Minder papier voor fuiven en horeca

Vergelijkbare documenten
Reglement voor het bekomen van een vergunning voor schenken van gegiste en/of sterke dranken bij de uitbating van drankgelegenheden

Reglement voor het bekomen van een tap- en exploitatievergunning voor uitbating van horecazaken

Reglement voor het bekomen van een speciale machtiging voor het schenken van sterke dranken bij de uitbating van occasionele drankgelegenheden

Reglement voor het bekomen van een horeca-attest bij uitbating van horecazaken

Reglement voor het bekomen van een vergunning voor schenken van gegiste en/of sterke dranken bij de uitbating van drankgelegenheden

Art. 6. (Opgeheven) <W /35, art. 12, 010; ED : >

AANVRAAGFORMULIER OPENING NACHTWINKEL

Reglement voorhet bekomen van een positief bericht voor het schenken van gegiste dranken bij de. uitbating van drankgelegenheden.

REGLEMENT INZAKE VESTIGINGS- EN UITBATINGVERGUNNING VOOR NACHTWINKELS

AANVRAAG FORMULIER OPENING DRANKGELEGENHEID. In een andere gemeente dan Leopoldsburg? => de uitbater heeft een moraliteitsverslag nodig

SAMENWERKINGSAKKOORD tussen de Federale Overheid en het Vlaamse Gewest met betrekking tot de regularisatie van niet uitsplitsbare bedragen.

Reglement voor het bekomen van een horeca-attest bij de uitbating van horecazaken

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit van 20 december 2013;

Gelet op de geldende wettelijke en reglementaire bepalingen inzake vestiging en invordering van de gemeentebelastingen;

Federale Overheidsdienst FINANCIEN

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

Goedkeuren reglement betreffende de ambulante activiteiten op het openbaar terrein

Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité");

Financiën - Belasting op de afgifte van administratieve documenten - Reglement - Hernieuwing.

Voorstel van bijzonder decreet. houdende de organisatie van volksraadplegingen in het Vlaamse Gewest

VR DOC.0360/2

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

VR DOC.1146/5

Reglement tot het toekennen van een gemeentelijke aankoop- en vervolgpremie.

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

STAD RONSE - Reglement betreffende de uitbating van nachtwinkels, privaat bureaus voor telecommunicatie, club-vzw s en automatenshops

Aanvraagformulier Vergunning Drankgelegenheid- Ronsetijdelijke

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Ambulante en kermisactiviteiten: de nieuwe regelgeving 1

Gelet op de aanvraag van het Parlement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ontvangen op 15/10/2013;

TOELICHTING. 1. Doel van het protocolakkoord

nr. 360 van BART SOMERS datum: 16 juli 2015 aan ANNEMIE TURTELBOOM Overdracht familiebedrijf - Schenkingsrechten

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST EN VAN HET PROTOCOL TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA

Gemeentereglement betreffende de exploitatie van en de beteugeling van overlast rond nachtwinkels en private bureaus voor telecommunicatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 24 juni 2005; A. SITUERING, ONDERWERP EN RECHTVAARDIGING VAN DE AANVRAAG

Brussel, De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

In België geldt er voortaan een nieuwe beroepsnorm Wat en waarom? Frequently Asked Questions

Brussel, COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER ADVIES Nr 39 / 2006 van 27 september 2006

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003, artikel 28, 1, eerste lid;

VOORONTWERP VAN DECREET TOT WIJZIGING VAN DIVERSE BEPALINGEN VAN HET DECREET VAN 16 JANUARI 2004 OP DE BEGRAAFPLAATSEN EN DE LIJKBEZORGING

Referentie advies. Pagina 2/7

TC/01/82. Gelet op de aanvraag van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid;

Anthony Abbeloos (N-VH) en Ria Maes (SP.A), raadslid

Sectoraal comité van het Rijksregister

Het Sectoraal comité voor de Federale Overheid (hierna: "het Comité");

Gelet op de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, inzonderheid op artikel 15;

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ;

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

(van toepassing vanaf ) HOOFDSTUK I. - Definities.

Hoofdstuk I : Toepassingsgebied en definities

Reglement voor het bekomen van een vergunning voor het schenken van sterke dranken bij de uitbating van drankgelegenheden

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

(B.S.18.V.1997) 1. Hoofdstuk I. Definities en toepassingsgebied

bepaalde instrumenterende ambtenaren tot de registratieformaliteit en tot de hypothecaire openbaarmaking (CO-A )

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende stedenbouwkundige attesten, projectvergaderingen en stedenbouwkundige inlichtingen

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 10 januari 2017;

SECTORCOMITE XVIII VLAAMSE GEMEENSCHAP EN VLAAMS GEWEST. protocol nr

Ontwerp van decreet. houdende wijziging van het tarief op het recht op verdelingen en gelijkstaande overdrachten

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

KIENREGLEMENT. Om speculatieve bedoelingen uit te sluiten, mogen geen geldprijzen of onmiddellijk in geld omzetbare prijzen worden toegekend.

Advies van 10 maart 2014 met betrekking tot de wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 1990

Artikel 60bis tot 60bis/3 van het Wetboek der Successierechten

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Betreft: aanvraag van het Departement Financiën en Begroting tot aanpassing van de beraadslaging RR nr. 45/2009 van 15 juli 2009 (RN-MA )

Advies van 4 maart 2010 omtrent een ontwerp van koninklijk besluit betreffende de inschrijving van auditors

Wet van 2 oktober 2017 vergunning voor het exploiteren van een onderneming voor camerasystemen.

Vervanging van de niet-vervallen identiteitskaarten van het "oude model"door elektronische identiteitskaarten

MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

tot de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVG ); Advies nr. 80/2019 van 3 april 2019

GEMEENTEREGLEMENT BETREFFENDE DE PREMIE VOOR HET HERSTEL VAN DE ECONOMISCHE ACTIVITEIT VAN DE HANDELSZAKEN NA BEPAALDE OPENBARE WERKEN

ADVIES. 21 april 2016

Reglement goedgekeurd door de Gemeenteraad in openbare zitting van 15/12/2014.

Amendementen. op het ontwerp van decreet

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale zekerheid»

VR DOC.0337/2

Gelet op de aanvraag van het Belgische Rode Kruis ontvangen op 11/10/2011;

Art. 3. Elke belastingplichtige, gehouden tot het indienen

VR DOC.0286/2BIS

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST. BRUGEL-Advies

ADVIES. Voorontwerp van ordonnantie betreffende de stages voor werkzoekenden. 16 juni 2015

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Voor de aanslagjaren 2015 tot en met 2019 wordt een jaarlijkse belasting geheven op de inname van de openbare weg door:

Gelet op de aanvraag van Centrum voor Informatica voor het Brusselse Gewest (CIBG), ontvangen op 18 januari 2016;

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

BERAADSLAGING RR Nr 27 / 2006 VAN 18 OKTOBER 2006

Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité");

HORECAREGLEMENT. Dit geldt eveneens bij de overname van een bestaande drankgelegenheid.

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale zekerheid»

MEMORIE VAN TOELICHTING

Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Algemene Directie Crisiscentrum Geïntegreerde permanentie

VR 2016 DOC.0943/1BIS

Transcriptie:

INFORMATIENOTA UPDATE 10 FEBRUARI 2006 Minder papier voor fuiven en horeca Vereenvoudiging procedure vergunning voor gegiste dranken en sterke drank Vanaf 7 januari 2006 wordt het leven van horeca-uitbaters en feestorganisatoren makkelijker. Wie voortaan een horecazaak opent of een evenement organiseert, hoeft niet langer een ganse rompslomp af te werken. Jaarlijks worden in België ruim 50.000 openbare feesten en fuiven georganiseerd. Wie tot voor kort een evenement wilde organiseren, had onder meer een vergunning nodig voor het schenken van gegiste dranken, zoals bier en wijn, en een vergunning voor het schenken van sterke drank, zoals jenever. Om deze vergunningen aan te vragen moest de organisator een administratieve papiermolen doorlopen: eerst moest hij naar het gemeentebestuur gaan om het formulier 240i dat werd uitgereikt na controle van zijn achtergrond/moraliteit. Vervolgens moest diezelfde persoon met dit formulier naar de ontvanger van de accijnzen stappen waar een ander formulier 240B werd ingevuld na het betalen van 18 eurocent. Dat is nu anders. Wie vanaf vandaag een fuif organiseert of een kraam opent op de jaarmarkt doet dat voortaan zonder deze overbodige rompslomp. Alles wordt afgeschaft. Horeca-uitbaters krijgen het ook een stuk makkelijker. Vroeger moesten ook zij op die 2 verschillende plaatsen zijn, voortaan kan de afhandeling van de vergunning aan een uniek loket, en dit bij de gemeente. Dus veel makkelijker en sneller bij de opening of een overname van een (nieuwe) zaak. In 2004 werden door horecazaken goed 10.000 vergunningen aangevraagd (4.217 voor bier en wijn en 6.000 voor sterke drank). De vergunningen zelf worden hier behouden om de achtergrond van een toekomstige uitbater te kennen en de hygiënische vereisten na te gaan. De afschaffing van de vergunning voor het schenken van gegiste dranken en van sterke dranken werd opgenomen in de wet van 14 december 2005 houdende administratieve vereenvoudiging II die op 28 december 2005 gepubliceerd werd in het Belgisch Staatsblad en die vanaf 7 januari 2006 in werking treedt. Meer informatie over de toepassing van deze vereenvoudiging vindt u als bijlage. Aan de hand van een aantal concrete vragen vindt u de juiste informatie over de toepassing van deze vereenvoudiging. Indien u bijkomende vragen heeft, aarzel niet om contact met ons op te nemen. U doet dit best door een mail te sturen naar info@kafka.be. Pagina 1 van 12

Vragen & Antwoorden 1. Waarom wordt er wat de administratieve formaliteiten inzake de openingsbelasting betreft, een onderscheid gemaakt tussen de steden en gemeenten gelegen in het Waalse Gewest, enerzijds en de gemeenten gelegen in het Brussels Hoofdstedelijke Gewest en de steden en gemeenten gelegen in het Vlaamse Gewest, anderzijds. Met de concretisering van de fiscale autonomie van de gewesten, hebben het Brussels Hoofdstedelijke Gewest en het Vlaamse Gewest beslist dat vanaf 1 januari 2002, de openingsbelasting tot nul werd herleid. Dit is het gevolg van de ordonnantie van 10 januari 2002 tot wijziging van de wetsbepalingen inzake slijterijen van gegiste dranken, samengeordend op 3 april 1953 en het decreet van 7 december 2001 houdende wijziging van diezelfde wetsbepalingen. Tot op heden is de openingsbelasting in het Waalse Gewest nog steeds niet op nul gezet, zodat er in het Waalse Gewest nog geen loskoppeling kan zijn van de fiscaliteit en de overige administratieve verplichtingen. Voorafgaand aan de totstandkoming van deze vereenvoudiging werd uitgebreid overleg gepleegd met de drie Gewesten. Het is op basis van dit overleg dat de idee is gerezen een wettelijk kader te creëren dat de vereenvoudiging van de administratieve formaliteiten invoert in die gewesten waar de openingsbelasting op nul is gezet. Dit betekent dat de administratieve formaliteiten aanzienlijk worden vereenvoudigd in Vlaanderen en Brussel. Van zodra het Waalse Gewest beslist de openingsbelasting op nul te zetten, zal de vereenvoudiging aldaar eveneens van toepassing worden. Dit zonder de wet opnieuw te moeten aanpassen. Met andere woorden, zolang de openingsbelasting in het Waalse Gewest niet tot nul wordt herleid zal een aangifte in de openingsbelasting moeten worden ingediend, vergezeld van een hygiëne-attest en een moraliteitsattest naar aanleiding van de opening van een vaste slijterij, enerzijds en enkel vergezeld van een moraliteitsattest naar aanleiding van de aanvang van een activiteit van reizende slijterij of het houden van een gelegenheidsslijterij, anderzijds. 2. Wat verandert er voor de steden en gemeenten van Vlaanderen en Brussel m.b.t. het nagaan van de voorwaarden inzake moraliteit en hygiëne ter gelegenheid van de opening van een vaste of een reizende drankslijterij? Voor 7 januari 2006 kon slechts een aangifte in de openingsbelasting worden ingediend bij de bevoegde ontvanger der accijnzen nadat de gemeente een controle had uitgevoerd van de achtergrond/moraliteit van de toekomstige uitbater van een vaste of reizende drankslijterij en van de hygiëne van de lokalen van een vaste drankslijterij. Eens de gemeente had vastgesteld dat was voldaan aan de gestelde voorwaarden inzake moraliteit en de gestelde vereisten inzake hygiëne, werd dit meegedeeld door de gemeente aan de slijter door middel van het formulier 240i. Het formulier 240i was dan ook een vormvereiste teneinde toe te laten dat de toekomstige uitbater een aangifte in de openingsbelasting zou kunnen indienen. Pagina 2 van 12

Aangezien er vanaf 7 januari 2006 niet langer een aangifte in de openingsbelasting moet worden ingediend bij de bevoegde ontvanger der accijnzen, heeft het formulier 240i dan ook geen reden van bestaan meer. De nieuwe werkwijze bestaat erin dat de toekomstige uitbater vooraf een aanvraag indient tot opening van een vaste of reizende drankslijterij. Het is op basis van deze aanvraag dat de gemeente zal nagaan: - in hoeverre de vaste drankslijterij voldoet aan de voorwaarden inzake hygiëne zoals bedoeld in de artikelen 5 en 6 van de wetsbepalingen inzake de slijterijen van gegiste dranken, samengeordend op 3 april 1953; - met betrekking tot de reizende en vaste drankslijterijen, in hoeverre de slijter en de bij hem inwonende personen die aan de exploitatie zouden kunnen deelnemen, zich niet bevinden in één der gevallen van uitsluiting bepaald bij artikel 1 van voormelde wetsbepalingen. De gemeente zal dus in plaats van in het formulier 240i te vermelden dat is voldaan aan de gestelde voorwaarden op het stuk van moraliteit en vereisten inzake hygiëne, autonoom kunnen beslissen onder welke vorm dit positief bericht zal worden opgesteld. Na ontvangst van dit positief bericht zal de toekomstige uitbater kunnen starten met de exploitatie van zijn drankslijterij. Met andere woorden, de vereenvoudiging van de administratieve formaliteiten betreffende de openingsbelasting heeft dus geenszins de bedoeling de controle zelve af te schaffen m.b.t. de moraliteit van de slijter of de vereisten inzake hygiëne naar de lokalen toe. Het verlenen van de autonomie aan de gemeenten om zelf te bepalen onder welke vorm dit positief bericht wordt opgesteld, kadert enkel in het streven naar een administratieve vereenvoudiging binnen alle beleidsniveaus. Zo zou dit positief bericht bijvoorbeeld deel kunnen uitmaken van een ander document dat uitgaat van de gemeente naar aanleiding van een aanvraag om een drankslijterij te starten. In afwachting dat elke gemeente voormeld positief bericht integreert binnen een uniek document dat zou kunnen worden uitgereikt met het oog op de opening van een slijterij, zou het bij wijze van overgangsmaatregel bijvoorbeeld kunnen volstaan dat de bevoegde ambtenaar een bestaand document aanvult met de (handgeschreven) vermelding dat is voldaan aan de gestelde voorwaarden op het stuk van moraliteit en vereisten inzake hygiëne om met de drankslijterij te kunnen starten. Uit het voorgaande blijkt dus dat de controle zelf m.b.t. de moraliteit van de slijter of de vereisten inzake hygiëne m.b.t. de lokalen uitgevoerd door de gemeenten zowel vóór als na 7 januari 2006 dezelfde blijft. Er worden dus geen bijkomende taken door de federale overheid opgelegd aan de gemeenten. 3. In de Gewesten waar de openingsbelasting op nul is gezet, zal geen aangifte inzake openingsbelasting meer moet worden ingediend bij de ontvanger der accijnzen. Heeft het zin dat de gemeente een dubbel van het positief bericht toezendt aan de bevoegde ontvanger der accijnzen? Voor 7 januari 2006 werd de ontvanger der accijnzen van de opening van een vaste of reizende slijterij op de hoogte gebracht via de aangifte 240 gedaan door de toekomstige uitbater. Pagina 3 van 12

Aangezien de FOD Financiën via andere kanalen (Kruispuntbank van Ondernemingen, ) op de hoogte wordt gebracht van het feit dat iemand start met een drankgelegenheid, heeft het toezenden van een dubbel van het positief bericht door de gemeente naar de bevoegde ontvanger geen enkele zin meer. De FOD Financiën weet dus perfect waar er accijnshoudende dranken worden verstrekt. 4. Tot op heden is de ontvanger der accijnzen verplicht binnen de 8 dagen een bericht te overhandigen aan de slijter wanneer voldaan is aan alle eisen en de slijterij bijgevolg mag worden geopend. Deze verplichting wordt afgeschaft in Brussel en Vlaanderen en in de plaats komt een positief bericht van de gemeente waarna de slijterij mag worden geopend. Bestaat hier niet het gevaar dat de toekomstige slijter lange tijd moet wachten op dit positief bericht? Vanaf 7 januari 2006 zendt de gemeente -een positief bericht aan de slijter nadat een aanvraag is ingediend teneinde de voorwaarden inzake moraliteit en hygiëne na te gaan. Voor het afleveren van dit attest is inderdaad in geen enkele tijdslimiet voorzien waarbinnen de gemeente dit moet doen. Vóór 7 januari 2006 begaf de toekomstige slijter zich eveneens naar de gemeente met het oog op het bekomen van een formulier 240i waarin een verklaring van hygiëne en zedelijkheid werd gegeven. Voorheen was er dus evenmin een wettelijk bepaalde tijdslimiet waarbinnen de gemeente, het formulier 240i moest overhandigen aan de toekomstige slijter. Aangezien de gerealiseerde vereenvoudiging geenszins tot doel had bijkomende lasten op te leggen aan de gemeenten, kon het nooit de bedoeling zijn, om vanaf 7 januari 2006 de gemeenten te verplichten om deze controles binnen een bepaald tijdsbestek uit te voeren. Immers, waarom zouden de gemeenten onder het nieuwe voorgestelde systeem trager werken dan onder het huidige systeem. Aangezien vanaf 7 januari 2006 er geen aangifte in de openingsbelasting meer moet worden ingediend zou de vereenvoudiging van deze formaliteiten automatisch moeten resulteren in een verkorting van de termijn nodig om een drankslijterij te openen. 5. Wat verandert er met betrekking tot de gelegenheidsslijterijen (fuiven en andere occasionele evenementen waarop bier en/of wijn worden geschonken) die worden georganiseerd op het grondgebied van Vlaanderen en Brussel? Voor 7 januari 2006 moest elke organisator van een gelegenheidsevenement vooreerst naar het gemeentebestuur gaan teneinde zijn achtergrond/moraliteit te laten controleren. Concreet ging de gemeente na in hoeverre de organisator van het evenement zich niet bevond in één der gevallen van uitsluiting bepaald bij artikel 1 van de wetsbepalingen inzake de slijterijen van gegiste dranken, samengeordend op 3 april 1953. Van zodra de organisator voldeed aan de gestelde voorwaarden inzake moraliteit, reikte de gemeente een attest 240i uit. Met dit formulier begaf de organisator zich vervolgens naar de bevoegde ontvanger der accijnzen om een aangifteformulier 240B in te dienen. Vanaf 7 januari 2006 moet inderdaad geen aangifte meer worden gedaan bij de ontvanger der accijnzen voor zover de gelegenheidsslijterij plaatsvindt op het Pagina 4 van 12

grondgebied van een Gewest die de openingsbelasting tot nul heeft herleid (Vlaanderen en Brussel). Tegelijkertijd werd beslist dat de moraliteit of de achtergrond van de organisator van een gelegenheidsevenement niet langer meer moet worden gecontroleerd door de gemeente. De organisator van een gelegenheidsevenement moet zich dus vanaf 7 januari 2006 niet langer begeven naar de gemeente om zijn moraliteit te laten nagaan. Het formulier 240i heeft dus geen reden van bestaan meer voor de evenementen georganiseerd op het grondgebied van Vlaanderen of Brussel. Voor de gelegenheidsevenementen (georganiseerd door culturele verenigingen, ouderverenigingen, jeugdverenigingen, ) die vanaf 7 januari 2006 worden gehouden in Vlaanderen en Brussel moet de gemeente dus geen tapvergunning of positief bericht afleveren. 6. Waarom wordt er wat de administratieve formaliteiten betreft m.b.t. de vergunning voor het verstrekken van sterke drank, geen onderscheid gemaakt tussen de steden en gemeenten gelegen in het Waalse Gewest, enerzijds en de gemeenten gelegen in het Brussels Hoofdstedelijke Gewest en de steden en gemeenten gelegen in het Vlaamse Gewest, anderzijds. Het vergunningsrecht betreft een federale bevoegdheid waardoor de toepassing ervan in alle Gewesten dezelfde is. De wet van 17 mei 2004 tot wijziging van de wet van 28 december 1983 betreffende het verstrekken van sterke drank en betreffende het vergunningsrecht, heeft het fiscaal aspect samenhangend met deze vergunning met ingang van 14 juni 2004 volledig afgeschaft. Sedert de afschaffing van het vergunningsrecht, wordt de procedure van aangifte van vóór 7 januari 2006 met het oog op het verkrijgen van een vergunning voor het verstrekken van sterke drank dan ook als een enorme administratieve overlast gepercipieerd, zowel in hoofde van de organisator van een occasionele drankgelegenheid of de toekomstige uitbater van een vaste of reizende drankgelegenheid, als in hoofde van de Administratie der douane en accijnzen. Vandaar dat vanaf 7 januari 2006 de administratieve formaliteiten betreffende de vergunning voor het verstrekken van sterke drank in het ganse land zijn vereenvoudigd. 7. Wat verandert er voor de steden en gemeenten m.b.t. het nagaan van de voorwaarden met het oog op het bekomen van een vergunning voor het verstrekken van sterke drank in een vaste of reizende drankgelegenheid? Voor 7 januari 2006 kon slechts een aangifte 240V inzake vergunningsrecht worden ingediend bij de bevoegde ontvanger der accijnzen nadat de gemeente een controle had uitgevoerd van de achtergrond/moraliteit van de (toekomstige) houder van een vaste of reizende drankgelegenheid. Eens de gemeente had vastgesteld dat was voldaan aan de gestelde voorwaarden inzake moraliteit werd dit meegedeeld door de gemeente aan de (toekomstige) houder door middel van het formulier 240i. Het formulier 240i was dan ook een vormvereiste teneinde toe te laten dat de (toekomstige) houder een aangifte inzake vergunningsrecht zou kunnen indienen. Pagina 5 van 12

Aangezien er vanaf 7 januari 2006 niet langer een aangifte inzake vergunningsrecht moet worden ingediend bij de bevoegde ontvanger der accijnzen, heeft het formulier 240i dan ook geen reden van bestaan meer. De nieuwe werkwijze bestaat erin dat de (toekomstige) houder vooraf een aanvraag bij de gemeente of stad indient tot het verkopen, het aanbieden of het verstrekken van sterke drank. Het is op basis van deze aanvraag dat de gemeente zal nagaan met betrekking tot de vaste en reizende drankgelegenheden, in hoeverre de houder van de drankgelegenheid, de lasthebber en/of de bij hen inwonende die aan de exploitatie van de drankgelegenheid kunnen deelnemen, zich niet bevinden, in één der gevallen van uitsluiting bepaald in artikel 11 van de wet van 28 december 1983 betreffende de vergunning voor het verstrekken van sterke drank. Nieuw is dat vanaf 7 januari 2006 de gemeentelijke overheden moeten nagaan of de vaste drankgelegenheid voldoet aan de eisen inzake hygiëne, zoals bedoeld in de artikelen 5 tot 7 van de wetsbepalingen inzake slijterijen van gegiste dranken, samengeordend op 3 april 1953. Aangezien deze controle reeds plaatsvindt ter gelegenheid van de opening van een vaste drankslijterij en in de meeste gevallen naar aanleiding van de opening van een drankgelegenheid eveneens wordt gevraagd naar een vergunning om sterke drank te mogen schenken, is het logisch dat in beide gevallen dezelfde controle door de gemeentelijke overheden wordt uitgeoefend. Het instellen van een controle teneinde na te gaan in hoeverre de vaste drankgelegenheid voldoet aan de voorwaarden inzake hygiëne, strekt er uitsluitend toe, te streven naar uniformiteit in de toepassing van beide wetgevingen. Wanneer is voldaan aan de voorwaarden inzake moraliteit en de vereisten inzake hygiëne, zal de gemeente in plaats van dit te vermelden in het formulier 240i, autonoom kunnen bepalen onder welke vorm de vergunning voor het verstrekken van sterke drank zal worden afgegeven. Na ontvangst van deze vergunning zal de houder van de drankgelegenheid, sterke dranken kunnen verstrekken. Het verlenen van de autonomie aan de gemeenten om zelf te bepalen onder welke vorm deze vergunning wordt opgesteld, kadert enkel in het streven naar een administratieve vereenvoudiging binnen alle beleidsniveaus. Zo zou deze vergunning bijvoorbeeld deel kunnen uitmaken van het positief bericht uitgaande van de gemeente waarbij aan de drankgelegenheid de toelating wordt gegeven om te starten. In afwachting dat elke gemeente voormelde vergunning integreert binnen een uniek document dat zou kunnen worden uitgereikt met het oog op de opening van een slijterij, zou het bij wijze van overgangsmaatregel bijvoorbeeld kunnen volstaan dat de bevoegde ambtenaar een bestaand document aanvult met de (handgeschreven) vermelding dat is voldaan aan de gestelde voorwaarden op het stuk van moraliteit en vereisten inzake hygiëne om sterke drank te mogen verstrekken. Pagina 6 van 12

8. Hoe gebeurt in Vlaanderen en Brussel de controle door de gemeente van de moraliteit van de houder van een vaste of reizende drankgelegenheid of toekomstige uitbater van een drankslijterij, enerzijds en van de hygiënische eisen van de lokalen van de vaste drankgelegenheid of drankslijterij, anderzijds? De wet van 14 december 2005 houdende administratieve vereenvoudiging II strekt ertoe de administratieve formaliteiten te vereenvoudigen op het stuk van de openingsbelasting en de vergunning voor het verstrekken van sterke drank. Dit impliceert dat in die gevallen waarbij een controle van de moraliteit van de toekomstige uitbater van een vaste of reizende drankslijterij of van de houder van een reizende of vaste drankgelegenheid blijft bestaan, de werkwijze om dit uit te voeren ongewijzigd blijft voor de gemeente. Hetzelfde geldt voor de controle van de hygiënische eisen van de lokalen van de toekomstige vaste drankslijterij: de werkwijze om dit uit te voeren blijft ongewijzigd voor de gemeente. Dezelfde werkwijze moet worden gevolgd met betrekking tot de vaste drankgelegenheden. 9. Wat verandert er met betrekking tot de occasionele drankgelegenheden (fuiven en andere gelegenheidsevenementen) waarop sterke drank wordt geschonken? Voor 7 januari 2006 moest elke organisator van een gelegenheidsevenement vooreerst naar het gemeentebestuur gaan teneinde zijn achtergrond/moraliteit te laten controleren. Concreet ging de gemeente na in hoeverre de organisator van het evenement zich niet bevond in één der gevallen van uitsluiting bepaald bij artikel 11 van de wet van 28 december 1983 betreffende de vergunning voor het verstrekken van sterke drank. Van zodra de organisator voldeed aan de gestelde voorwaarden inzake moraliteit, reikte de gemeente een attest 240i uit. Met dit formulier begaf de organisator zich vervolgens naar de bevoegde ontvanger der accijnzen om een aangifteformulier 240B in te dienen. Vanaf 7 januari 2006 moet geen aangifte inzake vergunningsrecht meer worden gedaan bij de ontvanger der accijnzen. Tegelijkertijd werd beslist dat de moraliteit of de achtergrond van de organisator van een gelegenheidsevenement waarop sterke drank wordt geschonken niet langer meer moet worden gecontroleerd door de gemeente. De organisator van een gelegenheidsevenement moet zich dus vanaf 7 januari 2006 niet langer begeven naar de gemeente om zijn moraliteit te laten nagaan. Het formulier 240i heeft dus geen reden van bestaan meer. Voor de gelegenheidsevenementen (georganiseerd door culturele verenigingen, ouderverenigingen, jeugdverenigingen, ) die vanaf 7 januari 2006 worden gehouden in Vlaanderen en Brussel moet de gemeente dus geen vergunning afleveren. 10. Hoe kan juridisch worden gestaafd dat de gemeente bij het afleveren van een vergunning sterke drank niet langer meer de moraliteitsvoorwaarden moet controleren als het een occasionele drankgelegenheid betreft? Sedert 7 januari 2006 is de organisator van een occasionele drankgelegenheid, overeenkomstig artikel 3 W. 28 december 1983, niet langer verplicht een Pagina 7 van 12

voorafgaande aanvraag te doen bij de gemeentelijke overheid voor het houden van een occasionele drankgelegenheid. In de nieuwe tekst van artikel 3, 1, 2 van diezelfde wet wordt namelijk uitdrukkelijk bepaald dat de gemeentelijke overheid m.b.t. de vaste en reizende drankgelegenheden, nagaat of de houder, de eventuele lasthebber en in voorkomend geval de bij deze personen inwonende of in de inrichting wonende personen zich niet bevinden in één van de gevallen van uitsluiting bepaald bij art. 11, 1 van diezelfde wet. Er wordt dus niets gezegd m.b.t. occasionele drankgelegenheden. In art. 3, 3 van diezelfde wet wordt bovendien uitdrukkelijk bepaald dat het verkopen, aanbieden of verstrekken van sterke drank, slechts mag na het afleveren van de vergunning door de gemeentelijke overheid, op basis van de controles uitgevoerd overeenkomstig voormeld art. 3, 1 en 2. Uit het lezen van de 1 en 3 van art. 3 van diezelfde wet mag men besluiten dat de gemeentelijke overheid vanaf 7 januari 2006 niet meer verplicht is de moraliteitsvoorwaarden na te gaan met betrekking tot de organisator van een occasionele drankgelegenheid en dat voor het verkopen, aanbieden of verstrekken van sterke drank tijdens een occasionele drankgelegenheid in principe geen vergunning meer nodig is. Volledigheidshalve wordt hieraan toegevoegd dat de federale wetgever op geen enkel moment de mogelijkheid aan de gemeentelijke overheden heeft ontnomen zelf autonoom te bepalen in hoeverre de voorwaarden inzake moraliteit eventueel toch nog moeten worden nagegaan. Tenslotte, rekening houdende met hetgeen voorafgaat m.b.t. art. 3, met name dat geen vergunning moet worden gegeven in geval van occasionele drankgelegenheid, is duidelijk dat onder het begrip houder van een drankgelegenheid als bedoeld in art. 4 dan ook niet kan worden verstaan, de occasionele drankgelegenheid. 11. De gemeente kan -los van wat er in de wet is bepaald- beslissen volgens welke modaliteiten ze de vergunning sterke drank aflevert. Kan de gemeente zelf bepalen dat ze de moraliteitsvoorwaarden van occasionele drankgelegenheden wil controleren? Bij gebrek aan een uitdrukkelijke wetsbepaling die gemeentelijke overheden verplicht op basis van een voorafgaande aanvraag de moraliteitsvoorwaarden na te gaan van de organisator van een occasionele drankgelegenheid, kan een gemeente autonoom beslissen in hoeverre deze voorwaarden moeten worden nagegaan voor occasionele drankgelegenheiden. In de praktijk vóór 7 januari 2006- was het immers zo dat de organisator een aangifteformulier 240B moest indienen bij de ontvanger der accijnzen waarvan het moraliteitsattest (formulier 240i) deel van uitmaakte. Dit moraliteitsattest kon men verkrijgen bij de gemeente nadat de gemeente was nagegaan dat de organisator zich op dat ogenblik niet in één van de gevallen als bedoeld in art. 11, W. 28 december 1983 bevond. Aangezien dit formulier 240i geldig was gedurende een periode van 5 jaar, rees de vraag wat het nut van dergelijk formulier was, wetende dat de organisator tijdens deze periode van 5 jaar ondertussen een veroordeling zou kunnen oplopen voor één van de feiten die worden beoogd in voormeld artikel 11. Pagina 8 van 12

12. In artikel 12 van de Wet van 14 december 2005 houdende administratieve vereenvoudiging II, staan een aantal bepalingen van de Wet van 28 december 1983 opgesomd die worden opgeheven. Zo wordt artikel 9 van de Wet van 28 december 1983 niét opgeheven. Betekent dit dat schenken van sterke drank op openbare sportieve, politieke en culturele manifestaties wél nog overal onderworpen blijft aan een volgens dat artikel 9 vereiste speciale machtiging vanwege het college van burgemeester en schepenen? De Wet van 14 december 2005 heeft als doel de administratieve formaliteiten af te schaffen voor de organisatie van een fuif of occasioneel evenement (vb kraampje op jaarmarkt) waar sterke drank worden verstrekt. Noch in de adviezen van de verenigingen van steden en gemeenten, noch tijdens de parlementaire besprekingen is art. 9 van de wet van 28 december 1983 (uitsluitend van toepassing op sterke dranken) ooit ter sprake gekomen. Men ging er steeds van uit dat het voldoende was de occasionele drankgelegenheden uit het toepassingsgebied van de artikelen 2 en 3, W. 28 december 1983 te halen, zodat geen vergunning meer nodig was omdat er in dat geval geen moraliteitscontrole meer moest plaatsvinden. Art. 9, W. 28 december 1983 voorziet uitdrukkelijk in een speciale machtiging van het college van burgemeester en schepenen in tegenstelling tot het begrip vergunning, als bedoeld in art. 2, W. 28 december 1983, dat tot 6 januari 2006 moest worden afgegeven door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde. Overeenkomstig het bij de W. 14 december 2005 opgeheven art. 7bis, W. 28 december 1983, was de rol van de gemeente dan ook slechts beperkt tot het nagaan van de moraliteitsvoorwaarden nodig voor het afleveren van het moraliteitsattest. Het wegvallen van het louter afleveren van een moraliteitsattest aan de organisator van een occasionele drankgelegenheid heeft in principe geen enkele invloed op de toepassing van artikel 9, W. 28 december 1983 dat onverminderd van toepassing blijft. M.a.w. indien vóór 7 januari 2006 een speciale machtiging van het college van burgemeester en schepenen nodig was voor het verstrekken van sterke drank op openbare sportieve, politieke en culturele manifestaties zal dit ook van toepassing blijven na 7 januari 2006. 13. Als een zaaluitbater een vergunning sterke drank op zak heeft, moet de organisator die een zaal huurt bij de uitbater dan toch nog zelf een vergunning aanvragen? De uitbater van een vaste drankgelegenheid zal als hij sterke drank wil schenken een vergunning nodig hebben van de gemeentelijke overheid. De organisator van een occasionele drankgelegenheid, zal vanaf 7 januari 2006 geen voorafgaande aanvraag moeten indienen bij de bevoegde gemeente om een vergunning te verkrijgen. Volledigheidshalve wordt hier aan toegevoegd dat er in voorkomend geval wel nog een aanmelding moet gebeuren bij het organiseren van een occasionele drankgelegenheid in die gemeenten waar het reglement een aanmelding voorziet. Pagina 9 van 12

Als het betreffende gemeentereglement geen verplichte aanmelding voorziet, dan hoeft de organisator geen extra vergunning aan te vragen, wanneer de fuif plaatsvindt in een gebouw/constructie (vaste of reizende drankgelegenheid). 14. Wat met een persoon, inwoner van gemeente A, die in gemeente B een horecazaak willen openen of overnemen. De gemeente B kan in dat geval immers niet de moraliteitsvoorwaarden controleren zoals voorzien in de nieuwe regeling. Op basis van de identiteitsgegevens van de toekomstige slijter of houder van een drankgelegenheid zal de gemeente B deze gegevens zelf opvragen bij de gemeente A waarvan die persoon inwoner is. 15. Het moraliteitsattest 240i bestaat niet langer meer. Doch naar aanleiding van de opening van een vaste of reizende drankslijterij moet nog steeds een controle plaatsvinden van de moraliteitsvoorwaarden wat zowel de vaste als de reizende drankslijterijen betreft en van de vereisten inzake hygiëne wat de vaste drankslijterijen betreft. In welk formulier moet het positieve bericht dan worden meegedeeld aan de toekomstige slijter? Dezelfde vraag rijst naar aanleiding van de vergunning voor het verstrekken van sterke drank in een vaste of reizende drankgelegenheid. In de memorie van toelichting bij de wet van 14 december 2005 houdende administratieve vereenvoudiging II is duidelijk vermeld dat de gemeentebesturen de vorm van het positief bericht zelf kunnen vaststellen. Het kan immers niet de bedoeling zijn het formulier 240i dat werd afgeschaft te vervangen door een nieuw formulier dat wordt opgelegd door de federale overheid. Het verlenen van de autonomie aan de gemeenten om zelf te bepalen onder welke vorm dit positief bericht wordt opgesteld, kadert enkel in het streven naar een administratieve vereenvoudiging binnen alle beleidsniveaus. Zo zou dit positief bericht bijvoorbeeld deel kunnen uitmaken van een ander document dat uitgaat van de gemeente naar aanleiding van een aanvraag om een drankslijterij te starten. Bij wijze van overgangsmaatregel zou het bijvoorbeeld kunnen volstaan dat de bevoegde ambtenaar een bestaand document aanvult met de (handgeschreven) vermelding dat is voldaan aan de gestelde voorwaarden op het stuk van moraliteit en vereisten inzake hygiëne om met de drankslijterij te kunnen starten. In afwachting dat elke gemeente voormeld positief bericht integreert binnen een uniek document voor de opening van een vaste of reizende drankslijterij, 16. Wie is bevoegd binnen de gemeente voor het afleveren van de vergunning voor het verstrekken van sterke dranken? Volgens het advies van de Raad van State werd het begrip gemeentebestuur zoals vermeld in het oorspronkelijke ontwerp van tekst die werd voorgelegd aan de Raad van State, vervangen door het begrip gemeentelijke overheid in overeenstemming met art. 6, 1, VIII, laatste lid, van de bijzondere wet van 8-8-1980 tot hervorming der instellingen. Dit betekent dat overeenkomstig art. 133 van de nieuwe gemeentewet waarin is bepaald dat de burgemeester belast is met de uitvoering van de wetten, de Pagina 10 van 12

burgemeester bevoegd is voor het afleveren van de vergunning voor het verstrekken van sterke drank. 17. De tekst van art. 3 van de wet van 28 december 1983 werd volledig vervangen ingevolge de wet van 14 december 2005 houdende administratieve vereenvoudiging II. Wat verandert er concreet met betrekking tot het nagaan van de voorwaarden inzake moraliteit wanneer de houder van de drankgelegenheid of de lasthebber hetzij een rechtspersoon, hetzij een feitelijke vereniging is? De nieuwe tekst van art. 3, 2 van de wet van 28 december 1983 is een herformulering van de bewoordingen van de oude tekst van art. 3, 3 en 4. Inhoudelijk wijzigt er dan ook niets m.b.t. de controle van de moraliteitsvoorwaarden in die gevallen. 18 Is het afleveren van een positief bericht of een vergunning, ofwel éénmalig, ofwel periodiek? Uit het nieuwe art. 50, 2 en 3, wetsbepalingen inzake de slijterijen van gegiste dranken, samengeordend op 3 april 1953 blijkt duidelijk dat het positief bericht wordt gegeven bij de opening, enerzijds en de gemeente nagaat bij de opening of de moraliteit in orde is, anderzijds. De toestand vanaf 7 januari 2006 blijft m.a.w. dezelfde als deze vóór 7 januari 2006. Uit het nieuwe art. 3, W. 28 december 1983 blijkt duidelijk dat sterke drank slechts kan worden verkocht, aangeboden of verstrekt nadat een vergunning is afgeleverd door de gemeentelijke overheid, enerzijds en de vergunning slechts mag worden gegeven nadat de moraliteit is nagegaan, anderzijds. De toestand vanaf 7 januari 2006 blijft m.a.w. dezelfde als deze vóór 7-1-2006. 19. Wie moet beantwoorden binnen de slijterij aan de moraliteitsvereisten? De W. 14-12-2005 houdende administratieve vereenvoudiging II heeft op geen enkele manier wijzigingen aangebracht op het stuk van wie binnen de slijterij moet beantwoorden aan de moraliteitsvereisten. 20 Natuurlijke persoon, exploitant woont in het pand zelf: dient ook de moraliteit vastgesteld te worden van alle in dit pand inwonenden die in de exploitatie kunnen betrokken worden? Quid wanneer exploitant en de bij hem omwonenden een ander pand bewonen dan het pand van exploitatie? De W. 14-12-2005 houdende administratieve vereenvoudiging II heeft op geen enkele manier wijzigingen aangebracht op het stuk van wie binnen de slijterij moet beantwoorden aan de moraliteitsvereisten. 21. Wie binnen de gemeente controleert moraliteit en hygiëne? De W. 14-12-2005 houdende administratieve vereenvoudiging II heeft op geen enkele manier wijzigingen aangebracht m.b.t. wie binnen de gemeente de moraliteit en hygiëne moet controleren. Pagina 11 van 12

22. Moet een reizende slijterij in elke gemeente waar zij een standplaats heeft een positief bericht en/of vergunning aanvragen? Overeenkomstig het nieuwe art. 50, 2, wetsbepalingen inzake de slijterijen van gegiste dranken, samengeordend op 3 april 1953 gaat de gemeente op basis van een voorafgaande bij de gemeente ingediende aanvraag tot opening van een reizende slijterij na of voldaan is aan de moraliteitsvoorwaarden. Zoals totnogtoe het geval is geweest, wordt de moraliteit van de toekomstige uitbater van een reizende drankslijterij bij nagegaan door de gemeente waarvan hij inwoner is. Hetzelfde geldt ter gelegenheid van de voorafgaande aanvraag tot het verkopen, aanbieden of verstrekken van sterke drank. Pagina 12 van 12