Ontmoetingskerk 21 februari 2016 Lucas 9: 28-36 Het menselijk gelaat, dat is de titel van het bekendste boekje van de joodse filosoof Emmanuel Levinas. Voor Levinas is een menselijk gezicht meer dan zomaar een gezicht, waaraan je iemand herkent. Als je iemand echt in het gezicht kijkt, kan er wat met je gebeuren. Je kunt verliefd worden door wie je ziet. Je kunt ook anders geraakt worden. De winnende World Press foto toont een man die een vluchtelingenkind doorgeeft door prikkeldraad heen. De foto is bij maanlicht gemaakt om te voorkomen dat zij gezien en betrapt werden. Je ziet het gezicht van de man en terzijde het hoofd van het kind. Als ik er naar kijk raakt het me. Er komen vragen bij me boven: wat zal er van hen worden, hoe zal het gaan met dit kind. Maar ook: wat doen wij, wat doe ik. Het gezicht van de man en het kind doen een appel op mij: waar zijn wij in godsnaam mee bezig. Levinas zegt: in het menselijk gezicht toont zich niet alleen de ander met een kleine letter, maar ook de Ander met een hoofdletter. Hij zal als rechtgeaarde jood de naam God niet rechtstreeks in de mond nemen. Vandaar de Ander. Als je je ogen opent, als je durft te kijken, ontmoet je in een ander vroeg of laat ook God zelf. Daarom moeten we niet wegkijken van, niet voorbij kijken aan, moeten we de ogen niet sluiten voor de ander die op ons pad komt. Levinas maakte grote indruk met zijn boekje. Dat kwam omdat hij velen de ogen opende voor iets van God dichtbij. Voor Levinas is God geen ongrijpbare, verborgen hogere macht ver weg. Die kan rakelings dichtbij komen in elke situatie, in elk mens, in elk gezicht dat een appel doet op jou of mij. Een gezicht kan ook op een andere manier iets van God tonen. Iemand vertelde me: Ik was bij het sterven van mijn moeder. Vlak voor ze ging keek ze uit haar ogen alsof ze iets moois zag. Er kwam een weldadige rust over haar gezicht. 1
Die rust kwam bij ons over. Als ik aan het sterven van mijn moeder terugdenk, zie ik nog een glimp van haar gezicht en herinner ik mij die ogen die iets leken te zien. Wat er na de dood is, weet ik niet. Maar als ik de rust en de vrede van dat moment voor ogen haal, denk ik: het was goed. Het is goed. Ook het verhaal van Jezus die met drie leerlingen de berg op gaat laat zien hoe de menselijke en de goddelijke werkelijkheid bij elkaar komen. Dat kun je zien aan Jezus, aan zijn kleren en aan zijn gezicht. Dat kun je horen uit heel dit verhaal. Ze gaan de berg op, Jezus, Petrus, Johannes en Jacobus, de drie leerlingen van het eerste uur. Die berg alleen al verwijst naar God. De tempel stond op een berg, de tien geboden zijn op een berg gegeven, Jezus spreekt zijn belangrijke rede op een berg. Een berg heeft in de bijbel twee gezichten: je bent er kwetsbaar, je kunt zomaar verongelukken. Maar je leert er ook wat er toe doet in het leven. Lees je in een Bijbelverhaal over een berg, let dan op. Dan kom je vaak iets van God tegen. Zo lijkt ook dit verhaal te zeggen: wil je iets van God weten, let dan op, luister! Op de berg gaat Jezus bidden. Als hij dat doet veranderen zijn gezicht en zijn kleding. Ze worden stralend wit. Dat lichte gezicht en die lichte kledingverwijzen naar de goddelijke werkelijkheid. Geen mens heeft God ooit rechtstreeks gezien, ook bijbelschrijvers niet. Maar als ze spreken over God hoor je vaak van licht spreken. Licht staat voor het goede. Licht staat ook voor diep vertrouwen. De bijbel begint met de roep: Laat er licht zijn! Dat betekent: doe het goede voor elkaar. Een rabbi vroeg eens aan zijn leerlingen: Hoe weet je, wanneer de nacht ten einde is en licht van de dag begint? De één zei: dat is wanneer je een hond van een schaap kunt onderscheiden. Nee, zei de rabbi. Een ander vroeg: Is het dan wanneer je van verre een dadelboom van een vijgenboom kunt onderscheiden? 2
Nee, zei de rabbi, licht wordt het als je in het gezicht van de mens die je tegenkomt, het gezicht van je broeder of zuster ziet. Totdat het zover is, is de nacht nog bij ons. Licht! roept de Bijbel. Dat betekent ook: er zal steeds weer licht aangestoken worden in dit leven, hoe donker het ook kan zijn. Er zal licht zijn, ook over de grens van wat wij kunnen overzien. Naar die belofte verwijzen het lichte gezicht en de witte kleding van Jezus hier. Dan staan op de berg opeens twee figuren van lang geleden: Mozes en Elia. Je vraagt je af: waar komen die in godsnaam vandaan? Het verhaal geeft er geen antwoord op. Ze zijn er gewoon. Ik denk dat die drie personen in gesprek op de berg willen zeggen: We horen bij elkaar. Mozes heeft zijn volk bevrijd en is de man van de tien geboden. Elia is de profeet, die zijn mond opendeed, om mensen te bepalen bij God. Van die Elia is ook gezegd dat hij eens terugkomt en dat je daar altijd rekening mee moet houden, door de deur op een kier te laten en aan je tafel een stoel vrij te houden en altijd iets meer te koken, voor het geval dat. Jezus is verbonden met Mozes en Elia. De kerken, katholieken voorop en protestanten later ook hebben Jezus willen losmaken van zijn Joodse wortels. Daarmee hebben ze bijgedragen aan antisemitisme. Dat is een inktzwarte lijn in de geschiedenis. Jezus is op de berg in gesprek met Mozes en Elia. Ze horen bij elkaar. Die drie betekenen samen nog iets. Van geen hen is een graf gevonden. Van Mozes niet, van Elia niet en ook van Jezus wordt iets dergelijks gezegd: zijn graf was er misschien wel, maar hij zelf was daar niet meer te vinden. Dat zegt dit: de geest van Mozes, de geest van Elia, de geest van Jezus zijn niet te begraven. Ze leven voort. En als jij je richt op deze geest, nader je God. 3
De eerste leerlingen van Jezus zijn getuige van dit gezicht op de berg. Hoewel? Ervaren ze het, zien ze het eigenlijk wel? Ze lagen te slapen, zegt het verhaal. Dat hoor je meer bij leerlingen van Jezus: dat ze er op het juiste moment niet zijn. Dat ze niet zien wat ze moeten zien. Niet doen wat ze moeten doen. Dat ze niet zijn wie ze moeten zijn. Judas verraadt, Petrus verloochent, andere leerlingen vallen in slaap of zijn er even niet. De bijbel kent geen geloofshelden. Geen verlichte zielen. Dat is iets voor andere religies en godsdiensten. De mensen vallen steeds weer tegen in de bijbel. Dat kun je vervelend en slecht noemen. Ik vind er ook wel iets troostrijks in zitten voor me zelf. Ik hoef geen verlichte gelovige te worden. Ik hoef niet te denken dat ik op geloofsgebied tienen of ten minste zessen moet halen. Dan komt op de berg die wolk. Ook die laat iets van God zien. Voor het eerst hoor je van die wolk als Hebreeërs door de woestijn trekken. Een wolk gaat mee en in die wolk is God. Trees Talsma leerde me dat een wolk in de woestijn regen en verkwikking betekent. Als je door de woestijn moet kijk je uit naar zo n wolk, die schaduw en verkoeling kan brengen. Zoiets verwijst naar God. Die mag je koppelen aan wat verkwikt, aan wat goed doet. Het is goed om dat in deze tijd te beklemtonen. Tegenwoordig verbinden velen God met angst en haat, terreur en onverdraagzaamheid, met het discrimeneren van homo s en lesbiennes, met kruistochten en Isis en ga zo maar door. De wolk op de berg zegt: zie God als een schaduw in de woestijn, als iets of iemand die verkwikt. Koppel God aan licht! Die wolk zegt ook: God is er, maar die kun je niet vastpakken of vastleggen. Die kun je niet in een beeld vangen. Je kunt niet zeggen: zo is God. God ontglipt telkens weer aan wat wij willen en kunnen bedenken, voorstellen, uittekenen of zien. God is er wel, maar spreek altijd met twee woorden: Die is onzichtbaar aanwezig, verborgen nabij. 4
Uit de wolk klinkt een stem: Deze is mijn zoon, luister naar hem. In de Joodse traditie is ieder mens geroepen zoon of dochter te zijn. Niet alleen van mensen, maar ook van God.. God heeft dochters en zonen nodig, om iets van God te weerspiegelen en verder te dragen. In het licht van deze traditie is Jezus een van die mensen, een van ons. Want ook wij zijn, elk op een eigen manier geroepen om God te weerspiegelen. Dat kunnen we ook, misschien niet volmaakt, maar dat hoeft ook niet. We hoeven geen verlichte zielen te worden. God laat zich weerspiegelen in al onze onvolmaaktheid. Luister naar hem, mijn zoon horen leerlingen vanuit de wolk. Dat wil ook zeggen: als je wilt weten wat met God te maken heeft: let dan op Jezus, luister naar zijn woorden, kijk naar het lichte gezicht, kijk naar zijn lichte mantel. Die zeggen, die beloven: God is er tot over alle grenzen. God heeft ogen zo vriendelijk en veilig als het licht, God is als een mantel om ons heengeslagen. Op de berg komt voor leerlingen de hemel even dichtbij, in wat ze horen en zien. Op die berg kunnen ze niet blijven. Wat ze hebben ervaren kunnen ze niet vasthouden. Ze kunnen wel iets er van doorgeven. Daarom moeten ze berg af. Het gewone leven in. Ze houden eerst nog hun mond, zegt het evangelie. Pas later gaan ze doorgeven wat ze hebben ervaren. Dat doorgeven waarmee die leerlingen begonnen is niet opgehouden. Het is de eeuwen doorgegaan. Niet voor niets zitten we hier in een kerk. Om iets van het geheim van die berg te ontvangen en om het door te geven. Tenslotte De meesten van ons hebben niet van die rechtstreekse spectaculaire ervaringen. Ook ik niet. We kunnen wel horen, ontvangen en doorgeven. We kunnen kijken. 5
Als we echt kijken naar het menselijk gelaat van een ander, komt de Ander dichterbij. We kunnen in dat lichte gezicht, in die lichte mantel van Jezus ook als we die niet rechtstreeks hebben gezien een verwijzing en een belofte zien. Op mijn studeerkamer staat een tekening van onze dochter Evelien, toen ze 3,5 was. Vijf personen, met vriendelijke gezichten. Als ik er naar kijk, zie ik dat God kijkt, naar mij, en naar jou. Amen 6