natuurkunde vwo 2016-I

Vergelijkbare documenten
Examen VWO. natuurkunde. tijdvak 1 vrijdag 20 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

natuurkunde vwo 2016-I

natuurkunde vwo 2016-I

Correctievoorschrift VWO 2016

Correctievoorschrift VWO 2016

Beste leerling, Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de examenvragen onderverdeeld in 4 categorieën.

natuurkunde vwo 2017-I

Opgave 1 Golven op de bouwplaats ( 20 punten, ) Een staalkabel met lengte L hangt verticaal aan een torenkraan.

Deze toets bestaat uit 3 opgaven (30 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!

natuurkunde havo 2017-I

5.1 De numerieke rekenmethode

Hoofdstuk 4 Trillingen en cirkelbewegingen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Opgave 1 Koolstof-14-methode

natuurkunde vwo 2017-II

Hoofdstuk 4 Trillingen en cirkelbewegingen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

NATUURKUNDE. a) Bereken voor alle drie kleuren licht de energie van een foton in ev.

Vraag Antwoord Scores. Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 scorepunt toegekend.

natuurkunde vwo 2018-II

Eindexamen vwo natuurkunde pilot II

natuurkunde havo 2018-I

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2001-I

natuurkunde havo 2018-II

Examen HAVO. natuurkunde (pilot) tijdvak 1 woensdag 30 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen natuurkunde vwo I

natuurkunde oud programma havo 2015-I

natuurkunde havo 2018-II

Eindexamen natuurkunde 1 vwo II

Examen VWO. natuurkunde. tijdvak 1 dinsdag 16 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen havo natuurkunde pilot I

TENTAMEN NATUURKUNDE

Eindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2003-II

In de figuur hieronder zie je een Elektromagnetische golf: een golf die bestaat uit elektrische en magnetische trillingen.(zie figuur).

Hierin is λ de golflengte in m, v de golfsnelheid in m/s en T de trillingstijd in s.

Eindexamen natuurkunde 1 havo I

Examen VWO. natuurkunde 1. tijdvak 2 woensdag 24 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen natuurkunde havo I

Examen VWO. natuurkunde (pilot) tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

natuurkunde vwo 2019-II

Exact Periode 5. Dictaat Licht

Eindexamen natuurkunde pilot vwo II

Examen HAVO - Compex. natuurkunde 1,2 Compex

- KLAS 5. c) Bereken de snelheid waarmee een elektron vrijkomt als het groene licht op de Rbkathode

Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.

Eindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2007-I

Toelatingstoets havoniveau natuurkunde max. 42 p, vold 24 p

natuurkunde Compex natuurkunde 1,2 Compex

Eindexamen natuurkunde havo I

natuurkunde vwo 2017-I

m C Trillingen Harmonische trilling Wiskundig intermezzo

Eindexamen vwo natuurkunde pilot I

Eindexamen natuurkunde compex vwo I

Hoofdstuk 5 Straling. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Examen VWO. natuurkunde 1,2 Compex. Vragen 1 tot en met 12. In dit deel van het examen staan vragen waarbij de computer niet wordt gebruikt.

EXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1975

Tentamen Natuurkunde 1A uur uur vrijdag 14 januari 2011 docent drs.j.b. Vrijdaghs

Eindexamen havo natuurkunde I

natuurkunde havo 2019-II

Opgave 1 Nieuw element Vwo Natuurkunde 1, I. Opgave 3

Eindexamen natuurkunde pilot vwo I

Eindexamen natuurkunde vwo I

Examen HAVO. tijdvak 1 donderdag 28 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen natuurkunde pilot havo I

Woensdag 24 mei, uur

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Vrijdag 27 mei totale examentijd 3 uur

Eindexamen havo wiskunde B I

Eindexamen natuurkunde 1-2 vwo I

Trillingen. Welke gegevens heb je nodig om dit diagram exact te kunnen tekenen?

Een snaar vertoont de bovenstaande staande trilling. Met welke toon hebben we hier te maken? 1. De grondtoon; 2. De vijfde boventoon; 3. De zesde bove

Examen VWO. natuurkunde (pilot) tijdvak 2 woensdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Gebruik het tabellenboekje.

toelatingsexamen-geneeskunde.be

Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2001-I

Eindexamen vwo natuurkunde I

Naam: examennummer:.

Eindexamen natuurkunde havo I

Eindexamen vwo natuurkunde 2013-I

natuurkunde 1,2 Compex

Trillingen en geluid wiskundig

Eindexamen natuurkunde pilot havo II

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2013 TOETS APRIL :00 12:45 uur

Theorie: Het maken van een verslag (Herhaling klas 2)

Eindexamen havo natuurkunde pilot I

TENTAMEN NATUURKUNDE

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

2.1 Wat is licht? 2.2 Fotonen

Hoofdstuk 8 Hemelmechanica. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Eindexamen moderne natuurkunde vwo 2008-I

Exact Periode 5 Niveau 3. Dictaat Licht

OOFDSTUK 8 9/1/2009. Deze toets bestaat uit 3 opgaven (31 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!

Eindexamen wiskunde A1-2 havo 2007-II

natuurkunde 1,2 (Project Moderne Natuurkunde)

1 Een lichtbron zendt licht uit met een golflengte van 589 nm in vacuüm.

natuurkunde Compex natuurkunde 1,2 Compex

Vraag Antwoord Scores

natuurkunde pilot vwo 2015-II

Naam: Klas: Repetitie Golven VWO (versie A) Opgave 2 Leg uit wat het verschil is tussen een transversale golf en een longitudinale golf.

NATUURKUNDE. Bepaal de frequentie van deze toon. (En laat heel duidelijk in je berekening zien hoe je dat gedaan hebt, uiteraard!)

Transcriptie:

Gekleurde LED s Een LED (Light Emitting Diode) is een diode die licht uitzendt als deze in de doorlaatrichting geschakeld is. In figuur 1 staan de (U,I)- karakteristieken van een aantal LED s met verschillende kleuren. figuur 1 U (V) 1,9 1,85 groen geel 1,8 1,75 1,7 rood 1,65 1,6 1,55 1,5 1,45,2,4,6,8 1, 1,2 1,4 1,6 1,8 2, I (m) In figuur 2 is een schakeling getekend figuur 2 waarin een rode LED in serie geschakeld is met een weerstand. De spanning U = 3, V. Door de rode LED in figuur 2 loopt een stroomsterkte van,6 m. U = 3, V - + 3p 1 Bepaal de grootte van de weerstand R. De rode LED in de schakeling wordt vervangen door een groene LED. De stroomsterkte door de groene LED is ook,6 m. 2p 2 Beredeneer of de waarde van de weerstand R dan groter of kleiner gekozen moet worden. R 1

In figuur 3 is de bouw van een LED vereenvoudigd weergegeven. Een LED is opgebouwd uit twee materialen, en B. In de materialen en B hebben de geleidings-elektronen een verschillend energieniveau. De keuze voor de materialen en B bepaalt de kleur van het licht dat de LED uitzendt. figuur 3 U - + LED B In figuur 4 staan vier schema s met energieniveaus van de geleidings-elektronen weergegeven. figuur 4 B B E I B II B III IV In één van de schema s is het proces waarbij in een LED licht ontstaat juist weergegeven. 2p 3 Leg uit in welk schema dat is. Een bepaalde, blauwe, LED zendt fotonen uit met een golflengte van 47 nm en zendt een vermogen van,75 W aan licht uit. De stroomsterkte door de LED bedraagt 5 m. Uit deze gegevens volgt dat niet bij alle geleidings-elektronen die door deze LED gaan, een blauw foton vrijkomt. Dit gebeurt slechts bij een bepaald percentage van de geleidings-elektronen. 4p 4 Bereken dat percentage. 2

Ruimtelift? Lees onderstaand artikel. Ruimtelift? Wetenschappers van de TU-Delft en ES (European Space gency) in Noordwijk hebben modelstudies uitgevoerd naar de haalbaarheid van een zogenaamde Ruimtelift naar geostationaire satellieten. Geostationaire satellieten bevinden zich namelijk op een vaste plaats boven de evenaar vanaf de aarde gezien. Een kabel tussen de aarde en een geostationaire satelliet kan niet, omdat de satelliet dan door de kabel naar beneden getrokken wordt. Maar zou een langere kabel met een contragewicht wel kunnen? Hierover gaat de haalbaarheidsstudie naar de ruimtelift : langs een lange kabel duizenden kilometers omhoog klimmen. Wat je nodig hebt is een strakke kabel en een slimme manier van klimmen. kabel figuur 1 In figuur 1 is de gravitatiekracht F op een voorwerp als functie van de (in N) hoogte boven het aardoppervlak weergegeven. Ook is de middelpuntzoekende kracht weergegeven die nodig is voor dat voorwerp als het beweegt met dezelfde omlooptijd als de aarde. F g F mpz 4p 5 Bereken de geostationaire hoogte. geostationaire h (m) hoogte De modelstudie gaat uit van een kabel, die veel langer is dan de geostationaire hoogte, met daaraan een grote massa B die met de aarde meedraait. Zie figuur 2. figuur 2 B geostationaire hoogte In dat geval staat de kabel strak gespannen. 3p 6 Leg dat uit met behulp van figuur 1 en figuur 2. 3

klimmen Vervolgens hebben de wetenschappers een modelstudie gedaan naar de lift die langs de kabel naar boven zal gaan. Hierbij is de lift voorzien van een brandstofmotor. Het model berekent de massa van de aanwezige brandstof als functie van de hoogte, als de lift met constante snelheid omhoog beweegt. Het model staat als tekstmodel en als grafisch model weergegeven in figuur 3 en op de uitwerkbijlage. Je kunt zelf kiezen welke je gebruikt. figuur 3 MODELREGELS STRTWRDEN in SI-eenheden 1 rx = Ra + x t = 2 mtot = m_lift + m_brandstof dt = 1 3 Fg = G * Ma * mtot / rx^2 Ra = 6,371E6 4 Fmpz = mtot * 4π^2 *rx / (24*36)^2 Ma = 5,972E24 5 Fmotor = Fg - Fmpz G = 6,6726E-11 6 dx = v * dt m_lift = 1 7 x = x + dx m_brandstof = 1 8 dw = Fmotor * dx verbrandingswarmte = 3E6 9 dm_brandstof = x = 1 m_brandstof= m_brandstof - dm_brandstof v = 27,8 11 als x > 4,E7 Dan stop Eindals 12 t = t + dt Ma Ma = 5,972.1 24 Fg = G * Ma*mtot/rx2 Fg rx rx = Ra + x Ra Ra = 6,371.1 6 G G = 6,6726.1-11 mtot mtot = m_lift + m_brandstof m_lift m_lift = 1 verbrandingswarmte = 3.1 6 m_brandstof = 1.1 3 m_brandstof = m_brandstof - dm_brandstof dm_brandstof =... II Fmpz Fmpz = mtot * 4ϖ 2 * rx/(24 * 36) 2 Fmotor Fmotor = Fg - Fmpz dw dw = Fmotor*dx I v v = 27,8 x = x x = x + dx dx = v * dt ls x > 4,.1 7 Dan stop Eindals SI-eenheden 4

3p 7 Voer de volgende opdrachten uit: Omschrijf wat wordt berekend in modelregel 8 (tekstmodel) / in formule I (grafisch model). Vul modelregel 9 / formule II aan op de uitwerkbijlage. Geef aan hoe je kunt zien aan de modelregels / formules dat de snelheid v niet verandert. De resultaten van het model staan weergegeven in figuur 4 als de lift begint met 1 1 3 kg brandstof (gestippelde lijn) en met 5, 1 3 kg brandstof (getrokken lijn). Je ziet dat bij de lift die begint met 1 1 3 kg brandstof op het eind 1,2 1 3 kg brandstof over is en dus 8,8 1 3 kg verbruikt is. figuur 4 m brandstof ( 13 kg) 1 8 6 4 2 5 1 15 2 25 3 35 4 h (1 3 km) Een lift die start met minder dan 8,8 1 3 kg (bijvoorbeeld 5, 1 3 kg) komt ook boven en heeft zelfs brandstof over. 3p 8 Leg uit dat de lift dan boven komt. Gebruik daarbij modelregels (tekstmodel) of formules (grafisch model). Het model gaat uit van een lift met constante figuur 5 snelheid. In werkelijkheid kan dat niet. v Volgens een ander model start de lift met (ms-1) voldoende brandstof vanuit stilstand en 15 neemt de snelheid toe zoals weergegeven in figuur 5. Na 1, dag is de massa van de 1 lift met brandstof gelijk aan 6, 1 3 kg. Figuur 5 staat vergroot weergegeven op 5 de uitwerkbijlage. 4p 9 Bepaal met behulp van de figuur op de uitwerkbijlage de resulterende kracht op de lift op t = 1, dag.,5 1, 1,5 2, t (dag) 3p 1 Bepaal met behulp van de figuur op de uitwerkbijlage de hoogte van de lift boven de aarde op t = 1, dag. 5

uitwerkbijlage Naam kandidaat Kandidaatnummer 7 MODELREGELS 1 rx = Ra + x 2 mtot = m_lift + m_brandstof 3 Fg = G * Ma * mtot / rx^2 4 Fmpz = mtot * 4π^2 *rx / (24*36)^2 5 Fmotor = Fg - Fmpz 6 dx = v * dt 7 x = x + dx 8 dw = Fmotor * dx 9 dm_brandstof = 1 m_brandstof = m_brandstof - dm_brandstof 11 als x > 4,E7 Dan stop Eindals 12 t = t + dt STRTWRDEN in SI-eenheden t = dt = 1 Ra = 6,371E6 Ma = 5,972E24 G = 6,6726E-11 m_lift = 1 m_brandstof = 1 verbrandingswarmte = 3E6 x = v = 27,8 Ma Ma = 5,972.1 24 Fg = G * Ma*mtot/rx2 Fg rx rx = Ra + x Ra Ra = 6,371.1 6 G G = 6,6726.1-11 mtot mtot = m_lift + m_brandstof m_lift m_lift = 1 verbrandingswarmte = 3.1 6 m_brandstof = 1.1 3 m_brandstof = m_brandstof - dm_brandstof dm_brandstof =... II Fmpz Fmpz = mtot * 4ϖ 2 * rx/(24 * 36) 2 Fmotor Fmotor = Fg - Fmpz x = dw dw = Fmotor*dx I v v = 27,8 x x = x + dx dx = v * dt ls x > 4,.1 7 Dan stop Eindals SI-eenheden 6

uitwerkbijlage 9 18 v (ms-1) 16 14 12 1 8 6 4 2,2,4,6,8 1, 1,2 1,4 1,6 1,8 2, t (dag) 1 18 v (ms-1) 16 14 12 1 8 6 4 2,2,4,6,8 1, 1,2 1,4 1,6 1,8 2, t (dag) 7

Vliegen Vogels en vleermuizen, figuur 1 maar ook insecten, x bewegen zich voort door hun vleugels op en neer te bewegen. De verticale afstand tussen de uiterste d standen van de vleugeltippen noemen we de slaggrootte d. De afstand die horizontaal bij een volledige op- en neergaande beweging wordt afgelegd, noemen we x. In figuur 1 zijn deze grootheden aangegeven. De verhouding d x wordt het getal van Strouhal (St) genoemd. Uit biomechanisch onderzoek blijkt dat voor zeer uiteenlopende vliegende dieren geldt: St =,3. Het getal van Strouhal is een voorbeeld van een dimensieloze grootheid. Een dimensieloze grootheid heeft geen eenheid. 1p 11 Laat zien dat St een dimensieloze grootheid is. Het getal van Strouhal kan in de praktijk berekend worden met: f d St =. (1) v Hierin is: St het getal van Strouhal; f de slagfrequentie in Hz; d de slaggrootte in m; v de vliegsnelheid in m s 1. d 2p 12 Laat zien dat uit formule (1) volgt: St =. x 8

Het is mogelijk om uit enkele foto s van een vogel in de lucht zijn snelheid te bepalen. Figuren 2a, b en c zijn opnames van een zilvermeeuw met de vleugels in de hoogste stand, de evenwichtsstand en de laagste stand van één slagbeweging. De opnames hebben dezelfde schaal en zijn met een tussentijd van 4 ms gemaakt. De spanwijdte is 1,4 m. figuur 2a figuur 2b figuur 2c 4p 13 Bepaal uit figuur 2 de vliegsnelheid van deze zilvermeeuw. Je mag aannemen dat de vogel recht van achteren gefotografeerd is. De vliegbeweging van twee figuur 3 verschillende vogels wordt u,2 vergeleken. Beide vogels (m) hebben bij x = m de,1 vleugeltip in de laagste stand. In figuur 3 is de verticale uitwijking van de vleugeltip -,1 van vogel 1 als functie van de horizontale afstand x -,2 weergegeven. In de figuur is,1,2,3,4,5,6,7 x (m) tussen de oorsprong (O) en de hoogste vleugelstand () een rechte stippellijn getrokken. Vogel 1 bereikt zijn uiterste vleugelstand () bij x =,5 m. Vogel 2 is groter en bereikt zijn uiterste stand (B) bij x =,6 m. Figuur 3 staat vergroot op de uitwerkbijlage. 3p 14 Voer de volgende opdrachten uit: Leg uit dat de steilheid van O gelijk is aan het getal van Strouhal St. Teken in de figuur op de uitwerkbijlage punt B. Bepaal de slaggrootte van vogel 2. O 9

ls je een grote en een kleine vogel vergelijkt, nemen we aan dat van de grote vogel alle afstanden (lengte, breedte, hoogte en dus ook slaggrootte) k keer zo groot zijn als die van de kleine vogel. We spreken dan van schaalfactor k. De drie grootheden f, d en v in formule (1) hangen van k af. Deze afhankelijkheid (schaalwet) geven we aan met: p k. Hierin is: evenredig met; k schaalfactor; p een getal, afhankelijk van de betreffende grootheid. De vliegsnelheid hangt alleen af van de massa m en de vleugeloppervlakte van de vogel: v m. p De schaalwet voor de slagfrequentie luidt: f k. 5p 15 Voer de volgende opdrachten uit: Laat zien dat v k 1 2. p Beredeneer hiermee hoe groot getal p is in f k. Vul de zin op de uitwerkbijlage aan. 1

uitwerkbijlage 14,2 u (m),15,1,5 -,5 O,55,1,15,2,25,3,35,4,45,5,55,6,65,7 x (m) -,1 -,15 -,2 15 Vul onderstaande zin aan. ls de lengte van de vogel 4 maal zo groot wordt, wordt de slagfrequentie f. maal zo.... 11

Trillingen binnen een molecuul Lees onderstaand artikel. In het molecuul waterstofjodide (HI) is het kleine waterstofatoom gebonden aan het grote jodiumatoom. De evenwichtsafstand 1 tussen de twee atomen is 1,69 1 m. ls deze afstand groter of kleiner wordt, zorgt de binding voor een terugdrijvende kracht die in eerste benadering recht I H evenredig is met de uitwijking van de evenwichtsstand. Een model om het molecuul te beschrijven is een massa-veersysteem, waarbij het waterstofatoom trilt, het jodiumatoom stilstaat en de binding beschouwd wordt als een veer. In het klassieke model van een harmonisch trillend systeem zijn alle energietoestanden mogelijk. Kijkt men echter naar het spectrum van waterstofjodide, dan blijkt dat geen continu spectrum maar een lijnenspectrum te zijn: om dat te begrijpen is een quantumfysisch model nodig! De trillingsfrequentie f van dit massa-veersysteem is 6,92 1 Hz. Hiermee kan met het klassieke model de veerconstante berekend worden. 3p 16 Voer die berekening uit. In figuur 1 is de klassieke waarschijnlijkheidsverdeling P(u) van het trillende H-atoom in het massa-veersysteem gegeven met amplitude 11 = 5,54 1 m. figuur 1 P (u) 13 Klassieke waarschijnlijkheidsverdeling -6-4 -2 2 4 6 u (pm) I H 12

Uit de oppervlakte tussen twee posities onder de waarschijnlijkheidsverdeling is het percentage van de tijd te berekenen dat een trillende massa zich tussen die twee posities bevindt. 3p 17 Voer de volgende opdrachten uit: Geef aan waarom P(u) een minimum heeft voor u = en maximaal is voor u ±. Leg uit hoe de waarschijnlijkheidsverdeling P(u) in breedte en hoogte verandert als de totale energie van het systeem groter wordt. Het spectrum van waterstofjodidegas is een lijnenspectrum. In dit spectrum zijn onder andere drie lijnen te zien. Zie figuur 2. figuur 2 B C,6,8 1, 1,2 1,4 1,6 1,8 2, 2,2 f ( 1 14 Hz) Dit lijnenspectrum is niet te verklaren met het klassieke model van het massa-veersysteem. Blijkbaar heeft het HI-molecuul discrete energieniveaus. Uit het spectrum van figuur 2 kan men het figuur 3 energie-niveau-schema van HI afleiden. E Dit is in figuur 3 weergegeven. De energieniveaus worden aangegeven met de quantumgetallen n =, 1, 2,. Figuur 3 staat ook op de uitwerkbijlage. 4p 18 Voer de volgende opdrachten uit: Leg uit hoe uit figuur 2 volgt dat de afstand tussen de energieniveaus in figuur 3 constant is. Bepaal de waarde E = E1 E in ev. Teken in de figuur op de uitwerkbijlage een overgang die hoort bij lijn B van figuur 2. n=3 n=2 n=1 n= 13

Het is mogelijk om een quantumfysisch model van HI op te stellen, waarbij het trillende H-atoom beschreven wordt als een deeltje in een één-dimensionale energieput. De afstanden tussen de energieniveaus hangen af van de eigenschappen van de energieput. We vergelijken de afstanden van de energieniveaus bij HI met de afstanden in twee andere quantumfysische modellen. 3p 19 Voer de volgende opdrachten uit: Geef aan hoe in het quantummodel van een energieput met oneindig hoge wanden de energieniveaus ten opzichte van elkaar liggen. Geef aan hoe in het quantummodel van een (elektron in een) vrij waterstofatoom de energieniveaus ten opzichte van elkaar liggen. Geef aan waarom beide modellen niet kunnen gelden voor HI. In de quantumfysica is het uitgesloten dat het waterstofatoom in het molecuul HI helemaal stilstaat. 2p 2 Leg dit uit met behulp van de onbepaaldheidsrelatie van Heisenberg. 14

uitwerkbijlage 18 E n=3 n=2 n=1 n= 15

Onderzoek van bot met calcium-47 In deze opgave bekijken we een patiënt waarbij de botten in de benen worden onderzocht. Hierbij gebruikt men calcium omdat dit gemakkelijk door het lichaam opgenomen en getransporteerd wordt naar de botten. De patiënt krijgt een hoeveelheid van de instabiele isotoop calcium-47 toegediend, die bij verval een bèta-min-deeltje en gammastraling uitzendt: 47 47 Ca Sc + β + γ. De gammastraling kan buiten het lichaam gedetecteerd worden. De arts kan zo zien of er met de botten iets bijzonders aan de hand is. Bij het begin van het onderzoek krijgt de patiënt een hoeveelheid calcium-47 toegediend met een activiteit van 2,5 MBq. 4p 21 Bereken de massa in kg van het calcium-47. De benen van de patiënt worden onder een apparaat gelegd dat gammastraling meet. Zie figuur 1. figuur 1 monitor computer loodplaat met openingen rijen gammadetectoren In het apparaat zijn honderden gammadetectoren in rijen naast elkaar geplaatst. Onder de gammadetectoren bevindt zich een dikke loden plaat. Onder elke gammadetector zit in de plaat een smal gat. Elke gammadetector registreert alleen de straling die uit het deel van het been recht onder de detector komt. 1p 22 Waarom is het gewenst dat die alleen van recht onder komt? 16

Voor het maken van het beeld van het bot worden de gegevens door de computer verwerkt. Voor verschillende delen van de benen verschilt de absorptie van gammastraling in het spierweefsel en in de lucht tussen de detector en het been. Om de metingen van het been te kunnen vergelijken, moet voor die absorptie gecorrigeerd worden. Daarvoor vermenigvuldigt de computer de meetwaarde van elke detector met een correctiefactor. ls er geen absorptie optreedt, levert dat een correctiefactor 1. Neem aan dat zich tussen een gammadetector en het bot 1 cm lucht en 4,5 cm spierweefsel bevindt. De absorptie in spierweefsel is gelijk aan die in water. Ga uit van een gamma-foton met een energie van 1, MeV. 5p 23 Bereken de grootte van de correctiefactor voor die detector. Een nadeel van deze onderzoeksmethode is de stralingsbelasting van het bot. Deze ontstaat voornamelijk door absorptie van bèta-min-deeltjes. Deze zijn niet alleen afkomstig van calcium-47 maar ook van scandium-47 (dat ontstaat bij het verval van calcium-47). Figuur 2 toont het verloop van de gezamenlijke activiteit van beide isotopen in het bot van het bovenbeen. figuur 2 (Bq) 4 8 12 16 2 24 28 32 t (dag) 3p 24 Beredeneer aan de hand van het verloop van figuur 2 of de halveringstijd van scandium-47 groter of kleiner is dan de halveringstijd van calcium-47. De nucleaire diagnostiek zoals die hierboven beschreven is, laat plaatsen van het bot zien waar iets bijzonders aan de hand is. Die informatie kan niet worden verkregen met behulp van echoscopie of een MRI-scan. 2p 25 Beargumenteer dit voor deze beide technieken. 17