Verzekering overlijdensrisico



Vergelijkbare documenten
Vormen van levensverzekering. Een overzicht

Vormen van levensverzekering

AEGON OverlijdensRisicoverzekering. Zorg voor uw nabestaanden

Hoe is uw pensioen geregeld?

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht einde deelneming

Anw: uitkering bij overlijden

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Anw-hiaatverzekering

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht einde deelneming

Anw: uitkering bij overlijden

PER 1 JANUARI 2015 IS UW PENSIOEN VERANDERD WAT BETEKENT DIT PRECIES VOOR U?

Productwijzer Kapitaalverzekering

Afscheid van uw oude baan. Uw pensioen bij uitdiensttreding

Toelichting Uniform pensioenoverzicht einde deelneming

Pensioenfonds PNO Media. PNO pensioenregeling 1. MCO Sociaal plan en uw pensioen

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Aegon Overlijdensrisicoverzekering Uitgebreid. Zorg voor uw nabestaanden

Hoe is uw Pensioen geregeld?

Hoe is uw pensioen geregeld?

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Toelichting op het pensioenoverzicht 2010 KPN Uitkeringsovereenkomst voor de middelloonregeling

Stichting Algemeen Pensioenfonds KLM

DE NATIONALE HYPOTHEEKPAS OVERLIJDENSRISICOVERZEKERING GEGARANDEERD DE GOEDKOOPSTE VAN NEDERLAND!

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

CAPGEMINI PENSIOENFONDS. Wat krijgt u in onze pensioenregeling? Hoe is uw pensioen geregeld?

Stand per datum einde deelneming GarantiePlusPensioen

Zorg voor uw nabestaanden. Aegon Overlijdensrisicoverzekering

BEWAAR UW PENSIOENOVERZICHT ZORGVULDIG. LEES OOK DE TOELICHTING. DEZE IS ONDERDEEL VAN HET UNIFORM PENSIOENOVERZICHT.

SAMEN VERDER! Denk aan de gevolgen voor uw pensioen. In dienst. Uit dienst. Pensioen ontvangen. Pensioen bij scheiding. Bijna met pensioen

Wat krijgt u in deze pensioenregeling?

Regeling Anw-aanvulling

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

AANVULLENDE PENSIOENREGELING

UNIFORM PENSIOENOVERZICHT 2011 Delta Lloyd Levensverzekering NV DATUM PERSOONLIJK PENSIOEN PLAN september 2011

Trouwen of samenwonen

Trouwen of samenwonen

Partner- en Wezenpensioen. Versie

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Regeling Anw-aanvulling. Een verzekering tegen het Anw-hiaat. De Algemene nabestaandenwet. De verzekering tegen het Anw-hiaat bij het pensioenfonds

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Algemene informatie oudedagvoorzieningen

Overlijdensrisicoverzekering

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

(VNQ) Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 16 maart TAZ/U Lbr:18^10 CvA/LOGA 18/ College voor Arbeidszaken

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht einde deelneming

De nabestaandenregeling van SBZ

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht einde deelneming

UW KLANTPROFIEL. Vult u onderstaande vragen nauwkeurig in. ALGEMEEN - DOEL

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Uw lijfrente komt vrij

Wat krijg je in onze pensioenregeling?

Binnenkort hebt u een afspraak met één van onze adviseurs. Om u goed van dienst te kunnen zijn, hebben wij informatie van u nodig.

Wat krijg je in onze pensioenregeling?

Zorg voor uw nabestaanden. AEGON OverlijdensRisicoverzekering

Als u OVERLIJDT. Wat betekent dit voor uw pensioen?

Nabestaandenvoorzieningen

Update! WIJZIGINGEN PENSIOENREGELING PER 1 JANUARI bpfhibin.nl

Uw lijfrente komt tot uitkering. verzekering bedrijfsrisico hypotheek pensioen

Tijdelijk partnerpensioen Informatie voor de werkgever. Anw-pensioen. Financiële zekerheid voor het gezin van uw werknemers

Folder: het ANW-hiaatpensioen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bandenen Wielenbranche

Direct ingaande lijfrente

Partner- en Wezenpensioen. Versie

Als u premies betaalt voor kapitaalverzekeringen

TAF Nabestaandenverzekering

Overlijden. Wat is er geregeld voor uw nabestaanden?

Als u OVERLIJDT. Wat betekent dit voor uw pensioen?

Als u premies betaalt voor kapitaalverzekeringen

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

PENSIOENBROCHURE. Anw-suppletiepensioen

VAAK VERGETEN VRAGEN TOP 10 EN ALLES WAT U MOET WETEN OVER EEN OVERLIJDENSRISICOVERZEKERING

Jouw Delta Lloyd Pensioen in het kort

E.F.A. (EerlijkFinancieelAdvies)

Pensioen- en inkomensscan. Dhr. A. WERKNEMER en Mevr. B. PARTNER. Aangeboden door: De Pensioenafdeling M.A. de Frel Hellingweg 98B 2583 WH Den Haag

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Wat moet de werkgever weten als het privéleven van de werknemer verandert?

Pensioen Continu Plan

NP Aanvullingsplan. Een financieel veilige toekomst voor uw nabestaanden

Overlijden Wat ontvangen uw nabestaanden?

Klaverblad Verzekeringen. Overlijdensrisicoverzekering

NP Aanvullingsplan. Financiële zekerheid voor uw nabestaanden

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht gewezen deelnemer

AANPAK 100K+ COMPENSATIE PENSIOEN

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

NP Aanvullingsplan. Een financieel veilige toekomst voor uw nabestaanden

Partner- en Wezenpensioen. Versie

Direct Ingaand Pensioen

KLANTPROFIEL VOOR DHR. HYPOTHEEK

Uw advies over inkomen bij arbeidsongeschiktheid als ondernemer. Een aandeel in elkaar

ALS U ER NIET MEER BENT...

Oudedagsvoorziening in het MKB

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Genieten van het leven met Leven

De pensioenregeling van Stichting Pensioenfonds Pon

Transcriptie:

Verzekering overlijdensrisico Eindrapport datum 17-12-2014 auteur(s) Jorna Leenheer Boukje Cuelenaere Millie Elsen Joris Mulder versie 2.2 classificatie Standaard

CentERdata, Tilburg, 2014 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Inhoudsopgave 1 Inleiding...3 1.1 Aanleiding en onderzoeksvraag... 3 1.2 Achtergrond Anw... 4 1.3 Methodologie... 5 1.3.1 Deelonderzoek aanbodzijde markt... 5 1.3.2 Deelonderzoek vraagzijde markt... 5 1.3.3 Deelonderzoek nabestaanden... 5 1.4 Opbouw rapport plus leeswijzer... 5 2 Aanbod van overlijdensverzekeringen en levensproducten met nabestaandenvoorzieningen...6 2.1 Overlijdensrisicoverzekeringen in de derde pijler... 7 2.1.1 Typering en categorisatie van producten... 7 2.1.2 Premies en voorwaarden... 9 Premies... 9 Gezondheidstoestand... 11 2.1.3 Acceptatie en uitsluiting... 12 2.1.4 Marktontwikkelingen... 12 2.2 Andere levensverzekeringen in de derde pijler...14 2.3 Nabestaandenregelingen in de tweede pijler...15 2.4 Relatie tussen de pijlers bezien vanuit de aanbodzijde...17 3 De markt voor overlijdensrisicoverzekeringen en levensproducten met nabestaandenvoorzieningen... 19 3.1 Afsluiting van overlijdensrisicoverzekeringen in Nederland: totaalbeeld...19 3.1.1 Aantal gesloten faciliteiten... 19 3.1.2 Specificaties van afgesloten verzekeringen... 21 3.1.3 Wijze en redenen van sluiten van verzekering... 24 3.2 Kennis van en recht op voorzieningen in de eerste en tweede pijler...26 3.2.1 Kennis van Anw... 26 3.2.2 Kennis van nabestaandenpensioen... 28 3.2.3 De positie van zelfstandigen... 28 3.3 Interactie tussen pijlers: een verklarend model voor verzekering in de derde pijler 29 3.3.1 Het onderzoeksmodel... 29 3.3.2 Schattingsresultaten... 31 4 Financiële ervaringen van nabestaanden... 35 4.1 Inkomensbronnen uit de drie pijlers...35 4.1.1 Algemene nabestaandenwet... 35 4.1.2 Voorzieningen uit de tweede pijler... 36 4.1.3 Voorzieningen uit de derde pijler... 37 4.2 De inkomens- en arbeidspositie van nabestaanden...39 4.2.1 Arbeidspositie... 39 4.2.2 Inkomenspositie... 40 4.3 Ervaringen wanneer terugkijkend...40 5 Samenvatting en synthese... 42 5.1 Mogelijkheden tot verzekering in de tweede en derde pijler...42 5.2 De markt voor overlijdensrisicoverzekeringen: consumentenkeuzes, consumentenkennis en relatie tussen de pijlers...43 Verzekering overlijdensrisico 1/51

5.3 De financiële gevolgen van het overlijden van een partner: de positie van nabestaanden...44 5.4 Relatie tussen de pijlers: aandachtspunten...46 A Onderzoeksverantwoording... 48 A.1 Onderzoeksverantwoording eerste deelonderzoek...48 Lijst geïnterviewde personen... 48 A.2 Onderzoeksverantwoording tweede deelonderzoek...48 A.2.1 Het LISS Panel... 48 A.2.2 Steekproefkader en respons... 49 A.2.3 Foutieve gegevens en outliers (uitbijters)... 50 A.3 Onderzoeksverantwoording derde deelonderzoek...50 Verzekering overlijdensrisico 2/51

1 Inleiding 1.1 Aanleiding en onderzoeksvraag Het overlijden van een naaste is allereerst een emotionele gebeurtenis, maar treft nabestaanden vaak ook financieel. Om voor bepaalde groepen het wegvallen van inkomen op te vangen bestaat vanuit de overheid de Algemene nabestaandenwet (de Anw). De Anw is in het verleden al ter discussie gesteld, onder meer omdat deze geen (directe) prikkel geeft tot arbeidsparticipatie terwijl dit wel in de geest is van veel sociale verzekeringen 1. Binnen dit onderzoek is de centrale vraag in hoeverre het verzekeren van overlijdensrisico al niet voor een groot deel wordt opgepakt (of kan worden opgepakt) binnen de private verzekeringsmarkt (de zogenaamde derde pijler) in combinatie met nabestaandenregelingen binnen pensioenregelingen (de tweede pijler). Mogelijk zal het functioneren van de derde pijler gedeeltelijk worden beïnvloed door regelingen in de tweede en de eerste pijler. Een uitkering voor nabestaanden vanuit de overheid kan ertoe leiden dat huishoudens minder snel geneigd zijn om zich privaat te verzekeren voor financiële gevolgen van het overlijden voor de partner en/of kinderen. Maar dit is niet het complete verhaal. De kans dat een persoon komt te overlijden voor de AOW-gerechtigde leeftijd is niet heel groot en de situatie is überhaupt dusdanig precair dat het aannemelijk is dat veel mensen hier liever niet mee bezig zijn en/of aandacht aan besteden. De vraag is mede daarom of mensen altijd goed op de hoogte zijn van de verzekering bij overlijden. Onvolledige kennis over verzekering bij overlijden kan zowel tot over- als tot onderontwikkeling van de derde pijler lijden. Daarnaast is een overlijdensverzekering in sommige gevallen min of meer verplicht bij het sluiten van een hypotheek op twee inkomens. Ook dit zal een weerslag hebben op de huidige ontwikkeling van de derde pijler. Dit onderzoek heeft als doel om inzicht te geven in de huidige situatie op de private verzekeringsmarkt, zowel aan de aanbod- als vraagzijde van de markt, waarbij ook behoefte is aan inzicht in de relatie tussen de pijlers. De centrale onderzoeksvraag die in dit rapport wordt beantwoord is als volgt geformuleerd: Welke mogelijkheden bestaan er in de private verzekeringsmarkt om overlijdensrisico te verzekeren en in hoeverre en waarom sluiten mensen een dergelijke verzekering af. Welke samenhang bestaat er met voorzieningen en ontwikkelingen in de eerste pijler (m.n. Anw) en tweede pijler (m.n. nabestaandenpensioen via collectieve regelingen bij pensioenfondsen en verzekeraars)? 1 Ojen, Q.H.J.M. van, m.m.v. J.W. van Egmond, P. Molenaar-Cox en B. Cuelenaere, (2011). Rouw en werk. Explorerend onderzoek naar re-integratie van nabestaanden. Den Haag: ministerie van SZW. Verzekering overlijdensrisico 3/51

Het onderzoek bestaat uit drie deelonderzoeken: (A) Onderzoek naar het aanbod van overlijdensrisicoverzekeringen en andere levensproducten met een nabestaandenvoorziening; (B) Onderzoek naar de vraag naar verzekeringen om het overlijdensrisico van een partner af te dekken en het verzekeringsgedrag vast te stellen; (C) Onderzoek naar de financiële situatie van nabestaanden na overlijden van de partner. 1.2 Achtergrond Anw Deze paragraaf geeft een korte beschrijving van de hoofdpunten van de Algemene nabestaandenwet (Anw). Rechthebbenden Partner-nabestaanden komen in aanmerking voor Anw en zijn als rechthebbenden aan te merken als zij aan een van de drie onderstaande criteria voldoen: - De nabestaande verzorgt een of meer kinderen onder de 18 jaar - De nabestaande is voor minstens 45% arbeidsongeschikt - De nabestaande is voor 1950 geboren Nabestaanden geboren voor 1950 zijn rechthebbend ook als zij geen minderjarige kinderen hebben of niet arbeidsongeschikt zijn. Dit hangt samen met een versobering van de Anw in juli 1996, waarbij voor bestaande rechthebbenden en weduwen/weduwnaars geboren voor 1950 een overgangsregeling is getroffen. Daarnaast bestaat er een wezenuitkering voor minderjarigen en voor meerderjarigen die studeren of zorgtaken voor andere wezen hebben. Uitkering en voorwaarden voor uitkering De Anw-uitkering bedraagt in 2014 maximaal 1.148,26 bruto per maand voor nabestaanden zonder minderjarige kinderen en 1.426,89 bruto voor nabestaanden met een of meer minderjarige kinderen. Voor het bepalen van de uitkering worden inkomen uit loondienst, winst uit eigen bedrijf en inkomsten uit (vervroegd) pensioen gedeeltelijk in mindering gebracht. Daarbij geldt dat de eerste 747,60 van het inkomen niet wordt meegeteld, boven dit bedrag wordt het inkomen voor twee derde van de nabestaandenuitkering afgetrokken. Bij een bruto-inkomen van 2.445,24 per maand of hoger ontvangt men geen Anw-uitkering meer (bij mensen met minderjarige kinderen is dit 2.863,19). Inkomsten uit nabestaandenpensioen, een lijfrente, rente- en dividendinkomsten en spaartegoeden leiden niet tot aftrek. De inkomsten uit andere uitkeringen, zoals WW, WAO, WIA en ZW worden volledig op de Anw-uitkering in mindering gebracht. Gebruikers Het aantal personen dat aanspraak maakt op de Anw daalt gestaag. Zo lag het in 2011 op 93.000, in 2012 op 81.200 en in 2013 68.500. Daarbij zijn vrouwen en de leeftijdsgroep tussen 55 en 65 jaar sterk oververtegenwoordigd 2. Medio 2012 werd 82% van de Anw-uitkeringen verstrekt aan een vrouw en 63% aan een persoon in de leeftijdsklasse van 55-65 jaar. 2 Beleidsdoorlichting artikel 9 Begroting SZW: Nabestaanden, Algemene Nabestaandenwet, februari 2013 Verzekering overlijdensrisico 4/51

1.3 Methodologie 1.3.1 Deelonderzoek aanbodzijde markt De aanbodzijde is in kaart gebracht door een combinatie van desk research en acht interviews met relevante actoren. Er zijn daarbij twee interviews gehouden met specialisten op het gebied van (levens)verzekeringen, vier interviews met verzekeringstussenpersonen en twee interviews met grote verzekeraars. Een lijst van geïnterviewde personen en een literatuurlijst is opgenomen in Appendix A.1. 1.3.2 Deelonderzoek vraagzijde markt Dit deelonderzoek maakt gebruik van gegevens uit een vragenlijst die tussen 1-15 september 2014 is gehouden onder een representatieve groep Nederlanders in het LISS Panel(zie Appendix A.2 voor meer informatie over het LISS Panel). De steekproef bestaat uit 2300 respondenten tussen 25 en 65 jaar die samenwonen (al dan niet gehuwd) met een partner. De steekproef bevat zowel personen die gegeven hun inkomenspositie en gezinssituatie recht zouden hebben op een Anw-uitkering in geval hun partner overlijdt (mensen met kinderen onder 18 jaar, personen geboren voor 1950 en mensen die voor meer dan 45% arbeidsongeschikt zijn) als ook de groep die dat niet zou hebben. Het deelonderzoek geeft daarmee een totaalbeeld van de markt en er kunnen vergelijkingen worden gemaakt tussen de verzekeringspositie van mensen met en zonder (potentieel) recht op Anw-uitkering bij overlijden van hun partner. 1.3.3 Deelonderzoek nabestaanden Dit deelonderzoek is gebaseerd op 15 diepte-interviews gehouden onder een gevarieerde groep van nabestaanden. Deze nabestaanden zijn deelnemers aan het LISS panel. Omdat er over hen reeds informatie aanwezig is over het ontvangen van een Anwuitkering, leeftijd, gezinssamenstelling, arbeidsongeschiktheid en arbeidspositie, was het mogelijk een zo gevarieerd mogelijke steekproef van nabestaanden te benaderen (Zie Appendix A.3). De interviews gaan in op de inkomenspositie van de nabestaanden en de relatieve omvang van het inkomen uit ieder van de drie pijlers, alsmede de arbeidspositie. Daarnaast wordt ingegaan op ervaringen van de nabestaanden met de verschillende verzekeringen en voorzieningen. 1.4 Opbouw rapport plus leeswijzer De rest van dit rapport is als volgt opgebouwd. In Hoofdstuk 2 tot en met 4 worden achtereenvolgens de resultaten besproken van de verschillende deelonderzoeken. Hoofdstuk 5 bevat een samenvatting en synthese. Verzekering overlijdensrisico 5/51

2 Aanbod van overlijdensverzekeringen en levensproducten met nabestaandenvoorzieningen Binnen het aanbod van de private verzekeringsmarkt (de zogenaamde derde pijler) kunnen levensverzekeringen voorzien in een financiële voorziening na overlijden van de partner. Daarbij wordt ten behoeve van dit onderzoek onderscheid gemaakt tussen: 1) overlijdensrisicoverzekering 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten 3 en de aanwezige varianten, de bijbehorende premie alsmede relevante marktontwikkelingen zullen respectievelijk in 2.1 (overlijdensrisicoverzekeringen) en 2.2 (overige levensverzekeringen) worden besproken. Daarnaast is het mogelijk om een uitvaartverzekering te sluiten, een verzekering bedoeld voor het betalen en verzorgen van de uitvaart bij overlijden. Gezien de beperkte polisomvang van dit product (de gemiddelde poliswaarde van gesloten uitvaartverzekeringen in 2013 was 6.192) 4, blijft dit type verzekeringen verder buiten beschouwing. Naast de verzekeringen in de derde pijler, bouwen veel werknemers in de tweede pijler pensioen op dat voorziet in een nabestaandenpensioen. Op hoofdlijnen worden de regelingen in de tweede pijler besproken in 2.3. Ten slotte wordt de relatie tussen de pijlers zoals bezien vanuit de aanbodzijde besproken in 2.4. Het hoofdstuk bevat noodzakelijkerwijs enig verzekeringsjargon; om de leesbaarheid te vergroten zijn in Box 2.1 verschillende enkele kernbegrippen kort uiteengezet. Box 2.1: Verkorte uitleg achtergrondbegrippen Overlijdensrisicoverzekering: Een overlijdensrisicoverzekering keert een vooraf afgesproken bedrag uit indien de verzekerde voor een bepaalde datum overlijdt. Dit bedrag stelt de nabestaanden, meestal de achterblijvende partner, in staat om de hypotheek (gedeeltelijk) af te lossen en/of in het onderhoud te voorzien. Levensverzekering (bij leven): Een levensverzekering keert op of vanaf een vastgesteld moment in de toekomst eenmalig een geldbedrag uit (kapitaalverzekering) of periodiek een geldbedrag uit (lijfrenteverzekering). Deze verzekering wordt vaak gesloten als aanvulling of vervanging van het pensioen in de tweede pijler. In sommige (maar niet alle) gevallen keert deze verzekering bij overlijden ook uit aan nabestaanden. Levensverzekeringen zijn fiscaal gefacilieerd. Let op! Overlijdensrisicoverzekeringen zijn ook als vorm van levensverzekering aan te merken. Vanwege de hoge mate van relevantie wordt deze verzekering separaat benoemd en behandeld. Om de terminologie helder te houden wordt in dit rapport gesproken van overlijdensrisicoverzekeringen (keren uit als iemand overlijdt) en 3 De benaming van de producten kan iets afwijken van de exacte benaming in de Wet Financieel Toezicht; gekozen is voor de benaming die naar verzekeringstussenpersonen en eindconsumenten het meest gebruikelijk is. 4 Als de waarde van de uitvaartverzekering minder is dan 6.859, dan hoeft over deze waarde geen vermogensbelasting te worden betaald; de gemiddelde poliswaarde ligt - niet verrassend - in dezelfde orde van grootte. Verzekering overlijdensrisico 6/51

(overige) levensverzekeringen (keren uit gedurende een periode van iemands leven, eventueel aangevuld met een nabestaandenfaciliteit). Lijfrente: Een lijfrente is een bedrag dat periodiek aan een bepaalde begunstigde wordt uitbetaald. Dit bedrag wordt doorgaans uitbetaald uit een levensverzekering of meer specifiek een lijfrenteverzekering. Lijfrente clausule: Een lijfrenteverzekering is verzekeringstechnisch niets anders dan een kapitaalverzekering plus een lijfrenteclausule. De lijfrenteclausule houdt in dat het vrijgekomen kapitaal wordt omgezet in een lijfrente. Bancaire lijfrente: Een bancaire lijfrente is een product dat bij een bank wordt afgesloten en in veel opzichten lijkt op een lijfrenteverzekering bij een verzekeraar. Een bancaire lijfrente is een vorm van banksparen, een fiscaal gefacilieerde vorm van sparen. In tegenstelling tot een lijfrenteverzekering keert een bancaire lijfrente altijd uit aan nabestaanden. N.B. Een meer complete uitleg van de begrippen wordt in de hoofdtekst gegeven, deze box is enkel ingevoegd om het lezen te vergemakkelijken en geeft dus een zeer beknopte omschrijving van de begrippen. 2.1 Overlijdensrisicoverzekeringen in de derde pijler 2.1.1 Typering en categorisatie van producten Het basisidee van een overlijdensrisicoverzekering is als volgt: - Persoon X sluit een verzekering voor het geval persoon Y komt te overlijden gedurende een bepaalde periode (looptijd verzekering) en voor een bepaald bedrag; - Persoon X betaalt maandelijks een premie; - Als persoon Y komt te overlijden, keert de verzekering uit aan persoon X (door de constructie dat X de premie betaalt, blijft de uitkering buiten de erfenis van Y) - Persoon X moet aannemelijk maken dat er een relatie bestaat met Y (kan naast echtgenoot bijv. ook zakenpartner, kind, ander familielid zijn) In de praktijk zijn X en Y veelal partners en zullen zij gezamenlijk besluiten om een overlijdensrisicoverzekering te sluiten en premie te betalen. Waar het dus op neerkomt dat een overlijdensrisicoverzekering wordt gesloten door een persoon om de begunstigde (meestal de achtergebleven partner) financieel te voorzien indien hij/zij komt te overlijden. De achterblijvende partner (de begunstigde) kan met het uitgekeerde bedrag bijvoorbeeld een huis aflossen (de begunstigde kan dan ook de kredietverstrekker zijn) of het gebruiken voor levensonderhoud. Dat kan tweezijdig (X verzekert voor het overlijden van Y en Y verzekert voor het overlijden van X), maar dat hoeft niet en ook kan de ene verzekering voor een ander verzekerd bedrag worden gesloten dan de andere. Als men tweezijdig verzekert, bestaat er de optie om een kruislingse verzekering te sluiten die iets goedkoper is dan twee losse verzekeringen. Een kruislingse verzekering keert slechts één keer uit (bij het overlijden van de eerste partner) en bij het overleden van de tweede partner gaat geen uitkering meer naar de nabestaanden (kinderen). Verzekering overlijdensrisico 7/51

In 2013 werden 195.333 overlijdensrisicoverzekeringen 5 gesloten (al dan niet in combinatie met hypotheek), het gemiddeld verzekerde bedrag bedroeg 127.596 (Bron: Centrum voor Verzekeringsstatistiek). Er zijn geen actuele getallen beschikbaar vanuit het Centrum voor Verzekeringsstatistiek over de totale portefeuille (alle lopende verzekeringen), er is enkel informatie over nieuwe productie beschikbaar, we baseren ons daarvoor op informatie uit de afgenomen vragenlijst (Hoofdstuk 3). Eenmalige versus periodieke uitkering Meestal keert de overlijdensrisicoverzekering bij overlijden eenmalig een bedrag uit. In het geval de verzekering in combinatie met een hypotheek is gesloten dan is dit eigenlijk vrijwel altijd zo. Het is echter ook mogelijk om een verzekering te sluiten die bij overlijden periodiek maandelijks gaat uitkeren gedurende een bepaalde periode (of tot het bereiken van een bepaalde leeftijd). In dat geval biedt de verzekering een maandelijkse voorziening aan de nabestaande om in zijn dagelijkse onderhoud te voorzien. Verzekeringstechnisch is de overlijdensrisicoverzekering identiek, maar in het geval van periodieke uitkeringen combineert men de overlijdensrisicoverzekering met een lijfrenteclausule. Gelijkblijvende versus dalende uitkering De verzekering kan worden afgesloten voor een constant bedrag gedurende de looptijd of voor een lineair of annuïtair dalend bedrag. Dalende verzekeringen komen soms voor bij hypotheken zodat de hoogte van de dekking afhankelijk is van de restschuld. Tussenpersonen geven aan dat de verschillen in premies tussen gelijkblijvend en dalend dusdanig klein zijn, dat zij vaak toch adviseren om een verzekering met gelijkblijvende dekking af te sluiten. Bij een dalende dekking kan gekozen worden voor een lineaire of een annuïtaire daling. Verzekering in combinatie met een hypotheek In veel gevallen sluiten mensen een overlijdensrisicoverzekering in combinatie met een hypotheek. Men sluit in dat geval een overlijdensrisicoverzekering voor de looptijd van de hypotheek (doorgaans 30 jaar), waarbij de verzekering uitkeert als een van de partners overlijdt. Deze verzekering is bedoeld om de hypotheeklasten van de achtergebleven partner (gedeeltelijk) te dragen en is veelal een voorwaarde om een hypotheek te krijgen. Het is zinvol om onderscheid te maken tussen overlijdensrisicoverzekeringen die zijn gesloten in combinatie met een hypotheek (en eenmalig uitkeren) en overlijdensrisicoverzekeringen die zijn gesloten om in het financieel inkomen van de nabestaanden te voorzien in het geval van overlijden (en meestal periodiek gaan uitkeren). Vanuit beschikbare marktcijfers is niet te identificeren hoeveel procent van de overlijdensrisicoverzekeringen worden afgesloten in combinatie met een hypotheek. Dit komt vooral doordat verzekeraars in veel gevallen een losse overlijdensrisicoverzekering sluiten, waarbij de hypotheek zelf elders is ondergebracht. Verzekeringstussenpersonen geven aan dat ongeveer driekwart van de overlijdensrisicoverzekeringen die zij sluiten in combinatie met een hypotheek is, voor een kwart geldt dit niet. In hoofdstuk 3 bespreken we de resultaten van de enquête over dit onderwerp. 5 Meer precies: risicoverzekeringen en hypotheek gerelateerde verzekeringen Verzekering overlijdensrisico 8/51

Opties Er zijn een groot aantal opties waarmee de risicoverzekering uitgebreid kan worden, zoals premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en/of een kinderverzekering. Tussenpersonen geven aan dat mensen meestal andere manieren hebben waarop zij deze risico s dekken (denk aan uitvaartverzekering, zelf sparen, etc.), waardoor in het overgrote deel van de gevallen gewoon de basisverzekering afgesloten wordt. 2.1.2 Premies en voorwaarden Premies De hoogte van de premie is afhankelijk van de volgende aspecten: - Hoogte van het verzekerde bedrag (hoeveel keert de verzekering uit) - Looptijd van de verzekering - Leeftijd bij afsluiten - Gezondheidstoestand Vroeger werden verschillende premies gehanteerd voor mannen en vrouwen (vanwege verschillende sterftetabellen) maar na een uitspraak van het Europese Hof (maart 2011) is dit sinds december 2012 niet meer toegestaan. De relatie tussen leeftijd, looptijd en premiehoogte zal hieronder verder uiteengezet worden. Een veel gesloten overlijdensrisicoverzekering is er een met een constante dekking waarbij de premie gedurende de looptijd constant is. Omdat de premie voor een gesloten overlijdensrisicoverzekering constant blijft gedurende de looptijd, betaalt een persoon die een verzekering met een langere looptijd sluit in de eerste jaren eigenlijk te veel premie (zijn sterfkans is heel laag) en wanneer hij ouder is juist te weinig (want zijn sterfkans neemt toe terwijl de premie constant blijft). De premie die in de beginjaren te veel wordt betaald, wordt premiereserve genoemd. Dit wordt in Figuur 2.1 geïllustreerd met een voorbeeld. Het betreft een verzekering voor een (gezond) persoon van 30 jaar die een verzekering sluit met een looptijd van 35 jaar en een verzekerd bedrag van 200.000. De premie voor deze verzekering ligt tussen 15 en 20 per maand gedurende de hele looptijd. Daarnaast geeft de figuur aan wat de premie zou zijn als iemand (steeds) verzekeringen met een looptijd van een jaar zou af sluiten. Op deze manier is te zien dat de gemiddelde premie in de beginjaren hoger is dan de jaarlijkse premie, maar dat dit omslaat tussen 40- en 45- jarige leeftijd. Verzekering overlijdensrisico 9/51

Figuur 2.1 Maandelijkse premie voor 30-jarige verzekering versus eenjarige verzekering Constante premie gebaseerd op verzekering gesloten op 30-jarige leeftijd met een looptijd van 30 jaar voor een verzekerd bedrag van 200.000 Bron: premieberekeningen via www.independer.nl, bewerking CentERdata 6 Premies zijn sterk afhankelijk van de leeftijd van een verzekerde op het moment van afsluiten. Voor mensen tussen 20-35 jaar is de premie bij afsluiten laag, maar deze stijgt sterk als de leeftijd toeneemt. Onderstaand voorbeeld (Figuur 2.2) laat zien hoe hoog de maandelijkse premie is als iemand 200.000 verzekert voor 20 jaar voor verschillende leeftijden. Daarbij is te zien dat een verzekering gesloten door een jongere heel goedkoop is (bij 25 jaar onder 10 per maand), maar dat de te betalen premie voor personen vanaf 40 jaar behoorlijk stijgt. Men zou kunnen beargumenteren dat de looptijd van een verzekering in de meeste gevallen ook kan afnemen met de leeftijd; om dit te illustreren is ook de situatie weergegeven van een verzekering met een looptijd tot de verzekerde de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt. In dat geval is de premiestijging minder sterk, maar het patroon is identiek. Dit alles houdt in dat het voor jonge stellen relatief goedkoop is om een overlijdensrisicoverzekering te sluiten, maar dat dit voor stellen die wat ouder zijn erg duur kan gaan worden. Een van de geïnterviewden geeft aan dat veel mensen ZZP-er worden boven de leeftijd van 40 jaar; op dat moment begint juist de premie op te lopen en sluiten ZZP-ers wellicht geen overlijdensrisicoverzekering terwijl het juist voor zelfstandigen relevant is om een dergelijke verzekering te sluiten. 6 De premieberekeningen zijn gemaakt door steeds het gemiddelde te nemen van de drie aanbiedingen met de beste prijs-kwaliteitsverhouding volgens de website; door wijzigingen in premiehoogte zijn de exacte bedragen niet (meer) exact te repliceren. Verzekering overlijdensrisico 10/51

Figuur 2.2 Maandelijkse premie voor een overlijdensrisicoverzekering van 200.000 gesloten naar leeftijd van afsluiten en voor verschillende looptijden Bron: premieberekeningen via www.independer.nl, bewerking CentERdata Er is tot zover vanuit gegaan dat de premie constant is gedurende de looptijd van de verzekering, maar dit is niet noodzakelijkerwijs zo. De markt biedt in toenemende mate verzekeringen aan met een korte looptijd (5 jaar of korter) die na afloop steeds verlengd kunnen worden of verzekeringen die geen constante maar een zogenaamde realistische premie vragen. Bij dergelijke variabele premies wordt geen premiereserve opgebouwd en loopt de premie (sterk) op als iemand ouder wordt. Gezondheidstoestand Daarnaast is de gezondheidstoestand van de verzekerde mede bepalend voor de acceptatie en de premiebepaling. Belangrijke kenmerken van gezondheid zijn het al dan niet roken en de BMI, deze kenmerken hebben veelal direct een weerslag op de hoogte van de premie. Tot een bepaald bedrag volstaat het veelal om een gezondheidsverklaring in te vullen. Een aanvullende medische keuring wordt in dat geval enkel uitgevoerd als de antwoorden op de gezondheidsverklaring daar aanleiding toe geven. Vanaf een bepaald verzekerd bedrag kan een verzekeraar standaard (a) een medische keuring, (b) medische keuring + bloedtest, (c) internist screening eisen. De bedragen waarbij dit vereist is verschillen tussen aanbieders (bijv. medische keuring soms bij bedragen vanaf 250.000, soms pas bij bedragen vanaf 500.000). De Wet medische keuringen regelt welke vragen de verzekeraar mag stellen, waarbij er onderscheid wordt gemaakt tussen verzekeringen onder en boven de zogenaamde vragengrens. Als het verzekerd bedrag boven de vastgestelde vragengrens uitkomt, dan mogen verzekeraars meer vragen stellen dan wanneer dat niet het geval is, bijvoorbeeld over erfelijke aandoeningen in de familie. Verzekeraars hebben eigen acceptatierichtlijnen en mogen mensen weigeren. In de meeste gevallen is er echter geen sprake van weigering maar wel van een premieopslag, bijv. als men rookt of een verhoogd BMI heeft wordt de premie ongeveer 2 keer zo hoog. Een van de verzekeraars geeft aan dat de verschillen in premies tussen verzekeraars voor gezonde mensen is terug te voeren naar de mate van acceptatie. Een verzekeraar Verzekering overlijdensrisico 11/51

die een hoog percentage van de aanvragen voor de basispremie (zonder opslag) verzekert, zal een wat hogere premie hanteren dan een verzekeraar die al eerder een premieopslag gaat berekenen. Wanneer iemands gezondheid gedurende de looptijd verbetert moet er eerst voldoende bewijs zijn dat de nieuwe situatie ook stabiel is voordat de premie omlaag gaat. Wanneer men bijvoorbeeld veel gewicht verliest, moet men zich minimaal een jaar lang bij de dokter laten wegen, als bewijs. 2.1.3 Acceptatie en uitsluiting Verzekeraars en tussenpersonen geven aan dat het percentage personen dat onverzekerbaar is, heel laag ligt. Er bestaan verschillen tussen verzekeraars, bij de grote verzekeraars lijkt ongeveer 90% tegen het basistarief te worden geaccepteerd (zonder premieopslag). Het kan wel zo zijn dat de premie sterk oploopt als er gezondheidsbeperkingen zijn. Als een reguliere verzekeraar moeite heeft iemand te verzekeren, kan toenadering worden gezocht tot de Hoop (dehoopleven.nl), uiteraard tegen hogere premies. De Hoop is een gespecialiseerde herverzekeringsmaatschappij, opgericht door verzekeringsmaatschappijen, met als maatschappelijk doel om levensverzekeringen voor zo veel mogelijk mensen toegankelijk te maken. De Hoop accepteert 96% van de aanvragen; gegeven dat ongeveer 90% van de aanvragen sowieso al door de verzekeringsmaatschappijen zijn geaccepteerd, dan zou dat inhouden dat ongeveer 0,4% van het totaal aantal aanvragen uiteindelijk wordt geweigerd. Wij concluderen dan ook dat praktisch gezien vrijwel iedereen verzekerbaar is, maar dat economisch gezien het treffen van een overlijdensrisicovoorziening in gevallen van slechte gezondheid of hoge leeftijd mogelijk onhaalbaar wordt vanwege hoge premies. De afhandeling van de verzekering stuit over het algemeen niet op moeilijkheden (er wordt doorgaans uitgekeerd). Uitzonderingen zijn als de verzekering nog niet lang geleden is afgesloten en er waarschijnlijk sprake is van een onjuist ingevulde gezondheidsverklaring. Dan wordt er vrij diepgravend onderzoek gedaan met behulp van medische dossiers. Daarnaast wordt er in geval van zelfmoord en euthanasie kritisch gekeken. Zowel verzekeraars als tussenpersonen geven echter aan dat uitbetaling nagenoeg nooit een probleem is (zelfs na aanvullend onderzoek). 2.1.4 Marktontwikkelingen Er is een groot aantal verzekeraars actief op de markt voor overlijdensrisicoverzekeringen, voor een gemiddelde verzekering kan dit oplopen tot tientallen verschillende mogelijke verzekeraars. Het Verbond van Verzekeraars rapporteert dat er 37 Verzekeraars levensverzekeringen aanbieden in geld en 25 in beleggingseenheden (Verzekerd van Cijfers, 2014). Buitenlandse aanbieders spelen geen grote rol binnen de markt. De meeste banken beschikken niet over een verzekeringsvergunning voor levensverzekeringen en mogen daarom geen overlijdensrisicoverzekeringen aanbieden (ze mogen geen biometrische risico s verzekeren). Verzekering overlijdensrisico 12/51

Vanwege de Wet banksparen 7 uit 2008 is de productie van veel levensverzekeringen sterk gedaald (zie Paragraaf 2.2), de overlijdensrisicoverzekering is voor verzekeraars weer relatief belangrijker geworden. De premies staan flink onder druk en zijn de afgelopen jaren substantieel gedaald, onder meer vanwege het toenemend gebruik van het internet. Voor een overlijdensrisicoverzekering voor een gezond persoon van 30 jaar blijkt een van de geïnterviewde tussenpersonen via 38 verschillende aanbieders een verzekering te kunnen sluiten. De maandelijkse premie (verzekerd bedrag 200.000, looptijd 30 jaar) varieert van 12,18 tot 38,78 tussen de aanbieders. Daarnaast zijn er nog twee aanbiedingen met een nog veel lagere premie, maar deze verschillen sterk in voorwaarden. Omdat de voorwaarden van deze producten niet altijd als gunstig worden gezien, wordt over deze producten niet altijd geadviseerd. Slechts een aantal aanbieders (ca. 10) zijn erg actief in de concurrentiestrijd en daardoor zijn de premieverschillen tussen aanbieders juist groter geworden. De concurrentie wordt enigszins getemperd doordat overlijdensrisicoverzekeringen met langere looptijd eigenlijk nooit worden overgesloten. Immers, de premie die dan wordt gerekend zal hoger liggen vanwege de hogere leeftijd, terwijl de premiereserve niet kan worden meegenomen. Er is dus wel sprake van heftige concurrentie wat betreft de nieuwe productie, maar niet aangaande de opgebouwde verzekeringsportefeuilles bij verzekeraars (die in tegenstelling tot hypotheken wel vaak worden overgesloten). Verzekeringen kunnen via een tussenpersoon of via direct writing (direct bij de verzekeraar) worden gesloten. De tussenpersoon is in veel gevallen een assurantieadviseur, maar het kan ook gaan om een bemiddelaar, zoals Independer die via internet opereert. Daarnaast biedt een aantal verzekeraars zoals Centraal Beheer en OHRA direct aan klanten (direct writers), dit gaat bijna volledig via het internet. Verzekeringen via internet kunnen dus zowel via het direct writing kanaal als via het tussenkanaal worden gesloten (internet is geen distributiekanaal, maar een distributiemedium). Ruim twee derde van de levensverzekeringen (individueel en collectief tezamen) worden via het tussenkanaal gesloten (in 2011 69%; Verzekerd van Cijfers, 2013). Vanaf januari 2014 is een provisieverbod van kracht. De beloning van adviseurs en van directe aanbieders mag door het provisieverbod niet meer in de prijs van het product zitten. Ook mogen adviseurs voor deze producten geen vergoeding (provisie) meer ontvangen van de aanbieder en ook zijn beloningen in natura (bijv. een golftoernooi) niet meer toegestaan. Wel mag de verzekeraar de tussenpersonen informeren over bijvoorbeeld gewijzigde productvoorwaarden. Door de inwerkingtreding van het provisieverbod betalen klanten adviseurs en directe aanbieders rechtstreeks voor advies en het afsluiten van verzekeringsproducten. Voor de inwerkingtreding van het provisieverbod betaalden klanten deze kosten via de prijs van het product. Het provisieverbod heeft een daling van premies tot gevolg gehad, maar daar tegenover staat dat een klant wel direct een bedrag betaalt aan de tussenpersoon voor advies, bemiddeling en in sommige gevallen afsluitkosten. Zo vraagt de Independer 195 voor bemiddeling en de Consumentenbond 180-280. Bij een direct writer zijn de 7 De Wet Banksparen maakt het mogelijk dat ook banken fiscaal gunstige levens- en pensioenproducten mogen sluiten, waar voorheen enkel verzekeraars dat mochten. Verzekering overlijdensrisico 13/51

afsluitkosten heel laag. Vraagt men advies bij een verzekeringstussenpersoon dan is men substantieel meer kwijt omdat er ook daadwerkelijk advies wordt gegeven. Het bestaan van het provisieverbod kan een drempel opwerpen om een financieel adviesgesprek aan te gaan bij tussenpersonen. Juist een tussenpersoon kan de mogelijkheid en relevantie van een overlijdenrisicoverzekering onder de aandacht brengen bij mensen. Verzekeraars ervaren dat er als gevolg van het provisieverbod minder verzekeringen zonder hypotheek worden gesloten. Om het bewustzijn te verhogen geeft een van de geïnterviewde verzekeraars aan nu ook meer direct campagne te voeren richting eindconsument. Het doel van deze campagne is om consumenten meer bewust te maken van de financiële risico s bij het overlijden van de partner en de mogelijkheden om deze risico s af te dekken. 2.2 Andere levensverzekeringen in de derde pijler Behalve via een overlijdensrisicoverzekering, kan een nabestaande ook geld ontvangen vanuit een (andersoortige) levensverzekering die de overleden partner had gesloten. Hierbij wordt vooral op levensverzekeringen gedoeld die uitkeren wanneer de verzekerde de pensioengerechtigde leeftijd bereikt (of enkele jaren daarvoor); deze worden dan ook vaak afgesloten als aanvulling op, of vervanging van het tweede pijler pensioen (zelfstandigen, werknemers zonder pensioenregeling). Bij vroegtijdig overlijden is er in sommige gevallen voorzien in een uitkering aan de nabestaanden, vergelijkbaar met nabestaandenpensioen. Deze component maakt deze producten dus ook relevant voor de huidige studie. Daarbij onderscheiden we twee typen verzekeringen: - Kapitaalverzekering (keert eenmalig uit) - Lijfrente (keert periodiek uit) Op 1 januari 2008 is de Wet Banksparen ingevoerd. Waar tot die tijd verzekeraars het alleenrecht hadden om fiscaal gefacilieerde (pensioen)producten aan bieden, zijn banken en beleggingsinstellingen nu ook tot deze markt toegelaten. Er bestaan daarom nu ook bancaire lijfrentes. Deze hebben een enorme vlucht genomen en hebben de markt grotendeels overgenomen van de verzekeraars. Verzekeraars zijn grotendeels teruggeworpen tot waar ze van oorsprong goed in zijn, het verzekeren van biometrische risico s (denk aan overlijdensrisicoverzekeringen). Een groot verschil tussen banksparen en levensverzekeringen ligt in de periode gedurende welke de uitkering plaatsvindt. Bij levensverzekeringen is dit in veel gevallen levenslang, waarbij de verzekeraar het risico draagt dat iemand pas op (zeer) hoge leeftijd kan overlijden en uitkeringen in dat geval lang doorlopen. Bij bancaire lijfrente staat de duur van de uitkering vast en stopt wanneer het opgebouwde spaartegoed in totaliteit is uitgekeerd. De deelnemer draagt daarbij zelf het risico dat hij wellicht heel oud wordt en de uitkeringen dus mogelijk voor overlijden al stoppen. Verder bestaat er een verschil wat betreft nabestaandenuitkeringen tussen bancaire lijfrentes en levensverzekeringen bij een verzekeraar. Lijfrentes/levensverzekeringen keren alleen uit aan nabestaanden als er een aparte verzekering is gesloten, een zogenaamde contraverzekering (of overlijdensdekking). Als men die niet heeft gesloten, vervalt het kapitaal aan de verzekeraar bij overlijden. Men kan overigens een verzekering voor het hele bedrag sluiten, maar het kan ook voor bijvoorbeeld 70% (conform de Verzekering overlijdensrisico 14/51

meeste pensioenregelingen). Indien er een kapitaalverzekering is gesloten waarbij een lijfrenteclausule is gesloten (plus contraverzekering), dan dient de nabestaande ook een lijfrente af te sluiten met het vrijgekomen kapitaal indien en nadat de partner is overleden. Met andere woorden, het uitgekeerde bedrag moet dan periodiek worden uitgekeerd en niet eenmalig. Daarbij hanteren verzekeraars een minimale uitkeringsduur (het hoeft dus niet een levenslange lijfrente te zijn). Nabestaanden hebben een jaar de tijd om hun keuze voor een lijfrente te maken nadat hun partner is overleden. De bancaire lijfrente werkt iets anders dan een lijfrente bij een verzekeraar, aangezien banken nooit biometrische risico s mogen verzekeren. Wat er in wezen gebeurt, is dat de bank het gespaarde vermogen in een vast aantal termijnen uitkeert (onafhankelijk of iemand nog leeft of niet). Op het moment dat de begunstigde overlijdt, dan gaan de betalingen gewoon door maar worden die uitgekeerd aan de erfgenamen. Op het moment dat een bancair kapitaal (een geblokkeerde spaarrekening) vrijkomt, kan iemand besluiten hiervan een lijfrente bij een verzekeraar te kopen. 2.3 Nabestaandenregelingen in de tweede pijler Deze paragraaf geeft een beknopt overzicht van nabestaandenpensioen in de tweede pijler en de belangrijkste verschillen tussen regelingen. Nabestaandenpensioen omvat zowel partnerpensioen als wezenpensioen; binnen dit onderzoek wordt verder niet ingegaan op wezenpensioen en zullen de termen nabestaandenpensioen en partnerpensioen door elkaar worden gebruikt. Als iemand in loondienst werkt, bouwt hij in de meeste gevallen verplicht pensioen op via een pensioenfonds of pensioenverzekeraar 8. Vrijwel alle pensioenregelingen voorzien in een nabestaandenregeling: als de partner komt te overlijden, dan is voorzien in een uitkering voor de achterblijvende partner. Uit het pensioenreglement blijkt of en zo ja, onder welke voorwaarden ook ongehuwd samenwonenden worden aangemerkt als partners. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen het overlijden voor de pensioengerechtigde leeftijd en daarna. Het partnerpensioen bedraagt een bepaald percentage van het ouderdomspensioen. Bij overlijden tijdens deelneming wordt het partnerpensioen vaak afgeleid van het bereikbaar ouderdomspensioen. Daarbij moet bedacht worden dat het ouderdomspensioen (en daarmee ook het partnerpensioen) alleen is opgebouwd over het pensioengevend inkomen boven de franchise. De (minimale) franchise is dat deel van het inkomen waarvoor de AOW al voorziet in het pensioeninkomen. Voor mensen met laag of middelhoog inkomen is het opgebouwde pensioen daarom niet zo hoog, waarmee ook het nabestaandenpensioen neerkomt op slechts een beperkt bedrag per maand. Pensioenregelingen kennen een partnerpensioen op opbouwbasis of op risicobasis of een combinatie van beide soorten. Partnerpensioen op opbouwbasis: wanneer de partner nog in dienst is bij overlijden, dan keert de pensioenuitvoerder een bepaald percentage uit van wat de deelnemer zou hebben gekregen als hij tot de pensioengerechtigde leeftijd in dienst zou zijn gebleven. Als het overlijden plaatsvindt na uitdiensttreding (en er geen verdere pensioenopbouw plaatsvindt), dan keert de pensioenuitvoerder het partnerpensioen uit dat tot uitdiensttreding is opgebouwd. 8 Een meer generieke term is pensioenuitvoerder, deze omvat pensioenfondsen, pensioenverzekeraars en premiepensioeninstellingen. Verzekering overlijdensrisico 15/51

Partnerpensioen op risicobasis: de pensioenuitvoerder keert alleen een partnerpensioen uit als de deelnemer nog in dienst is. Bij uitdiensttreding vervalt het partnerpensioen en keert de pensioenuitvoerder bij overlijden daarna niets uit aan de achterblijvende partner. Dat is anders als de deelnemer bij einde deelneming heeft gekozen voor omzetting van een deel van zijn ouderdomspensioen in partnerpensioen ( uitruil ). De fiscale wet- en regelgeving over aanvullende pensioenen, het Witteveenkader is hier van belang. Het Witteveenkader geeft de grenzen waaraan een pensioenregeling moet voldoen om fiscaal gefacilieerd te worden (d.w.z. pensioenpremie en pensioenaanspraak zijn onbelast, pensioenuitkering is belast, ook wel bekend als de omkeerregel). Recent is wetgeving binnen het Witteveenkader aangenomen waardoor de onbelaste pensioenopbouw verder beperkt wordt. Deze wijzigingen leiden niet alleen tot verlaging van de pensioenopbouw (zowel voor ouderdomspensioen als voor partnerpensioen), maar kunnen ook nog wel eens een wijziging van het karakter van het partnerpensioen (van opbouw naar risico of andersom) tot gevolg hebben. Verder wordt vanaf 2015 de pensioensopbouw bij 100.000 afgetopt, dit heeft ook een verlaging van het partnerpensioen tot gevolg. Anw-compensatie en Anw-hiaat producten Sommige pensioenregelingen (zowel pensioenfondsen als pensioenverzekeraars) bieden een financiële aanvulling op de wettelijke Anw-uitkering of als compensatie voor nabestaanden die geen of een gedeeltelijke Anw-uitkering ontvangen na het overlijden van de partner (Anw compensatie of Anw-hiaat verzekering). Het Anw-hiaat product keert uit bij overlijden aan de partner als aanvulling op de Anw-uitkering of als compensatie indien de partner geen of slechts een gedeeltelijke Anw-uitkering ontvangt. Mensen die dus geen jonge kinderen hebben, of zelf veel verdienen, komen bijvoorbeeld in aanmerking omdat zij geen (of weinig) Anw ontvangen. Daarbij zijn er verschillende mogelijkheden. Allereerst kan er een collectieve regeling bestaan, waarbij de partner van de deelnemer in aanmerking kan komen voor een Anwcompensatie. Voorbeelden daarvan zijn de regelingen van het ABP en het pensioenfonds Zorg en Welzijn. De aanvulling is echter niet altijd 100% (dat wil zeggen: vult niet altijd aan tot de maximale hoogte van de Anw-uitkering) en is ook afhankelijk van het moment van instromen in het pensioenfonds. Daarnaast zijn er pensioenfondsen en verzekeraars die de Anw-hiaatverzekering als vrijwillige module binnen de collectieve pensioenregeling aanbieden. De werkgever kan ervoor kiezen deze module af te nemen en de mogelijkheid van een Anw-hiaatverzekering aan te bieden aan zijn werknemers. De werknemer maakt de keuze voor wel/niet deelnemen aan deze module. Voorbeelden hiervan zijn het Metaalelektro pensioenfonds en het Philips pensioenfonds. Belangrijk om op te merken dat verzekeringsaanvragen in de tweede pijler altijd worden geaccepteerd en er ook geen gezondheidsverklaring hoeft te worden ingevuld. Daarnaast bestaan er pensioenregelingen die geen Anw-hiaatverzekering kennen en dan is het mogelijk dit binnen de derde pijler te regelen. Er bestaat geen goed overzicht van het gebruik van de vrijwillige Anw-hiaatverzekering, maar geïnterviewden gaven aan dat ze voor zo ver hun informatie reikt weinig gebruikt worden. Overigens eindigt het recht op de Anwhiaatuitkering op het moment dat het recht op Anw ook zou eindigen, namelijk op het moment van AOW-leeftijd. In sommige gevallen eindigt het Anw-hiaatpensioen voordien in het geval van hertrouwen of samenwonen. Verzekering overlijdensrisico 16/51

Overigens kan de formele partnerdefinitie verschillen voor het pensioenfonds dat de Anw hiaatregeling uitvoert en voor de SVB die de Anw uitvoert. Zo is het voor de Anw voldoende dat men kan aantonen een huishouden te delen als partners, waar pensioenfondsen vaak engere definities kunnen hanteren. Zo kan voor ongehuwd samenwonenden een samenlevingscontract vereist zijn (inclusief aanmelding bij het pensioenfonds) of een andere notariële akte 9. Een algeheel overzicht van de verschillende pensioenarrangementen en welke regeling een pensioenfonds of een werkgever heeft afgesloten is niet voorhanden. Daarbij is de situatie dusdanig complex en het pensioenbewustzijn van Nederlanders dusdanig laag dat volgens de geïnterviewden niet valt te verwachten dat de pensioendeelnemers dit zelf goed weten 10. De uitvoering van de nabestaandenpensioenen in de tweede pijler verloopt over het algemeen goed. Een probleem dat wel eens voorkomt is dat de ongehuwde partner (met wie de overledene samenwoonde) niet is gemeld bij de pensioenuitvoerder in geval van een bepaald partnersysteem. In dat geval heeft de partner geen recht op nabestaandenpensioen. Met een beroep op de hardheidsclausule kan dit alsnog verzekerd zijn. Overigens is het nabestaandenpensioen veelal niet verzekerd wanneer iemand na de pensioengerechtigde leeftijd trouwt of gaat samenwonen. 2.4 Relatie tussen de pijlers bezien vanuit de aanbodzijde Vanuit de interviews zijn er een aantal relevante bevindingen gedaan over de relatie tussen de drie pijlers, het onderzoek van de vraagzijde van de markt (Hoofdstuk 3) zal hier kwantitatief meer inzicht in geven. De relatie tussen de eerste en derde pijler lijkt om verschillende redenen zwak. Allereerst valt op dat bij verzekeringstussenpersonen de kennis van de Anw zeer beperkt is. Bij het maken van een financiële planning houdt ook niet iedere tussenpersoon rekening met het bestaan van Anw. Voor personen die overlijdensrisicoverzekeringen via internet afsluiten valt op dat de sites de Anw niet of nagenoeg niet noemen bij richtlijnen voor het vaststellen van het te verzekeren bedrag. Daarnaast geven verzekeraars aan dat er nagenoeg geen verandering is geweest in de markt nadat de Anw in 1996 werd versoberd, dit geldt zowel voor het gevoerde productbeleid als het aantal gesloten verzekeringen. Zij verwachten ook niet dat een eventuele verdere versobering van Anw de markt sterk zal doen groeien. Wat betreft de relatie tussen de tweede en derde pijler zijn er twee opmerkingen te maken. Zelfstandigen bouwen in veel gevallen geen pensioen op via de tweede pijler en juist (een deel van) deze groep sluit daarom overlijdensrisicoverzekeringen of lijfrentes af: een directe link tussen tweede en derde pijler. Maar daarbij moet wel opgemerkt dat het treffen van dergelijke voorzieningen bij startende ondernemers niet altijd voldoende aandacht heeft en ook kan een dergelijke faciliteit zeker voor oudere starters of oudere 9 Zie ook Tineke de Jonge (2008). De inkomenspositie van achterblijvers. Sociale Verzekeringsbank. 10 Prast, Henriette en Arthur van Soest (2014). Pensioenbewustzijn, Netspar Panel Papers. Verzekering overlijdensrisico 17/51

zelfstandigen (denk aan arbeidsongeschiktheidsverzekering) kostbaar zijn. Overigens bouwen sommige zelfstandigen wel een pensioenvoorziening in de tweede pijler op. Het gaat om zelfstandigen die vallen onder werkingssfeer van een beroepspensioenfonds (bijv. artsen, notarissen, loodsen) en daarnaast verplichten sommige bedrijfstakpensioenfondsen ook zelfstandigen om deel te nemen aan het pensioenfonds (bijv. Bedrijfstakpensioenfonds Schilders). Voor mensen die wel pensioen in de tweede pijler opbouwen is het pensioenbewustzijn beperkt en ook blijkt men zeer beperkt in staat om pensioenbeslissingen adequaat te maken. Deze beperkte rationaliteit geldt niet alleen voor de tweede pijler, maar ook voor de eerste en derde pijler (mensen hebben beperkte kennis hierover, zoals ook zal blijken in Hoofdstuk 3). Vanuit de aanbodkant vallen Anw-hiaatverzekeringen aangeboden door pensioenverzekeraars en dus ook pensioenfondsen te noemen, er is echter geen volledig beeld van de afname van dit product. Verzekering overlijdensrisico 18/51

3 De markt voor overlijdensrisicoverzekeringen en levensproducten met nabestaandenvoorzieningen In de periode 1-15 september 2014 is een vragenlijst afgenomen onder 2300 leden van het LISS Panel. Het ging daarbij om personen tussen 25 en 65 jaar die samenwonen met een partner (al dan niet gehuwd). De vragenlijst ging in de eerste plaats over de financiële verzekeringen en voorzieningen die mensen hebben gesloten in de derde pijler om de financiële gevolgen van het overlijden van de partner te kunnen opvangen. Daarnaast zijn er vragen gesteld over de kennis en voorzieningen in de eerste en tweede pijler. De gemiddelde leeftijd van de geïnterviewden is 47,3 jaar, waarbij 15,5% tussen 25 en 34 jaar, 24,6% tussen 35 en 44 jaar, 28,3% tussen 45 en 54 jaar en 31,6% tussen 55 en 64 jaar. 47,2% van de geïnterviewden is man (en 52,8% vrouw). Verder is 37,8% hoger opgeleid (HBO+) en 24,0% laagopgeleid zonder startkwalificatie (maximaal VMBO) 11. Voor meer informatie over de samenstelling van de steekproef en de vragenlijst wordt verwezen naar Bijlage A.2. 3.1 Afsluiting van overlijdensrisicoverzekeringen in Nederland: totaalbeeld 3.1.1 Aantal gesloten faciliteiten De respondenten is gevraagd een overzicht te geven van de door hen of hun partner gesloten verzekeringen die in een financiële voorziening zullen voorzien indien de partner overlijdt. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen: 1. overlijdensrisicoverzekering gesloten op het leven van de partner als nabestaandenvoorziening 2. (andersoortige) levensverzekering gesloten door de partner met een nabestaandenvoorziening 3. overlijdensrisicoverzekering gesloten op het leven van de partner in combinatie met een hypotheek Na een eerste inventarisatie van de data vallen twee zaken meteen op: - De meeste mensen zijn niet volledig op de hoogte van de gesloten verzekeringen. De meeste mensen weten wel of ze al dan niet een verzekering hebben (hoewel ook hier een groep aangeeft het niet te weten), maar wat betreft productspecificaties (looptijd, premie, e.d.) is de kennis vrij beperkt. - Sommige respondenten lijken moeite te hebben om het onderscheid te maken tussen de overlijdensrisicoverzekering als nabestaandenvoorziening en de overlijdensrisicoverzekering in combinatie met de hypotheek (af te leiden uit responspatronen, maar ook uit open opmerkingen die respondenten maken). Voor 28 casussen zijn er daarom aanpassingen gemaakt, zie bijlage A.2. 11 Van de Nederlandse bevolking tussen 25 en 65 jaar was in 2013 23,8% laag opgeleid, 42,3% middelhoogopgeleid en 33,9% hoog opgeleid (Bron: CBS Statline) Verzekering overlijdensrisico 19/51