Datum van inontvangstneming : 25/06/2012

Vergelijkbare documenten
Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Date de réception : 07/02/2012

Hof van Cassatie van België

Datum van inontvangstneming : 30/07/2014

Datum van inontvangstneming : 29/01/2018

Arrest. De eiser voert twee middelen aan waarvan het tweede in de volgende bewoordingen is gesteld:

Date de réception : 24/02/2012

Datum van inontvangstneming : 26/05/2014

Datum van inontvangstneming : 06/02/2017

Datum van inontvangstneming : 02/07/2015

Datum van inontvangstneming : 25/10/2013

Datum van inontvangstneming : 19/11/2015

Datum van inontvangstneming : 08/04/2014

Hof van Cassatie van België

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016

Datum van inontvangstneming : 03/07/2017

Hof van Cassatie van België

Datum van inontvangstneming : 06/02/2017

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Datum van inontvangstneming : 25/08/2014

Datum van inontvangstneming : 28/12/2015

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Datum van inontvangstneming : 09/06/2015

,-- : *** , ***

Date de réception : 10/01/2012

Datum van inontvangstneming : 21/03/2017

Datum van inontvangstneming : 21/01/2014

Hoofdstuk 15 : Insolventieprocedures Het faillissement

Datum van inontvangstneming : 30/06/2016

Datum van inontvangstne ming : 24/05/2012

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Datum van inontvangstneming : 11/12/2012

Turbo-liquidatie en de bestuurder

Datum van inontvangstneming : 20/01/2017

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Datum van inontvangstneming : 18/06/2012

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017

Openbaar faillissementsverslag rechtspersoon (ex art. 73A Fw.)

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Vertaling 1 A 2012/2/5 ARRET. En cause : BELGACOM. Contre: ALPHACOM. Langue de la procédure : le français ARREST

ECLI:NL:RBROT:2017:2561

Datum van inontvangstneming : 19/06/2015

Datum van inontvangstneming : 23/05/2017

De reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag: aanpassing van de regelgeving noodzakelijk?

Hof van Cassatie van België

Datum van inontvangstneming : 04/11/2013

Openbaar faillissementsverslag rechtspersoon (ex art. 73A Fw.)

Datum van inontvangstneming : 05/08/2014

Rolnummer Arrest nr. 84/2003 van 11 juni 2003 A R R E S T

Datum van inontvangstneming : 28/02/2013

Hof van Cassatie van België

Eerste Kamer der Staten-Generaal

VIERDE OPENBARE VERSLAG EX ARTIKEL 73A FAILLISSEMENTSWET IN HET FAILLISSEMENT VAN P.C. LAP BEHEER B.V.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.

Datum van inontvangstneming : 08/12/2014

EERSTE OPENBAAR VERSLAG EX ART. 73A FAILLISSEMENTSWET

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 februari 2008 (07.02) (OR. en) 5952/08 JUR 25 COUR 1

Instelling. Onderwerp. Datum

Date de réception : 27/12/2011

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Openbaar faillissementsverslag rechtspersoon (ex art. 73A Fw.)

,-- : *** , , ,--

Datum van inontvangstneming : 19/09/2017

FAILLISSEMENT = STAKING VAN BETALING

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL LANDBOUW EN PLATTELANDSONTWIKKELING. INTERPRETATIENOTA Nr

Gegevens onderneming : HAARZUILENSE PROJECTONTWIKKELINGSMAATSCHAPPIJ B.V. Faillissementsnummer : C 16/14/900 F Datum uitspraak : 7 oktober 2014

Artikel 24. Artikel 24 lid 1 Pandrecht. Verkoop van verpande goederen

inzake : Mozaïek Meubels R-West B.V., statutair gevestigd te Rotterdam, kantoorhoudende te (3082 EC) Rotterdam aan de Maximiliaanstraat 30B.

Datum van inontvangstneming : 22/07/2016

ARRET Dans l affaire A 2012/1. En cause: ESPAL S.A. contre: SYNDICAT DES COPROPRIETAIRES ILOT DU NORD. Langue de la procédure : le français

Openbaar faillissementsverslag rechtspersoon (ex art. 73A Fw.)

Datum van inontvangstneming : 06/02/2014

: G.N.M. Europe B.V.

niet verbeterde kopie

Openbaar faillissementsverslag rechtspersoon (ex art. 73A Fw.)

~ A 2005/1/16. ARREST van 28 juni Procestaal : Nederlands. ARRET du 28 juin 2007 BOVEMIJ VERZEKERINGEN N.V.

EERSTE OPENBAAR VERSLAG EX ART. 73A FAILLISSEMENTSWET. : Ubiks B.V., voorheen genaamd Beagle Creative Marketing Agency B.V.

Datum van inontvangstneming : 16/01/2019

Datum van inontvangstneming : 02/02/2015

OVEREENKOMST TOT OVERDRACHT VAN AANDELEN (Kort naamloze vennootschap)

Hof van Cassatie van België

Outlets in moeilijkheden. gerechtelijke reorganisatie : werkbare oplossing of ongepast?

FAILLISSEMENTSVERSLAG (ex art. 73a Fw.) TEVENS EINDVERSLAG

Borsboom & Hamm a d v o c a t e n Het papieren verslag is identiek aan het digitale verslag.

Datum van inontvangstneming : 22/02/2013

VIERDE OPENBARE FAILLISSEMENTSVERSLAG EX ARTIKEL 73A FW INZAKE HET FAILLISSEMENT VAN DEES ONROEREND GOED B.V.

FAILLISSEMENTSVERSLAG (ex art. 73a Fw.) Nummer: 1 Datum: 3 augustus 2009

Wijzigingen en aanvullingen ten opzichte van vorige verslagen worden hieronder cursief aangegeven.

Instantie. Onderwerp. Datum

: GENESIS 030 B.V. : *** 2013 *** , ,--

Bijlage 1 Openbaar faillissementsverslag rechtspersoon (ex art. 73A Fw.)

OPENBAAR VERSLAG NR. 4 EX ARTIKEL 73A FAILLISSEMENTSWET

Instelling. Onderwerp. Datum

Datum van inontvangstneming : 31/01/2013

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

VIJFDE OPENBARE FAILLISSEMENTSVERSLAG EX ARTIKEL 73A FW INZAKE HET FAILLISSEMENT VAN DEES ONROEREND GOED B.V.

Transcriptie:

Datum van inontvangstneming : 25/06/2012

Vertaling C-251/12-1 Datum van indiening: 22 mei 2012 Verwijzende rechter: Zaak C-251/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Rechtbank van Koophandel te Brussel (België) Datum van de verwijzingsbeslissing: 26 april 2012 Verzoekende partij: Verwerende partij: Christian van Buggenhout en Ilse van de Mierop, advocaten, (curatoren van de faillissementsboedel van Grontimmo SA) Banque Intenationale à Luxembourg NL

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 22. 5. 2012 ZAAK C-251/12 IN DE ZAAK Christian VAN BUGGENHOUT & Ilse VAN DE MIEROP, advocaten, gevestigd te Brussel [(België)], handelend in hun hoedanigheid van curatoren van de SA GRONTIMMO [verzoekers], TEGEN SA BANQUE INTERNATIONALE A LUXEMBOURG, voorheen DEXIA BANQUE INTERNATIONALE A LUXEMBOURG,, gevestigd te Luxemburg/Groothertogdom Luxemburg [verweerster]. Na beraadslaging wijst de Rechtbank van Koophandel het volgende vonnis: SAMENVATTING VAN DE FEITEN Op 11 mei 2006 is de SA GRONTIMMO [(hierna: Grontimmo )] tot faillietverklaring voor de Rechtbank van Koophandel te Brussel gedaagd. Op 12 mei 2006 heeft een van de aandeelhouders van Grontimmo, de NV GRONTMIJ REAL ESTATE BELGIUM [(hierna: Grontmij )], de 780 aandelen die zij in het kapitaal van die vennootschap bezat, verkocht aan een andere aandeelhouder, de SA IMMOBILIÈRE DU QUARTIER DES ARTS [(hierna: Immobilière du quartier des arts )]. Als gevolg van deze transactie is Immobilière du quartier des arts eigenaar geworden van 100 % van de aandelen van Grontimmo. [Zij] heeft vervolgens een aandeel overgedragen aan de NV FRANCS, een te Antwerpen gevestigde vennootschap naar Belgisch recht. Op 22 en 24 mei 2006 zijn twee cheques ten belope van respectievelijk 645 000 EUR et 755 000 EUR uitgeschreven ten voordele van Grontimmo. Deze cheques zouden door Grontmij en Immobilière du quartier des arts zijn uitgeschreven ter gedeeltelijke betaling van hun schulden in rekeningcourant jegens Grontimmo. Op 29 mei 2006 heeft de jaarlijkse algemene vergadering van Grontimmo de rekeningen van de vennootschap op 31 december 2005 goedgekeurd. Daarin waren als enige activa de schuldvorderingen op Grontmij en Immobilière du quartier des arts opgevoerd. Eveneens op 29 mei 2006 heeft Immobilière du quartier des arts een overeenkomst betreffende de verkoop van de 1 561 aandelen van Grontimmo gesloten met KOSTNER DEVELOPMENT INC. [(hierna: Kostner )]. Deze 2

VAN BUGGENHOUT EN VAN DE MIEROP (FAILLISSEMENT GRONTIMMO) vennootschap naar Panamees recht was korte tijd daarvoor, namelijk op 29 maart 2006, opgericht. De 1 561 aandelen zijn verkocht tegen de prijs van 25 000 EUR. Nog dezelfde dag zijn nieuwe bestuurders van Grontimmo aangewezen. Nog steeds op 29 mei 2006 hebben Grontimmo en Kostner een overeenkomst gesloten waarbij Kostner aan Grontimmo onder bezwarende titel een aankoopoptie voor een bedrag van 1 400 000 EUR zou hebben verleend. Deze aankoopoptie had betrekking op de aandelen van de SA GALIA FRANCE, een vennootschap naar Luxemburgs recht, en van de NV ANDICOURI, een vennootschap naar het recht van de Nederlandse Antillen. Op 31 mei 2006 is een tussenbalans voor de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 mei 2006 opgesteld, waarin bovengenoemde schuldvorderingen werden opgevoerd voor een bedrag van 14 663,08 EUR en waarin ook melding werd gemaakt van een bedrag van 1 400 013,51 EUR aan liquide middelen. Op dezelfde datum, dus 20 dagen na de dagvaarding tot faillietverklaring, is bij DEXIA INTERNATIONALE Luxembourg [(hierna: Dexia Luxembourg )] een eerste rekening op naam van Grontimmo geopend. Vervolgens hebben de nieuwe bestuurders van Grontimmo de bank op 2 juni 2006 opdracht gegeven om (i) een rekening te openen om de twee respectievelijk door de aandeelhouder en de voormalige aandeelhouder van de vennootschap uitgeschreven cheques te incasseren en (ii) ten voordele van Kostner en ten laste van Grontimmo een DEXIA-bankcheque uit te schrijven voor een bedrag van 1 400 000 EUR. Op 14 juni 2006 is het bedrag van de twee cheques op de rekening bijgeschreven. Op 22 juni 2006 is bij Dexia Luxembourg een tweede rekening op naam van Grontimmo geopend. Op dezelfde datum is een bedrag van 1 399 755 EUR van de eerste rekening op de tweede rekening overgeschreven. Op de terechtzitting die op 29 juni 2006 in het kader van de faillissementsprocedure voor de Rechtbank van Koophandel te Brussel heeft plaatsgevonden, is niet gerept van het bestaan van die twee rekeningen en 3

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 22. 5. 2012 ZAAK C-251/12 overigens ook niet van de twee bovengenoemde cheques die de vennootschap eind mei 2006 had ontvangen. Op 3 juli 2006 heeft de raadsman van Grontimmo in het kader van de faillissementsprocedure een verzoekschrift tot heropening van de debatten neergelegd. [Volgens] [d]it verzoekschrift heeft Grontimmo pas na de terechtzitting van 29 juni 2006 kennis kunnen nemen van de gedeeltelijke betaling per cheque door de huidige en de vorige aandeelhouder van Grontimmo van hun schulden in rekening-courant, en beschikte Grontimmo [dus] over voldoende liquide middelen. Bij die gelegenheid is geen enkele informatie verstrekt over de overeenkomst waarbij aan Kostner een optie is verleend, en evenmin over de via in Luxemburg geopende rekeningen lopende transacties, ofschoon die transacties overduidelijk invloed hadden op de liquide middelen van de vennootschap. Op 4 juli 2006 heeft de Rechtbank van Koophandel te Brussel Grontimmo failliet verklaard. Op die datum heeft de gefailleerde dus van rechtswege het beheer over al zijn goederen verloren. Dit verlies van het beheer ging van rechtswege in op het eerste uur van die dag. Op 5 juli 2006, dus de dag na de faillietverklaring, heeft verweerster echter van de rekening van Grontimmo cheque nr. A026523 uitbetaald. Deze cheque was ten voordele van Kostner uitgeschreven ter betaling van de prijs voor het verlenen van bovengenoemde aankoopoptie. Deze cheque is uitgeschreven op 5 juli 2006 en is op dezelfde dag uitbetaald. Bij brief van 21 september 2006 hebben [verzoekers] verweerster aangemaand om bovengenoemd bedrag op de rekening van de faillissementsboedel van Grontimmo over te schrijven omdat die betaling was verricht ondanks het feit dat de gefailleerde het beheer over zijn goederen had verloren, en dus niet aan de boedel kon worden tegengeworpen. Bij brief van 2 oktober 2006 heeft verweerster de verrichte betaling trachten te rechtvaardigen met een beroep op artikel 24 van verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures, waarbij zij heeft verklaard dat zij geen weet had van het faillissement van Grontimmo en om die reden het bovengenoemde bedrag niet aan de faillissementsboedel moet terugbetalen. 4

VAN BUGGENHOUT EN VAN DE MIEROP (FAILLISSEMENT GRONTIMMO) BESPREKING 1. HET EUROPESE RECHT Verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures is van toepassing op grensoverschrijdende insolventieprocedures. Zij is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten en is verbindend in al haar onderdelen. Artikel 4 van de verordening bepaalt dat de insolventieprocedure en de gevolgen daarvan worden beheerst door het recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan de insolventieprocedure wordt geopend. Dit recht bepaalt, in beginsel, onder welke voorwaarden de insolventieprocedure wordt geopend, verloopt en wordt beëindigd. Deze verordening voert ook het beginsel is dat elke beslissing inzake een insolventieprocedure die door een volgens de verordening (artikelen 16 en 17) bevoegde rechterlijke instantie van een andere lidstaat is genomen, in alle lidstaten automatisch en onmiddellijk wordt erkend. In artikel 21 van deze verordening wordt bepaald dat de curator van de insolventieprocedure kan verzoeken dat de hoofdzaken van de beslissing tot opening van de insolventieprocedure [...] in elke andere lidstaat openbaar worden gemaakt volgens de in die lidstaat geldende openbaarmakingsregels. Dit artikel moet worden gelezen en begrepen in samenhang met punt 29 van de considerans van de verordening, dat luidt als volgt: In het belang van het economisch verkeer moet de wezenlijke inhoud van de beslissing tot opening van de procedure op verzoek van de curator worden bekendgemaakt in de andere lidstaten. Bekendmaking kan dwingend worden voorgeschreven wanneer zich in de betrokken lidstaat een vestiging bevindt. De Europese wetgever heeft het wenselijk geacht dat de curator kan verzoeken om bekendmaking in de lidstaat van [elke] bij de insolventieprocedure [betrokken partij]. Ofschoon de Europese wetgever een dergelijke bekendmaking niet verplicht heeft gesteld en het in fine aan de curator heeft overgelaten, te beoordelen of een dergelijke bekendmaking noodzakelijk is, heeft hij daarentegen in artikel 24 van zijn verordening bepalingen opgenomen ter bescherming van de derde te goeder trouw. In dat artikel 24 wordt bepaald: 5

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 22. 5. 2012 ZAAK C-251/12 1. Degene die in een lidstaat een verbintenis uitvoert ten voordele van de schuldenaar die is onderworpen aan een in een andere lidstaat geopende insolventieprocedure terwijl hij die verbintenis had moeten uitvoeren voor de curator van die procedure, wordt bevrijd indien hij niet van de opening van de procedure op de hoogte was. 2. Degene die deze verbintenis heeft uitgevoerd vóór de in artikel 21 bedoelde openbaarmakingsmaatregelen wordt, totdat het tegendeel is bewezen, vermoed niet van de opening van de insolventieprocedure op de hoogte te zijn geweest; degene die deze verbintenis heeft uitgevoerd na de in artikel 21 bedoelde openbaarmakingsmaatregelen wordt, totdat het tegendeel is bewezen, geacht van de opening van de procedure op de hoogte te zijn geweest. Dit artikel moet worden gelezen en begrepen in samenhang met punt 30 van de considerans van de verordening, dat luidt als volgt: Het kan voorkomen dat sommige betrokkenen niet van de opening van de procedure op de hoogte zijn en te goeder trouw in strijd met de nieuwe situatie handelen. Ter bescherming van dergelijke personen, die niet op de hoogte zijnde van de opening van de procedure in het buitenland een verbintenis ten voordele van de schuldenaar uitvoeren die zij eigenlijk voor de buitenlandse curator hadden moeten uitvoeren, moet ervoor worden gezorgd dat deze uitvoering of betaling een bevrijdend karakter heeft. 2. HET BELGISCHE RECHT Artikel [1]4 van de Belgische faillissementswet van 8 augustus 1997 bepaalt dat elk vonnis van faillietverklaring bij voorraad en op de minuut uitvoerbaar is vanaf de uitspraak, waarbij het vonnis van faillietverklaring ingaat op 0.00 uur van de dag van de uitspraak ervan en vanaf die datum al zijn effecten sorteert. In artikel 16 van de faillissementswet wordt gepreciseerd dat [t]e rekenen van de dag van het vonnis van faillietverklaring [...] de gefailleerde van rechtswege het beheer over al zijn goederen [verliest], zelfs over de goederen die hij mocht verkrijgen terwijl hij zich in staat van faillissement bevindt. Deze beginselen dienen op het onderhavige geval te worden toegepast. Dexia Luxembourg heeft op 5 juli 2006 een bankcheque uitbetaald die zij overeenkomstig een schriftelijke opdracht die zij op 2 juni 2006 van Grontimmo had gekregen, ten voordele van Kostner had uitgeschreven. Op de dag van de uitbetaling beschikte de [bank] over geen enkel middel om te vernemen dat Grontimmo enkele uren voordien failliet was verklaard. 6

VAN BUGGENHOUT EN VAN DE MIEROP (FAILLISSEMENT GRONTIMMO) Verweerster werd pas op 21 september 2006 op de hoogte gebracht van dit vonnis van faillietverklaring, daar de curatoren het niet nodig hadden geacht een uittreksel van dit vonnis te doen bekendmaken in het Mémorial Luxembourgeois (Luxemburgs staatsblad) en het zelfs niet nodig hadden geacht om contact op te nemen met Dexia Luxembourg om deze ervan te verwittigen dat de vennootschap het beheer over haar goederen had verloren en dat bijgevolg naar Belgisch recht de lastgeving van deze vennootschap aan verweerster ten gevolge van dit vonnis was beëindigd. In elk geval kan van een bankinstelling van een lidstaat van de Europese Unie niet rechtmatig worden verlangd dat zij dagelijks bij alle griffies van de rechtbanken van de koophandel van de Europese Unie navraag doet om zich ervan te vergewissen dat haar buitenlandse klanten niet aan een insolventieprocedure onderworpen zijn. Precies daarom wordt in de verordening bepaald dat de curator, ingeval het voor hem niet mogelijk is om rechtstreeks contact op te nemen met de belanghebbende partijen die zich op het grondgebied van een andere lidstaat bevinden, een uittreksel van die beslissing in de lidstaat van de belanghebbende partij kan doen bekendmaken. De curatoren van Grontimmo hebben geen dergelijke bekendmaking verricht ofschoon zij wisten of hadden moeten weten dat de vennootschap vermogen in het buitenland had. Verweerster dient dus het voordeel van het vermoeden van artikel 24, lid 2, van de verordening te genieten. De door Grontimmo bepleite restrictieve uitlegging van de bepalingen van artikel 24 van de verordening en in het bijzonder van de woorden ten voordele van de schuldenaar die slechts zouden zien op betalingen die rechtstreeks in handen van de gefailleerde schuldenaar worden verricht zou dit artikel elke inhoud ontnemen en een discriminatie creëren tussen de derde te goeder trouw die zijn verbintenis rechtstreeks in handen van de gefailleerde schuldenaar nakomt, en degene die zijn verbintenis op verzoek van de gefailleerde in handen van de schuldeiser van de gefailleerde schuldenaar nakomt. Verweerster kan niet geloven dat een dergelijke uitlegging overeenkomt met de bedoeling van de Europese wetgever, aangezien zij er de facto zou op neerkomen dat van de Europese banken wordt geëist dat zij de uitvoering van elke betalingsopdracht van een buitenlandse (uit een ander lidstaat afkomstige) klant opschorten totdat zij van de griffie of van de bevoegde autoriteit een attest van niet-faillissement hebben verkregen, dat bovendien slechts geldig zou zijn voor de dag zelf waarop het wordt afgegeven (en dus zeer waarschijnlijk geen enkele bewijswaarde zal hebben op het tijdstip waarop het wordt ontvangen door de bank die het heeft aangevraagd... ). 7

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 22. 5. 2012 ZAAK C-251/12 Het is overduidelijk dat een dergelijke uitlegging bovendien rechtsonzekerheid in het handelsverkeer en het financiële verkeer tussen de lidstaten zal meebrengen, hetgeen kennelijk in strijd is met de fundamentele Europese beginselen en belangen. Een dergelijke vraag is ontegenzeglijk van belang voor alle lidstaten en voor de marktdeelnemers die de economische en financiële structuur van de Europese Unie vormen, en verdient dus definitief te worden beslecht. Bijgevolg dient aan het Hof van Justitie van de Europese Unie een prejudiciële vraag betreffende de uitlegging van artikel 24 van verordening (EG) nr. 1346/2000 van 29 mei 2000 te worden voorgelegd. OM DEZE REDENEN legt de Rechtbank van Koophandel het Hof van Justitie van de Europese Unie overeenkomstig artikel 234 EG- Verdrag de volgende prejudiciële vraag voor: Moeten de woorden verbintenis [...] ten voordele van de schuldenaar in artikel 24 van verordening (EG) nr. 1346/2000 van 29 mei 2000 aldus worden uitgelegd dat zij ook een op verzoek van de gefailleerde schuldenaar verrichte betaling aan een schuldeiser van deze laatste omvatten wanneer de partij die deze betalingsverplichting voor rekening en ten voordele van de gefailleerde schuldenaar is nagekomen, op dat ogenblik geen weet had van het feit dat in een andere lidstaat met betrekking tot de schuldenaar een insolventieprocedure was geopend? 8