ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Vergelijkbare documenten
Arbeidshof te Brussel

OPENBARE TERECHTZITTING VAN 13 FEBRUARI In de zaak: Mevrouw D.M. Ann, wonende te [xxx],

Gelet op de stukken van de rechtspleging, meer bepaald op :

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. A.R.Nr. 2011/AB/1037 OPENBARE TERECHTZITTING VAN 2 NOVEMBER DE KAMER Bediendecontract Tegensprekelijk Definitief

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Arbeidshof te Brussel

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Instelling. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Gelet op de stukken van de rechtspleging, meer bepaald op :

TWEEDUIZEND EN TWAALF. bediendecontract. tegenspraak. definitief. In de zaak : BVBA B.,

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Instelling. Onderwerp. Datum

Arbeidshof te Brussel

Arbeidshof te Brussel

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST OPENBARE TERECHTZITTING VAN 2 JUNI DE KAMER Arbeidsongeval Tegensprekelijk Definitief.

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. A.R.Nr le blad. OPENBARE TERECHTZITTING VAN EENENTWINTIG NOVEMBER TWEEDUIZEND EN ZES.

ARREST. 2.0 '1' / Lb L5. A.R.Nr. 2011/AB/I014 le blad. Bediendecontract Tegensprekelijk Definitief

Arbeidshof te Brussel

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. 1e blad. A.R.Nr. 2012/AB/492 OPENBARE TERECHTZITTING VAN 21 MEI 2013.

Arbeidshof te Brussel

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Arbeidshof te Brussel

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Arbeidshof te Brussel

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST * * A.R.Nr. 2010/AB/187 le blad. ]'0.11 } 2..83~ OPENBARE TERECHTZITTING VAN 31 OKTOBER 2011.

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

OPENBARE TERECHTZITTING VAN 15 MEI In de zaak: De Heer D. P.,

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Instelling. Onderwerp. Datum

Arbeidshof te Brussel

Arbeidshof te Brussel

Arbeidshof te Brussel

OPENBARE TERECHTZITTING VAN 24 JUNI DE KAMER Arbeidscontract Op tegenspraak conform art G.W. Definitief. G., wonende te xxx.

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Arbeidshof te Brussel

Arbeidshof te Brussel

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Arbeidshof te Brussel

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN ARREST. Afdeling Antwerpen A.R. 2010/AA/15 OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN NOVEMBER TWEEDUIZEND EN ELF

Arbeidshof te Brussel

Instelling. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST A.R. 2009/AA/408. Rep. Nr. Vierde kamer OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN JUNI TWEEDUIZEND EN TIEN

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Arbeidshof te Brussel

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Statuut van handelsvertegenwoordiger - uitwinningsvergoeding. Arbeidshof te Brussel (3de k.) - Arrest van 17 december Rol nr 2012-AB- 926

Arbeidshof te Brussel

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Instelling. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST OPENBARE TERECHTZITTING VAN VIER SEPTEMBER TWEEDUIZEND EN TWAALF. 3e KAMER. bediendecontract. tegenspraak.

OPENBARE TERECHTZITTING VAN 9 OKTOBER In de zaak:

In de zaak: Mevrouw V. B. C., Gelet op de stukken van rechtspleging, inzonderheid:

Arbeidshof te Brussel

chgf /[ ~30 ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Instelling. Onderwerp. Datum

A.R. nr. 2011/AB/663. rep.nr. 2012/1332 ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. OPENBARE TERECHTZITTING VAN 10 MEl 2012

.. ARBEIDSHOFTEBRUSSEL

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. rep.nr OPENBARE TERECHTZITTING VAN VIER JUNI TWEEDUIZEND EN NEGEN. 7e KAMER. socialezekerheidsbijdragen.

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. le blad. OPENBARE TERECHTZITTING VAN 4 JANUARI Arbeidsovereenkomst Tegensprekelijk Definitief /3,

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Arbeidshof te Brussel

OPENBARE TERECHTZITTING VAN 18 MAART DE KAMER Arbeidsongeval Op tegenspraak Definitief + verzending naar de Arbeidsrechtbank te Tongeren

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Arbeidshof te Brussel (3de k.) - Arrest van 10 juli Rol nr 2011-AB-967

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Arbeidshof te Gent Afdeling: Gent --- achtste kamer

OPENBARE TERECHTZITTING VAN 15 MEI In de zaak: Mevrouw H. B., De Heer F. J., Gelet op de stukken van de rechtspleging, meer bepaald op :

J,' '* '* ARBEIDSHOFTEBRUSSEL ARREST. le blad. A.R.Nr. 2009/AB/ SDE KAMER Arbeidscontract Op tegenspraak Getuigenverhoor. In de zaak: Tegen:

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. A.R.Nr. 2011/AB/1060 OPENBARE TERECHTZITTING VAN 14 DECEMBER DE KAMER Bediendecontract Tegensprekelijk Definitief

Cour du travail de Bruxelles (3e ch.) - Arrêt du 8 octobre Rôle n 2012-AB-740

OPENBARE TERECHTZITTING VAN 9 NOVEMBER 2012.

Arbeidshof te Brussel

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

- het verzoekschrift tot hoger beroep, ontvangen ter griffie van dit hof op 21 januari 2013,

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. 1e blad. A.R.Nr. 2012/AB/1235 OPENBARE TERECHTZITTING VAN 25 NOVEMBER DE KAMER

Instelling. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN ARREST. Afdeling Antwerpen A.R. 2010/AA/232 OPENBARE TERECHTZITTING VAN VIER APRIL TWEEDUIZEND EN ELF

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

OPENBARE TERECHTZITTING VAN 5 DECEMBER Sociaal zekerheidsrecht Bijdragen zelfstandigen Tegensprekelijk Definitief

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Arbeidshof te Brussel

Arbeidshof te Brussel

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

* * ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. A.R.Nr. 2011/AB/139 le blad. Arbeidsongeval Op tegenspraak Heropening der debatten

Transcriptie:

1e blad. rep.nr. ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST OPENBARE TERECHTZITTING VAN 29 OKTOBER 2010 3 e KAMER ARBEIDSRECHT - arbeidsovereenkomst bediende tegensprekelijk definitief In de zaak: Tegen: D.P.M., appellant, verschijnend in persoon en bijgestaan door mr DE LEPELEIRE Caroline en mr. DE CHAFFOY de COURCELLES Jean-Louis, advocaat te 1000 BRUSSEL, Kunstlaan 24 bus 9A. BELGISCHE TECHNISCHE COOPERATIE NV, met zetel te 1000 BRUSSEL, Hoogstraat, 147, geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. PERTRY Véronique, advocaat te 1050 BRUSSEL, Louizalaan 99. Na beraad, spreekt het Arbeidshof te Brussel het hiernavolgend arrest uit: Gelet op de stukken van rechtspleging, inzonderheid: *** * - het voor eensluidend verklaard afschrift van het bestreden vonnis, uitgesproken op tegenspraak op 16 maart 2009 door de arbeidsrechtbank te Brussel, 23e kamer (A.R. 18.031/07). - het verzoekschrift tot hoger beroep, ontvangen ter griffie van dit hof op 12 oktober 2009; - de conclusies voor de appellant, neergelegd ter griffie op 5 maart 2010 en 28 mei 2010,

2 e blad - de conclusie voor de geïntimeerde, neergelegd ter griffie op 4 januari 2010, aanvullende en syntheseconclusies, neergelegd ter griffie op 15 april 2010 en laatste aanvullende en syntheseconclusies, neergelegd ter griffie op 9 juli 2010; - de voorgelegde stukken; De partijen hebben hun middelen en conclusies uiteengezet tijdens de openbare terechtzitting van 1 oktober 2010, waarna de debatten werden gesloten, de zaak in beraad werd genomen en voor uitspraak werd gesteld op heden. I. FEITEN EN RECHTSPLEGING *** * 1. Op 13 augustus 2001 ondertekenden de heer de D.P.M. de (hierna aangeduid als de D.P.M.) en de Belgische Technische Coöperatie (hierna afgekort als BTC) een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd voor bedienden, waardoor hij met ingang van 1 september 2001 in dienst kwam als administratief en financieel verantwoordelijke (binnen de onderneming aangeduid als RAF) voor Zimbabwe. Op 22 mei 2003 werd een bijlage aan deze overeenkomst ondertekend, waardoor hij deze functie met ingang van 1 juli 2003 uitoefende te Zuid-Afrika (Pretoria). Op 8 december 2004 ondertekende hij nogmaals een bijlage waardoor hij met ingang van 1 januari 2005 de functie uitoefende voor verschillende Afrikaanse landen vanuit zijn standplaats te Tanzania (Dar es Salaam). 2. Bij aangetekende brief van 26 januari 2007 maakte BTC omwille van de reorganisatie van de RAF-functies een einde aan deze arbeidsovereenkomst, door middel van een opzegging van 10 maanden, ingaande op 1 februari 2007. 3. De heer de D.P.M. stelde zich vervolgens kandidaat voor een nieuw gecreëerde functie binnen BTC, met name deze van administratief en financieel manager (binnen de onderneming aangeduid als MAF). Na het volgen van een extern assessment en testen werd de heer de D.P.M. binnen de selectie weerhouden. Op 26 juli 2007 werd hem dit meegedeeld met de vraag om in tussentijd zijn interesse te bevestigen. Op 31 juli 2007 liet hij weten: ik bevestig u mijn interesse voor de functie van MAF in Kinshasa, afhankelijk van de contractuele modaliteiten die u mij zal voorstellen. Er volgde dan een intense e-mail correspondentie tussen de heer de D.P.M. en de verantwoordelijke van BTC over deze modaliteiten. Van de zijde van de heer de D.P.M. werden hierover telkens bijkomende verduidelijkende vragen gesteld, onder meer over de loonhoogte en de expat-voordelen. Nadat de heer C. M. dit op 9 augustus 2007 verder had toegelicht, vroeg hij aan de heer de D.P.M. of hij akkoord ging met het voorgestelde salaris.

3 e blad Dezelfde dag antwoordde de heer de D.P.M. dat hij akkoord ging met het salaris maar hij stelde nog bijkomende vragen in verband met de vakantie, het behoud van zijn anciënniteit, de schoolregeling voor zijn kinderen, de huurregeling, de jaarlijkse vliegtuigtickets voor een terugkeer naar België en de verschillende verzekeringscontracten. Tevens gaf hij zijn mening in verband met het verloop van zijn lopende opzeg die diende omgezet te worden in een opzeggingsvergoeding. Op 15 augustus 2007 maakte de heer C. M. van BTC een niet ingevuld modelcontract voor de functie van MAF over. Hij vroeg of de heer de D.P.M. met dit modelcontract kon instemmen. Op 17 augustus 2007 bevestigde de heer de D.P.M. de ontvangst van dit blanco contract en kondigde aan dat hij het tijdens het weekend zou lezen en standpunt zou innemen op maandag; tevens verwees hij opnieuw naar zijn vragen in de e-mail van 9 augustus 2007. Op maandag 20 augustus 2007 maakte de heer de D.P.M. vijf opmerkingen op het modelcontract, meer bepaald met betrekking tot de artikelen 1.1, 2. 2, 3, 14 en 15; tevens hernam hij al de opmerkingen die hij voordien reeds had gemaakt in zijn e- mail van 9 augustus 2007. Op 21 augustus 2007 gaf de heer C. de zaak intern door aan de jurist van BTC. Bij schrijven van 30 augustus 2007 liet BTC aan de heer de D.P.M. weten dat zij de onderhandelingen over het afsluiten van een nieuwe arbeidsovereenkomst niet wenste voort te zetten en dat de veelvuldig geformuleerde vragen hen niet overtuigden van de reële wil van de heer de D.P.M. om nog verder met BTC te werken. De heer de D.P.M. werd aangeraden om de resterende maanden van zijn opzeggingsperiode naar een nieuwe professionele uitdaging te zoeken. De heer de D.P.M. uitte vervolgens zijn ontgoocheling over deze beslissing. Bij aangetekende brief van 7 november 2007 werd de arbeidsovereenkomst definitief verbroken met de uitbetaling van de resterende compenserende opzeggingsvergoeding. De huur van de heer de D.P.M. werd nog betaald tot het einde van de maand november en de schoolkosten van de kinderen tot einde december. De verhuiskosten werden betaald samen met het loon van de maand oktober. 4. De heer de D.P.M. dagvaardde zijn werkgever voor de arbeidsrechtbank te Brussel op 17 december 2007 en hij vorderde betaling van: - een aanvullende opzeggingsvergoeding, in de conclusie herleid tot 1 maand of 12.500,29 - een saldo opzeggingsvergoeding met betrekking tot het contract Tanzania in conclusie herleid tot 13.878,20 - een opzeggingsvergoeding van 12 maanden met betrekking tot het contract RD Congo van 177.706,33 - een schadevergoeding wegens willekeurig ontslag met betrekking tot het contract RD Congo van 88.853,16, ondergeschikt een zelfde schadevergoeding wegens precontractuele fout met betrekking tot dit contract alle bedragen te verhogen met de wettelijke en gerechtelijke intresten en de kosten.

4 e blad 5. Bij vonnis van de arbeidsrechtbank van Brussel van 16 maart 2009 werd de heer de D.P.M. afgewezen van deze vorderingen die ontvankelijk doch ongegrond werden verklaard en hij werd veroordeeld tot de gerechtskosten, die aan de zijde van beide partijen werden begroot. 6. Bij verzoekschrift tot hoger beroep, ontvangen ter griffie van het arbeidshof te Brussel op 12 oktober 2009, tekende de heer de D.P.M. hoger beroep aan tegen dit vonnis en hernam hij zijn oorspronkelijke vorderingen. BTC tekende incidenteel beroep aan met betrekking tot de veroordeling tot de gerechtskosten. II. BEOORDELING. Nu geen betekeningakte van het bestreden vonnis wordt voorgelegd, kan worden aangenomen dat het hoger beroep tijdig werd ingesteld. Het is regelmatig naar vorm en ook aan de andere ontvankelijkheidvereisten is voldaan. Het is derhalve ontvankelijk. Hetzelfde geldt voor het incidenteel beroep. De opzeggingsvergoeding m.b.t. de aanvankelijke arbeidsovereenkomst 1. De opzeggingstermijn bij toepassing van artikel 82 3 van de arbeidsovereenkomstenwet wordt door de rechter bepaald met inachtneming van de op het tijdstip van de kennisgeving van beëindiging van een overeenkomst bestaande kans om een gelijkwaardige betrekking te vinden en dit rekening houdend met de anciënniteit, de leeftijd van de werknemer, de uitgeoefende functie en het loon volgens de gegevens eigen aan de zaak (Cass., 8 september 1980, Arr. Cass., 1980-1981, 17; Cass., 17 september 1975, T.S.R. 1976, 14; Cass., 3 februari 1986, J.T.T. 1987, 58; Cass., 4 februari 1991, R.W. 1990-1991, 1407) en met inachtneming van de wederzijdse belangen van partijen ( Cass., 19 januari 1977, Arr. Cass. 1977,5 161; Cass., 9 mei 1994, Soc. Kron. 1994,2 153). 2. Partijen hebben discussie over de samenstelling van het basisloon en over de begroting van de opzeggingsvergoeding. Wat betreft het basisloon, worden de onderdelen huisvestingskosten, schoolkosten en vliegtuigtickets betwist. Huisvestingskosten 3. De terugbetaling van de huisvestingskosten door de werkgever is enkel een kost eigen aan de werkgever, indien de huisvesting in het land van uitzending een bijkomende last is voor de werknemer en derhalve door de werkgever wordt terugbetaald om dit ongemak te compenseren. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de werknemer in België over een woonst beschikt; de bijkomend in het buitenland gehuurde woning is dan voor hem een bijkomende last die enkel gemaakt wordt in functie van de tewerkstelling. Dit kan ook het geval zijn wanneer de huurlast in het buitenland kennelijk hoger is dan de huisvestingskosten in België. De heer de D.P.M. heeft aan BTC meegedeeld dat hij in België eigenaar is van een woning. In die omstandigheden beschouwde BTC de last om een woning in het buitenland te huren terecht als een kost eigen aan de werkgever.

5 e blad In die concrete omstandigheden kan de heer de D.P.M. niet voorhouden dat de werkgever hier een verdoken loonvoordeel heeft willen toekennen, daar BTC er op basis van de door hem gegeven informatie steeds vanuit gegaan is dat hij in België nog over een woning beschikte. Als kost eigen aan de werkgever is de terugbetaling van de huisvestingskosten in deze omstandigheden dan ook geen looncomponent, noch een voordeel verworven krachtens de overeenkomst. Hieraan wordt geen afbreuk gedaan door de huidige bewering van de heer de D.P.M. dat hij deze woning verhuurd had. Deze bewering wordt door hem enerzijds niet bewezen, maar anderzijds had hij dit van bij het begin aan zijn werkgever moeten meedelen. Hij kan niet op basis van zijn eigen onvolledige maar ook niet bewezen informatie thans een redenering opbouwen waardoor de terugbetaling van de verblijfskosten in extremis als een verdoken looncomponent zou moeten worden beschouwd. Schoolkosten 4. De tussenkomst van de werkgever in de schoolkosten, die gekoppeld zijn aan het verblijf in het buitenland, is geen loonvoordeel en evenmin een voordeel verworven krachtens de overeenkomst, aangezien de werknemer die kosten niet had moeten dragen indien hij zijn arbeidsovereenkomst in België had kunnen presteren. Zij dienen dan ook niet in aanmerking te worden genomen bij de berekening van de opzeggingsvergoeding (Arbh. Brussel 15 mei 1987, JTT 1987, 315; Arbh. Brussel 13 april 1988, JTT 1989, 441; Arbh. Antwerpen 14 februari 1992, RW 1992-93, 1304; Arbh. Brussel 19 juni 2007, JTT 2007, 405). De terugbetaling van dergelijke kosten worden geacht geen tegenprestatie voor de arbeid te zijn, aangezien zij beogen de koopkracht van de werknemer in het vreemde land waar hij zijn activiteit uitoefent de handhaven. Vliegtuigtickets 5. Hetzelfde geldt voor de vliegtuigtickets, waarvan de heer de D.P.M. overigens het bedrag niet bewijst. Terecht heeft de eerste rechter al deze onderdelen dan ook geweerd uit de begroting van het basisloon voor de opzeggingsvergoeding. De vergoedingen buitenlandse kaderleden (expat en hardship) werden door BTC meegerekend in het basisloon, zodat er hierover geen betwisting bestaat. BTC nam dan ook terecht een bruto basisjaarloon van 93.035,41 in aanmerking voor de berekening van de opzeggingsvergoeding. Begroting opzeggingstermijn 6. Rekening houdend met de anciënniteit van 5 jaar en 5 maanden, de leeftijd van 45 jaar en 2 maanden, de functie van administratief en financieel verantwoordelijke uitgeoefend in het buitenland (RAF) en het jaarloon van 93.035,41 kan de kans

6 e blad voor de heer de D.P.M. om spoedig een gelijkwaardige betrekking te vinden worden geraamd op de duur van 10 maanden. De bijkomende verwijzingen door partijen naar andere elementen zijn irrelevant voor de beoordeling van de kans om spoedig een gelijkwaardige betrekking te vinden. BTC nam dan ook een correcte termijn in aanmerking zodat er geen reden is om een aanvullende opzeggingsvergoeding toe te kennen. Het hoger beroep is voor deze onderdelen ongegrond. Was er een nieuwe arbeidsovereenkomst voor RD Congo? 7. De heer de D.P.M. vordert bijkomend een tweede opzeggingsvergoeding en een vergoeding wegens misbruik van ontslag omwille van de beëindiging van een tweede arbeidsovereenkomst als MAF voor RD Congo. Voor de beoordeling van deze vorderingen moet eerst worden nagegaan of de heer de D.P.M. met BTC voor deze functie een nieuwe arbeidsovereenkomst had afgesloten. De heer D.P.M. meent van wel, omdat hij over de essentiële elementen van een dergelijke arbeidsovereenkomst reeds een overeenkomst had bereikt met BTC. Deze laatste betwist dit. 8. Indien de heer de D.P.M. het bestaan van een arbeidsovereenkomst RD Congo voorhoudt, moet hij het bestaan van een wilsovereenstemming met BTC bewijzen. De feitenrechter oordeelt soeverein over het bestaan en de draagwijdte van de wilsovereenstemming; (Cass. 9 mei 1980, RW 1982-83, 319; B. Oversteyns, De precontactuele fase, ATO-A104-35). Loutere voorafgaande besprekingen en onderhandelingen voor een arbeidsovereenkomst hebben niet tot doel die overeenkomst af te sluiten, maar enkel te onderzoeken of zij kan worden gesloten en, desnoods, het sluiten ervan te vergemakkelijken of voor te bereiden, terwijl bij een werkaanbod de eventuele werkgever definitief kenbaar maakt dat hij met de werknemer een arbeidsovereenkomst wil sluiten, zodat het aanbod door die werknemer enkel nog maar moet worden aanvaard om het contract te doen ontstaan (Cass. 1 februari 1982 Arr.Cass. 1981-82, 709; Bull. 1982, 690; JTT 1984, 58; Pas. 1982, I, 690; RW 1982-83, 1452,TSR 1982, 449). De wilsovereenstemming moet enerzijds betrekking hebben op de essentiële elementen van de arbeidsovereenkomst (zoals o.m. de aanvangsdatum, de duur, de omvang, de te verrichten arbeid en het loon), maar betreft anderzijds ook de substantiële elementen. Dit laatste zijn de elementen die voor partijen doorslaggevend zijn om de arbeidsovereenkomst af te sluiten (B. Oversteyns, De precontactuele fase, ATO-A104-40). 9. De voortdurende onderhandeling over deze substantiële elementen toont aan dat er nog geen wilsovereenstemming was en dat men nog in de voorbereidende besprekingen zat.

7 e blad Het hof treedt de mening van de eerste rechter in verband met het gebrek aan wilsovereenstemming bij, omdat de heer de D.P.M. zelf herhaaldelijk te kennen gaf dat hij niet akkoord was met substantiële bepalingen van het voorstel van arbeidsovereenkomst van BTC. Om die redenen heeft hij bv. ook geen positief antwoord gegeven op de vraag van de werkgever op 15 augustus 2007of hij akkoord ging met het voorstel van contract. Op 20 augustus formuleerde hij bijkomende opmerkingen en vragen. De heer de D.P.M. heeft stevig onderhandeld maar uit zijn talrijke en herhaalde vragen over de modaliteiten van de arbeidsovereenkomst volgt dat hij nooit zijn definitief akkoord gegeven heeft met het aangaan van een nieuwe arbeidsovereenkomst. Dit blijkt uit volgende elementen: - wanneer BTC op 26 juli 2007 de gunstige selectie van de heer de D.P.M. bekendmaakt en vraagt om zijn interesse te bevestigen, antwoordt hij dat hij belangstelling heeft afhankelijk van de contractuele modaliteiten die u mij zult voorstellen. Hieruit volgt dat het positieve bericht in verband met de selectie voor de heer de D.P.M. enkel geleid heeft tot voorbereidende besprekingen. - Wanneer BTC op 6 augustus 2007 de financiële voorwaarden bekendmaakt, maakt de heer de D.P.M. opmerkingen over de hoogte van het loon en stelt hij vragen over de vorm van het toekomstig contract en het verband met zijn vorige arbeidsovereenkomst. Ook hieruit blijken de voorbereidende besprekingen. - Wanneer BTC vervolgens de loonvoorwaarden toelicht op 7 augustus 2007, stelt de heer de D.P.M. vragen over de huisvestingsvergoeding, de overige vergoedingen en de vakantieregeling. Dit wijst andermaal enkel op het bestaan van onderhandelingen. - BTC heeft al deze vragen uitvoerig beantwoord maar vroeg dan toch aan de heer de D.P.M. of hij nu uiteindelijk akkoord ging met het loon. - Op 9 augustus 2007 antwoordt de heer de D.P.M. bevestigend wat betreft het loon, maar stelt andermaal zes bijkomende vragen over de vakantie, het behoud van zijn anciënniteit, de schoolregeling voor zijn kinderen, de huurregeling, de jaarlijkse vliegtuigtickets voor een terugkeer naar België en de verschillende verzekeringscontracten. Tevens gaf hij zijn mening in verband met het verloop van zijn lopende opzeg die diende omgezet te worden in een opzeggingsvergoeding. - BTC beantwoordt dit door het toezenden van een modelcontract; ook hier antwoordt de heer de D.P.M. niet met aanvaarding maar kondigt hij aan dat hij op maandag standpunt zal innemen; vervolgens stelt hij vijf artikelen van de overeenkomst in vraag en herhaalt hij zijn vorige opmerkingen. Hieruit volgt zeer duidelijk dat er geen overeenkomst was over de inhoud van de arbeidsovereenkomst. Er was alleszins nog discussie over de anciënniteit en de geldigheid van het proefbeding; dit laatste is essentieel verbonden met de invulling van de functie, wat een wezenlijk element van het contract is, daar het een rechtstreeks verband heeft met de te vervullen arbeid. Ook de discussie over de anciënniteit betreft een essentieel onderdeel en is verbonden met de aanvangsdatum van de overeenkomst en in deze onderhandeling ook met de vraag wanneer de vorige overeenkomst effectief zou beëindigd worden.

8 e blad De heer de D.P.M. brengt deze elementen overigens opnieuw ter sprake in zijn commentaar op de artikelen van het modelcontract. Al zijn herhaalde bijkomende vragen tonen aan dat er ook geen overeenstemming was over voor hem substantiële elementen. Anders dan hij voorhoudt was er dus helemaal geen wilsovereenstemming over de essentiële en substantiële punten van de nieuwe tewerkstelling, zodat er geen arbeidsovereenkomst is ontstaan. Terecht heeft de eerste rechter dan ook de vorderingen in verband met de opzeggingsvergoeding en het zogenaamde abusief ontslag ongegrond verklaard. Het hoger beroep van de heer de D.P.M. is voor deze onderdelen ongegrond. Schadevergoeding wegens pre contractuele fout 10. De contractuele vrijheid van partijen impliceert dat zowel de werkgever als de werknemer op een vrije manier hun instemming kunnen betuigen met het aangaan van een nieuwe arbeidsovereenkomst. Het is het volste recht van de heer de D.P.M. om in de precontractuele onderhandelingen bijkomende vragen te stellen. Uit wat hierboven gezegd is in I.3 en II. 9 volgt echter dat BTC deze vragen steeds zo correct mogelijk heeft beantwoord, maar evenzeer dat de heer D.P.M. telkens opnieuw andere punten ter discussie bracht en niet tot de globale aanvaarding overging van het voorstel van BTC. Gelet op de vrijheid van onderhandelen was het het recht van BTC om op 30 augustus 2007 mee te delen dat men deze onderhandelingen stopzette, omdat ze door de veelvuldig gestelde vragen tijdens de besprekingen er niet meer van overtuigd waren dat er een reële wil van de heer te D.P.M. was om nog voor BTC te werken. Deze opportuniteitsbeoordeling mag door het hof niet getoetst worden. Er zou tot een fout in de precontractuele onderhandelingen kunnen besloten worden, indien BTC een kennelijk onredelijke houding had aangenomen, wat niet het geval is en wat alleszins door de heer de D.P.M. niet wordt aangetoond. Zijn ontgoocheling is begrijpbaar, maar deze ontgoocheling volstaat niet om te gewagen van een precontractuele fout in hoofde van BTC. Ook dit onderdeel van de vordering werd terecht door de eerste rechter ongegrond verklaard. Het hoger beroep van de heer de D.P.M. is derhalve ongegrond. De gerechtskosten 11. Anders dan BTC voorhoudt, heeft de eerste rechter de werkgever niet veroordeeld tot de kosten van het geding; de eerste rechter heeft eiser, zijnde de heer de D.P.M., veroordeeld tot deze kosten en heeft enkel de kosten in hoofde van BTC begroot.

9 e blad Het incidenteel beroep van BTC steunt dan ook op een onjuiste veronderstelling en is daardoor ongegrond. De heer de D.P.M. vraagt dat de rechtsplegingsvergoedingen zouden worden herleid tot het minimumbedrag. Artikel 1022,3 Ger. W. maakt dit mogelijk op basis van de financiële draagkracht van de verliezende partij. Terecht stelt de heer de D.P.M. dat hij als ontslagen werknemer een beduidend kleinere financiële draagkracht heeft dan de publieke vennootschap NV BTC, zodat op zijn vraag kan worden ingegaan. Enkel op dit punt is zijn hoger beroep gegrond. Ook wat betreft de gerechtskosten in hoger beroep kan de rechtsplegingsvergoeding worden herleid tot het minimumbedrag, doch deze kosten zijn wel ten laste van de heer de D.P.M. als verliezende partij. OM DEZE REDENEN HET ARBEIDSHOF Gelet op de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken zoals tot op heden gewijzigd, inzonderheid op artikel 24, Recht sprekend op tegenspraak, Verklaart het hoofdberoep ontvankelijk doch ongegrond, behalve wat betreft de begroting van de gerechtskosten. Verklaart het incidenteel beroep ontvankelijk, doch ongegrond. Bevestigt het bestreden vonnis, behalve wat betreft de begroting van de gerechtskosten van BTC, die door het hof worden herleid tot: - rechtsplegingsvergoeding minimumbedrag 1.000,00 Veroordeelt de heer de D.P.M. tot betaling van de gerechtskosten van het hoger beroep, deze aan de zijde van BTC begroot op rechtsplegingsvergoeding basisbedrag 7.000, doch door het hof herleid tot het minimumbedrag van 1.000 en voor zover als nodig aan de zijde van de heer de D.P.M. begroot op: rechtsplegingsvergoeding basisbedrag 7.000.

10 e blad Aldus gewezen en ondertekend door de derde kamer van het Arbeidshof te Brussel, Lieven LENAERTS, raadsheer, Lucrèce REYBROECK, raadsheer in sociale zaken, werkgever, Andre LEURS, raadsheer in sociale zaken, werknemer-bediende, bijgestaan door : Kelly CUVELIER, griffier. Lieven LENAERTS, Kelly CUVELIER, Lucrèce REYBROECK, Andre LEURS. en uitgesproken op de openbare terechtzitting van vrijdag 29 oktober 2010 door: Lieven LENAERTS, raadsheer, bijgestaan door Kelly CUVELIER, griffier. Lieven LENAERTS, Kelly CUVELIER.