Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Regeling normen studiefinanciering 2007

Wijziging van enkele onderwijswetten om deze meer te laten aansluiten bij de Algemene wet bestuursrecht

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

ARTIKEL I. Wet studiefinanciering 2000 In de Wet studiefinanciering 2000 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

Regeling normen studiefinanciering 2008

Regeling normen studiefinanciering 2006

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Welkom bij DUO. Johannes Bos Servicekantoor Enschede

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Voorstel van wet. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds ARTIKEL I. REGELING NORMEN WSF 2000, WTOS EN WSF BES

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bijlage studiefinanciering en terugbetalen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

No.W /I 's-gravenhage, 13 juni 2013

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met een wijziging van de rente op de lening hoger onderwijs

Regeling studiefinanciering 2000

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2 Aflossing studieschuld bij leenstelsel

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Aflossing studieschuld bij sociaal leenstelsel Uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, Dit advies, gedateerd 13 juni 2013, nr. W , bied ik U hierbij aan.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Premiekorting voor jongere werknemer

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Besluit van houdende uitwerking van de voorwaarden voor de terugbetaling van het levenlanglerenkrediet gelijktijdig met een reguliere studielening

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Toetsingskader Sociale leningen studiefinanciering

Uitvoeringsregeling experimentenwet vooropleidingseisen, selectie en collegegeldheffing

Regeling studiefinanciering 2000

Studiefinanciering Bijverdienen 2017

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Studiefinanciering Bijverdienen 2019

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Onderwerpen. 1. Tegemoetkoming scholieren. 2. Studievoorschot, de nieuwe studiefinanciering. 3. Aanvragen en aanmelden

Nieuwe voorwaarden. Terugbetalen Fineb studieschuld

Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

10. Een WBSO-verklaring

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Regeling studiefinanciering BES wordt als volgt gewijzigd:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Studiefinanciering Bijverdienen 2015

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1990-1991 21890 Nr. 3 Wijziging van de Wet op de studiefinanciering onder meer in verband met verlaging van het maximum van de rentedragende lenirig in het eerste jaar van de studie ïn het HO, het direct berekenen van marktconforme rente bij opname van studieleningen en wijziging van de bijverdienregeling (heroriëntering studiefinanciering III) MEMORIE VAN TOELICHTING 1. Algemeen 1.1. Inleiding Het onderhavige wetsvoorstel dient, te zamen met een aantal andere voorstellen tot wijziging van de Wet op de studiefinanciering (WSF; Stb. 1988, 336), ter uitwerking van de maatregelen aangekondigd in de nota Heroriëntering studiefinanciering (Kamerstukken II, 1989/1990, 21 300 VIII, nr. 78). De noodzaak van die maatregelen wordt in genoemde nota toegelicht. Kort samengevat heeft het sterk gestegen beroep op studiefinanciering het noodzakelijk gemaakt het stelsel door te lichten. De hoofduitgangspunten van het stelsel te weten: - het scheppen van waarborgen voor de toegankelijkheid en - de vergroting van de ouderonafhankelijkheid worden beïnvloed door een drietal randvoorwaarden:. technische uitvoerbaarheid,. betaalbaarheid en. efficiënte leerwegen. De heroriëntering dwingt, gegeven deze randvoorwaarden, tot een prioriteitstelling binnen de hoofduitgangspunten. Omdat studiefinan ciering in de eerste plaats een doeluitkering is voor het volgen van onderwijs wordt gekozen voor het handhaven van toegankelijkheid en betaalbaarheid boven financiële zelfstandigheid en ouderonafhanke lijkheid. Het betreft hier met name de maatregelen die betrekking hebben op de rentedragende lening en op de bijverdienregeling. Op 25 en 26 juni 1990 vond overleg plaats met de Studentenkamer naar aanleiding van de nota Heroriëntering studiefinanciering, nadat voordien op 11 april indringend overlegd was over procesgang en hoofd kaders voor het beleid. In het genoemde overleg in juni zijn de stand punten van de deelnemende studentenorganisaties beproken. Aan het eind van het overleg constateerden de organisaties dat er onvoldoende ruimte was om in te gaan op hun als alternatieven gepresenteerde denkbeelden. 015648F ISSN0921-7371 SDU uitgeverij 's-gravenhage 1 990

1.2. Berekening van rente vanaf het begin van de studie Momenteel wordt aan de studerende tijdens de studie geen rente in rekening gebracht. In de nota Heroriëntering studiefinanciering is de keuze gemaakt om de rente tijdens de studie aan de studerende in rekening te brengen. Dit betekent een verschuiving van de lasten van de publieke sector naar de private sector. Anders gezegd, de overheid beperkt haar uitgaven aan inkomenssubsidies en kan het geld besteden aan uitgaven die naar haar mening een hogere prioriteit hebben. Voor de studerende is het belangrijk om zo mogelijk van te voren af te wegen of een investering in het volgen van onderwijs er een is die een hoog rendement oplevert. Als de investering vrucht draagt, dus na het beëindigen van de studie, behoeven de lening en de geaccumuleerde rente pas te worden terugbetaald. Het terugbetalingsregime, met inbegrip van de draagkrachtmeting, blijft volledig gehandhaafd. Ook als in financiële zin de vruchten van de studie onverhoopt laag zullen zijn, zal de terugbetalingsverplichting in een redelijke verhouding staan tot het verdiende inkomen. Op deze wijze wordt de toegankelijkheid van het onderwijs gewaarborgd. 1.3. De hoogte van het rentepercentage De rente die momenteel berekend wordt na het beëindigen van de studie, ligt een half procentpunt beneden het gemiddeld effectief rendement op openbare leningen. Voorgesteld wordt een voor de kapitaalverwerving kostendekkende rente in rekening te brengen, zowel tijdens als na de studie. De precieze hoogte van het rentepercentage is afhankelijk van de krapte op de kapitaalmarkt, en is dus op voorhand niet te bepalen. Daarom is er in dit wetsvoorstel dan ook geen percentage opgenomen, omdat dit het hoogst denkbare zou worden en dus onvoordelig voor (ex-)studerenden. De minister van Onderwijs en Wetenschappen stelt in dit wetsvoorstel jaarlijks in november het rentepercentage vast, en wel zodanig dat de rentevergoeding aan de kapitaalverschaffers en de kosten van de lening, inclusief de apparaatskosten en de kosten die samenhangen met overlij densrisico en risico dubieuze debiteuren, worden gedekt. 1.4. Variabele lening hoger onderwijs Bij de behandeling van de nota Heroriëntering studiefinanciering door de Tweede Kamer der Staten-Generaal is geconcludeerd tot een regeling die de drempel voor de toegang tot het hoger onderwijs verlaagt, door de rentedragende lening ten behoeve van het eerste jaar te verlagen en later meer te laten lenen, als de studerenden meer zicht kunnen hebben op het individuele profijt van het volgen van hun opleiding. Voorgesteld wordt de lagere lening te verstrekken gedurende de eerste twaalf maanden waarin studiefinanciering wordt genoten. Op deze manier wordt er zorg voor gedragen, dat ook de studerenden die instromen als zij 17 jaar zijn, een drempelverlaging tegemoet kunnen zien en wordt de uitvoering beter mogelijk gemaakt. Voor het eerste jaar hoger onderwijs wordt de lening niet op f 3 500 (voor het w.o.) dan wel f 2 500 (voor het h.b.o.) vastgesteld, maar op f 3 000 respectievelijk f 2 000. Tegelijkertijd wordt voor de latere jaren de lening vastgesteld op f 3 725 en f 2 725. Hiermee wordt zowel voor de eerstejaars de stap naar het hoger onderwijs gemakkelijker gemaakt (de aanvullende beurs wordt groter) als het lang studeren onaantrekkelijk gemaakt (na drie jaar wordt de gemiddelde maximale schuld per jaar

hoger dan de gemiddelde huidige maximale schuld per jaar). 1.5. Bijverdientnogelijkheden Behalve op grond van het ouderlijk inkomen wordt de studiefinan ciering ook gekort als gevolg van eigen inkomen van de studerende of inkomen van de partner. De korting op basis van eigen inkomen of partnerinkomen valt thans echter voor verschillende studerenden anders uit. Als een studerende, op grond van het ouderlijk inkomen, de maximale studietoelage ontvangt, wordt op die toelage gekort zodra de studerende meer inkomsten heeft dan circa f 2 500 per jaar. Als een studerende echter alleen recht heeft op de basisbeurs, begint de korting pas als er meer inkomsten zijn dan circa f 10 000 per jaar. In dit wetsvoorstel wordt een «vrijstellingsbedrag» voorgesteld van f 670 per maand, dat is ruim f 8 000 per jaar. Hierdoor wordt elke stude rende die substantieel bijverdient, in staat gesteld het leenbedrag geheel of gedeeltelijk vervroegd af te lossen en dus de studieschuld te vermin deren of relatief laag te houden. Als een studerende meer verdient dan f 670 per maand, wordt dit meerdere volledig gekort op de basisbeurs (en daarna eventueel op de aanvullende beurs en vervolgens op de lening). Dit betekent dat er twee elementen veranderen. In de eerste plaats wordt er meteen 100% gekort in plaats van dat er eerst een zone is waarin er 75% wordt gekort. In de tweede plaats is de volgorde van de bestanddelen van het budget veranderd. Ter vergroting van de gelijkheid van studerenden met en zonder aanvullende financiering, vindt de korting eerst plaats op de basisbeurs omdat alle studerenden deze ontvangen. Bovendien wordt voorgesteld de draagkracht van de studerende en/of de partner van de studerende niet alleen ten laste te brengen van de toelage van de maand waarin deze draagkracht ontstaat, maar ook van maand tot maand ten laste van de toelagen van de overige maanden van het studiefinancieringstijdvak teneinde zoveel mogelijk draagkracht te verrekenen. Indien iemand gedurende een periode geen studerende is - bijvoor beeld om in die periode neveninkomsten te verwerven - om vervolgens weer studerende te worden, wordt die periode toegevoegd aan de beide aangrenzende studiefinancieringstijdvakken die daardoor tot één studiefi nancieringstijdvak samengevoegd worden, voor zover de periode van onderbreking tussen 31 januari en 1 december ligt. De inkomsten verworven in die periode tellen volledig mee voor het bepalen van de draagkracht in het studiefinancieringstijdvak, dat voor de verrekening van eigen inkomsten geacht wordt niet onderbroken te zijn geweest. Conse quentie van het toevoegen van een periode van onderbreking van de studie aan een studiefinancieringstijdvak is voorts dat de studerende in die periode van onderbreking ook draagkrachtvrije voet krijgt. Om een voorbeeld te geven: indien een studerende op 30 november ophoudt studerende te zijn en op 1 maart daaropvolgend weer stude rende wordt, wordt de maand december toegevoegd aan het voorlig gende studiefinancieringstijdvak, en worden de eerste 2 maanden van het nieuwe jaar toegevoegd aan het volgende studiefinancieringstijdvak. 2. Uitvoering van maatregelen door de Informatiseringsbank Uitvoering van de maatregelen door de Informatiseringsbank is mogelijk op de aangegeven tijdstippen. Het vereist echter majeure aanpassingen van de geautomatiseerde systemen die een doorlooptijd van meerdere jaren hebben. Het berekenen van rente over het studiefi

nancieringstijdvak 1992 zal na afloop van die periode kunnen piaats vinden. 3. Financiële gevolgen De maatregelen leiden tot verhoging van de uitgaven voor het Rijk ter grootte van (x f 1 mln): 1991 1992 1993 1994 1995 struct. bijverdienregeling 0 +10 +10 +10 +10 +10 variabele lening 0 + 8 0 0 0 0 Deze uitgaven wijken voor 1991 en 1992 af van de bedragen die zijn gepresenteerd in de nota Heroriëntering studiefinanciering. Dit is het gevolg van het ingaan van de wijziging van de bijverdienregeling per 1 januari 1992. Derhalve zijn er geen kosten in 1991. Voorts is er sprake van een kasverschuiving ten behoeve van het verlagen van de rentedra gende lening voor de eerstejaars studerenden in het hoger onderwijs. Het marktconform maken van de rente voor de met ingang van 1 januari 1992 verstrekte leningen, heeft geen zichtbare gevolgen voor de Rijksbegroting. Het leidt tot een vermindering van de door het Ministerie van Financiën gedragen rentebetaling van f 5 mln in 1995, oplopend tot ongeveer f 200 mln in 2010. 4. Deregulering Dit wetsvoorstel is getoetst aan de Aanwijzingen inzake de toetsing van ontwerpen van wet en van algemene maatregel van bestuur en blijkt geen bezwaren uit dien hoofde te ontmoeten. 5. Positie van meisjes en vrouwen De positie van meisjes en vrouwen wordt door de hier voorgestelde wijzigingen niet beïnvloed, althans niet anders dan de positie van jongens en mannen. 6. Artikelen Artikel I, Onderdeel A (Artikel 17) Voor de eerste 12 maanden waarin studiefinanciering wordt genoten wegens het volgen van een studie in het wetenschappelijk onderwijs en het hoger beroepsonderwijs wordt het maximum van de rentedragende lening verlaagd. Omdat het maandbudget niet wijzigt wordt deze verlaging voor rechthebbenden gecompenseerd in de aanvullende beurs. Onderdelen B en D ten 2 (Artikelen 18 en 26, vijfde lid) In artikel 32a, tweede lid laatste volzin, is bepaald dat de toekenning van de reisvoorziening vervalt op het tijdstip dat recht op studiefinan ciering vervalt. Indien draagkracht met terugwerkende kracht wordt verrekend met reeds in maanden van het studiefinancieringstijdvak uitge keerde studiefinanciering, waardoor de studiefinanciering in deze maanden nihil wordt komt alsnog eveneens de toegekende reisvoor ziening te vervallen. Ingeval van korting werd tot dusver de basisbeurs als laatste bestanddeel van de studiefinanciering weggekort. Door de wijziging van artikel 18 wordt het mogelijk dat de basisbeurs is weggekort en er dan i

toch nog een recht op studiefinanciering overblijft en dus ook recht op de reisvoorziening. Onderdelen B ten 1 en C (Artikelen 18, derde lid en 20) De bijverdienregeling terzake van eigen inkomsten van de studerende of diens partner was tot dusverre zo gestructureerd dat het kind van ouders met een hoog inkomen de vrije voet (artikelen 26 en 27) plus de ouderlijke bijdrage (artikel 20) kon inverdienen voordat er gekort werd. Het kind met een maximale beurs had alleen de vrije voet en werd daarboven meteen gekort. Dit verschil is nu opgeheven door de korting te laten beginnen bij de basisbeurs en door artikel 20 te schrappen. Onderdelen D en E (Artikelen 26 en 27) De bijverdienregeling wordt vereenvoudigd door de franchise te verhogen van bijna f 2 500 per jaar tot ruim f 8 000 per jaar onder gelijk tijdige afschaffing van de regel die thans is neergelegd in het vijfde lid dat bij overschrijding van de franchise eerst over een bepaald bedrag nog 75% wordt gekort voordat de korting van 100% intreedt. Voorgesteld wordt nu in het vijfde lid te regelen dat draagkracht van een studerende die wordt gemeld voor een bepaalde maand in een studiefinancieringstijdvak en die zo hoog is dat die draagkracht met het vervallen van de aanspraak op studiefinanciering in die maand niet is verrekend, vervolgens voor het overblijvende deel ten laste komt van de studiefinanciering in de resterende maanden van het studiefinancierings tijdvak en, indien dan nog niet alle draagkracht is verrekend, ten laste komt van de maanden van het studiefinancieringstijdvak die aan die bepaalde maand zijn voorafgegaan. Voorts zij verwezen naar paragraaf 1.5. Onderdeel F (Artikel 35) Voorgesteld wordt het rentepercentage niet langer lager vast te stellen dan het percentage van het gemiddeld effectief rendement van openbare leningen. Bovendien wordt een opslag op dat percentage voorgesteld waaruit worden gedekt de apparaatskosten die worden gemaakt voor het aantrekken van de gelden ten behoeve van de rentedragende leningen, alsmede de kosten die ontstaan door het niet terugbetalen van studiele ningen als gevolg van overlijdensrisico en risico dubieuze debiteuren (niet uiteraard het draagkrachtrisico). Onderdeel G (Artikel 36) Nu wordt voorgesteld de renteberekening op leningen niet langer te laten ingaan bij de aanvang van de terugbetalingsperiode maar direct te laten ingaan bij het opnemen van lening, dient artikel 36 te worden aangepast. Onderdeel H (Artikel 54) Ter vereenvoudiging van het stelsel van indexering wordt voorgesteld de aanpassing van de draagkrachtvrije voeten te schrappen nu in dit wetsvoorstel eveneens wordt voorgesteld de bijverdienregeling, die resulteert in een draagkrachtvrije voet, aanzienlijk te verruimen.

Artikel II In dit artikel wordt gewaarborgd, dat met betrekking tot leningen die werden opgenomen voor 1 januari 1992, geen wijziging plaatsvindt in de condities voor de vaststelling van het rentepercentage en voor de berekening van de rente. Deze leningen worden dan ook niet rente dragend tijdens de studie. Dit geldt wel voor de leningen die met ingang van 1 januari 1992 worden verstrekt. Artikel III Om uitvoeringstechnische redenen kunnen de berekeningen met betrekking tot de renteberekening voordat de terugbetalingsperiode is aangevangen worden gemaakt vanaf 1 januari 1993. Alsdan is wel terugrekening mogelijk over het kalenderjaar 1992. Daarom kan de regeling als zodanig in werking treden op 1 januari 1992. De renteberekening over opgenomen rentedragende leningen vanaf de aanvang van de terugbetalingsperiode blijft in het kalenderjaar 1992 gehandhaafd. De Minister van Onderwijs en Wetenschappen, J. M. M. Ritzen De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, P. Bukman