Reglement voor het bekomen van een tap- en exploitatievergunning voor uitbating van horecazaken

Transcriptie

1 Reglement voor het bekomen van een tap- en exploitatievergunning voor uitbating van horecazaken Inhoud Hoofdstuk I : Definities... 2 Hoofdstuk II : Aanvraag van de tap- en exploitatievergunning... 2 Hoofdstuk III : Geldigheid van de vergunningen... 4 Hoofdstuk IV : Controle en sancties... 5 Hoofdstuk V : Overgangsbepalingen... 5 Hoofdstuk VI : Inwerkingtreding... 6

2 Hoofdstuk I : Definities Artikel 1 1 Horecazaak : Elke voor publiek toegankelijke inrichting waar de belangrijkste en permanente activiteit bestaat uit het voorbereiden en/of aanbieden van maaltijden en/of dranken voor consumptie, en dit al dan niet ter plaatse. 2 Exploitant : De natuurlijk persoon of personen, de feitelijke vereniging of de rechtspersoon voor wiens rekening en risico de horecazaak wordt uitgebaat. 3 Uitbater : De fysieke persoon die de verbruikers bedient of zorgt voor de dienstverlening in het algemeen, met inbegrip van het personeel. 4 Tapvergunning : De vergunning die aan de exploitant het recht verleent om gegiste of sterke dranken te schenken. 5 Exploitatievergunning : De vergunning die aan de exploitant het recht verleent om op het aangeduide adres een horecazaak uit te baten. Hoofdstuk II : Aanvraag van de tap- en exploitatievergunning Artikel 2 1 De exploitant van elke nieuwe horecazaak dient een schriftelijke aanvraag in bij het college van burgemeester en schepenen tot het verkrijgen van een tap- en exploitatievergunning. Deze aanvraag gebeurt bij aangetekend schrijven of door afgifte tegen ontvangstbewijs en moet alle activiteiten bevatten die de exploitant wil exploiteren. Activiteiten die niet omschreven zijn in de aanvraag, worden niet opgenomen in de vergunning. Wanneer een exploitant een extra activiteit wenst op te starten, moet hiervoor een nieuwe vergunning aangevraagd worden. 2 Deze aanvraag gebeurt uiterlijk twee maanden voor het openen van de nieuwe horecazaak. Afdeling I : Administratief onderzoek voor het afleveren van een tapvergunning Artikel 3 Voor een tapvergunning wordt verleend aan de exploitant van een horecazaak voert het gemeentebestuur een onderzoek van de moraliteit en de zedelijkheid en de hygiëne zoals bepaald in het Koninklijk Besluit van 3 april 1953 tot samenordening van de wetsbepalingen inzake de slijterijen van gegiste dranken en de wet van 28 december 1983 betreffende de vergunning voor het verstrekken van sterke drank

3 Artikel 4 1 Wanneer de in artikel 3 vermelde onderzoeken worden afgerond met een gunstig resultaat, verleent het college van burgemeester en schepenen een tapvergunning aan de exploitant. 2 Wanneer de in artikel 3 vermelde onderzoeken worden afgerond met een ongunstig resultaat, verleent het college van burgemeester en schepenen geen tapvergunning. Artikel 5 De tapvergunning vervalt van rechtswege indien de exploitant, de uitbater of een personeelslid definitief veroordeeld is tot één van de misdrijven voorzien in het Koninklijk Besluit van 3 april 1953 en in de wet van 28 december Afdeling II : Administratief onderzoek voor het afleveren van een exploitatievergunning Artikel 6 Een exploitatievergunning wordt verleend aan de exploitant wanneer voldaan wordt aan volgende voorwaarden: 1 Er is een inschrijving bij de Kruispuntbank der Ondernemingen; 2 De exploitant heeft een wettelijke verplichte burgerrechterlijke aansprakelijkheidsverzekering inzake brand en ontploffing en een objectieve aansprakelijkheidsverzekering; 3 Er is een aangifte gebeurd voor het exploiteren van een horecazaak bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen; 4 Er is een advies van de brandweer inzake brandveiligheid overeenkomstig de respectievelijke politieverordeningen ter zaken van Hamme en Waasmunster waarbij het aantal toegelaten aanwezigen in de zaak expliciet wordt vermeld; 5 Er is een gunstig advies van de politie; 6 Er is een advies van de dienst grondgebiedzaken. Artikel 7 1 Wanneer aan alle voorwaarden wordt voldaan, verleent het college van burgemeester en schepenen een exploitatievergunning aan de exploitant. 2 Wanneer aan één of meerdere voorwaarden niet wordt voldaan, verleent het college van burgemeester en schepenen geen exploitatievergunning. Het college van burgemeester en schepenen kan eveneens beslissen een exploitatievergunning te weigeren wanneer de openbare orde gevaar loopt. Hiervoor kan het college van burgmeester en schepenen zich o.a. baseren op een negatief advies van de politiediensten met betrekking tot de

4 mogelijke verstoring van de openbare orde door de betrokken horeca-inrichting en eventuele aanbevelingen om deze verstoring te voorkomen. Artikel 8 1 De exploitatievergunning vervalt wanneer : 1 de exploitatie van de horecazaak langer dan één jaar feitelijk is onderbroken; 2 de exploitant failliet of in collectieve schuldenregeling gaat; 3 men een veroordeling krijgt tot gerechtelijke verzegeling; 4 de rechtspersoon wordt ontbonden; 5 de exploitant of de vestiging wordt geschrapt uit de Kruispuntbank van Ondernemingen; 6 de horecazaak verandert van exploitant; 7 de horecazaak ingrijpend wordt verbouwd. 2 De exploitant brengt het gemeentebestuur op de hoogte van een stopzetting van de horecazaak. Hoofdstuk III : Geldigheid van de vergunningen Artikel 9 De tap- en exploitatievergunning voor een horecazaak zijn geldig voor onbepaalde duur. De tap- en exploitatievergunning voor een horecazaak vervalt onmiddellijk wanneer niet meer is voldaan aan de voorwaarden vermeld in artikel 6. Artikel 10 Voornoemde vergunningen zijn persoon- en pandgeboden. Ze worden afgeleverd op naam van de exploitant en zijn niet overdraagbaar. De exploitant is verantwoordelijk voor zijn uitbater, lasthebbers, aangestelden en/of werknemers. Indien deze zich in een uitsluitinggeval bevinden, trekt het college van burgemeester en schepenen de tap- en exploitatievergunning in. Artikel 11 Wanneer een horecazaak wordt stopgezet en nadien een nieuwe horecazaak wordt opgestart op dezelfde locatie, moet een nieuwe aanvraag ingediend worden voor het bekomen van een tap en exploitatievergunning

5 Hoofdstuk IV : Controle en sancties Artikel 12 De vergunningen zijn steeds aanwezig in de horeca-inrichting. De lokale politie kan deze vergunning, steeds opvragen bij een controle. Artikel 13 Wanneer de uitbating van de horecazaak de openbare orde verstoort, kan de politie na één waarschuwing de horecazaak sluiten en dit tot de eerstvolgende ochtendopening. Artikel 14 Indien de horecazaak aanleiding geeft tot verstoring van de openbare orde kan een administratieve sanctie opgelegd worden overeenkomstig artikel 3 van het gemeentelijk reglement Gemeentelijke Administratieve Sancties. Artikel 15 Het college van burgemeester en schepenen kan beslissen om de vergunningen tijdelijk te schorsen of in te trekken of om een tijdelijke of definitieve sluiting van de horecazaak op te leggen, in de gevallen vermeld in onderstaande niet-limitatieve lijst : 1 Er worden meermaals vaststellingen gedaan dat de openbare orde wordt verstoord; 2 Er worden meermaals vaststellingen gedaan dat het gerucht of rumoer afkomstig van de horecazaak van die aard is dat het de rust van de omwonenden verstoort; 3 Er worden meermaals vaststellingen gedaan dat de openbare orde in die mate wordt verstoord dat het de veiligheid van personen in het gedrang brengt. Artikel 16 Naast het nemen van gemeentelijke administratieve sancties, kan de burgemeester ook beslissen om in de gevallen vermeld in artikel 134 ter en 134 quater van de Nieuwe Gemeentewet over te gaan tot de voorlopige schorsing van de vergunning of de tijdelijke sluiting van een horecazaak. Hoofdstuk V : Overgangsbepalingen Artikel 17 Alle nieuwe horecazaken moeten aan dit reglement voldoen vanaf het moment van inwerkingtreding. Ook bij wijzigingen aan de bestaande horecazaken moet voldaan worden aan dit reglement.

6 Artikel 18 Bestaande horecazaken moeten een aanvraag voor een exploitatievergunning aanvragen binnen de maand na inwerkingtreding van dit reglement. De exploitant van een bestaande horecazaak mag zijn zaak blijven exploiteren tot aan de beslissing van het college van burgemeester en schepenen inzake het afleveren van een exploitatievergunning. Hoofdstuk VI : Inwerkingtreding Artikel 19 Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2015.