek tot onderzoek is op 28 december 2012 binnengekomen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

Rapport. Datum: 6 november 2007 Rapportnummer: 2007/240

3. Op 26 juni 2007 diende verzoekster een klacht in omdat zij tot op dat moment het verschuldigde bedrag nog niet had ontvangen.

Een onderzoek naar een klacht over de gang van zaken rond de intrekking van een aanvraag.

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 8 augustus 2003 Rapportnummer: 2003/259

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 1 februari 2002 Rapportnummer: 2002/027

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071

Een onderzoek naar een onduidelijke intrekkingsbrief van het Openbaar Ministerie.

Rapport. Datum: 27 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/180

Rapport. Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/093

Rapport. Rapport over een klacht over het CAK. Datum: 28 november Rapportnummer: 2012/190

Rapport. Datum: 12 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/445

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/267

Rapport. Datum: 25 januari 2001 Rapportnummer: 2001/024

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Randmeren uit Zwolle. Datum: 11 april Rapportnummer: 2011/105

Naar aanleiding van de beslissing van de gemeente van 16 maart 2007 wendde verzoekster zich opnieuw tot de Nationale ombudsman.

Rapport. Datum: 4 maart 2004 Rapportnummer: 2004/073

Een onderzoek naar het niet verstrekken van een brief door Zilveren Kruis Zorgkantoor aan de beheerder van een PGB

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Rapport over een klacht over het CAK te Den Haag. Datum: 14 augustus Rapportnummer: 2013/099

Rapport. Datum: 31 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/255

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Rapport over een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Nunspeet. Datum: 19 augustus 2015 Rapportnummer: 2015/124

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 6 april 2006 Rapportnummer: 2006/136

Rapport. Publicatiedatum: 15 oktober Rapportnummer: 2014 / /139 d e Natio nale o mb ud sman 1/6

Rapport. Datum: 21 december 2007 Rapportnummer: 2007/318

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Datum: 26 januari 2015 Rapportnummer: 2015/015

Rapport. Datum: 28 januari 1999 Rapportnummer: 1999/027

Een onderzoek naar het verstrekken van informatie en de wijze van klachtbehandeling door de politie Oost-Nederland.

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/086

Rapport. Datum: 05 september Rapportnummer: 2013/111

hem niet heeft gehoord, ondanks zijn uitdrukkelijke verzoek daartoe;

Rapport. Datum: 3 mei 2007 Rapportnummer: 2007/084

Rapport. Datum: 16 november 2006 Rapportnummer: 2006/368

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Huurcommissie te Den Haag. Datum: 20 februari Rapportnummer: 2013/012

Rapport. Datum: 10 december 2007 Rapportnummer: 2007/301

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258

Rapport. Datum: 26 september 2005 Rapportnummer: 2005/293

Het ondertekende verzoek tot onderzoek is op 2 maart 2009 binnengekomen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

Transcriptie:

Rapport Ieder heeft zijn eigen verantwoordelijkheid Een onderzoek naar de verwerking van een adreswijziging van een burger. Oordeel Op basis van het onderzoek is van oordeel dat de klacht over de minister van Veiligheid en Justitie te Den Haag en het bestuur van de rechtbank Zeeland- West-Brabant niet gegrond is. Datum: 29 oktober 2015 Rapport: 2015/159

2 AANLEIDING Op 14 maart 2013 stuurde het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) een boetebeschikking met CJIB nummer 169938627 naar verzoeker. Op 18 maart 2013 stuurde verzoeker naar aanleiding van deze boetebeschikking een beroepschrift naar de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM) waarop hij het adres vermeldde waarop hij op dat moment woonde, te weten X-straat 17-J te S.. Op 6 mei 2014 stuurde verzoeker aangetekend een adreswijziging naar de CVOM waarbij hij aangaf dat zijn nieuwe adres met ingang van 2 juni 2014 Y-straat 12 te R. zou zijn. In deze brief maakte hij tevens bezwaar tegen de boetebeschikking met een ander CJIB nummer 18018158. Vervolgens is verzoeker naar het adres Y-straat 12 te R. verhuisd en op 17 juni 2014 daadwerkelijk op dat adres ingeschreven in de Basis Registatie Personen (BRP). Op 15 augustus 2014 stuurde de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) een oproep naar het oude adres van verzoeker zonder bij het huisnummer de letter J te vermelden. Verzoeker heeft deze oproep nooit ontvangen. Op 9 oktober 2014 behandelde de kantonrechter het beroepschrift van verzoeker en deed uitspraak buiten zijn aanwezigheid. De rechtbank stuurde op 6 november 2014 het vonnis van de kantonrechter naar verzoekers oude adres, ook dit maal zonder vermelding van de letter J. Op 10 november 2014 ontving verzoeker het vonnis via de makelaar van zijn oude huisbaas. Dezelfde dag nog nam verzoeker contact op met de rechtbank. Op 20 november 2014 diende verzoeker een klacht in bij de CVOM. Op 21 november 2014 stuurde de rechtbank in reactie op verzoekers klacht een ontvangstbevestiging naar het nieuwe adres dat op de klachtbrief van verzoeker vermeld stond. Zowel de CVOM als het bestuur van de rechtbank verklaarden verzoekers klacht, dat zij correspondentie naar zijn oude adres hadden gestuurd, niet gegrond. Omdat verzoeker zich niet met de uitkomst van de interne klachtbehandeling kon verenigen, verzocht hij de Nationale ombudsman om een oordeel. De Nationale ombudsman nam de volgende klachten in onderzoek. Verzoeker klaagt erover dat de CVOM vóór het verzenden van de brief aan verzoeker geen adresbevraging heeft uitgevoerd in de Basis Registratie Personen (BRP). Verzoeker klaagt er verder over dat de CVOM onjuiste adresgegevens van hem heeft verstrekt aan de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Verzoeker klaagt er ten slotte over dat de griffie van de rechtbank Zeeland-West- Brabant voorafgaand aan het versturen van de oproeping voor de rechtszitting van de kantonrechter, geen adresbevraging heeft uitgevoerd in de Basis Registratie Persoonsgegevens (BRP).

3 BEVINDINGEN Standpunt verzoeker Verzoeker klaagt erover dat de CVOM zijn nieuwe woonadres met ingang van 2 juni 2014, dat hij in zijn aangetekende brief van 5 mei 2014 in de zaak met het CJIB nummer 18018158 op 6 mei 2015 aan de CVOM heeft doorgegeven, niet ook in de zaak met het CJIB nummer 169938627 in het systeem heeft aangepast, terwijl beide zaken hetzelfde BSN nummer vermelden. Volgens verzoeker is geen van de poststukken (inclusief de 'eindbrief' met een overzicht na de uitspraak) die verzonden zijn door de CVOM, naar zijn nieuwe adres gestuurd. De stukken die verzoeker met een beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) heeft opgevraagd bij de CVOM, zijn na de ingebrekestelling van de CVOM naar verzoekers nieuwe adres gestuurd. Verzoeker liet in reactie op het oordeel van de rechtbank weten dat de brief van de CVOM van 7 mei 2014 natuurlijk naar zijn oude adres was gestuurd omdat zijn adreswijziging pas op 2 juni 2014 zou ingaan. Verder merkte verzoeker in reactie op het onderzoek op dat de correspondentie van de rechtbank met betrekking tot de behandeling van zijn beroepschrift, niet naar zijn oude adres, maar door het ontbreken van de letter J. naar een foutief adres was gestuurd. Dat betekent volgens verzoeker dat ook als hij niet was verhuisd, de post niet zou zijn aangekomen. Standpunt van de CVOM De brief (d.d. 5 mei 2014) waarnaar verzoeker verwijst, is door het parket van de CVOM ontvangen op 7 mei 2014. Voornoemde brief betrof een beroepschrift tegen de beschikking met CJIB nummer 180171858. In deze brief gaf verzoeker eveneens een wijziging door met betrekking tot zijn adres. Deze adreswijziging is ook door het parket van de CVOM doorgevoerd. De verdere correspondentie vanuit het parket van de CVOM is dan ook naar dit adres gezonden. Volgens de CVOM schrijft de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) in samenhang met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor aan welke eisen een beroepschrift dient te voldoen. De wet stelt dat het beroepschrift naast onder andere de naam, persoonsgegevens en ondertekening, ook de adresgegevens van de indiener van het beroepschrift dienen te bevatten. Dit adres hoeft niet het adres te betreffen waarop betrokkene ook daadwerkelijk woonachtig is. De indiener van het beroep kan ervoor kiezen om voor de behandeling van zijn beroepschrift elders domicilie te kiezen, bijvoorbeeld dat van zijn gemachtigde. Hieruit vloeit voort dat het adres zoals in het beroepschrift is opgenomen in die zaak (met CJIB nummer 180171858) als correspondentieadres wordt gehanteerd, zowel door de officier van justitie als in een later stadium door de rechtbank. Indien, gedurende de lopende procedure, sprake is van een wijziging in het adres dan is het aan betrokkene om het betreffende orgaan hiervan in kennis te stellen. In onderhavige zaak heeft verzoeker dat gedaan ten aanzien van de zaak met CJIB nr.

4 180171858. In de zaak met CJIB nr. 169938627 is, althans bij het parket van de CVOM, geen adreswijziging ontvangen. De CVOM stelde zich tijdens de interne klachtenprocedure op het standpunt dat verzoeker zelf verantwoordelijk is voor het op de hoogte brengen van zijn juiste adresgegevens aan alle partijen in elke afzonderlijke zaak. De CVOM verwees in dat kader in reactie op het onderzoek van naar een niet gepubliceerde uitspraak van het Gerechtshof Leeuwarden van 12 mei 2009 WAHV 200.021.361. Voorts stelt de CVOM zich op het standpunt dat niet de CVOM maar de rechtbank verantwoordelijk is voor de oproeping van personen. De rechtbank kan daarbij zelf de adresgegevens controleren maar dat is geen verplichting, aldus de CVOM. Standpunt van de rechtbank Zeeland-West-Brabant De rechtbank vatte de klacht van verzoeker in de kern als volgt op. Verzoeker klaagde er bij de rechtbank Zeeland West-Brabant over dat de griffie, ondanks de adreswijziging die verzoeker aan de CVOM had doorgegeven, was uitgegaan van een onjuist adres en dat de gevolgen daarvan voor verzoekers rekening kwamen terwijl hij niets verkeerd had gedaan. Het bestuur van de rechtbank stelde zich op het standpunt dat de rechtbank normaal gesproken niet controleert of het adres dat door de CVOM wordt aangehouden en opgegeven, juist is. Volgens het bestuur is dat, gelet op de hoeveelheid zaken, ondoenlijk. De CVOM dient het juiste adres te verstrekken aan de rechtbank. De adreswijziging die verzoeker begin mei 2014 aan de CVOM had verstrekt, heeft de CVOM niet aan de rechtbank doorgegeven. Daarnaast heeft verzoeker de rechtbank niet op de hoogte gesteld van zijn adreswijziging. Het bestuur gaf aan dat zij hebben gewerkt met de adresgegevens die de CVOM aan het beroepschrift van verzoeker had ontleend. De brief van 7 mei 2014 die de CVOM naar verzoekers oude adres had gestuurd, waarmee voor verzoeker duidelijk werd dat zijn zaak naar de rechtbank was gestuurd, is voor verzoeker kennelijk geen aanleiding geweest om de rechtbank rechtstreeks op de hoogte te stellen van zijn adreswijziging. Het bestuur was van oordeel dat het daarmee binnen de risicosfeer van verzoeker viel dat het zo kon gebeuren dat de zaak, buiten verzoekers aanwezigheid bij de zitting, tot een einde is gebracht. In reactie op het onderzoek liet het bestuur weten dat de beoordeling of een partij behoorlijk is opgeroepen, een inhoudelijke of rechterlijke beslissing betreft die in de klachtenprocedure niet kan worden getoetst. BEOORDELING Het is een vereiste van behoorlijk overheidsoptreden dat de overheid er voor zorgt dat haar organisatie en haar administratie de dienstverlening aan de burger ten goede komt. Zij werkt secuur en vermijdt slordigheden. Eventuele fouten worden zo snel mogelijk

5 hersteld. Dit vereiste brengt met zich mee dat de overheid ervoor zorg draagt dat een adreswijziging die door een burger is doorgeven, waar nodig wordt verwerkt in het adressysteem van de betreffende overheidsinstantie. Oordeel ten aanzien van de CVOM Inspanningsverplichting van de CVOM Gelet op de wettelijke regels en het uitvoeringsbeleid dat door de CVOM wordt gehanteerd, heeft de CVOM in het geval van verzoeker naar het oordeel van de Nationale ombudsman juist gehandeld. De CVOM heeft naar aanleiding van de adreswijziging van verzoeker alleen het adres dat verband hield met de eerste boetebeschikking aangepast. De Nationale ombudsman acht het begrijpelijk dat de CVOM niet voor alle boetebeschikkingen die op dezelfde naam staan het adres wijzigt, aangezien het mogelijk is dat een of meerdere boetebeschikkingen door een advocaat, rechtsbijstandverlener of gemachtigde namens een burger worden aangevochten. Overigens merkt wel op dat op de website van de CVOM niet, althans niet duidelijk, is aangegeven dat een burger of diens gemachtigde voor elke afzonderlijke openstaande boetebeschikking waarvoor beroep is ingesteld aan de CVOM een adreswijziging moet doorgeven. Inspanningsverplichting van verzoeker Gebleken is dat verzoeker voor wat betreft de tweede boetebeschikking niet aan de CVOM heeft kenbaar gemaakt dat hij zou gaan verhuizen. Bovendien heeft verzoeker met de nieuwe bewoners, dan wel bij gebreke daarvan de huisbaas, van zijn oude woonadres kennelijk geen afspraken gemaakt over doorzending dan wel periodieke overdracht van aan hem gerichte poststukken. Het is overigens de vraag of de post van de rechtbank, die betrekking had op de behandeling van het beroepschrift, dan wel op dat adres bezorgd zou zijn aangezien in de adressering bij het huisnummer 17 de letter "J" ontbrak. Oordeel ten aanzien van het bestuur van de rechtbank Zeeland-West- Brabant Hoewel niet bevoegd is om klachten over rechters of de klachtbehandeling door het bestuur van een rechtbank te behandelen, is hij wel bevoegd om over klachten over de griffie te oordelen. De rechtbank stelt dat het aan de rechter is te toetsen of de oproeping op juiste wijze heeft plaatsgevonden. Daaraan doet niet af dat onderzoek kan instellen naar de handelingen op de griffie, zoals in dit geval het juist of onjuist overnemen van een adres dat door de CVOM is aangeleverd. De Nationale ombudsman kan zich voorstellen dat het voor de griffie van de rechtbank, gelet op de grote hoeveelheid zaken, ondoenlijk is om bij elk afzonderlijk beroepschrift te

6 controleren of het correspondentieadres van degene die het beroep heeft ingesteld, nog actueel en/of juist is. Dat brengt met zich mee dat de griffie van de rechtbank moet kunnen vertrouwen op de juistheid van de adresgegevens die door de aanleverende instantie, in het onderhavige geval de CVOM, zijn aangereikt. Dit brengt voor de indiener van het beroep, de burger dan wel zijn gemachtigde, met zich mee dat die verantwoordelijk is om de betrokken instanties uit eigen beweging op de hoogte te stellen van de adreswijziging en daarbij het nummer dan wel de nummers van de beroepschriften door te geven. Gelet op het voorgaande kan wat betreft de mogelijkheid dat er door de CVOM een fout wordt gemaakt bij de invoer van (nieuwe) adresgegevens, die fout niet aan het bestuur van de rechtbank worden toegerekend. De Nationale ombudsman is met het bestuur van de rechtbank van oordeel dat het daarmee binnen de risicosfeer van verzoeker viel dat de oproep voor de zitting van de kantonrechter naar het adres werd gestuurd dat de griffie van de rechtbank had ontleend aan het adres dat zij van de CVOM hadden ontvangen. Alles overziend is van oordeel dat de minister van Veiligheid en Justitie respectievelijk het bestuur van de rechtbank Zeeland-West-Brabant niet hebben gehandeld in strijd met het vereiste van goede organisatie. De onderzochte gedraging is behoorlijk. CONCLUSIE De klacht over de onderzochte gedraging van de minister van Veiligheid en Justitie en het bestuur van de rechtbank Zeeland-West-Brabant is niet gegrond. De Nationale ombudsman, Reinier van Zutphen