gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 16 juni 2005;

Vergelijkbare documenten
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 16 juni 2005;

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand 2004

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 oktober, nr. ;

De raad van de gemeente (Leek Marum en Noordenveld ;)

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 26 augustus 2010;

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand

RE-INTEGRATIEVERORDENING WWB, IOAW EN IOAZ 2012

Verordening Re-integratie en activering Lansingerland 2013

c. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

De basis voor de verordening is neergelegd in artikel 8, eerste lid onder a en tweede lid en artikel 10 eerste en tweede lid:

GEMEENTEBLAD 2004 nr. 150

Reïntegratieverordening. werk en bijstand

REÏNTEGRATIEVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND RIJSWIJK 2005

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2009

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 oktober 2004, nummer 2004/127

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Grave,

Uitvoeringsbesluit Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand

Gezien het voorstel inzake Gewijzigde WWB-verordeningen na aanscherping WWB (Gem. blad Afd. A 2012, no. );

Re-integratieverordening Participatiewet WIHW 2017 gemeente Oud-Beijerland. Artikel 2. Verplichtingen van de persoon uit de doelgroep

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Oss,

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving) Datum uitwerkingtreding

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand Gemeente Ede 2012

Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren d.d.

Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ gemeente Lemsterland. gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d.

RE-INTEGRATIEVERORDENING PARTICIPATIEWET 2015

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 22 november 2011,

Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 1 van 2

werknemers als bedoeld in artikel 10, tweede lid van WWB. Re-integratieverordening

Beleidsgegevens. Vastgesteld op : september 2007 De wijziging treedt in werking op: 1 januari Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

RAADSBESLUIT. gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d ;

BELEIDSREGELS PARTICIPATIE Behorend bij de Participatieverordening Grondslag

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand.

Portefeuillehouder: J. Steen Behandelend ambtenaar:j.w.t. van Bragt, (t.a.v. J. W. T. van Bragt)

vast te stellen de Re-integratieverordening gemeente Doetinchem 2012.

Gemeente Bergen op Zoom - Re-integratieverordening Participatiewet

Beleidsregels Re-integratie Participatiewet 2015

Re-integratieverordening Participatiewet 2015, gemeente Zundert

Re-integratieverordening Participatiewet Deurne 2015

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 november 2014;

Zundertse Regelgeving Wetstechnische informatie

Beleidsregels Re-integratie Participatiewet

Beleidsregels Uitstroompremies Wwb, Ioaw en Ioaz

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2013

Re-integratie verordening Gemeente Nieuwkoop 2014

GEMEENTE VA LKEN SWAARD. De Raad van de gemeente Valkenswaard,

VERORDENING RE-INTEGRATIE WET WERK EN BIJSTAND 2012 Pag.1/8

*Z C* Beslispunten 1. Aan u wordt voorgesteld de Reintegratieverordening Goeree-Overflakkee met ingang van 1 januari 2013 vast te stellen.

Nr.: 11 Onderwerp: Reïntegratieverordening WWB gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 1 september 2009;

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Borger-Odoorn

Premieverordening 2012

Reïntegratieverordening

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 april 2011;

CVDR. Nr. CVDR80772_3. Participatieverordening Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Reintegratieverordening Wwb, IOAW, IOAZ Heemstede 2012

Re-integratieverordening wet werk en bijstand Gouda 2010

Beleidsregels Re-integratie Participatiewet 2016

Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013

Inhoudsopgave. Verordening Re-integratie WWB, IOAW en IOAZ 2011 Gemeente Lemsterland. Opdracht aan het college. Aanspraak op ondersteuning.

CVDR. Nr. CVDR296408_1. Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ. HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

Re-integratieverordening gemeente Harderwijk De raad van de gemeente Harderwijk,

Toelichting. Artikelsgewijs

Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen. Hoofdstuk 2. Beleid en financiën. Hoofdstuk 3.

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand 2013(versie geldend sedert 1 januari 2013)

Bovenstaande wijziging is reden geweest om de Reïntegratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2011 daar waar nodig te actualiseren.

(Gewijzigd) De raad van de gemeente Houten heeft het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 september 2013, nr gelezen en besluit;

B E S L U I T : vast te stellen de navolgende Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Waterland 2015.

NADERE REGELS RE-INTEGRATIEVERORDENING WWB, IOAW EN IOAZ HELMOND 2010

De Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand

Artikelsgewijze. toelichting. Reïntegratieverordening. werk en bijstand

Artikelsgewijze toelichting Reïntegratieverordening WWB 2012 gemeente Heerde

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2012

Zaaknummer. Documentnummer

Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ Asten Toelichting

Beleidsregels Reïntegratie WWB. Met intrekking van de bepalingen 2.2. en 2.3. per 1 juli 2008

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Gouda van 29 november 2011;

Re-integratieverordening Participatiewet 2017

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Beleidsregels activeringspremies gemeente Best. Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen. Artikel 1 Begripsbepalingen

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 december 2014, nr ;

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woudenberg BESLUIT

Re-integratieverordening Participatiewet, Ioaw en Ioaz.

B&W 9 oktober 2012 Gemeenteblad NADERE REGELS RE-INTEGRATIEVERORDENING WWB, IOAW EN IOAZ HELMOND 2012

Toelichting op de re-integratieverordening ( Re-integratieverordening 2013 ).

gemeente Eindhoven Raadsvoorstel Wijziging Subsidieverordening Gemeente Eindhoven 2002 inzake gesubsidieerde arbeid (flexvergoeding en opstapbaan)

Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015

Verordening Re-integratie Participatiewet gemeente Oldebroek

Zundertse regelgeving / Wetstechnische informatie. Citeertitel Uitvoeringsbesluit Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Zundert

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d..., nummer: ;

gelezen het voorstel van het college burgemeester en wethouders van (datum),

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

REÏNTEGRATIEVERORDENING BLOEMENDAAL 2004

Reïntegratieverordening Sociale Zekerheid 2012, gemeente Drimmelen. gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.

Transcriptie:

-1- No.: 2005/ Onderwerp: Aanpassing Reïntegratieverordening WWB, IOAW, IOAZ De Raad van de gemeente Noordenveld, gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 16 juni 2005; gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet en de artikelen 7, 8 en 10, tweede lid van de Wet werk en bijstand (WWB), de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW) en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), B E S L U I T : vast te stellen de volgende verordening: Reïntegratieverordening WWB, IOAW en IOAZ Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Artikel 1. Begripsomschrijving 1. Alle begrippen die in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). 2. In deze verordening wordt verstaan onder: a. de WWB: de Wet werk en bijstand; b. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers; c. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; d. uitkeringsgerechtigde: degene die een periodieke uitkering voor levensonderhoud ontvangt op grond van de WWB, de IOAW of de IOAZ; e. Anw-er: persoon met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet en die als werkloze werkzoekende staat ingeschreven bij het Centrum Werk en Inkomen (CWI); f. niet uitkeringsgerechtigde (Nugger): een persoon als bedoeld in artikel 6, onderdeel a, van de WWB; g. belanghebbende; een persoon, jonger dan 65 jaar, die behoort tot de doelgroep; h. werknemer: het lid van de doelgroep dat een dienstverband heeft met een werkgever die daarvoor subsidie ontvangt op grond van deze verordening; i. het college: de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Leek, Marum en Noordenveld; j. de raad: de gemeenteraden van de gemeenten Leek, Marum en Noordenveld; k. doelgroep: de belanghebbenden aan wie, op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de WWB, artikel 34, eerste lid, onderdeel a, van de IOAW, en artikel 34, eerste lid, onderdeel a, van de IOAZ, door het college ondersteuning kan worden verleend; 1

-2- l. voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de WWB, artikel 34, eerste lid, onderdeel a, van de IOAW, artikel 34, eerste lid, onderdeel a, van de IOAZ en het beleidsplan als bedoeld in artikel 3; m. trajectplan of reïntegratieplan; een ontwikkelgericht plan, toegesneden op de persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende waarin opgenomen zijn: klantgegevens, klantprofiel, zoekprofiel, doel van het traject, in te schakelen organisaties en afspraken over ontwikkeltijd, begeleidingstijd en voortgangsrapportage; n. netto minimumloon: het netto minimumloon zoals bedoeld in artikel 37 van de WWB; o. reïntegratiebedrijf (rib): natuurlijke of rechtspersoon, als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de WWB, die in het kader van beroep of bedrijf de inschakeling van personen in het arbeidsproces bevordert; p. arbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Met een arbeidsovereenkomst wordt gelijksgesteld een aanstelling op grond van het ambtenarenrecht. Hoofdstuk 2. Beleid en financiën Artikel 2. Opdracht college 1. Het college biedt aan de doelgroep ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en biedt, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid, van de WWB is van overeenkomstige toepassing. 2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid. 3. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen. 4. Het college kan bij het bepalen van het aanbod aan voorzieningen prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en met de maatschappelijke economische en conjuncturele ontwikkelingen. 5. Het college laat de werkzaamheden in het kader van de voorzieningen zoveel mogelijk verrichten door een reïntegratiebedrijf. 6. Het college kan, conform het bepaalde in artikel 9 van de WWB, tijdelijk afzien van het aanbieden van een voorziening, wanneer daar dringende redenen voor zijn. Artikel 3. Beleidsplan 1. De raad stelt ter nadere uitvoering van deze verordening jaarlijks een beleidsplan vast, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven, alsmede de hoogte en wijze van financiering. 2. Het college zendt eenmaal per jaar aan de raad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid. Dit verslag wordt vormgegeven conform het verslag als bedoeld in artikel 77 van de WWB. Artikel 4. Aanspraak op ondersteuning 1. De doelgroep heeft aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling. 2. Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening, het in artikel 3 genoemde beleidsplan en uitvoeringsbesluiten. 2

-3- Artikel 5. Verplichtingen van de cliënt 1. Een belanghebbende die door het college een voorziening wordt aangeboden, is verplicht hiervan gebruik te maken. 2. De belanghebbende die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden. 3. Indien een uitkeringsgerechtigde, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde die een periodieke uitkering voor levensonderhoud ontvangt op grond van de IOAW of de IOAZ, die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de maatregelverordening. 4. Indien een uitkeringsgerechtigde die een periodieke uitkering ontvangt op grond van de IOAW of de IOAZ niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in het Maatregelenbesluit Abw, IOAW en IOAZ. 5. Indien de belanghebbende, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen. Artikel 6. Beperkingen 1. Geen recht op ondersteuning bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de arbeidsinschakeling van de belanghebbende. 2. Evenmin bestaat recht op ondersteuning indien het netto inkomen van de belanghebbende hoger is dan een in het artikel 3 genoemde beleidsplan vastgesteld percentage van de voor de belanghebbende geldende bijstandsnorm. 3. Het college kan van degene zoals bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel e en f, een bijdrage in de kosten van de voorzieningen verlangen. De hoogte van deze bijdrage wordt jaarlijks in het in artikel 3 genoemde beleidsplan vastgelegd. Artikel 7. Budget- en subsidieplafonds 1. Het college kan bij uitvoeringsbesluit één of meer subsidie- of budgetplafonds instellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening. 2. Het college kan ook een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening. Hoofdstuk 3. Voorzieningen Artikel 8. Algemene bepalingen over voorzieningen 1. In het beleidsplan als bedoeld in artikel 3 wordt vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen. 2. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de WWB en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden. 3. Bij het aanbieden van een voorziening door de gemeente, maakt deze voorziening onderdeel uit van het trajectplan of reïntegratieplan. Het trajectplan of reïntegratieplan is geldig na ondertekening door de belanghebbende, het college en het reïntegratiebedrijf. 3

-4-4. Het college kan een voorziening in ieder geval beëindigen: a. indien de persoon die aan de voorziening deelneemt niet voldoet aan de opgelegde verplichtingen als bedoeld in artikel 5, tweede lid; b. indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep; c. indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening; d. indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling. 5. Bij uitvoeringsbesluit kan het college ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 10 tot en met 15, met inachtneming van hetgeen daarover in het beleidsplan is bepaald, nadere regels stellen. Deze regels kunnen in ieder geval betrekking hebben op: a. De voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden; b. De weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen; c. de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of subsidievaststelling; d. de aanvraag, van en de besluitvorming over subsidies en premies; e. de betaling van subsidies; f. het vragen van een eigen bijdrage; g. overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies. Artikel 9. Trajectplan of reïntegratieplan 1. Aan de daarvoor in aanmerking komende belanghebbende wordt een reïntegratietraject aangeboden dat erop is gericht dat de belanghebbende zo spoedig mogelijk uitstroomt naar reguliere arbeid. 2. Wanneer dat in het belang van het reïntegratietraject is, kunnen voorzieningen worden ingezet als bedoeld in de artikelen 10 tot en met 16. Artikel 10. Loonkostensubsidies gericht op reïntegratie 1. Het college kan een loonkostensubsidie verstrekken aan werkgevers die met een belanghebbende een arbeidsovereenkomst sluiten, gericht op het opdoen van werkervaring en het bevorderen van de arbeidsinschakeling van deze uitkeringsgerechtigde. 2. In afwijking van het eerste lid, kunnen werkgevers geen aanspraak maken op loonkostensubsidie indien de arbeidsovereenkomst wordt afgesloten met een nietuitkeringsgerechtigde of een Anw-er. 3. De loonkostensubsidie kan als voorziening worden ingezet wanneer door het college is vastgesteld dat de belanghebbende op korte of (middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op arbeidsinschakeling en in verband met deze inschakeling de noodzaak van het inzetten van de voorziening is vastgesteld. 4. De loonkostensubsidie moet door de werkgever worden aangevraagd vóór de ingangsdatum van de in het eerste lid bedoelde arbeidsovereenkomst. 5. Het college stelt vast welke gegevens de werkgever moet verstrekken om in aanmerking te komen voor de loonkostensubsidie. 6. De loonkostensubsidie geldt voor een periode van maximaal 12 maanden. Deze periode vangt aan op de ingangsdatum van de in het eerste lid bedoelde arbeidsovereenkomst. 7. Geen recht op loonkostensubsidie bestaat indien: a. de duur van de in het eerste lid bedoelde arbeidsovereenkomst korter is dan 6 maanden; b. de overeengekomen arbeidsduur binnen de in het eerste lid bedoelde arbeidsovereenkomst minder is dan 20 uur per week. 8. Geen loonkostensubsidie wordt verstrekt voor kosten waarvoor, al dan niet door de gemeente, reeds een andere subsidie of vergoeding wordt verstrekt. 4

-5-9. Indien de in het eerste lid bedoelde arbeidsovereenkomst wordt ontbonden binnen de wettelijke proeftijd, wegens dringende of gewichtige redenen of met een ontslagvergunning wegens bedrijfseconomische redenen, wordt de loonkostensubsidie naar rato lager vastgesteld. 10. De loonkostensubsidie wordt alleen verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing van reguliere arbeid plaatsvindt. 11. Het bedrag van de loonkostensubsidie en de wijze van uitbetaling wordt jaarlijks vastgesteld en opgenomen in het in artikel 3 bedoelde beleidsplan. Artikel 11. Werkstages 1. Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde een werkstage aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling. 2. Het doel van de werkstage is het opdoen van werkervaring dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie. 3. Deze werkstage duurt maximaal zes maanden met behoud van de uitkering. 4. Een werkstage wordt als voorziening ingezet wanneer door het college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de uitkeringsgerechtigde op korte of (middel)lange termijn perspectief heeft op arbeidsinschakeling en in verband met deze inschakeling de noodzaak van het inzetten van deze voorziening is vastgesteld. 5. Het college plaatst de uitkeringsgerechtigde alleen bij een onderneming, indien door deze plaatsing de concurrentieverhoudingen binnen de onderneming niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door de plaatsing geen verdringing plaatsvindt. 6. In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel van de werkstage, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt. Artikel 12. Sociale activering 1. Het college kan aan belanghebbenden, als onderdeel van een trajectplan, activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering. 2. Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten ter voorbereiding op een traject gericht op arbeidsinschakeling. 3. Sociale activering kan als een voorziening worden ingezet wanneer door het college is vastgesteld dat de uitkeringsgerechtigde pas op (middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op arbeidsinschakeling. 4. Alle activiteiten, zoals bedoeld in het eerste en tweede lid, worden verricht bij organisaties zonder winstoogmerk. 5. De duur van de periode waar binnen de inzet van de voorzieningen in het kader van sociale activering plaatsvindt, is maximaal twaalf maanden. Artikel 13. Onkostenvergoeding vrijwilligerswerk 1. Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde een onkostenvergoeding voor het verrichten van onbeloonde maatschappelijke activiteiten verstrekken. 2. Voorwaarden voor het verkrijgen van de vergoeding zijn: a. de activiteiten dienen onderdeel uitmaken van de voorziening als bedoeld in artikel 12 en voor zover er geen onkostenvergoeding, zoals bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel k, van de WWB, van de organisatie waarbij het vrijwilligerswerk wordt verricht, is of wordt ontvangen; b. de activiteiten worden gedurende tenminste 10 uur per week verricht; c. de activiteiten hebben gedurende tenminste zes aaneengesloten maanden plaatsgevonden. 3. De hoogte van de onkostenvergoeding wordt afgeleid van het in artikel 31, tweede lid, onderdeel k, van de WWB gehanteerde bedrag en jaarlijks vastgesteld in het in artikel 3 bedoelde beleidsplan. 4. Het recht op de onkostenvergoeding is éénmalig en wordt na afloop van de periode waarin de activiteiten zijn verricht ambtshalve vastgesteld. 5

-6- Artikel 14. Werkaanvaardingspremies 1. De uitkeringsgerechtigde die reguliere en ongesubsidieerde arbeid in dienstbetrekking aanvaardt waarmee een inkomen wordt verworven dat hoger is dan de voor hem geldende bijstandsnorm, ontvangt een éénmalige werkaanvaardingspremie. 2. Voorwaarden voor het verkrijgen van de werkaanvaardingspremie zijn: a. de uitkeringsgerechtigde dient onmiddellijk voorafgaand aan zijn indiensttreding tenminste 12 maanden ononderbroken uitkering voor levensonderhoud te hebben ontvangen op grond van de WWB, de IOAW of de IOAZ; b. uit een bij aanvang van de dienstbetrekking over te leggen arbeidsovereenkomst dient te blijken dat deze voor tenminste 6 maanden is aangegaan; c. er dient niet reeds binnen een periode van 24 maanden voorafgaande aan het moment van aanvang van de dienstbetrekking al eerder een werkaanvaardingspremie op grond van deze verordening te zijn verstrekt. 3. De werkaanvaardingspremie als bedoeld in het eerste lid wordt eveneens verstrekt aan degene die gesubsidieerde arbeid verricht als bedoeld in artikel 10 van deze verordening, de Wet inschakeling werkzoekenden en het Besluit in- en doorstroombanen. 4. De hoogte van de werkaanvaardingspremie wordt afgeleid van het in artikel 31, tweede lid, onderdeel j, van de WWB gehanteerde bedrag en jaarlijks vastgesteld in het in artikel 3 bedoelde beleidsplan. Artikel 15. Deeltijdpremies 1. De hierna in het tweede lid genoemde uitkeringsgerechtigden die reguliere arbeid in een dienstbetrekking aanvaarden waarmee een inkomen wordt verworven dat lager is dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm, ontvangen jaarlijks een eenmalige deeltijdpremie. 2. Het recht op de deeltijdpremie beperkt zich tot de uitkeringsgerechtigden die: a. bijstand ontvangen onder toepassing van de bijstandsnorm geldend voor een alleenstaande ouder en die de volledige zorg hebben voor een of meer tot hun last komende kinderen die 5 jaar of ouder zijn en jonger zijn dan 12 jaar, of; b. blijkens een uitgevoerde arbeidsgeschiktheidtoets om reden van medische of sociale aard zijn aangewezen op arbeid in deeltijd, of; c. ingevolge artikel 36 van de WWB de langdurigheidstoeslag hebben ontvangen en die, vanwege het verwerven van inkomsten uit arbeid, niet langer aanspraak kunnen maken op deze toeslag. 3. De uitkeringsgerechtigde kan gedurende maximaal twee jaar de deeltijdpremie ontvangen. 4. Het besluit tot vaststelling van het recht op de deeltijdpremie wordt genomen op basis van een onderzoek naar de omstandigheden in de voortgang van de reïntegratie van de uitkeringsgerechtigde. 5. Het in het vorige lid genoemde onderzoek vindt plaats na één jaar, respectievelijk twee jaar na het moment waarop de uitkeringsgerechtigde de in het eerste lid bedoelde dienstbetrekking heeft aanvaard. 6. Er bestaat geen recht op de deeltijdpremie: a. indien in het desbetreffende kalenderjaar op grond van artikel 14 reeds de werkaanvaardingspremie aan de uitkeringsgerechtigde is verstrekt. b. indien alle activiteiten die zich richten op de arbeidsinschakeling, inclusief de arbeidstijden van de in het eerste lid bedoelde dienstbetrekking, minder zijn dan 12 uur per week. 7. De hoogte van de deeltijdpremie wordt afgeleid van het in artikel 36, vijfde lid, van de WWB gehanteerde bedragen ter vaststelling van de langdurigheidstoeslag. 6

-7- Artikel 16. Subsidies voor werkgevers bij uitstroom naar regulier werk 1. Het college kan aan een werkgever een uitstroomsubsidie verstrekken als een werknemer reguliere en ongesubsidieerde arbeid heeft aanvaard bij dezelfde of een andere werkgever. 2. Het college stelt vast welke gegevens de werkgever moet verstrekken om in aanmerking te komen voor de uitstroomsubsidie. 3. De uitstroomsubsidie wordt alleen verstrekt als de werkgever voor de loonkosten van de werknemer een loonkostensubsidie ontvangt of heeft ontvangen op grond van deze verordening. 4. De uitstroomsubsidie wordt alleen verstrekt als de in het eerste lid bedoelde werkaanvaarding is geschied binnen de in artikel 10, zesde lid, bedoelde periode waarvoor de loonkostensubsidie geldt. 5. De uitstroomsubsidie wordt alleen verstrekt indien de werknemer vanwege de in het eerste lid bedoelde werkaanvaarding een inkomen verwerft dat hoger is dan de voor hem geldende bijstandsnorm. 6. De uitstroomsubsidie wordt alleen verstrekt als de werknemer aansluitend op het gesubsidieerde dienstverband voor zijn nieuwe baan voor minstens één jaar een arbeidsovereenkomst heeft gesloten. 7. De uitstroomsubsidie wordt alleen verstrekt als de werknemer, na zes maanden na de datum met ingang waarvan het gesubsidieerde arbeidsverband is beëindigd, nog arbeid in loondienst verricht en niet is aangewezen op bijstand. 8. Het bedrag van de uitstroomsubsidie en de wijze van uitbetaling wordt jaarlijks vastgesteld en opgenomen in het in artikel 3 bedoelde beleidsplan. Hoofdstuk 4. Slotbepalingen Artikel 17. Hardheidsclausule Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 18. Citeertitel Deze verordening kan worden aangehaald als: de Reïntegratieverordening WWB, IOAW en IOAZ. Artikel 19. Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2005 onder intrekking van de Reïntegratieverordening WWB, IOAW en IOAZ, zoals die werd vastgesteld bij raadsbesluit van 26 augustus 2004. Roden, 21 juli 2005 De Raad van de gemeente Noordenveld, voorzitter, griffier, 7

-8- Algemene toelichting Deze verordening regelt de ondersteuning die de gemeente biedt bij de arbeidsinschakeling van werklozen die horen tot de doelgroep. De opdracht om die ondersteuning te bieden is geregeld in artikel 7 van de Wet werk en bijstand (WWB) en in artikel 34 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), en artikel 34 van de Wet oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ). Het voorschrift om een verordening vast te stellen waarin deze ondersteuning nader vorm wordt gegeven, volgt uit artikel 8 van de WWB. Artikelsgewijze toelichting Artikel 1. Begripsbepalingen In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die meer dan eens in de verordening voorkomen en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de WWB. Artikel 2. Opdracht college eerste lid In het eerste lid is de opdracht aan het college vormgegeven analoog aan artikel 7 van de WWB. Hiervoor is gekozen uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie. Tevens biedt dit artikel de mogelijkheid om aan het college specifieke opdrachten mee te geven. Een voorbeeld kan zijn een speciale opdracht om uitstroom uit bestaande gesubsidieerde arbeid te stimuleren. In de WWB is in artikel 10, derde lid, aangegeven dat de aanspraak op voorzieningen alleen geldt voor die personen die ook daadwerkelijk inwoners van de gemeente zijn, door middel van een verwijzing naar artikel 40, eerste lid, van de WWB. Door deze verwijzing ook aan de opdracht aan het college te koppelen, worden de door de gemeente aangeven voorzieningen alleen voor de eigen doelgroep ingezet. tweede lid Het tweede lid is de vertaling van de opdracht uit de WWB dat de gemeente evenwichtige aandacht aan de diverse doelgroepen moet besteden, en rekening moet houden met de combinatie arbeid en zorg. In het beleidsplan, maar met name in de uitvoering komt vervolgens tot uiting hoe dit punt uitgewerkt wordt. derde en vierde lid Het derde en het vierde lid geeft het college de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, dat zoveel mogelijk personen ondersteund kunnen worden. Dit is met name van belang omdat de gemeente de aanspraak op een voorziening niet kan weigeren als slechts het budget ontoereikend is: er dient altijd een alternatief voorhanden te zijn. Het aanbod van de voorzieningen wordt verder bepaald door de vraag naar ondersteuning. Deze vraag is afhankelijk van een veelheid aan sociaal-economische factoren. vijfde lid Het vijfde lid bepaalt dat het college de werkzaamheden in het kader van de voorzieningen voor zoveel mogelijk laat verrichten door een reïntegratiebedrijf. Wat onder een reïntegratiebedrijf moet worden verstaan is nader omschreven in artikel 1, tweede lid, onderdeel o. 8

-9- zesde lid Het zesde lid biedt het college, analoog aan artikel 9 van de WWB, de mogelijkheid om in individuele gevallen af te zien van het aanbieden van een voorziening indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. Artikel 3. Beleidsplan eerste lid De WWB vraagt aan de gemeenteraad om het reïntegratiebeleid in een verordening vast te leggen. Hier is gekozen voor de systematiek om niet alles in de verordening te regelen, maar ook gebruik te maken van beleidsplannen. Het eerste lid geeft aan dat de gemeenteraad in het kader van deze verordening jaarlijks een beleidsplan opstelt. Zo kan in het beleidsplan worden ingegaan op de volgende beleidsonderdelen: - Een omschrijving van het beleid, op basis van de geldende omstandigheden, ten aanzien van de verschillende doelgroepen en het formuleren van speerpunten van beleid binnen en tussen die groepen, waarbij de in de wet geformuleerde evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen. - De wijze waarop de aanbesteding inzake de inkoop van de voorzieningen wordt vormgegeven. - De criteria voor het ontheffingenbeleid ten aanzien van de arbeidsverplichting, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de combinatie van arbeid en zorgtaken. - De inzet en verdeling van de beschikbare financiële middelen. tweede lid Het tweede lid biedt de basis voor de verantwoording van het beleid. De WWB geeft aan dat het college elk jaar een voorlopig en een definitief verslag over de uitvoering (VODU) naar het rijk zendt. Deze verslagen dienen gepaard te gaan van een verklaring van de gemeenteraad. Daarom is ervoor gekozen expliciet op te nemen dat er een verantwoordingsverslag aan de raad moet worden gezonden. Het ligt voor de hand dat bij de vormgeving van het verslag op grond van deze verordening wordt aangesloten bij de inhoud van het VODU. Artikel 4. Aanspraak op ondersteuning eerste lid De WWB stelt niet zo expliciet dat de aanspraak op voorzieningen in de verordening geregeld moet worden. Immers, het is ook al in de WWB zelf geregeld. Eveneens uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen. tweede lid In het tweede lid wordt expliciet te koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de cliënt en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen. Daarbij wordt verwezen naar de documenten waarin die criteria geformuleerd kunnen worden Artikel 5. Verplichtingen van de cliënt eerste en tweede lid In de WWB is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. Wederom uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn in het eerste en tweede lid de verplichtingen conform de wet geformuleerd. 9

-10- derde en vierde lid Het derde lid biedt de verbinding met de afstemmingsverordening. Deze verordening regelt het opleggen van een maatregel indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage. Voor de IOAW- en IOAZ-uitkeringsgerechtigden is dit geregeld in het Maatregelenbesluit Abw, IOAW en IOAZ. Echter, voor personen zonder uitkering, Anw-ers en personen in gesubsidieerde arbeid kan de gemeente de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in het vierde lid de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen de gemeente (een deel van) de kosten die gemaakt zijn terug kan vorderen. Artikel 6. Beperkingen De hoogte van de eigen bijdrage voor een Nugger of Anw er kan in een nadere beleidsregel worden vastgelegd. Zie tevens de toelichting op artikel 8. Artikel 7. Subsidie- en budgetplafonds De gemeente kan, om de financiële risico s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Dit kan in het beleidsplan als bedoeld in artikel 3 gebeuren. Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. Om dat wel mogelijk te maken kan de gemeente middels deze verordening subsidie- en budgetplafonds instellen. De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd; dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken. Bij dit artikel wordt uitgegaan van de bevoegdheid van het college om plafonds in te stellen. Een mogelijkheid is dat bij de vaststelling van de plafonds wordt verwezen naar de bedragen die in het beleidsplan of in de begroting voor de verschillende voorzieningen worden gereserveerd. Een budgetplafond geldt voor de overige uitgaven die het college doet in het kader van voorzieningen. Een subsidieplafond geldt voor voorzieningen die subsidies inhouden. Een subsidieplafond dient wel bekendgemaakt te worden vóór de periode waarvoor deze geldt (art. 4:27, eerste lid van de Awb). Artikel 8. Algemene bepalingen over voorzieningen eerste lid In de lijn van het systeem van deze verordening strekt dit artikel ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen, ook die voorzieningen die niet met name in de verordening zijn opgenomen. Het eerste lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorzieningen bevat. tweede lid Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bepaald worden dat een cliënt gedurende het traject op gezette tijden met de klantmanager de voortgang bespreekt. 10

-11- derde lid Het derde lid bepaalt dat een voorziening binnen een opgesteld trajectplan of reïntegratieplan wordt aangeboden. In artikel 1, tweede lid, onderdeel m, is een nader uitwerking gegeven van het begrip trajectplan of reïntegratieplan. vierde lid Het vierde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de loonkostensubsidie aan een werkgever of het opzeggen van de in het kader van de voor 1 januari 2004 afgesloten arbeidsovereenkomst ingevolge artikel 4 van de Wet inschakeling werkzoekenden (WIW). Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de rechtspositieregeling in acht te worden genomen. vijfde lid Het vijfde lid geeft het college de algemene bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft met name tot doel om bij subsidieverstrekking de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten. De bepaling over het vragen van een eigen bijdrage heeft betrekking op de doelgroep Nuggers en de Anw-ers. Immers, van deze groep is het niet vanzelfsprekend dat zij op een laag inkomensniveau zitten. Het vragen van een eigen bijdrage, eventueel gerelateerd aan de hoogte van het inkomen, kan dan op zijn plaats zijn. Dit is ook met zoveel woorden terug te vinden in de Nota naar aanleiding van het verslag van de WWB. Artikel 9. Trajectplan of reïntegratieplan Het doel van de reïntegratietrajecten is om de belanghebbenden zo spoedig mogelijk te laten uitstromen naar reguliere arbeid. Als dat in het belang van het reïntegratietraject is, kunnen voorzieningen als loonkostensubsidies, werkstages, onkostenvergoedingen voor het verrichten van vrijwilligerswerk en sociale activering worden ingezet. Deze voorzieningen kunnen dus alleen worden ingezet als daardoor het reïntegratietraject een grotere kans van slagen heeft dan wel tot snellere uitstroom leidt. Artikel 10. Loonkostensubsidies gericht op reïntegratie De voorziening loonkostensubsidies is naast de inzet van werkstages en sociale activering een van instrumenten ter bevordering van de arbeidsinschakeling. eerste en tweede lid In het eerste en tweede lid is vastgelegd dat de loonkostensubsidie wordt verstrekt aan werkgevers in het kader van het afsluiten van arbeidsovereenkomsten met de belanghebbenden binnen de doelgroep, echter met uitzondering van de nuggers en de Anwer s. Hiermee wordt tot uiting gebracht dat de voorziening zich richt op de arbeidsinschakeling van uitkeringsgerechtigden, alsmede de personen met wie een zogenaamde WIWarbeidsovereenkomst (artikel 4 WIW) is afgesloten, dan wel waarvoor een subsidie wordt verleend op grond van het Besluit In- en Doorstroombanen. derde lid Het derde lid geeft aan dat de inzet van de loonkostensubsidie is bedoeld voor de uitkeringsgerechtigden die op korte, middellange of lange termijn perspectief op betaald werk hebben. In het beleidsplan zoals bedoeld in artikel 3 wordt bij de inwerkingtreding van deze verordening uitgegaan van de volgende termijnen: - korte termijn: binnen één jaar; - middellange termijn: tussen één jaar en twee jaar; - lange termijn: langer dan twee jaar. 11

-12- vierde lid Om te bevorderen dat bij de inzet van deze voorziening er een goede afstemming is tussen de betrokken partijen, de gemeente, reïntegratiebedrijf, werkgever en kandidaat werknemer, is in het vierde lid de bepaling opgenomen dat de werkgever de loonkostensubsidie vooraf dient aan te vragen. Voor reeds lopende arbeidsovereenkomsten kan geen subsidie worden aangevraagd. zesde lid In het zesde lid is de periode gegeven waarop de loonkostensubsidie betrekking heeft. De aanvangsdatum van deze periode is overeenkomstig de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst waarop de loonkostensubsidie betrekking heeft. zevende lid In het zevende lid zijn twee beperkingen opgenomen die betrekking hebben op de duur en omvang van de arbeidsovereenkomst. Deze bepaling is opgenomen om de in het eerste lid beschreven doelstelling, het opdoen van werkervaring en het bevorderen van de arbeidsinschakeling, te kunnen waarborgen. achtste lid De loonkostensubsidie is aanvullend van karakter. Het achtste lid bepaalt dat geen loonkostensubsidie zal worden verstrekt voor kosten waarvoor de werkgever reeds een andere subsidie of vergoeding ontvangt. negende lid Het ontbinden van arbeidsovereenkomsten is niet vrijblijvend. In het negende lid is een opsomming gegeven van de situaties waarbij ontbinding van de arbeidsovereenkomst mogelijk is. Bij een voortijdige ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal het college, onder toepassing van het vijfde lid, een onderzoek instellen en omtrent het ontslag de nodige informatie opvragen bij de werkgever. Indien voldaan is aan de voorwaarden, zal de loonkosten subsidie naar rato lager worden vastgesteld. tiende lid Ook ten aanzien van de uitvoering van het tiende lid kan het college een nader onderzoek instellen door middel van het opvragen van de relevante informatie bij de werkgever, de ondernemingsraad van de werkgever en het CWI. Op basis van dit onderzoek dient te worden vastgesteld dat er geen sprake is van de verstoring van concurrentieverhoudingen en verdringen van reguliere arbeid. elfde lid Het elfde lid bepaalt dat de hoogte van de loonkosten subsidie jaarlijks door de raad zal worden vastgesteld in het beleidsplan. Dit om te bewerkstelligen dat deze voorziening flexibel is en derhalve tijdig kan worden afgestemd op de actuele sociaal- economische ontwikkelingen. Artikel 11. Werkstages Ook werkstages zijn binnen deze verordening een voorziening voor de gemeente om langdurig werklozen te reïntegreren. Voor de term werkstage is gekozen om te benadrukken dat het gaat om een soort scholingsinstrument: niet de arbeid zelf, maar het leren werken staat centraal. Het is belangrijk in de gaten te houden onder welke voorwaarden de werkstage aangeboden wordt en dat deze niet beschouwd wordt als een gewone arbeidsovereenkomst. Volgens het arbeidsrecht is er sprake van een arbeidsovereenkomst indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: - er dient sprake te zijn van de persoonlijke verplichting om arbeid te verrichten; - die arbeid wordt verricht onder gezag van een ander; - die ander betaalt voor de arbeid een bepaald bedrag aan loon; - de arbeid wordt verricht gedurende enige tijd. 12

-13- De Hoge Raad heeft bepaald dat er bij werkstages weliswaar sprake is van het persoonlijk verrichten van arbeid, maar dat dit overwegend gericht is op het uitbreiden van de kennis en ervaring van de werknemer. Daarnaast is bij een werkstage geen sprake van beloning. Er kan door de werkgever wel een onkostenvergoeding worden gegeven, maar daarbij moet dan ook daadwerkelijk sprake zijn van een vergoeding van gemaakte kosten. eerste lid Het eerste lid geeft de algemene bepaling voor het aanbieden van een werkstage en dat het aanbod zich specifiek richt op de uitkeringsgerechtigde. tweede lid Het tweede lid geeft nog eens specifiek aan wat het doel is van de werkstage, om het verschil met een normale arbeidsverhouding aan te geven. Dit is met name van belang om te voorkomen dat de cliënt claimt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, en bij de rechter loonbetaling afdwingt. De werkstage kan twee doelen hebben. Op de eerste plaats kan het gaan om het opdoen van specifieke werkervaring. Dit is vergelijkbaar met de zogenaamde snuffelstage, waarbij de cliënt de gelegenheid krijgt om te bezien of het soort werk als passend kan worden beschouwd. Op de tweede plaats kan het gaan om het leren werken in een arbeidsrelatie. In de werkstage kan de cliënt wennen aan aspecten als gezag, op tijd komen, werkritme en samenwerken met collega s. derde lid Het derde lid geeft de maximale duur van de werkstage aan. vierde lid Het vierde lid geeft aan dat de werkstage is bedoeld voor de uitkeringsgerechtigden die op korte, middellange of lange termijn perspectief op betaald werk hebben. Zie hiervoor de toelichting op artikel 10. vijfde lid Het vijfde lid geeft aan dat er bij plaatsing geen verdringing van reguliere arbeid plaats vindt, of dat de concurrentieverhoudingen niet nadelig worden beïnvloed. zesde lid In het zesde lid wordt bepaald dat er voor de werkstage een schriftelijke overeenkomst (stageovereenkomst) wordt opgesteld. Hierin kan expliciet het doel van de stage worden opgenomen, alsmede de wijze van begeleiding. Door deze schriftelijke overeenkomst kan nog eens gewaarborgd worden dat het bij een werkstage niet gaat om een reguliere arbeidsverhouding. Artikel 12. Sociale activering eerste tot en met derde lid Volgens de WWB dient ook sociale activering uiteindelijk gericht te zijn op arbeidsinschakeling. Bij de omschrijving van het begrip sociale activering in het tweede lid komt tot uiting dat sociale activering als reïntegratieinstrument kan worden ingezet. Voor bepaalde doelgroepen is arbeidsinschakeling echter een te hoog gegrepen doel. Voor deze personen staat dan ook niet reïntegratie, maar participatie voorop. Gelet op de uitgangspunten van de WWB en de beperkte middelen uit het werkdeel in relatie tot de omvang van de doelgroep, zijn binnen deze verordening alleen voorzieningen beschikbaar gesteld voor de vormen van sociale activering als onderdeel van een reïntegratietraject ter voorbereiding op de voorbereiding op arbeidsinschakeling, en niet voor sociale activering gericht op het laten participeren van de persoon in de maatschappij. 13

-14- Sociale activering kan als voorziening worden ingezet indien uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid pas op middellange of lange termijn te realiseren is. Zie hiervoor de toelichting op artikel 10. Er is bewust voor gekozen om geen exacte termijn te noemen voor dit arbeidsperspectief. Niet alleen zou dat ten onrechte de suggestie wekken dat dat vooraf exact vast te stellen is, het arbeidsperspectief is ook niet alleen afhankelijk van in de persoon gelegen omstandigheden. Ook een veranderende arbeidsmarkt maakt dat het arbeidsperspectief wijzigt. vierde lid In het vierde lid is de bepaling opgenomen dat de activiteiten alleen worden verricht bij organisaties die geen winstoogmerk hebben. vijfde lid In het vijfde lid is de maximale duur van de inzet van de voorziening in het kader van sociale activering vastgesteld op 12 maanden. Artikel 13. Onkostenvergoeding vrijwilligerswerk Het uitvoeren van vrijwilligerswerkzaamheden vormt een van de onderdelen van de instrumenten die in het kader van de sociale activering kunnen worden ingezet. De WWB regelt in artikel 31, tweede lid, onderdeel k, de maximale onkostenvergoedingen bij het verrichten van vrijwilligerswerk. Ook deze zijn onbelast en werken niet door bij inkomensafhankelijke regelingen. Ook hier kan de gemeente variëren in hoogte. De hoogte van de onkostenvergoeding wordt jaarlijks vastgesteld in het beleidsplan. Artikel 14. Werkaanvaardingspremies In de WWB is geregeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel j dat jaarlijks een premie kan worden verstrekt in het kader van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Deze werkaanvaardingspremie is onbelast, en telt dus ook niet mee bij de toepassing van inkomensafhankelijke regelingen. Defiscalisering is overigens alleen het geval als in datzelfde jaar geen onkostenvergoeding voor vrijwilligerswerk is verstrekt (zie artikel 13). Artikel 15. Deeltijdpremies Evenals bij de werkaanvaardingspremies is het onder toepassing van artikel 31, tweede lid, onderdeel j, mogelijk om deeltijdpremies te verstrekken aan uitkeringsgerechtigden die vanwege individuele omstandigheden aangewezen zijn op arbeid in deeltijd. Eerste lid In het eerste lid is de voorwaarde opgenomen dat het dient te gaan om werkaanvaarding in een dienstbetrekking waarmee een inkomen wordt verworven dat lager is dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm. De (onbelaste) premie wordt één keer per jaar verstrekt. De premie mag dus niet in termijnen worden verstrekt, mede om te voorkomen dat de premie fiscaal gezien wordt als een periodieke inkomensafhankelijke regeling. Tweede lid In het tweede lid zijn de drie groepen uitkeringsgerechtigden doelgroepen geformuleerd die in aanmerking komen voor de deeltijdpremie. Onder a. is de doelgroep van alleenstaande ouders opgenomen. Deze groep uitkeringsgerechtigden is over het algemeen aangewezen op arbeid in deeltijd in verband met geldende beperkingen om arbeid en zorg te combineren. Voor alleenstaande ouders met tot hun last komenden kinderen die jonger zijn dan 5 bestaat geen recht op de deeltijdpremie. Bij deze groep wordt de door de belastingdienst te verstrekken aanvullende alleenstaande ouderkorting en de combinatiekorting ingevolge artikel 31, tweede lid, sub c. niet op de bijstand in mindering wordt gebracht. Dit eveneens ter stimulering van deeltijdarbeid. Onder b. is de groep uitkeringsgerechtigden opgenomen die om redenen van sociale of medische aard zijn aangewezen op arbeid in deeltijd. De arbeidsgeschiktheidtoets wordt als instrument ingezet binnen het door de reïntegratiebedrijf uit te voeren reïntegratietraject. Onder c. is de restgroep ogenomen. Uitkeringsgerechtigden die aanspraak hebben op de langdurigheidstoeslag verliezen deze aanspraak bij werkaanvaarding in deeltijd. Om ook voor deze groep het werken in deeltijd te stimuleren dient de deeltijdpremie als een positieve prikkel te worden ingezet. 14

-15- Derde en vierde lid Hier is vastgelegd dat de uitkeringsgerechtigde de deeltijdpremie maximaal twee jaar kan ontvangen. Voor elke nieuwe premie moet een nieuw besluit worden genomen, op basis van nieuwe omstandigheden in de voortgang van de reïntegratie van de uitkeringsgerechtigde. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat de premie een structureel karakter draagt. Vijfde lid Het onderzoek naar de voortgang van de reïntegratie en het hierop te nemen besluit inzake het recht op de eerste deeltijdpremie vindt plaats na één jaar na het moment van de aanvaarding van de dienstbetrekking in deeltijd. Voor de beoordeling van het recht op de tweede deeltijdpremie wordt aansluitend wederom een termijn van één jaar in acht genomen. Zesde lid Om te voorkomen dat in enig kalenderjaar zowel de werkaanvaardings- als de deeltijdpremie wordt verstrekt, is onder a. deze beperking opgenomen. Onder b. is de voorwaarde opgenomen dat de dienstbetrekking alle activiteiten die zich richten op de arbeidschakeling, zoals het volgen van scholing, minimaal 12 uur per week in beslag dienen te nemen. Eventueel in combinatie van alle overige te verrichten activiteiten in het kader van de uitvoering van een reïntegratietraject, dient de arbeid in deeltijd een wezenlijke bijdrage te leveren in de arbeidsinschakeling. Zevende lid De hoogte van de deeltijdpremies zijn gelijk aan de wettelijke normen die gelden voor de vaststelling van de langdurigheidstoeslag. Er zij drie verschillende normen; voor gehuwden, alleenstaande ouders en alleenstaanden. Artikel 16. Subsidies voor werkgevers bij uitstroom naar regulier werk Werkgevers die een werknemer dienst hebben waarvoor de in artikel 10 bedoelde loonkostensubsidie wordt verstrekt, hebben recht op een uitstroomsubsidie als die werknemer tijdens dat dienstverband een reguliere baan krijgt. Het maakt niet uit of de werknemer bij dezelfde of een andere werkgever een reguliere baan heeft gevonden. De uitstroom naar reguliere arbeid moet wel duurzaam van karakter zijn. Het moet daarom gaan om een dienstverband voor een periode van minstens één jaar. Bovendien moet de werknemer zes maanden na aanvang nog aan het werk zijn. Dat laatste mag overigens bij weer een andere werkgever zijn. Het recht op de subsidie ontstaat daardoor pas na zes maanden nadat de periode van de loonkostensubsidie is beëindigd en de arbeidsovereenkomst voor de reguliere baan is ingegaan. Artikel 17. Hardheidsclausule Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. Artikel 18. Citeertitel Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. Artikel 19. Inwerkingtreding Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. 15