BIJLAGE 29 Beschrijving BEC 1
1. Inleiding De BEC is binnen deze inrichting het hart van het bedrijf. Hier worden mest en reststromen verwerkt tot energie en hulpstoffen ten behoeve van de bedrijfsvoering en levering aan derden. De BEC is een co vergistingsinstallatie met digestaatverwerking en zal fungeren als erkend technisch bedrijf (art. 24 van de Verordening (EG) nr. 1069/2009). De BEC is globaal in te delen in de volgende onderdelen: 1. Co-vergisting, mesofiel (38-40 graden Celsius) 2. Digestaatverwerking 3. Energieopwekking en groengasopwerking 4. Compostering pluimveemest 5. Slachtafvalvergisting en slachtafvalwater zuivering (AWZI) In deze beschrijving worden deze onderdelen toegelicht. 2. Co-vergisting Binnen de BEC worden op jaarbasis de volgende producten (zie ook bijlage acceptatie en verwerkingsbeleid) verwerkt: Varkensdrijfmest 35.420 ton aanvoer via mestaanvoerleiding Dikke fractie 30% d.s. van varkensmest 7.388 ton - stapelbaar Graanscreening 10.120 ton vijzelbaar product Afvalwater uit de pluimveestallen 11.800 m3 Schoon water 1 uit de digestaatverwerking 6.578 m3 Reflow uit de ultrafiltratie (retentaat 8% d.s.) 18.560 ton Totalen: 61.368 ton mest 10.120 ton co-product 18.378 water 89.866 ton op jaarbasis. De aanvoer van varkensdrijfmest vindt plaats via een ondergrondse mestaanvoerleiding vanaf het varkensbedrijf en uitkomt in een mestsilo van 3.000 m3. De dikke fractie wordt met vrachtwagens aangevoerd en gelost in de mengkeuken (ingang 1)en middels een shovel in de bunkers opgeslagen. De graanscreening (afkomstig van tarwe, gerst en triticale 85% d.s.)wordt met bulkwagens aangevoerd en gelost in de silo s tussen gebouw 9 en 10. Vanuit deze silo s wordt dit via vijzels naar de doseerbak gebracht. Het aandeel water wordt middels pompen gedoseerd ingebracht. Het vergistingsmenu wordt inpandig samengesteld in de mengkeuken, de verschillende aandelen mest, co-product en water worden gedoseerd aangemaakt volgens het recept en gemengd tot een homogeen product, welke vervolgens verpompt wordt naar de vergisters. De lucht uit de mengkeuken wordt continue gezuiverd door een afzuigsysteem welke is aangesloten op een luchtwasser, het gebouw wordt op een lichte onderdruk gehouden. Lossen vindt inpandig en met gesloten deuren plaats. Het vergistingsproces vindt plaats in 4 vergisters van 4.500 m3 inhoud, waarvan 1 na-vergister met een verblijftijd van ca. 30 dagen en een totale hoeveelheid van max. 18.000 m3. De vergistingstanks zijn geïsoleerd om de biomassa op de gewenste temperatuur te houden en voorzien van: Verwarming Hoge en lage snelheid mixers Hoge en lage gasdruk beveiligingssysteem met alarmering Temperatuur- en niveaumeting Biologische ontzwaveling en continuemetingen 1 Het (afval)water wordt als hulpstof toegevoegd om een verpompbare biomassa te waarborgen. 2
De toe te passen waarden zijn bij een normale druk: 3 mbar en een maximale druk van 5 mbar. Verder worden gewichtsbelaste watersloten toegepast. Ten aanzien van het biogas wordt CH4, CO2 en H2S bemeten, welke zijn aangesloten op het hoofdmeet- en regelsysteem. De technische ruimte van waaruit het vergistingsproces wordt bediend zit in gebouw 9. De biogasproductie is ca. 17.585 m3 per dag en de gasopslag vindt plaats in de gaskappen op de vergisters (dubbel membraan gasopslag) met een maximale opslag van 3.400 m3. In de gasopslag wordt het zwavelgehalte door biologische ontzwaveling (luchtinjectie) teruggebracht. Er is geen biogaskoeler aanwezig, het biogas zal in de grond voldoende worden afgekoeld. 3. Digestaatverwerking Vanuit de navergister wordt het digestaat naar de opgestelde centrifugaalscheider verpompt in gebouw 9 (ingang 2). Hier wordt het digestaat gescheiden in een dikke fractie van ca. 30% d.s. en een dunne fractie die verpompt wordt naar de bufferput van de ultrafiltratie. De dikke fractie wordt middels transportbanden verdeeld over de bunkers, alvorens deze wordt afgevoerd vanuit de inrichting. De afvoer van deze dikke fractie vindt inpandig plaats middels een loader. De dunne fractie wordt vanuit de bufferput door de ultrafiltratie geleid in gebouw 10, het retentaat wat vrijkomt wordt via een gesloten leiding teruggevoerd naar gebouw 9 waar deze stroom terug ingevoerd wordt in het vergisting procedé. De dunne fractie uit de ultrafiltratie gaat naar de bufferput van de Reversed Osmose (RO) installatie. Vanuit de bufferput RO wordt deze stroom door de RO-installatie geleid, het retentaat wat vrijkomt wordt opgeslagen in de bufferput RO van waaruit het naar diverse onderdelen binnen de inrichting weer wordt gebruikt. Het concentraat uit de RO-installatie wordt opgeslagen in een eindopslag alvorens deze als een groene meststroom wordt afgevoerd vanuit de inrichting. 3. Energieopwekking en groengasopwerking Het ontzwavelde biogas gaat vanuit de gasopslag op de vergisters naar: 1. de WKK s voor de productie van elektriciteit en warmte en 2. de groengasopwerking inclusief vloeibaar CO2 onttrekking De WKK installatie is uitgerust met een biogasgestookte motor. Deze drijft de generator van de installatie aan en wekt elektriciteit op. Verder komt er warmte vrij via de koeling van de motor en via de rookgassen. De warmte en stroom wordt geleverd aan de verschillende bedrijfsonderdelen binnen de inrichting en indien er sprake is van een overschot, wordt dit aan derden geleverd. Binnen dit concept is gekozen voor een dubbele opstelling van WKK s en de aanwezigheid van een permanente fakkelinstallatie als veiligheidsvoorziening. De fakkel is overgedimensioneerd op de productie van het biogas, in dit geval is de berekende productie 817,5 m3 biogas per uur. De fakkel kan een gasflow van maximaal 1500 m3 biogas affakkelen. Indien er ook gelijktijdig een stroomstoring plaats vindt, dan is een noodstroomaggregaat (in gebouw 11) aanwezig die voor de noodzakelijke stroomvoorziening voor de fakkel zorgt en het monitoringssysteem tussen de verschillende processen kan voorzien van stroom zodat de veiligheid niet in gevaar komt. De werking van de groengasinstallatie is gebaseerd op de volgende principes: NH3 verwijdering doormiddel van een gaswasser; H2S verwijdering uit het biogas met actief kool; CO2 verwijdering door middel van een membraan unit (= verwijdering door membraan scheiding); Opwerken van het CO2 gas tot zuiver vloeibaar CO2 door de CO2-terugwin-installatie (TWI); Opwerken van het CO2 tot rein CO2 gas door de TWI met liquivap installatie; Kwaliteitscontrole van het groengas met een gas chromatograaf. Bij binnenkomst in de installatie wordt allereerst de restanten NH3 en H2S uit het biogas verwijderd. Enerzijds door adsorptie van het NH3 in de gaswasser (wanneer vereist) en anderzijds door de adsorptie van het H2S in een vat met actieve kool (AKF-filter). Vervolgens wordt het biogas op een druk van 8,5 bar gebracht met een olie vrije zuiger compressor. Daarna wordt het gas gedroogd. Het biogas stroomt vervolgens eerst door de membraan unit waar het gas gescheiden wordt in CH4 rijk gas (> 90%) en CO2 rijk gas (>90%). Biogas bestaat uit methaan (55-65% CH4) en 3
koolstofdioxide (45-35% CO2). Groengas is qua verbrandingseigenschappen gelijk aan de standaard voor aardgas en bestaat voor 89 % CH4 en 11 % inert gas (CO2 en N2). Het groengas wordt gekeurd door een poortwachter. Deze poortwachter is een meetinstallatie die de toegang tot het aardgasnet bewaakt en die de toevoer naar het aardgasnet alleen open zet indien het Groene Gas op alle punten aan de gestelde kwaliteitseisen voldoet. De poortwachter controleert dit door het gas voortdurend te analyseren in een gaschromatograaf. Tot slot wordt nog een geurstof (THT)aan het gas toegevoegd waarna het in het openbare aardgasnet wordt ingevoed. Het CO2 rijke gas vanuit de membraan unit wordt op druk gebracht door een tweetraps zuigercompressor tot een druk van 17,5 bar (g). Vervolgens wordt het CO2 gas gereinigd door het regenereerbare AKF / droger filter (ter plaatse wordt er geregenereerd door middel van een temperatuur swing). De vaten worden verwarmt (110 graden) en vervolgens met een spoelgas (rein CO2) gereinigd. Na deze stap wordt het afgekoeld tot een temperatuur van -24 graden Celsius. Op deze tempratuur wordt het CO2 gas vloeibaar. Er volgt een extra reiniging stap in de stripper reboiller waarna het vloeibare CO2 gereed is voor afvoer naar de CO2 buffer tank. Wanneer het CO2 gas niet als vloeibare CO2 wordt afgevoerd kan de latente koelenergie in het CO2 hergebruikt worden door middel van het LiquiVap systeem en deels intern worden ingezet voor eventuele koeling van het biogas of slachterij en daarna worden vrijgesteld aan de lucht. Het groengas wordt vervolgens geïnjecteerd in het aardgasnetwerk en het vloeibare CO2 wordt deels opgeslagen in 2 CO2 tanks in gebouw 11, alvorens dit wordt afgevoerd vanuit de inrichting. Verder wordt een gedeelte van het CO2 verpompt naar de pluimveeslachterij waar dit wordt ingezet in de CAS-verdover. 4. Compostering pluimveemest De vaste pluimveemest (ouderdieren 2.000 ton en vleeskuikens 10.000 ton per jaar) wordt in zijn totaliteit gecomposteerd in gebouw 10. De ouderdierenmest wordt via intern transport aangevoerd en de vleeskuikensmest wordt via een (deels) ondergrondse mestband aangevoerd in gebouw 10. De vaste mest wordt gecomposteerd in een 3 tal tunnels. Verder wordt t.b.v. een goed composteerproces structuurmateriaal (verhakseld snoeihout/snippers) en water toegevoegd. Voor de opslag van structuurmateriaal is een bunker aanwezig en voor de pluimveemest is eveneens een bunker beschikbaar zodat tijdens vul- en leegdagen er voldoende mest aanwezig is om de composteringstunnel optimaal te benutten. De capaciteit van de compostering is gedimensioneerd op 17.000 ton per jaar. Een composteringscyclus duurt ca. 14 dagen. Het eindproduct heeft een droge stofgehalte van 65% en wordt tijdens een leegdag inpandig met een shovel geladen in een vrachtwagen en van de inrichting afgevoerd. Bij het composteringsproces komt er vocht vrij welke wordt afgevoerd via de afzuiginstallatie die op de verdieping van gebouw 10 staat. Alvorens deze lucht naar buiten wordt afgevoerd passeert deze een 3 trapswasser (zie dimensioneringsplan). De te wassen lucht wordt gereinigd en ontdaan van aanwezige geurcomponenten. 5. Slachtafvalvergisting en slachtafvalwaterverwerking (AWZI) Binnen de pluimveeslachterij komen 2 afvalstromen vrij die binnen de BEC verwerkt worden. Slachtafvalwater Slachtafval Het vrijkomende slachtafvalwater wordt door een filter geleid. De dikke fractie uit het filter gaat gezamenlijk met de slachtafvallen naar de sterilisator, na pasteurisatie wordt deze stroom ingevoed in de vergister. De dunne fractie gaat naar een egalisatieput en wordt vervolgens doorgeleid naar de D.A.F. (Dissolved Air Flotation) installatie waar een verdere scheiding plaatsvindt. Het flotatieslib wordt ingevoed in de vergister. Het effluent uit de D.A.F. gaat naar de anoxische tank (N verwijdering) en loopt over in de beluchte tank (silo G). Vervolgens wordt het water uit de beluchte tank door een tweede D.A.F. installatie geleid waar polymeer wordt toegevoegd voor een betere scheiding. Het surplus slib uit deze D.A.F. installatie wordt teruggevoerd in de vergister. Vervolgens wordt dit effluent behandeld in de volgende 3 zuiveringsstappen: zandfilter, actief koolfilter en een UV behandeling. Het effluent uit de laatste stap is water van drinkwaterkwaliteit en wordt intern ingezet binnen de inrichting. Het digestaat uit de vergister wordt gescheiden in een centrifugaalscheider in gebouw 12. De dikke fractie wordt na scheiding opgeslagen in silo S1 en afgevoerd van de inrichting. De dunne fractie uit 4
deze scheidingsstap wordt gezamenlijk met het effluent van de eerste D.A.F. installatie ingevoed in de biologische afvalwaterzuivering. De vrijkomende lucht uit gebouw 12 (opstelling slib effluentscheiding) wordt samen met de vrijkomende lucht uit gebouw 8 (slachterij) afgevoerd naar luchtwasser 2 in gebouw 10. Het geproduceerde biogas wordt naar gebouw 11 getransporteerd, aldaar deze wordt ingezet voor de WKK s en/of groengasopwerking. De biogasproductie is ca. 2.035 m3 per dag en de gasopslag vindt plaats in de gaskappen op de vergisters (dubbel membraan gasopslag) met een maximale opslag van 500 m3. In de gasopslag wordt het zwavelgehalte door biologische ontzwaveling (luchtinjectie) teruggebracht. Er is geen biogaskoeler aanwezig, het biogas zal in de grond voldoende worden afgekoeld. 5