Aan het lid van Provinciale Staten, mevrouw A. Hazekamp Datum : 16 februari 2010 Briefnummer : 2010-12.418/7/A.16, LGW Zaaknummer : 220690 Behandeld door : Vos R. Telefoonnummer : (050) 316 4518 Antwoord op : uw brief van 25 november 2009 Bijlage : Onderwerp : Partij voor de dieren - schriftelijke vragen m.b.t. het kappen van de Robiniabossen van het inmiddels failliete bedrijf Groen Invest Nederland (GIN) Geachte mevrouw Hazekamp, In antwoord op uw brief van 25 november 2009 waarin u een aantal vragen stelt over het kappen van de Robiniabossen van het inmiddels failliete bedrijf Groen Invest Nederland, berichten wij het u volgende: vraag1. Is de provincie Groningen betrokken geweest bij de verkoop van de bospercelen van het voormalige Groen Invest? Antwoord: Nee. vraag 2. Is de provincie Groningen als aandeelhouder en/of als participant betrokken geweest bij Groen Invest? Antwoord: Nee. vraag 3. Kunt u aangeven of er voor de percelen van het inmiddels failliete Groen Invest in de provincie Groningen subsidies verleend zijn door de overheid? Wij denken hierbij bijvoorbeeld aan subsidies in het kader van de (P)SN of (P)SAN. Zo ja, a. wat is de omvang van deze subsidies per perceel en voor welke doelen en/of beheerspakketten zijn deze subsidies vertrekt? b. zijn er ook subsidies verstrekt voor het in stand houden van de bossen? c. hebben deze subsidies gevolgen voor de toekomstige bestemming van de percelen? d. kan de overheid i.c. de provincie Groningen nog aanspraak maken op deze verleende subsidies? e. hebben de verleende subsidies consequenties voor de verkoop van de percelen? Antwoord: Voor de aanleg van de Robiniabossen is in het verleden in veel gevallen gebruik gemaakt van landelijke subsidieregelingen voor stimulering bosaanleg op landbouwgronden. Daarbij ging het om landelijke subsidieregelingen die werden uitgevoerd door het ministerie van LNV. Met de invoering van de subsidieregelingen Programma Beheer (SN en SAN) in 2000 werd aan
grondeigenaren de mogelijkheid geboden om de lopende subsidie onder te brengen in de SN (blijvend bos) of SAN (tijdelijke bos). In Groningen heeft Groen Invest Nederland een relatief beperkt deel (135 ha) van de totale oppervlakte Robiniabos ondergebracht in de SN of SAN. Daarbij is voor 27 ha ook subsidie verleend voor de afwaardering van landbouwgrond naar bos/natuur (subsidie functieverandering). In 2007 zijn de landelijke regelingen (SN en SAN) met alle lopende verplichtingen overgegaan naar de provincies. Daarbij behoren dus ook de hierboven aangegeven verplichtingen ten aanzien van de 135 ha bos. Op de betreffende bossen wordt subsidie verleend voor het basispakket bos. Voor dit beheerpakket wordt een jaarlijkse beheerssubsidie verleend van ruim 50,-- euro per ha. Als bij controle blijkt dat een beheerder niet aan de verplichtingen behorende bij het beheerpakket heeft voldaan kan de verleende subsidie geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd. Tot op heden zijn de bossen nog niet gerooid. vraag 4. Kunt u aangeven of er voor de percelen van het inmiddels failliete Groen Invest in de provincie Groningen nog andere rechten van kracht zijn, zoals bijvoorbeeld quota-, mest- of jachtrechten? Antwoord:Het ministerie van LNV is bevoegd gezag betreffende de door u bovengenoemde rechten. vraag 5. Komt de opbrengst van het Robiniahout ten goede van de gedupeerde Groen Invest beleggers? Antwoord: Ons is niet bekend hoe de opbrengst van het Robiniahout wordt verdeeld. Dit is een zaak van de curatoren. vraag 6. Is op (een deel van) de Robiniabossen de Boswet van toepassing? Zo ja, heeft dit consequenties voor de rooiwerkzaamheden? Antwoord: Tijdens de aanplant van tijdelijke Robiniabossen is in nagenoeg alle gevallen ook vrijstelling van de herplantplicht aangevraagd waardoor de Boswet niet van toepassing is op de tijdelijke Robiniabossen. Echter is voor een aantal bospercelen geen vrijstelling voor de herplantplicht aangevraagd waardoor hier wel de Boswet van toepassing is. vraag 7. Kunt u aangeven of de inventarisaties voor deze bospercelen tijdig hebben plaatsgevonden? En speelt de provincie ook een rol bij de handhaving van de Flora- en faunawetgeving bij het rooien van deze bossen? Zo ja, welke taak heeft de provincie in dit geval? Antwoord: Het is ons niet bekend of en wanneer de inventarisaties voor deze bospercelen hebben plaatsgevonden. Mochten er beschermde soorten aanwezig zijn in de te rooien bossen dan is het ministerie van LNV bevoegd gezag om hiervoor ontheffing te verlenen. De AID is vanuit het Ministerie van LNV aangewezen om de groene wetten te handhaven. Onze inspecteurs groene wetten houden zich voornamelijk bezig met bestuursrechtelijke handhaving, deze richt zich ondermeer op de controle van de ontheffingen, aanwijzingen en vrijstellingen die door de provincie worden verleend. Onze inspecteurs groene wetten zijn tevens benoemd als BOA (Bijzondere opsporingsambtenaar) waardoor zij in staat zijn om bij overtredingen ook strafrechtelijk op te treden. Voor de strafrechtelijke kant worden zij aangestuurd door de Officier van Justitie. vraag 8. Kunt u aangeven wie verantwoordelijk is/zijn voor de handhaving van deze zorgplicht bij het rooien van deze robiniabossen? Antwoord: De rooiwerkzaamheden dienen te worden uitgevoerd conform de gedragscode bosbeheer. Hierin is ook de zorgplicht verwerkt. De handhaving van de gedragscode ligt primair in handen van de AID.
vraag 9. Is bij de verkoop en (her)inrichting van deze bospercelen de voorwaarde voor het alsnog aanleggen van een open zone en een zone met aangepaste beplanting overgegaan naar de nieuwe eigenaar? Antwoord: De gemeente Bellingwedde heeft destijds de aanlegvergunning voor de robiniabossen verleend, waarin o.a. die voorwaarde is opgnomen. Voor vragen aangaande de aanlegvergunning verwijzen wij u graag door naar de gemeente Bellingwedde. vraag 10. Is de nieuwe eigenaar verplicht om schade die in het verleden veroorzaakt is door de muizen als gevolg van de dichte aanplant van Robiniabossen, zonder daarbij een open zone en een zone met aangepaste beplanting in acht te nemen, te vergoeden? Antwoord: Daarover is ons niets bekend. vraag 11. Is de nieuwe eigenaar verplicht om schade die in de toekomst veroorzaakt wordt door de muizen als gevolg van de dichte aanplant van Robiniabossen, zonder daarbij een open zone en een zone met aangepaste beplanting in acht te nemen, te vergoeden? Antwoord: Daarover is ons niets bekend. vraag 12. Deelt u de verwachting van de Partij voor de Dieren dat, gezien de ligging van de woningen in de omgeving, de (woel)muizen nog meer naar de woningen grenzend aan de percelen zullen trekken? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Het is moeilijk te voorspellen welke bewegingen de aanwezige (woel)muizen zullen maken wanneer de bossen massaal worden gerooid. Door de bossen te rooien zullen de (woel)muizen wellicht elders dekking zoeken maar door het verdwijnen van de bossen zullen predatoren meer kans krijgen om de (woel)muizen te bejagen. vraag 13. Kunt u aangeven wat er sindsdien door de gemeente Bellingwedde is gedaan om de heer Geenhuizen bij te staan? Antwoord: In september 2009 zijn tussen de heer Geenhuizen en de gemeente Bellingwedde afspraken gemaakt. In hoeverre deze zijn nagekomen is ons nu nogniet bekend. vraag 14. Kunt u aangeven of en hoe de situatie inmiddels is verbeterd m.b.t. de muizenoverlast en m.b.t. de voorwaarden uit de aanlegvergunning? Indien de situatie niet is verbeterd c.q. het conflict tussen de heer Geenhuizen en de gemeente Bellingwedde nog niet is opgelost, bent u dan bereid om hierin zelf actie te ondernemen en/of te bemiddelen? Zo nee, waarom niet? Antwoord: De muizenplaag is nog niet ten einde. De bomen zijn reeds gekapt maar de stobben dienen nog te worden verwijderd. De CdK zal onderzoeken of er ruimte is voor schikking of arbitrage. Gesprekken met de heer Geenhuizen en Triemstra staan gepland. vraag 15. Bent u bekend met het feit dat op (een deel van) de Robiniapercelen aan de Lethe bij Bellingwolde asbest is aangetroffen? a. Heeft de verontreiniging met asbest nog gevolgen voor de werkzaamheden die momenteel plaatsvinden? b. Heeft de verontreiniging met asbest gevolgen voor het gebruik van deze percelen in de toekomst? c. Wie is verantwoordelijk voor de sanering van het terrein? Antwoord: Ja, wij zijn bekend met het feit dat op een deel van de Robiniapercelen aan de Lethe bij Bellingwolde asbest is aangetroffen. Welke gevolgen dit met zich
meebrengt is afhankelijk van de mate en moment van verontreiniging. Hoe de asbest ter plaatse terecht is gekomen is onbekend, zo ook het moment. Dit zal nader worden onderzocht. Indien de asbestverontreiniging voor 1987 is ontstaan, dient te worden onderzocht of het asbestgehalte in de grond hoger is dan 100 mg/kg. Als dat het geval is, is er sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Middels een beschikking 'ernst en spoed' zullen gedeputeerde staten gebruiksbeperkingen op het terrein vastleggen. Er kan dan bijvoorbeeld worden besloten dat er een hek om het terrein moet worden geplaatst, om te voorkomen dat mensen het terrein betreden. Indien de asbestverontreiniging na 1987 is ontstaan, is er sprake van een zogenaamd nieuw geval. Het geval valt dan onder het regime van artikel 13 Wet bodembescherming. De veroorzaker is dan in eerste instantie verantwoordelijk voor het herstel van de ontstane bodemverontreiniging. Ook al is de verontreiniging gering, de veroorzaker is verantwoordelijk voor het ongedaan maken van de verontreiniging. Het zal echter lastig zijn om de veroorzaker te achterhalen. Indien de veroorzaker onbekend is, dan is de rechthebbende (veelal de eigenaar dus) verantwoordelijk voor het geval van bodemverontreiniging. Het bevoegd gezag (GS) kan dan dezelfde maatregelen opleggen als in het geval de bodemverontreiniging voor 1987 zou zijn veroorzaakt. Gedeputeerde Staten zijn het bevoegde gezag voor wat betreft de bodemverontreiniging. Voor de arbeidsomstandigheden is de arbeidsinspectie verantwoordelijk. vraag 16. Maken de percelen met Robinia-aanplant die in de gemeente Bellingwedde liggen, deel uit van de Ecologische hoofdstructuur (EHS) en/of van het zoekgebied voor de robuuste verbindingszone? Zo ja, heeft het volledig rooien van deze bospercelen en de inrichting als (intensief bemeste) landbouwgronden nog nadelige gevolgen voor de EHS en/of de robuuste verbindingszone? Antwoord: Wij hebben op basis van de ons beschikbare gegevens nagegaan in hoeverre deze gronden een rol kunnen spelen bij de realisatie van de EHS. Daarbij is ons gebleken dat de bossen niet liggen binnen de begrensde EHS. Een beperkte oppervlakte van deze gronden kan mogelijk een rol spelen bij de realisatie van robuuste verbindingszones. Wij hebben Bureau Beheer Landbouwgronden opdracht gegeven het proces rond de verkoop van gronden van Groen Invest Nederland te volgen en na te gaan welke kansen er zijn om met deze gronden delen van de EHS / Robuuste verbindingszones te realiseren en zo mogelijk op strategische plekken (ruil)grond te verwerven ten behoeve van de realisatie van de EHS. Voor zover ons bekend zijn de betreffende gronden inmiddels verkocht. vraag 17. De Partij voor de Dieren heeft niet de indruk dat de werkzaamheden kleinschalig of gefaseerd worden uitgevoerd, waardoor de dieren niet of nauwelijks in de gelegenheid worden gesteld om te vluchten. Hoe wordt voorkomen dat aan deze dieren en hun leefgebied door de werkzaamheden onherstelbare schade wordt toegebracht? Antwoord: De werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd conform de gedragscode bosbeheer hetgeen betekend dat er op een zorgvuldige manier moet worden gehandeld. Mochten de werkzaamheden in conflict zijn met deze gedragscode dan is de AID bevoegd hiertegen op te treden.
Wij vertrouwen er op u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Groningen:, voorzitter., secretaris.