Duur: 11 januari augustus 2003 ; 31 maart heden Onderscheidingen: Kruis van Verdienste 5 Dodelijke slachtoffers: 6

Vergelijkbare documenten
ISAF III Deployment Task Force

International Security Assistance Force (ISAF)

Taskforce juli 2009, uur: 9 commando s springen in het pikkedonker uit een Canadees

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Taskforce Viper. Periode: maart 2006-december 2007 (5 rotaties) Operatiegebied Taskforce Viper.

Schriftelijke vragen Van Bommel over de arrestatie van een Afghaanse burger in Kamp Holland en het gebruik van particuliere beveiligingsbedrijven

Lijst van vragen en antwoorden Vastgesteld 21 juni 2016

Datum juni 2016 Betreft Antwoorden op aanvullende schriftelijke vragen inzake de inzet van de Nederlandse F-16 s boven Syrië

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Afghanistan docentenhandleiding

van de TFU, Welkom thuis! Eindhoven.

Henk Kamp - Minister van Defensie 4 mei 2006

Wekelijks overzicht van de buitenlandse operaties (26 00u00 juni 02 24u00 juli 2014)

Den Haag voor vrede en recht in Afghanistan

Enduring Freedom. Duur: 22 oktober 2001 heden Aantal militairen: Dapperheidsonderscheidingen: geen Dodelijke slachtoffers: geen.

Wekelijks overzicht van de buitenlandse operaties (03 00u00 juli 09 24u00 juli 2014)

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag. Datum 15 maart 2013 Betreft EUTM Somalië. Geachte voorzitter,

1 Belangrijk in deze periode

Toespraak bij de lancering van het Defensie Cyber Commando door de Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert op 25 september 2014 te Den Haag.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

#1, 5 July 2007 Clingendael Security and Conflict Programme (CSCP) Inleiding ISAF ISAF in cijfers:

De NAVO in Zuid-Afghanistan

De NAVO in Zuid-Afghanistan

Wekelijks overzicht van de buitenlandse operaties ( Feb Feb 2014)

Postbus Postbus EB 's-gravenhage 2500 ES 's-gravenhage Telefoon Telefoon

Wekelijks overzicht van de buitenlandse operaties ( Dec Jan 2014)

GROENLINKS. Een alternatieve strategie voor Afghanistan OPPOSITIETAFEL

Postbus Postbus EB 's-gravenhage 2500 ES 's-gravenhage Telefoon Telefoon

Operatie Amber Fox. Duur: 26 juni december 2002 Aantal militairen: 374 Dapperheidsonderscheidingen: 2 Dodelijke slachtoffers: geen

HDAB Aanvulling stand van zakenbrief Afghanistan: nazorg, counter insurgency opleiding en eigen vuur incident

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag

Voor wie er nog mocht aan twijfelen

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2018

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

BIJLAGE 1 Glijdende schaal van maatregelen

van Buitenlandse Zaken Postbus Postbus ES s-gravenhage 2500 EB s-gravenhage Telefoon Telefoon

Toespraak van de minister van Defensie ter gelegenheid van de besloten uitreiking van de Dapperheidonderscheidingen op 7 oktober 2009 te Breda.

Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus BA Amsterdam

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Medic Special Forces: de hogere kunst van het pleisterplakken

Openingstoespraak van staatssecretaris De Vries voor de CDAbijeenkomst Ontwikkelingssamenwerking en 3D te Breda, 3 oktober 2008

persbericht 1 COVM Grote Defensie-oefening Falcon Autumn in midden-, oost- en noord-nederland 1 vib. L.auvardsn [Nr. LWI/c s3/ Koninklijke Luchtmacht

Aan: de Minister-President de Minister van Defensie de Minister van Buitenlandse Zaken. Van: Coördinator Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten


Het mysterie: Moord op Lumumba

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 13 februari 2007 (OR. en) 5332/07 PESC 38 COEST 9

TRANSATLANTIC TRENDS 2004 NETHERLANDS

Afghanistan: Nederlandse special forces op missie in tijd van oorlog

Wat betekenden de verschillen tussen Noord en Zuid-Korea voor de Koude Oorlog? (conclusie)

Defensie en Nationale Veiligheid

Afghanistan. NAVO-militair gedood in Zuid-Afghanistan

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJKDERNEDER LAN DEN. JAARGANG 1951 No. 4 Overgelegd aan de Staten-Generaal door de Minister van Buitenlandse Zaken

En marge van de ministeriële bijeenkomst tekende ik tevens enkele documenten om de internationale defensiesamenwerking verder te verdiepen.

De dreiging tegen Nederland en Europa is in de loop van 2016 toegenomen. Dominant is de terroristische dreiging die samenhangt met de strijd in Syrië

DMO\DB\ Vragen VCD aangaande lucht-grondwaarnemingscapaciteit ISAF III.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Werkstuk Aardrijkskunde Irak conflict

Militairen hebben geen nationale grenzen meer

Wekelijks overzicht van de buitenlandse operaties (21 00u00 aug 27 24u00 aug 2014)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

Toespraak Nederlands Genootschap voor Internationale Zaken Dames, heren,

Tweede Kamer der Staten-Generaal

HET LEGER. Waarom heeft. Nederland. Informatie voor scholieren. De Nederlandse krijgsmacht in het kort

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eindevaluatie Nederlandse bijdrage aan ISAF,

Tweede Kamer der Staten-Generaal

uitreiking van de herinneringsmedaille Vredesoperaties. Berckmoes-Duindam, Tweede Kamer.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Dames en heren, Toespraak van de Commandant der Strijdkrachten Generaal P van Uhm, ter gelegenheid van het symposium op 5 mei 2012 te Wageningen.

Nederland in Afghanistan


(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Indonesian Times blz. 4 toch niet vrij? en spotprent

School. Luchthaven. Ziekenhuis. Dorp. Fabriek. Militair hoofdkwartier. Vluchtelingenkamp

MODULE I EUROPA: NOOIT MEER OORLOG!

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

WILLEM LODEWIJK V NASSAUKAZERNE, MATERIEEL LOGISTIEK PELETON (320) LOKAAL FACILITAIRE DIENST

Presidentsverkiezingen en de toekomst van Afghanistan

BS Kamervragen over het uitdelen van korans in Afghanistan. Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de volgende vragen:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vervoer gevaarlijke stoffen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Stabiliteit in Afghanistan is afhankelijk van stabiliteit in Pakistan

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

De EU-lijst van personen, groepen en entiteiten waarvoor specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme gelden

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Sta mij toe om vanaf nu in het Nederlands te spreken, want mijn Friese woordenschat is helaas wat beperkt.

2018D36649 LIJST VAN VRAGEN

Om het thuisfront goed te informeren, heb ik regelmatig

Wat is een veteraan? Hoe herken je een veteraan? Drie soorten missies en voorbeelden van missies

Nederlands uitgezonden personeel, Een bezoek aan een missiegebied is. grilliger dan pakweg een werkbezoek. aan een oefenende eenheid op de

rust zetten. rust gezet) Commandant der Strijdkrachten.

Transcriptie:

International Security Assistance Force (ISAF) Duur: 11 januari 2002-10 augustus 2003 ; 31 maart 2004 - heden Onderscheidingen: Kruis van Verdienste 5 Dodelijke slachtoffers: 6 Achtergronden In februari 1989 trok de Sovjetunie haar troepen na ruim tien jaar bezetting terug uit Afghanistan. De oorlog had in totaal aan ongeveer 1,5 miljoen mensen het leven gekost en circa 5 miljoen Afghanen doen vluchten. Het communistisch regime hield nog tot april 1992 stand, toen Kabul door mujaheddin-troepen werd veroverd. Kabul werd in de daaropvolgende jaren het middelpunt van de strijd tussen een tweetal verzetsbewegingen, hetgeen uiteindelijk de verwoesting van grote delen van de stad tot gevolg had. In 1994 manifesteerde zich onverwacht een nieuwe militaire macht, de Taliban (meervoud van Talib, hetgeen zoveel betekent als religieus student), veelal afkomstig van koranscholen (madrassa s) in Pakistan. In het najaar van 1994 begonnen de fundamentalistische Taliban aan hun opmars in Afghanistan. Binnen enkele jaren veroverden zij grote delen van het land. Slechts in het noorden hielden enkele mujaheddin-groeperingen, verenigd in de Noordelijke Alliantie, stand. In de strijd tegen de Sovjetunie had het Afghaanse verzet hulp gekregen van onder meer de strijdgroep Al Qa ida (betekent de basis). Deze organisatie van islamitische fundamentalisten telde naar schatting maximaal zo n 50.000 strijders, die evenals hun leider Osama bin Laden, merendeels afkomstig waren van het Arabisch schiereiland. Na de val van het communistische regime vestigde Osama bin Laden zich in Soedan en bouwde Al Qa ida om tot een omvangrijk internationaal terroristisch netwerk. Onder druk van de Verenigde Staten sloot de Soedanese regering in 1996 haar deuren voor Al Qa ida. Osama bin Laden en zijn gevolg vonden een nieuw toevluchtsoord in het Afghanistan van de Taliban. Op 11 september 2001 9/11 voerde Al Qa ida aanslagen uit in New York en Washington DC. De Verenigde Staten deden daarop een beroep op artikel 51 van het Handvest van de Verenigde Naties (het recht op zelfverdediging) en verklaarden het terrorisme de oorlog. Het eerste doelwit in de oorlog was het Taliban-bewind, dat Osama bin Laden en zijn organisatie onderdak bood. De Verenigde Staten oefenden grote druk uit op het Taliban-regime om de aanstichters van de terreuraanslagen uit te leveren. De weigerachtige houding van de regering in Kabul deed de Verenigde Staten besluiten om tezamen met het Verenigd Koninkrijk en Australië op 7 oktober in de aanval te gaan. Operatie Enduring Freedom was een feit. Het mandaat en de taken van ISAF Nadat een coalitie van de VS het Verenigd Koninkrijk en de Noordelijke Alliantie begin december het Talibanbewind ten val had gebracht richtte de internationale aandacht zich op de toekomst van Afghanistan. Eén van de gevolgen van 25 jaar burgeroorlog was namelijk het ontbreken van een functionerend nationaal leger en politieapparaat. Afghanistan werd bestierd

door een aantal warlords, die ieder hun eigen legertje hadden. De internationale gemeenschap was van mening dat er niet weer een politiek vacuüm en machtsvacuüm in het land mocht ontstaan en dat zo spoedig mogelijk met de wederopbouw moest worden begonnen. Vertegenwoordigers van de belangrijkste etnische, politieke en religieuze groeperingen in Afghanistan, met uitzondering van de Taliban, sloten op 5 december 2001 het akkoord van Bonn. De aanwezigen spraken onder meer af dat een interim-regering die qua etnische herkomst een afspiegeling van de Afghaanse bevolking moest vormen zes maanden later een zogeheten Loya Jirga of Grote Raad bijeen zou roepen, teneinde een overgangsregering te kiezen. Hamid Karzai werd gekozen tot interim-premier van Afghanistan. In Bonn werden de lidstaten van de Verenigde Naties uitgenodigd zich actief in te zetten voor de opbouw van een nieuw leger en van het politieapparaat. In de tussentijd zou een door de Veiligheidsraad gemandateerde vredesmacht de Afghaanse autoriteiten assisteren bij het handhaven van de veiligheid in Kabul en omstreken. De Veiligheidsraad bekrachtigde op 6 december 2001 (resolutie 1383) het akkoord van Bonn. Op 20 december 2001 (resolutie 1386) ging zij akkoord met de oprichting van de International Security Assistance Force (ISAF; plus minus 4.800 militairen). De Veiligheidsraad mandateerde ISAF op basis van hoofdstuk zeven van het Handvest van de Verenigde Naties. Het mandaat verschafte de veiligheidsmacht de mogelijkheid alle maatregelen te treffen die noodzakelijk werden geacht voor de uitvoering van de gegeven opdracht. Het mandaat riep de veiligheidsmacht overigens wel op haar opdracht in nauw overleg met de Afghaanse interim-regering en de speciale vertegenwoordiger van de VN uit te voeren. De Noordelijke Alliantie had zich aanvankelijk verzet tegen de komst van buitenlandse troepen. Zij stemde hier pas mee in nadat was vastgelegd dat de vredesmacht beperkt van omvang en tijdelijk van aard zou zijn. Het Akkoord van Bonn liet overigens de mogelijkheid open het ISAF-mandaat naar de rest van het land uit te breiden. De Veiligheidsraad zou ISAF hiertoe pas op 13 oktober 2003 (resolutie 1510) expliciet mandateren. ISAF vergrootte met haar optreden de veiligheid in Kabul en droeg zo bij aan de handhaving van de openbare orde door de Afghaanse autoriteiten. ISAF zette zich verder in voor het herstel van de infrastructuur. De organisatie van ISAF ISAF was van december 2001 tot augustus 2003 een zogeheten coalitie van willing and able states. De bepaling van het beleid en de informatie-uitwisseling tussen de deelnemende landen had dan ook plaats via een Committee of Contributors to ISAF, onder voorzitterschap van de lead nation. Achtereenvolgens waren dat het Verenigd Koninkrijk (22 december 2001-20 juni 2002), Turkije (20 juni 2002-10 februari 2003) en Duitsland en Nederland gezamelijk van februari 2003 tot 11 augustus in datzelfde jaar. Sindsdien voert de NAVO het commando over ISAF. Het door Duitsland en Nederland geleide ISAF III groeide uit tot een veiligheidsmacht van ongeveer 5.400 militairen, onder wie 900 militairen voor nationale ondersteuningstaken. ISAF maakte gebruik van de standaard NAVO-bevelsstructuur met een strategisch hoofdkwartier en een operationeel (brigade)hoofdkwartier, de Kabul Multinational Brigade (KMNB). Het Verenigd Koninkrijk leverde tot 20 maart 2002 de commandant van de

KMNB. Die dag nam de Duitse brigade-generaal C.H. von Butler het commando op zich. Als tweede man werd de Nederlandse kolonel H. de Koff aangesteld (tot juli 2003 leverde Nederland deze functionaris). De KMNB bestond onder meer uit drie versterkte bataljons. Onder verantwoordelijkheid van ISAF viel ook Kabul International Airport (KAIA). Sinds 2004 maakt ook een aantal zogeheten Provincial Reconstruction Teams (PRT s) deel uit van ISAF. De militairen die deelnamen aan Enduring Freedom opereerden in geheel Afghanistan. Het verantwoordelijkheidsgebied van ISAF strekte zich uit van Kabul tot de vliegbasis Bagram ten noorden van de stad. De ISAF-operaties beperkten zich hoofdzakelijk tot Kabul en omstreken, waar de KMNB een eigen verantwoordelijkheidsgebied had. Het USCENTCOM had, vanwege de overlap in operatiegebieden, overigens de bevoegdheid om in te grijpen indien beide operaties dreigden te conflicteren. De hoofdkwartieren van ISAF en de Combined Joint Taskforce 180 (CJTF-180) verantwoordelijk voor operatie Enduring Freedom in Afghanistan stemden hun planning regelmatig op elkaar af. Daarnaast bespraken beide commandanten regelmatig operationele aangelegenheden. Er was ISAF veel aan gelegen ten opzichte van Enduring Freedom een eigen identiteit te ontwikkelen en te behouden, opdat de bevolking van Kabul en de tegenstanders van de regering-karzai de twee niet op één hoop zouden vegen. Op 13 oktober 2003 autoriseerde de Veiligheidsraad (resolutie 1510) de NAVO om het operatiegebied van ISAF buiten Kabul uit te breiden. De eerste uitbreidingsfase, die bekend werd onder de naam ISAF fase II, geschiedde door de inzet van Provincial Reconstruction Teams (PRT s) in de noordelijke en oostelijke provincies. Op 1 augustus 2006 werd de NAVO operationeel in Zuid-Afghanistan tijdens fase III en op 5 oktober 2006, bij het ingaan van fase VI, nam de NAVO het commando over heel Afghanistan op zich. Wel bleef de door de Amerikanen geleidde operatie Enduring Freedom parallel aan ISAF in Afghanistan actief. Het Nederlandse aandeel in ISAF De infanteriecompagnie en het contingentscommando in Kabul Het Verenigd Koninkrijk bood in december 2001 aan om de leiding van ISAF op zich te nemen. De eerste ISAF-militairen, afkomstig van de Britse 16 Air Assault Brigade, arriveerden al op 22 december in Kabul: de dag dat de Afghaanse interim-regering aantrad. Een dag eerder besloot de Nederlandse regering met een versterkte compagnie van ongeveer tweehonderd militairen aan ISAF deel te nemen. Telkens zou één van de drie luchtmobiele bataljons verantwoordelijk worden gesteld voor het leveren van een ISAF-compagnie. Zij werden gezien de intensiteit en zwaarte van de operatie slechts voor drie maanden uitgezonden. De infanteriecompagnieën bestonden uit een infanterie-, een verkennings- (vanaf november 2002 een tweede infanteriepeloton), een antitank-, een genie- en een logistiek peloton, alsmede een mortiergroep en vanzelfsprekend een compagniesstaf. Aan elke rotatie werd een peloton van het Korps Commandotroepen toegevoegd voor het uitvoeren van verkenningsopdrachten. Het KCT-peloton was oorspronkelijk ingedeeld bij de Nederlandse compagnie, maar werd vanaf 2 april 2002 onder rechtstreeks commando van de

KMNB geplaatst. Sindsdien kregen zij ook verkenningsopdrachten in het tussen Kabul en Bagram gelegen gebied. De commandant van de KMNB onderkende daarmee de bijzondere kwaliteiten van het KCT-peloton. De KCT ers werden vanaf 10 februari 2003 organisatorisch opgehangen aan het Duits-Nederlandse ISAF-hoofdkwartier. De plaats van het KCT-peloton binnen de KMNB werd overgenomen door een luchtmobiel verkenningspeloton, terwijl de infanteriecompagnie van februari tot augustus 2003 met een snelle-reactie-eenheid (feitelijk een derde infanteriepeloton) werd versterkt. De Nederlandse compagnie maakte deel uit van de Duitse battlegroup, waarin zich naast een Duitse compagnie ook een Oostenrijkse compagnie bevond. Het hoofdkwartier van de KMNB werd tezamen met de Duitse troepen gevestigd op een basiskamp (Camp Warehouse) aan de weg van Kabul naar de Oost-Afghaanse stad Jalalabad. De Nederlandse compagnie had op dit kamp een eigen stek (Dusty Dutch). De eerste Nederlandse militair, de compagniescommandant majoor H. Quax, arriveerde op 1 januari 2002 in Afghanistan als deelnemer aan een internationale verkenningsmissie. Drie dagen later ging de Afghaanse regering formeel akkoord met de stationering van ISAF in Kabul. ISAF kon daarmee van start gaan. De ontplooiing van de Nederlandse, Duitse, Deense en Oostenrijkse ISAF-militairen werd in nauwe samenwerking met Duitsland uitgevoerd. Hierbij was de principeafspraak gemaakt dat Duitsland zorg zou dragen voor het vervoer van het meeste materieel naar Kabul en dat Nederland het transport van het personeel op zich zou nemen. Slechts twee Afghaanse vliegvelden waren echter geschikt om de grote aantallen troepen en materieel te verwerken. Het betrof het zwaar beschadigde en in eerste instantie onbruikbare vliegveld van Kabul en het noordelijker gelegen kleinere militaire vliegveld Bagram. Een Duits/Nederlands voordetachement (32 militairen) vloog op 11 en 14 januari met een KDC-10 naar de oost- Turkse plaats Trabzon om vervolgens over te stappen op een C-130 Hercules voor de vlucht naar Bagram. In het Afghaanse luchtruim was de dreiging van luchtdoelwapens voor de KDC-10 namelijk te groot, omdat dit vliegtuig niet met zelfbeschermingssystemen was uitgerust. Het vliegbereik van de C-130 was daarentegen weer te gering om vanuit Nederland rechtstreeks naar Afghanistan te vliegen. Vanuit Bagram verplaatsten de militairen in colonneverband naar Kabul. Medio februari 2002 werd Trabzon als tussenstation ingeruild voor de Uzbeekse plaats Termez. De Nederlandse bijdrage aan ISAF was inmiddels vanaf 13 februari 2002 met 220 personen voltallig. Zij kregen van 1 mei tot 1 juli 2002 gezelschap van een chirurgisch team (vijf militairen) dat in het Duitse veldhospitaal op Camp Warehouse te werk werd gesteld. Op 29 september 2002 arriveerde op dit kamp eveneens een verpleegkundig team van twaalf personen, dat eveneens in het veldhospitaal aan de slag ging. De commandant van ISAF, de Britse generaal-majoor J. McColl, kondigde op 16 januari 2002 initial operational capability af. Het KCT-peloton was inmiddels druk doende met het verkennen van het aan Nederland toegewezen operatiegebied, te weten de districten 8, 12 en Bagrami in het zuidoosten van Kabul. In navolging van het KCT-peloton zou het verkenningspeloton, dat op 26 januari met het eerste deel (92 militairen) van de hoofdmacht arriveerde, overgaan tot het uitvoeren van zelfstandige of gecombineerde patrouilles met de lokale politie. Het betrof patrouilles die de klok rond zowel te voet als in open soft top Mercedes Benz terreinwagens werden uitgevoerd. Tijdens de patrouilles zochten zij contact

met autoriteiten en burgers, om de vinger aan de pols te houden en inlichtingen te vergaren. Hierdoor ontwikkelden de Nederlanders over het algemeen een grote mate van situational awareness en konden ze goed inspelen op lokale omstandigheden en mogelijke gevaren. De zes Patria-pantservoertuigen die de compagnie in februari ontving, werden daarom slechts beperkt ingezet bij colonnebeveiliging, namelijk alleen wanneer de veiligheidssituatie verslechterde en bij nachtelijke patrouilles. De compagnie leverde tevens om de twee dagen gedurende een etmaal de wacht van Camp Warehouse, voerde in het kader van de hearts and minds-campagne kleinschalige humanitaire projecten uit en richtte incidenteel wegversperringen op om voorbijgangers te controleren. Ook observeerden zij het terrein vanuit tijdelijke waarnemingsposten. Zeer effectief bleek de luchtmobiele inzet van de troepen. Om kwaadwillenden te verrassen, werden zo nu en dan voetpatrouilles per helikopter afgezet in het operatiegebied. Een enkele keer werd het detachement ingezet voor taken die buiten het mandaat vielen. Zo vertrok op 27 maart 2002 een KCT-beveiligingsdetachement met vijf voertuigen en een ambulance (totaal twintig militairen) als onderdeel van een ISAFhulpkonvooi naar een circa 200 kilometer noordelijk gelegen gebied waar zich twee aardbevingen en zware naschokken hadden voorgedaan. De hulpverleners keerden 31 maart terug. Afghanistan was ook na de omwenteling van eind 2001 een land waar krijgsheren en criminele bendes het voor het zeggen hadden. De ontwapening van de aan warlords gelieerde legertjes en de opbouw van een geloofwaardig Afghaans leger hadden daarom prioriteit. De dag waarop de commandant van ISAF de veiligheidsmacht fully operational capable verklaarde, werden de eerste rekruten voor het 1st Battalion Afghan National Guard (1 st BANG) gekeurd. Nederland toonde zich bereid de opleiding financieel te ondersteunen, stelde de arts van de compagnieshulppost beschikbaar om de kandidaten te keuren en was betrokken bij de training van het verkenningspeloton. De initiële opleiding werd op 3 april 2002 afgerond. De commandant van ISAF sprak begin maart echter zijn verontrusting uit over het uitblijven van een programma voor Disarmament, Demobilisation and Reintegration (DDR). Het DDR-proces kwam pas begin 2004 op gang. De ISAF-militairen ondervonden het beperkte succes van het DDR-programma aan den lijve. Steeds vaker doken er namelijk aanwijzingen op dat het verzet tegen de nieuwe Afghaanse regering zich organiseerde. Inmiddels was de Loya Jirga bijeengekomen, die op 13 juni 2002 Hamid Karzai tot president koos. Zijn tweede man, vice-president Abdul Qadir, werd echter op 6 juli vermoord. In dezelfde periode waren er bovendien een aantal malen aanslagen op Karzai zelf. De spanningen liepen dus op en de stabiliteit in Kabul was in gevaar. Met name de fundamentalistische groepering Hezb-i-Islami van oud-premier Gulbuddin Hekmatyar was actief rondom de Afghaanse hoofdstad. Concreet uitte zich dit in schietpartijen en kleine bomaanslagen. Bovendien circuleerden er in Kabul pamfletten die opriepen tot aanslagen op ISAF-militairen en waren er talrijke meldingen van rondrijdende bomauto s. Dreiging ging ook uit van de ongeleide-raketbeschietingen in de richting van Camp Warehouse of de Amerikaanse ambassade. De Nederlandse militairen zochten met enige regelmaat hun toevlucht in de schuilbunkers. De vermoedelijke afvuurlocaties bevonden zich ten zuidoosten van Kabul. ISAF reageerde hierop door intensievere en gerichte patrouillegang en paste het verantwoordelijkheidsgebied van de KMNB aan. De Nederlandse compagnie

breidde haar patrouilles uit naar een gebied aan de oostzijde van politiedistrict 12 (de zogeheten Eastern Extension) en het politiedistrict Chahar Asiab ten zuiden van Kabul. Het verantwoordelijkheidsgebied van de KMNB werd daartoe op 18 januari, 31 maart en 30 april 2003 naar het oosten, zuiden en zuidoosten uitgebreid. Commandanten infanteriecompagnie maj H. Quax (1 januari 2002-29 april 2002) maj B. Wijnhoud (29 april 2002-26 juli 2002) maj A.J.W. Frieling (26 juli 2002-2 november 2002) maj M.J. Lindeboom (2 november 2002-3 februari 2003) maj R.P. Gillesse (3 februari 2003-7 mei 2003) maj C. Sutherland (7 mei 2003-11 augustus 2003) Senior National Representatives lkol A.C.T. Hover (8 januari 2002-29 april 2002) lkol J. van Bruggen (29 april 2002-26 juli 2002) lkol J.S. van der Laan (26 juli 2002-3 november 2002) lkol drs. M.M. Broekema (3 november 2002-30 januari 2003) Contingentscommandanten, tevens plaatsvervangend SNR lkol J. van der Woerdt (30 januari 2003-1 mei 2003) lkol P.B. van Campen (7 mei 2003-11 augustus 2003) De hoofdkwartieren van ISAF Duitsland deed Nederland medio 2002 de suggestie gezamenlijk de leiding van ISAF over te nemen van Turkije. Om de militaire haalbaarheid te onderzoeken werd door de beide ministeries van Defensie een Combined Joint Planning Group (CJPG) opgericht, die begin oktober op verkenning ging naar Kabul. De Nederlandse regering besloot op 1 november 2002 in nauw overleg met de Duitse autoriteiten en op basis van het advies van de CJPG om voor een periode van zes maanden gezamenlijk de leiding van ISAF op zich te nemen. Hiertoe werden delen van het Duits-Nederlandse High Readiness Forces Headquarters (HRF HQ) uit Münster ingezet, ondersteund door een verbindingsbataljon en een stafondersteuningsbataljon. In totaal stuurde Nederland vierhonderd extra militairen naar Afghanistan. De commandant van het HRF HQ, de Duitse luitenant-generaal N. van Heyst, nam op 10 februari 2003 het commando op zich. De Nederlandse brigade-generaal R.A.C. Bertholee was chef-staf en plaatsvervangend commandant van ISAF III. Daarnaast was hij van 30 januari tot 11 augustus 2003 tevens senior national representative. Duitsland en Nederland waren daarmee verantwoordelijk voor de militair-strategische en politieke aansturing van de operatie. Als Joint Commander belast met de operationele aansturing werd de commandant van het Duitse Einsatzführungskommando te Potsdam aangewezen. Hij had hiervoor het ISAF Operations Coordination Centre (IOCC; een voortzetting van het

CJPG onder leiding van de Nederlandse kolonel R.J.W. Toma), eveneens in Potsdam, tot zijn beschikking. De KMNB was onder het Turkse ISAF-commando steeds autonomer gaan opereren en feitelijk het gezicht van ISAF naar buiten toe geworden. Van Heyst maakte het hoofdkwartier wederom verantwoordelijk voor het beleid en de strategie van ISAF, terwijl de KMNB verantwoordelijk werd voor de operationele taakuitvoering. De staf van ISAF ontwikkelde in de aanloop naar de missie een zogeheten campaign plan, met als doel het optreden van de veiligheidsmacht meer te structureren. De primaire focus van ISAF bleef het zekerstellen van de dagelijkse veiligheid in Kabul. De commandant kreeg bij zijn kennismakingsbezoeken aan lokale Afghaanse autoriteiten vaak de boodschap dat ISAF zich actiever, opener en zichtbaarder zou moeten opstellen. Het aantal patrouilles werd in vergelijking met de voorgaande periodes dan ook verdubbeld naar tachtig per etmaal (in het tweede kwartaal waren er uitschieters naar 130 patrouilles per dag). De intensieve patrouillegang vergrootte niet alleen de zichtbaarheid van ISAF, maar ook de situational awareness. Naast het zekerstellen van de veiligheid in Kabul ondersteunde ISAF III de reorganisatie van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Defensie, de opbouw van het Afghaanse leger en de politie, het DDR-proces, de voorbereidingen voor de Constitutionele Loya Jirga die zou stemmen over een nieuwe Afghaanse grondwet en de algemene verkiezingen, het verbeteren van de situatie op Kabul International Airport, en actualiseerde zij de bestaande extractie- en evacuatieplannen en ontwikkelde een aantal nieuwe contingency-plannen. Het hoofdkwartier van ISAF was gehuisvest in het hoofdgebouw van de voormalige Military Sports Club, terwijl de bijbehorende terreinen plaats boden aan de ondersteunende eenheden. Een Nederlandse genie-eenheid van tachtig militairen werd in eerste instantie voor drie, maar uiteindelijk voor zes maanden ingezet om de bunkercapaciteit bij het hoofdkwartier en op Camp Warehouse te vergroten en te verbeteren. De eenheid werd geïntegreerd in een Italiaans geniebataljon. Duitsland en Nederland besloten de kans op veiligheidsincidenten verder te minimaliseren door het KCT-peloton organisatorisch rechtstreeks op te hangen aan het hoofdkwartier, waarmee voldoende verkenningscapaciteit in het buitengebied werd verkregen. De ontplooiing van Nederlandse mortieropsporingsradars op 8 februari 2003 (24 militairen) stelde ISAF in staat snel te lokaliseren vanwaar raketten waren afgevuurd, om vervolgens patrouilles uit te sturen. Het aantal Nederlandse militairen in Kabul steeg daarmee naar 650. ISAF bleef ondanks deze veiligheidsmaatregelen kwetsbaar. De primitieve en onzuivere raketbeschietingen hielden aan. Zelfs minister van Defensie H.G.J. Kamp en Chef Defensiestaf, admiraal L. Kroon, moesten dat op 10 februari 2003 aan den lijve ervaren. Minister Kamp stelde in een brief aan de Tweede Kamer dat de meest directe dreiging uitging van anti-westerse elementen die zich heimelijk in en rondom Kabul bevonden. Dit werd een maand later bevestigd toen een Nederlandse patrouille het doelwit was van een aanslag. Een van afstand bediend explosief werd tot ontploffing gebracht tijdens het langsrijden van de groep voertuigen. Een Afghaanse tolk kwam om het leven, terwijl een Nederlandse militair gewond raakte. Enkele maanden later was het weer raak, toen een aantal Nederlandse forward air controllers van het Korps Commandotroepen op een antitankmijn reden. De mijn was geplaatst op een pad dat al enkele keren eerder door de Nederlanders was gebruikt.

De militairen van het ISAF-hoofdkwartier kwamen op 30 maart 2003 om 22.40 uur letterlijk met de schrik vrij toen een raket midden op het terrein van het hoofdkwartier insloeg. De inslagen van granaatscherven waren duidelijk zichtbaar op enkele slaapverblijven en het door stafofficieren gefrequenteerde Kabul Cafe. De grootste klap kwam echter op 7 juni 2003 toen een met explosieven beladen Afghaanse taxi vroeg in de ochtend een pendelbus met Duitse militairen trof. De zelfmoordaanslag kostte behalve de dader vier Duitsers en een Afghaan het leven. Alle andere Duitse militairen in de bus (29 personen) raakten gewond. Eerste hulp werd onder andere geboden door het toegesnelde medische team en een aantal gewondenverzorgers van de Nederlands infanteriecompagnie. Een deel van de gewonden werd opgenomen in het Mobiel Geneeskundig Operatiekamer Systeem (MOGOS: 56 personen, waarvan 42 Nederlanders) dat zich op 23 februari 2003 had ontplooid op het vliegveld van Kabul omdat Tsjechië de medische ondersteuning van ISAF vanaf KAIA had beëindigd. In dit Nederlandse hospitaal werd samengewerkt met medisch personeel uit België, Letland en Hongarije. Generaal Van Heyst droeg op 11 augustus 2003 het commando over aan de commandant van het Joint Command Central Europe van de NAVO uit Heidelberg, luitenant-generaal G. Gliemeroth. De terugkeer van zo n 650 Nederlandse militairen en bijbehorend materieel werd van 27 juli tot 23 augustus vanuit de vliegbasis Termez ondersteund door een C-130 transportvliegtuig. Het was daarmee overigens niet gedaan met de Nederlandse deelname aan ISAF. Zo n 25 tot 35 militairen bleven vanuit NAVO-hoofdkwartieren actief in de staf van ISAF. Twee officieren van de militair juridische dienst werden bij de Amerikaanse Task Force Phoenix die de oprichting van het nieuwe Afghaanse leger ondersteunde geplaatst. Generaal-majoor L.C.R.M. van den Born was van 11 augustus 2004 tot 13 februari 2005 plaatsvervangend commandant ISAF, evenals generaal-majoor J.S. Willemse die van 4 augustus 2005 als zodanig optrad. Generaal-majoor F.H. Meulman werd vanaf 1 februari 2007 voor een jaar Deputy Commander Air (plaatsvervangend commandant) op het ISAF hoofdkwartier. Het Apache-detachement De secretaris-generaal van de NAVO, Lord Robertson, vroeg Nederland op 1 december 2003 om transport- of gevechtshelikopters beschikbaar te stellen aan ISAF. De Nederlandse regering besloot op 30 januari 2004 hieraan tegemoet te komen met zes helikopters van het type AH-64D Apache en een bijbehorend luchtmachtdetachement van 135 militairen. De helikopters werden als zelfstandige eenheid ondergebracht in het door Duitsland geleide helikopterbataljon dat deel uitmaakte van de KMNB. Zij traden enerzijds op als snellereactie-eenheid en moesten anderzijds kwaadwillenden overtuigen van de slagkracht van ISAF. In het kader van laatstgenoemde taak werden luchtverkenningen en escortetaken uitgevoerd, en grondkonvooien of transporthelikopters beveiligd. De commandant van de ISAF-vredesmacht zag de toestellen als force multiplier voor zijn infanteriepatrouilles die nu letterlijk door muren konden kijken. Twee toestellen hield het detachement achter de hand als operationele en technische reserve. De Apaches konden in enkele specifieke gevallen buiten het operatiegebied van Kabul optreden. Een van de eerste operationele vluchten van het detachement betrof dan ook het escorteren van Duitse transporthelikopters naar de provincie

Baghlan (in Noord-Afghanistan) op 4 april. De Apaches assisteerden ook enkele malen bij de arrestatie van gewapende tegenstanders van de Afghaanse regering en bij het zoeken naar verdachte voertuigen of wapenopslagplaatsen. Begin februari 2005 werden de Apaches met succes ingezet tijdens een zoektocht naar een neergestort verkeersvliegtuig. Helaas waren er geen overlevenden. Het Ministerie van Defensie plaatste liaisonofficieren in de staf van de KMNB en op het hoofdkwartier van ISAF om de inzet van de helikopters te toetsen aan het verstrekte mandaat en de geldende geweldsinstructie. Het detachement roteerde, evenals voorheen de infanteriecompagnie, elke drie maanden. De hoofdmacht arriveerde op 31 maart 2004 in Kabul en was vanaf 13 april operationeel inzetbaar. Tijdens een routinevlucht op 29 augustus 2004 stortte een Apache-helikopter neer en vloog in brand. De beide bemanningsleden konden het toestel levend verlaten. Commandanten Apachedetachement lkol O. Eichelsheim (31 maart 2004-1 juli 2004) lkol E. Hermans (1 juli 2004-29 september 2004) lkol J.J. Duinhof (29 september 2004-29 december 2004) lkol J.J. Koedijk (29 december 2004-31 maart 2005) Het Provincial Reconstruction Team (PRT) De Verenigde Staten hadden in februari 2002 het initiatief genomen tot het opzetten van Provincial Reconstruction Teams als onderdeel van operatie Enduring Freedom. De PRT s hielden toezicht op lokale en regionale ontwikkelingen, zij steunden de centrale overheid bij de uitbreiding en bestendiging van haar gezag, adviseerden plaatselijke leiders en faciliteerden de samenwerking tussen de verschillende internationale en non-gouvernementele organisaties (NGO s). Daarnaast ondersteunden de PRT s de wederopbouwprojecten die de NGO s niet voor hun rekening konden of wilden nemen. De Veiligheidsraad van de VN stemde op 13 oktober 2003 in met een uitbreiding van het ISAF-mandaat naar de rest van Afghanistan. De Duitse Bondsdag besloot twee dagen later in dat kader een PRT in de Noord-Afghaanse stad Kunduz te plaatsen. De zeven andere PRT s maakten vooralsnog deel uit van operatie Enduring Freedom. De Noord-Atlantische Raad keurde op 14 april 2004 een nieuw operatieplan van de NAVO voor ISAF goed. Hiermee stelde de raad ISAF in staat gefaseerd het operatiegebied tot heel Afghanistan uit te breiden. De Nederlandse regering informeerde begin maart 2004 de Tweede Kamer dat zij voornemens was een Nederlandse bijdrage aan een PRT te onderzoeken. Hiertoe verbleef van 5 tot 18 maart een oriëntatiemissie in Afghanistan. Afghanistan mocht niet verworden tot een staat die door corrupte regionale bestuurders en internationale drugskartels zou worden gecontroleerd, aldus het kabinet. Overigens toonde de regering zich eind januari 2004 al bereid het Duitse PRT met enkele militairen te ondersteunen. Een verkenningsmissie was van 4 tot 10 juni ondersteund door Apache-helikopters actief in de provincie Baghlan. Inzet van een PRT in Baghlan had hoge prioriteit bij de Afghaanse autoriteiten en de Verenigde Naties vanwege de strategische positie van de provincie. Baghlan is half zo groot als

Nederland en telt zo n 875.000 inwoners. De provinciehoofdstad is Pol-e Khomri, tevens de vestigingsplaats van het PRT. De Nederlandse regering besloot op 28 juni 2004 tot inzet van een PRT in Baghlan voor de duur van een jaar. Hierna besloot de regering nog twee maal de deelname te verlengen, uiteindelijk tot 1 oktober 2006. Een opbouwteam van ongeveer zestig personen arriveerde op 24 augustus in Pol-e Khomri. Ruim een maand later (1 oktober) was het Nederlandse PRT operationeel. De kern van het PRT werd gevormd door personeel van de Koninklijke Luchtmacht. De eenheid had in 2004 een omvang van 130 militairen en bestond uit een commandogroep, drie militaire observatie- en liaisonteams (MOLT s), een operatiecentrum, een force protection element (veertig militairen van de Koninklijke Landmacht) en een logistieke organisatie. In geval van nood kon het PRT rekenen op steun van een infanteriecompagnie uit Mazar-e Sharif en twee zogeheten over the horizon bataljons van de NAVO, die zich buiten Afghanistan bevonden. Nederland stelde op zijn beurt voor de duur van de verkiezingen in oktober 2004 een beveiligingsdetachement van veertig militairen ter beschikking aan het Duitse PRT in Kunduz. Een CIMIC-element (Civil Military Cooperation) initieerde in samenwerking met de lokale autoriteiten kleinschalige hulpprojecten. De commandant werd bijgestaan door een politiek adviseur van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (de polad ), die in de loop van 2005 de beschikking kreeg over een budget van vijf miljoen euro van het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking voor het financieren van grootschaligere opbouwwerkzaamheden in de provincie. Het PRT beoogde een remmende werking te hebben op het machtsmisbruik van lokale machthebbers door een vinger aan de pols te houden, zo rapporteerden de verantwoordelijke ministers in juni 2005 aan de Tweede Kamer. Hierdoor konden de lokale en provinciale autoriteiten, aangesteld door de regering in Kabul, aan gezag winnen. Omdat het officiële bestuurs- en politieapparaat in hoge mate corrupt was, bleek dit geen gemakkelijke taak. Het takenpakket van het PRT werd gaandeweg uitgebreid. De MOLT s, ook wel missieteams genoemd, voerden met meerdaagse missies verkenningen uit tot in de verste uithoeken van de bergachtige provincie, om de politiek-bestuurlijke verhoudingen en de maatschappelijke behoeften in kaart te brengen. Voor de begeleiding van CIMIC-projecten werden enkele reserveofficieren toegevoegd aan het PRT en daarnaast verzorgden marechaussees een basistraining voor Afghaanse politieagenten. Ook voor de logistieke ondersteuning vanuit Kabul was meer personeel nodig. De omvang van het detachement steeg navenant tot ongeveer 180 personen. Het PRT ondersteunde ook de verkiezingsrondes voor het presidentschap in oktober 2004 en die voor het parlement in september 2005. Met het aantreden van het vierde Nederlandse PRT in september 2005, nam de Koninklijke Marine de leidende rol binnen de eenheid over. Het force protection element werd nu gevormd door het Korps Mariniers en uitgebreid tot 51 man. Om bij te dragen aan de veiligheid en stabiliteit in de provincie voerde deze infanterie-component gezamenlijke patrouilles uit met de Afghaanse veiligheidsdiensten. Daarnaast bleef het PRT wapens en munitie van voormalige krijgsheren innemen. Hoewel de veiligheidsituatie over het algemeen stabiel bleef, nam het aantal incidenten in het tweede jaar toe. Vooral de dreiging van geïmproviseerde explosieven die langs de kant van de weg werden geplaatst (zogenaamde bermbommen), vormde in toenemende mate een probleem in heel Afghanistan. Op 21

oktober 2005 werd een voertuig uit een Nederlands konvooi zwaar beschadigd door een bernbom. Gelukkig vielen er geen gewonden. In februari 2006 nam de spanning in heel Afghanistan tijdelijk toe, als gevolg van de wereldwijde woede onder moslims over Deense cartoons, die voor hun religie als beledigend werden gezien. Ook voor de poort van de PRTcompound in Pol-e Khomri vond een opstootje plaats, waarbij een marinier lichtgewond raakte. Op 23 juni 2006 werd er een raket afgevuurd op een Nederlands konvooi. Door de geleidelijke uitbreiding van het PRT, onder andere met extra inlichtingencapaciteit ten behoeve van de eigen veiligheid, groeide het PRT uiteindelijk tot 220 personen. In de twee jaar dat de eenheid in Baghlan operationeel was, voerde het PRT in samenwerking met de lokale autoriteiten en NGO s honderden kleine projecten en enkele grote projecten uit, zoals het plaatsen van een extra televisiezender en zendmast, het opzetten van scholen en het installeren van enkele kleine waterkrachtcentrales voor stroomvoorziening. Hongarije nam het PRT in Pol-e Khomri op 1 oktober 2006 van Nederland over. Commandanten Provincial Reconstruction Team kol J.A.H. van Hoof (29 augustus 2004-1 februari 2005) kol T.C.M. Rikken (1 februari 2005-22 mei 2005) kol drs. A.A.H. de Bok (22 mei 2005-1 september 2005) kolmars J. van Putten (1 september 2005 30 februari 2006) ktz P. de Harder (1 maart 2006 1 oktober 2006) F-16/KDC-10 detachement ISAF De Nederlandse regering besloot op 20 augustus 2004 zes F-16 vliegtuigen en een KDC-10 tankvliegtuig aan ISAF te leveren, ter ondersteuning van de presidentsverkiezingen op 9 oktober. De eerste van in totaal 180 militairen arriveerden op 8 september op het vliegveld Manas in Kirgizië, twee dagen later gevolgd door vijf F-16 s en een KDC-10. De eerste operationele missie werd op 15 september gevlogen. De F-16 s escorteerden onder andere de konvooien die de stembussen naar Kabul moesten brengen. Het detachement keerde in twee slagen, op 13 en 20 november, terug naar Nederland. Hamid Karzai werd op 7 december 2004 geïnaugureerd als president van Afghanistan. ISAF had permanent behoefte aan gevechtsvliegtuigen ter bescherming van de PRT s en andere ISAF-eenheden. Daarnaast had ISAF tijdelijk behoefte aan vliegtuigen ter ondersteuning van de parlements- en lokale verkiezingen, die werden gehouden in september 2005. De NAVO sondeerde haar lidstaten begin februari 2005 over eventuele deelname. De Nederlandse regering besloot op 25 februari 2005, om vanaf 1 april drie gevechtsvliegtuigen en een reservetoestel, alsmede ongeveer 100 militairen voor de duur van een jaar ter beschikking te stellen. De toestellen arriveerden op 24 maart op het vliegveld van Kabul. De inzet van een tankervliegtuig was hierdoor, in tegenstelling tot stationering in Kirgizië, niet meer nodig. Vanaf 14 juli 2005 vormden de vier Nederlandse F-16 s, samen met vier Belgische toestellen, de 1e Nederlands-Belgische European Participating Airforces Expeditionary Air Wing (1 NLD/BEL EEAW). Na het vertrek van het Belgische detachement in januari 2006, werd zijn plaats opgevuld door een Noors detachement met vier F-16 s en opereerde de eenheid onder

de naam 1 NLD/NOR EEAW. De algehele leiding was zowel tijdens de samenwerking met de Belgische luchtmacht, als tijdens de samenwerking met de Noorse luchtmacht in handen van de Nederlandse detachementscommandant. Op 12 mei 2006 kwam een einde aan de Nederlands-Noorse samenwerking. Dezelfde dag arriveerden vanuit Nederland vier extra F- 16 s, waardoor het totale aantal jachtvliegtuigen van het Nederlandse F-16-detachement te Kabul op acht kwam. De Nederlandse jachtbommenwerpers werden ingezet ter ondersteuning van eigen grondtroepen én van militairen van de coalitiepartners. Zo kregen Britse troepen in de provincie Helmand diverse keren luchtsteun van Nederlandse F-16 s. Zeer waarschijnlijk door technische problemen verongelukte op 31 augustus 2006 een F-16 in onherbergzaam gebied in de provincie Ghazni. Hierbij kwam de vlieger, kapitein M. Donkervoort, om het leven. In het kader van de deelname aan ISAF fase III verhuisde het F-16-detachement van Kabul naar Kandahar. De verhuizing was aanvankelijk gepland op 1 mei 2006, maar liet tot 12 november 2006 op zich wachten vanwege een vertraging bij de oplevering van voldoende opstelplaatsen en de renovatie van de startbaan. De verhuizing bekortte de reactietijd voor inzet boven de zuidelijke provincies aanzienlijk. De jachtbommenwerpers werden echter ook vanuit Kandahar nog steeds in heel Afghanistan ingezet. Commandanten F-16/KDC-10 detachement ISAF lkol B.O.B. Verkroost (8 september 2004-20 november 2004) lkol L.W.E.N. van Geel (24 maart 2005-14 juli 2005) lkol P.T.M. Tankink (14 juli 2005-14 september 2005) lkol W.R. van de Mast (14 september 2005 10 januari 2006) lkol J. Leenders (10 januari 2006 20 april 2006) lkol J.A.C. Goense (20 april 1 augustus 2006) lkol L.W.E.N. van Geel (1 augustus 2006 10 november 2006) De terugkeer van het contingentscommando Vanwege de ontplooiing van het Nederlandse luchtmachtdetachement in Kabul en het PRT in Baghlan in de tweede helft van 2004, ontstond de behoefte aan heroprichting van het Nederlandse contingentscommando in Kabul. Door de gestage uitbreiding van de Nederlandse militaire aanwezigheid in Afghanistan, namen de verantwoordelijkheden van het contingentscommando in de daaropvolgende jaren toe. Op 26 juli 2006 stortte in de provincie Paktia in Oost-Afghanistan een civiele helikopter neer, waarbij alle inzittenden om het leven kwamen. Aan boord bevonden zich luitenant-kolonel mr. J. van Twist van de Koninklijke Luchtmacht en sergeant B. van Boxtel van de Koninklijke Landmacht. De twee Nederlandse militairen van het contingentscommando in Kabul hadden de opdracht te bezien of de beveiliging van het kamp van het Amerikaanse PRT in Paktia toepasbaar zou kunnen zijn voor de Nederlandse bases in Uruzgan. Election Support Force (ESF) Op 3 juni 2005 besloot de Nederlandse regering ISAF gedurende de verkiezingsperiode in september 2005 verder te versterken met een mariniersbataljon (750 militairen), dat sinds 1

april 2005 deel uitmaakte van de Strategic Reserve Forces (SRF) van de NAVO. De eenheid werd aangevuld met specialistische eenheden, zoals een veldhospitaal en een CH47-D Chinook helikopter voor medische afvoer. Het bataljon, onder bevel van luitenant-kolonel mr. R.G. Oppelaar, werd vanwege de aanwezigheid van het Nederlandse PRT in Pol-e Khomri op verzoek van de Nederlandse regering ingezet in het noorden van Afghanistan. Hierdoor kon één peloton van het bataljon ter versterking aan het PRT worden toegevoegd. De eerste groep van honderd militairen vertrok op 2 augustus uit Nederland. De ontplooiing was uniek, omdat een gehele bataljonstaakgroep voor het eerst door de lucht naar het operatiegebied werd getransporteerd. Deze operatie werd van 22 juli tot 20 augustus grotendeels uitgevoerd met gecharterde vliegtuigen, ondersteund door een Nederlandse C-130. De mariniers richtten hun basiskamp, gebouwd door een genie-eenheid van de Koninklijke Landmacht, in op het vliegveld van Mazar-e Sharif, waar zich ook de Forward Support Base van ISAF voor de noordelijke provincies bevond. De uitgestrektheid van het operatiegebied (925 bij 250 kilometer) maakte dat zowel in Faisabad als in Maimana (waar zich respectievelijk een Duits en een Brits PRT bevond) een infanteriecompagnie neerstreek. De andere twee compagnieën, de bataljonsstaf en ondersteunende elementen opereerden vanuit Mazar-e Sharif. Rond de verkiezingsdatum werden voor een periode van enkele dagen tot weken kleinere eenheden bij nog eens drie provinciehoofdsteden gestationeerd. De Election Support Force (ESF), waar het Nederlandse bataljon toe behoorde, moest erop toezien dat er geen onregelmatigheden plaatsvonden voorafgaand, tijdens en na de verkiezingen. Naast het Nederlandse ESF-bataljon, was ook een Roemeens ESF-bataljon ingezet rond Kabul en opereerde een Spaanse ESF-bataljon in het westelijk deel van Afghanistan. De Afghaanse politie en het Afghaanse leger bleven echter primair verantwoordelijk voor de veiligheid van de 1.663 stemlocaties in het noorden. Het mariniersbataljon voerde in de periode voorafgaand aan de verkiezingen veel patrouilles uit in het gehele noordelijke ISAF-gebied. Met andere ISAF-eenheden in de regio, waaronder het Duitse, Noorse en uiteraard het Nederlandse PRT, werd intensief samengewerkt. Naast subversieve elementen, vormde ook de zandvlieg een bedreiging voor de mariniers. Bij 186 militairen werd cutane leishmaniasis vastgesteld, een huidaandoening die zwerende bulten kon veroorzaken. De verkiezingen voor het parlement en de provinciale raden op 18 september 2005 verliepen voor Afghaanse begrippen rustig. Slechts in enkele gevallen moesten de mariniers bijspringen om de lokale veiligheidsdiensten te assisteren en verder concentreerden zij zich op het beveiligen van transporten van de ingevulde stembiljetten. Na de succesvol verlopen verkiezingsronde werd het takenpakket van het bataljon aangepast, maar niet kleiner. Hoewel de overgrote meerderheid van bevolking ISAF goed gezind was, nam het aantal incidenten in deze periode toe. Zo liep een Britse patrouille bij Mazar-e Sharif in een hinderlaag, waarbij een dode en zes gewonden vielen. De Nederlandse en Britse PRT s werden intensief ondersteund, vaak door middel van patrouillegang en samenwerking met het Afghaanse leger. Daarnaast voerde het bataljon kleinschalige CIMIC-projecten uit, zoals steun aan een opknapbeurt van het stadion in het centrum van Mazar-e Sharif. Dit deed de eenheid om draagvlak te creëren en te behouden onder de bevolking voor de toegenomen aanwezigheid van ISAF. Nadat Pakistan op 8 oktober was getroffen door een grote aardbeving, werd uit het

Nederlandse ESF-bataljon een medisch hulpdetachement samengesteld rond het veldhospitaal voor het verlenen van humanitaire hulp in en rond de Pakistaanse stad Bagh. De laatste militairen, het hulpdetachement uitgezonderd, keerden op 9 november 2005 terug in Nederland. Deployment Task Force (DTF) Sinds medio 2005 voerde Nederland intensief overleg met een aantal NAVO-bondgenoten en de Afghaanse regering over de mogelijke deelname aan de ISAF-missie in Zuid-Afghanistan. Het streven was om op termijn de NAVO in heel Afghanistan als stabilisatiemacht op te laten treden en zo wederopbouw van het land mogelijk te maken. De veiligheidssituatie in de zuidelijke regio was veel slechter dan het gebied waar NAVO-eenheden tot dan toe waren ontplooid. De Nederlandse regering besloot op 13 januari 2006 tot deelname aan een missie in de provincie Uruzgan. De operatie in het zuiden, de zogenaamde ISAF fase III, begon op 1 augustus 2006, toen Britse, Canadese en Nederlandse NAVO-eenheden formeel de drie zuidelijke provincies Helmand, Kandahar en Uruzgan overnamen. Vooralsnog namen de Nederlanders alleen het zuidelijk deel van Uruzgan voor haar rekening. Nederland zou voor een periode van twee jaar een taakgroep gaan leiden met de naam Task Force Uruzgan (TFU). Voor deze missie stelde Nederland ruim 1.200 militairen beschikbaar. Het was duidelijk dat de Nederlandse krijgsmacht aan een zeer gevaarlijke missie begon. De drie zuidelijke provincies waren tot dan toe alleen het werkterrein van operatie Enduring Freedom. Na vier jaar militair optreden door Amerikaanse en andere coalitietroepen wemelde het er nog van de opstandelingen, die werden aangeduid met de verzamelnaam Opposing Militant Forces (OMF). Deze hadden gemeen dat zij zich tegen de Afghaanse overheid en de buitenlandse troepen keerden. Onder deze noemer vielen gehergroepeerde Talibanstrijders, aan de Taliban gelieerde groepen, Al Qa ida-strijders, gewapende opstandelingen van de Hezb-i Islami Gulbuddin, en strijdgroepen van drugsbaronnen en andere lokale krijgsheren die niets moesten hebben van het wettelijke gezag in Kabul. Vanaf april 2006 zorgde de Deployment Task Force (DTF) voor de opbouw van de twee Nederlandse kampen bij de provinciehoofdstad Tarin Kowt en de districtshoofdstad Deh Rawood. Deze speciale opbouwmissie stond onder leiding van kolonel H. Morsink. De eenheid bestond uit circa 850 kwartiermakers, die opereerden vanuit de internationale militaire basis Kandahar Airfield (KAF). De eenheid was opgebouwd uit elementen van de genie en de logistiek, had een beveiligingsdetachement en werd ondersteund door een luchtmachtdetachement met helikopters. De logistieke specialisten en genisten voerden honderden containers en voertuigen aan via de Verenigde Arabische Emiraten en Pakistan en transporteerden die vanaf het op- en overslagpunt bij de stad Kandahar naar de twee locaties in Uruzgan. Tegelijkertijd vestigde een detachement van het Korps Commando Troepen zich in Tarin Kowt en Deh Rawood. De commando s voerden verkenningen uit in de omgeving waar de opbouwwerkzaamheden zouden plaatsvinden en langs de aanvoerroutes vanuit Kandahar. Dit ging al in een vroeg stadium gepaard met de nodige gevechtscontacten met opstandelingen van allerlei signatuur, waarbij volgens Morsink tientallen vijandelijke strijders werden

gedood. Vanuit Kandahar werd tevens een advance party naar Uruzgan gestuurd om aan te vangen met het bouwen van de twee kampen. Deze eerste bouwploeg, merendeels genisten en de infanterie die hen beschermde, werd vanaf mei van materialen voorzien met konvooien vanuit Kandahar. Het DTF-personeel en de overige Nederlandse militairen die in het zuiden van Afghanistan waren gestationeerd, kregen een ISAF-status, ook al waren zij reeds in de regio aanwezig voor de formele overgang naar ISAF per 1 augustus. De opbouwfase duurde formeel van april tot en met juli 2006, maar onder hoede van de TFU bleef een DTF tot in het voorjaar van 2007 aan de opbouw van de Nederlandse kampen doorwerken. Task Force Uruzgan (TFU) Op 31 juli droeg kolonel Morsink de twee Nederlandse bases in Uruzgan over aan kolonel T. Vleugels, de eerste commandant van de TFU. De daadwerkelijke missie in Uruzgan was begonnen. De hoofdlocatie bij Tarin Kowt werd Kamp Holland gedoopt. Hier werden circa duizend Nederlandse militairen en vierhonderd Australische militairen van de Reconstruction Task Force (RTF) gelegerd. Vanwege de aanzienlijke Australische bijdrage kreeg de taakgroep, die verder onder andere bestond uit een PRT en een battlegroup, dan ook formeel de naam 1 NLD/AUS Taskforce Uruzgan. De voertaal binnen de eenheid was Engels. Kamp Holland beschikte over een landingsbaan waarop bijvoorbeeld een C-130 Hercules en een C- 17 Globemaster konden landen. Ook was er een veldhospitaal met onder andere een operatiekamer, intensive care en röntgenlaboratorium aanwezig. Bij Deh Rawood in het zuidwesten van de provincie lag de tweede Nederlandse basis, genaamd Camp Hadrian, waar zich uiteindelijk circa 370 Nederlandse militairen bevonden. Uruzgan ligt in de zuidelijke uitlopers van het Hindu Kushgebergte en heeft de oppervlakte van ongeveer tweederde van die van Nederland. Het landschap is overwegend bergachtig, maar de provincie heeft relatief vlakke gebieden in het zuiden, in de omgeving van Tarin Kowt. De belangrijkste rivieren zijn de Helmand, de Teri Rud en de Dea Kowt. Alle wegen in de provincie zijn onverhard. De bevolking van Uruzgan wordt geschat op 290.000 inwoners. Het stadje Tarin Kowt telt ongeveer 17.000 inwoners. Andere belangrijke oorden zijn Deh Rawood en Chora. Uruzgan ligt geïsoleerd en is een achtergebleven gebied. De samenleving is er zeer conservatief en traditioneel. De Pashtun zijn de grootste etnische groep in de provincie. Zij onderscheiden zich door een eigen taal en een stammensamenleving. Naast de islamitische wetten houden de Pasthun er een eigen stelsel van ongeschreven regels op na, het zogenoemde Pashtunwali. De macht in Uruzgan is in handen van slechts een klein deel van de verschillende Pashtunstammen. De TFU had de opdracht een veilige omgeving in Uruzgan te creëren, zodat een functionerend openbaar bestuur en wederopbouw mogelijk konden worden. De Nederlanders hielpen daartoe de Afghaanse autoriteiten met het vestigen van nieuwe gezagsstructuren. Hoewel de Nederlandse regering de nadruk legde op het faciliteren van de opbouw van de provincie, had zij in de brief aan de Tweede Kamer van 22 december 2005 reeds aangekondigd dat het waarschijnlijk ook noodzakelijk zou zijn in bepaalde gebieden offensieve acties uit te voeren. Dit zou gebeuren om het optreden van het PRT en de Afghaanse overheid in die gebieden mogelijk te maken of wanneer ISAF of de Afghaanse

veiligheidsinstanties door vijandelijke elementen in hun bewegingsvrijheid werden gefrustreerd. De harde kern van de taakgroep bestond uit een versterkt infanteriebataljon (Battlegroup), bestaande uit drie compagnieën en een staf- en verzorgingcompagnie. De eerste Battlegroup was samengesteld uit twee compagnieën luchtmobiele infanterie en één pantserinfanteriecompagnie. Zij waren uitgerust met pantservoertuigen van de types YPR, Patria, Nyala en vanaf september met de Australische Bushmaster, een wielvoertuig dat speciaal voor de missie in Uruzgan werd aangeschaft omdat het extra bescherming bood tegen mijnen en bermbommen. Met het oog op de constante dreiging van deze geïmproviseerde explosieven werd dikwijls personeel van de geniecompagnie van de TFU aan patrouilles toegevoegd. De taakgroep van ruim 1.200 militairen was formeel opgebouwd rond het PRT, zo had het kabinet aan de Tweede Kamer gerapporteerd. Het wederopbouwteam zelf bestond uit niet meer dan veertig militairen. Net als bij het PRT in Baghlan waren de drie missieteams de belangrijkste subeenheden van het wederopbouwteam, maar in Uruzgan trokken de missieteams met veel meer force protection de provincie in. Zij werden aangevuld met CIMIC-personeel, die in de eerste vier maanden zo n vijftig kleinschalige CIMIC-projecten opzetten. Hiertoe had de TFU beschikking over één miljoen euro van de in totaal zes miljoen euro die Nederland in de provincie Uruzgan wilde besteden. De Nederlandse commandant van de taakgroep in Uruzgan werd niet alleen bijgestaan door een politiek adviseur van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (polad), maar ook door een adviseur van het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking (osad), die, in samenspraak met de ambassade in Kabul, kon beschikken over de resterende vijf miljoen aan ontwikkelingsgeld. Hiervan werden in de loop van 2006 ter waarde van twee miljoen aan grotere projecten opgestart, zoals het verbeteren van de vuilnisophaal en het repareren van overheidsgebouwen en scholen. Drie miljoen zou worden ingezet voor projecten voor de lange termijn, zoals infrastructuur, het onderwijssysteem, gezondheidszorg en het opzetten van radiostations. Naast de polad en de osad beschikte de TFU ook over een cultureel adviseur met specialistische kennis over de stammenverhoudingen in Afghanistan. De Australische evenknie van het PRT, de Reconstruction Task Force, beschikte in tegenstelling tot het PRT, wel over eigen geniecapaciteit en had, anders dan het Nederlandse PRT, als doel het eigenhandig uitvoeren van opbouwprojecten. De taakgroep beschikte ook over drie 155 mm pantserhouwitsers van de artillerie. Deze gemechaniseerde houwitsers kwamen voor het eerst in actie in september 2006, tijdens operatie Medusa, toen zij zich nog in Kandahar bevonden. Zij werden ingezet ter ondersteuning van Canadese militairen die in gevecht waren met de Taliban. Dergelijke wederzijdse steun kwam veel vaker voor binnen het Regional Command South (RC-South), dat in deze periode nog onder Canadees commando stond. Zo vielen de Nederlandse F-16s en Apache gevechtshelikopters onder RC-South en werden zij in de gehele regio ingezet. De zes Nederlandse Apache s werden op 20 oktober van Kandahar naar Kamp Holland verplaatst. Ook bemande een Nederlandse compagnie tijdens operatie Medusa de Canadese vooruitgeschoven basis Martello, waar de eenheid zeer regelmatig strijd leverde met opstandelingen.