De aanwezigheid van een raadsman bij het politieverhoor.

Vergelijkbare documenten
1. voorafgaand aan het verhoor een advocaat kan raadplegen, 2. de verdachte tijdens het verhoor bijstand van zijn advocaat geniet,

Het mini-onderzoek : Hefboom voor het verhoor van de accountant en de belastingconsulent als getuige in strafzaken

Hoe kan de bijstand van een advocaat in de praktijk geregeld worden?

De Salduzwet: welke rechten hebt u bij een verhoor?

De Salduz-wet bekeken door een blauwe bril. De impact van de Salduz-wet op de politie: één jaar na implementatie.

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

Hof van Cassatie van België

INHOUDSOPGAVE LIJST VAN AFKORTINGEN 21 INLEIDING Algemene inleiding Aanleiding Probleemstelling en onderzoeksvragen 31

Toelichting bij het arrest 7/2013 van het Grondwettelijk Hof inzake het beroep tot vernietiging van de zgn. Salduzwet

Hof van Cassatie van België

WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s.

Bijstand door een advocaat vanaf het eerste verhoor

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

RIJKSINSTITUUT VOOR ZIEKTE- EN INVALIDITEITSVERZEKERING Tervurenlaan Brussel Dienst voor Geneeskundige Evaluatie en Controle COMITE

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

De Europese uitdaging van toenadering van procedurele rechten Een lang verhaal

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

15490/14 cle/gar/as 1 DG D 2B

Hof van Cassatie van België

De wet van 13 augustus 2011 in het kader van de verkeershandhaving.

SALDUZ GEMISTE KANS OF OPPORTUNITEIT VOOR EEN BETERE WAARHEIDSVINDING PLEIDOOI VOOR EEN GEZAMENLIJKE GEDRAGSCODE

Hof van Cassatie van België

Suggesties voor een volgende editie, zijn welkom bij de auteur op Alle constructieve opmerkingen worden in dank aanvaard.

Actualisatie strafrecht en strafprocesrecht Voor parketjuristen, referendarissen, stagiairs, beginnende magistraten

De wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis: begrip, evolutie en toepassingsgebied (D. De Wolf)... 19

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 135, 3, van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent.

Hof van Cassatie van België

Vlaamse dagbladpers HET WETTELIJK KADER VAN HET DESKUNDIGENONDERZOEK IN STRAFZAKEN

U wordt opgeroepen om te getuigen in een strafzaak. De oproepingsbrief vermeldt waar en wanneer u zich moet aanmelden.

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4

Rolnummer Arrest nr. 50/2013 van 28 maart 2013 A R R E S T

Hof van Cassatie van België

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

6/03/2015. Marc Bockstaele (ere)hoofdcommissaris Federale Gerechtelijke Politie

CORRECTIONELE RECHTBANK MECHELEN

De organisatie van het vertrouwelijk overleg

Hof van Cassatie van België

(Wetgevingshandelingen) RICHTLIJNEN

Leidraad voor het nakijken van de toets

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Rechtsvordering : ook nadien niet-aangegeven inkomsten

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

Adm i ABVV - ACOD. Alr. Federale Sector. Lrb. Brussel, 17 november 2010 STANDPUNT

POSITION PAPER SALDUZ

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

Hof van Cassatie van België

Justitiehuis Dendermonde

Hoofdstuk 2 Definitie en uitgangspunten DEFINITIE VAN HET POLITIEVERHOOR UITGANGSPUNTEN 22

INHOUD. Inleiding... 1 DEEL I. DE HISTORISCHE EVOLUTIE VAN DE BURGERLIJKE VORDERING UIT EEN MISDRIJF... 5

Hof van Cassatie van België

Rolnummer Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

Instantie. Onderwerp. Datum

VOOR RECHTSPRAAK NEDERLANDSE VERENIGING. De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus EH DEN HAAG.

Hof van Cassatie van België

BIJSTAND VAN DE ADVOCAAT BIJ HET VERHOOR VAN EEN VERDACHTE

Standpunt van de Orde van Vlaamse Balies betreffende het deskundigenonderzoek

Rolnummer Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

STRAFVERVOLGING VAN PROCES-VERBAAL TOT VEROORDELING

Rolnummer Arrest nr. 95/2011 van 31 mei 2011 A R R E S T

Hof van Cassatie van België

A8-0165/46. Amendement 46 Claude Moraes namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING. Begeleidend document bij het

eiser tot cassatie van een arrest, op 25 juni 2001 gewezen door het Hof van Beroep te Gent, correctionele kamer,

BIJLAGEN. bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat

Inhoudstafel. Deel I De fiscale strafvervolging naar Belgisch recht

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Hof van Cassatie van België

De bijstand van de advocaat gedurende het politioneel verdachtenverhoor van volwassenen

RECHT vaardig? Voorbereiding of naverwerking Opdracht 4

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hoofdstuk 1: Het recht van de verdachte op toegang tot rechtsbijstand

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Inhuldiging op 12/11/2013 door mevrouw de Minister van Justitie van het op het federaal parket geïnstalleerde videoconferentiesysteem.

Rolnummer Arrest nr. 49/2009 van 11 maart 2009 A R R E S T

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

Hof van Cassatie van België

Congres Modernisering Wetboek van Strafvordering

Rechtsbijstand en politieverhoor

Het openbaar ministerie heeft het monopolie van de strafvordering

Tweede Kamer der Staten-Generaal

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2],

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Transcriptie:

Vakgroep Strafrecht en criminologie De aanwezigheid van een raadsman bij het politieverhoor. Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen door (00807538) Meersman Emily Academiejaar 2009-2010 Promotor : Commissarissen : Prof. Dr. Philip Traest Lic. Alexandra De Moor Lic. Laurens van Puyenbroeck

Verklaring inzake toegankelijkheid van de masterproef criminologische wetenschappen Ondergetekende, Meersman Emily (00807538) geeft hierbij aan derden, zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele co-promotor), de commissarissen of leden van de examencommissie van de master in de criminologische wetenschappen, [de toelating] [geen toelating] (schrappen wat niet past) om deze masterproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien beschikbaar, een elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard slechts zullen kunnen naar verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledig de bron vermelden. Deze verklaring wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren waarin de masterproef moet worden ingediend, en dient in elk van die exemplaren ingebonden onmiddellijk na het titelblad. Datum: 17 mei 2010 Handtekening: I

Voorwoord Na twee jaar in de prachtige stad Gent komt er een einde aan mijn opleiding in de criminologische wetenschappen, waarvan deze masterproef het sluitstuk vormt. Deze thesis is dan ook geschreven met het oog op het behalen van het diploma van master in de criminologische wetenschappen. De totstandkoming van deze masterproef was echter nooit mogelijk geweest zonder de hulp en steun van vele anderen. Graag zou ik hen in dit voorwoord mijn dank willen betuigen: Prof. Dr. Philip Traest, mijn promotor, voor het prikkelen van mijn interesse in de problematiek die het onderwerp vormt van deze masterproef. De personen die zo vriendelijk waren hun tijd en enthousiasme aan de interviews te verlenen; Marc Bockstaele en Jan De Kesel van de Federale Gerechtelijke Politie Gent, die zorgden voor een zeer prettig weerzien en interessante opvattingen vanuit de optiek van het politiewezen. Ook na mijn afstuderen zal ik met een warm gevoel terugdenken aan mijn voormalige 'collega's'. Magistraten Miriam Van Praet, Marc Tack en Benjamin Zaijtmann, voor hun kostbare tijd, hun bereidwilligheid om mee te werken en het inzicht dat ze me boden. Strafpleiters Kirsten Pepermans en Walter Damen, die ondanks hun drukke agenda de tijd vonden om mij te woord te staan en er zo voor zorgden dat de puzzel compleet werd. Tot slot een woord van dank voor mijn naaste familieleden. Mijn ouders voor hun financiële maar vooral voor hun morele steun gedurende mijn gehele studentenperiode. Zonder hun vertrouwen in mijn capaciteiten had ik deze studie niet eens aangevat. Mijn zus Sarah en haar echtgenoot Tom, voor hun praktische raad en hulp en de vele goede zorgen waarmee ze me omringden. Last but certainly not least, mijn vriend Dries, voor zijn steun, zijn onbetwistbare vermogen om mij op te monteren in tijden van stress, zijn eeuwige geduld en zijn geloof in mij. Dank je om te zijn wie je bent. II

Inhoudstafel Voorwoord II Inhoudstafel III Inleiding 1 DEEL I: VOORKENNIS VAN ZAKEN 4 1. Het recht op bijstand van een advocaat: art. 6.3.c) EVRM 4 1.1 Klassieke visie Belgische doctrine 5 1.2 Uitzonderingen 6 1.2.1 Bijstand tijdens het strafrechtelijke vooronderzoek 6 1.2.2 Bijstand tijdens een verhoor 7 2. Het recht op bijstand in het IVBPR 9 3. Recht op bijstand van een advocaat in de Verenigde Staten: een evidentie 10 4. Duiding concepten 11 4.1 Verdachte en inverdenkinggestelde: een onderscheid 11 4.2 Strafzaak 12 4.3 Vrijheidsberoving 12 4.3.1 Arrestatie 13 4.3.2 Aanhoudingsbevel 13 4.3.3 Medebrengingsbevel 14 4.4 Verhoor 14 4.4.1 Poging tot definitie 14 4.4.2 Het politieverhoor: een onderscheid naar fases 15 4.4.3 Doel van het verhoor 16 4.4.4 Het uitoefenen van druk bij het verhoor 16 DEEL II: AANZET TOT DISCUSSIE 19 1. Standpunt EHRM 19 1.1 Pre-Salduz jurisprudentie 19 1.1.1 Imbriosca v. Zwitserland (1994) 20 1.1.2 Murray v. Verenigd koninkrijk (1996) 21 1.1.3 Condron v. Verenigd Koninkrijk (2000) 23 1.1.4 Magee v. Verenigd Koninkrijk (2000) 23 1.1.5 Brennan v. Verenigd Koninkrijk (2001) 24 III

1.1.6 Voorlopige balans 25 1.2 Salduz 26 1.2.1 Feitenschets 27 1.2.2 Beslissing Gewone Kamer 28 1.2.3 Beslissing Grote Kamer 28 1.2.4 Concurring opinions 31 1.2.5 Discussie sinds Salduz 33 1.3 Post- Salduz jurisprudentie 34 1.3.1 Panovits v. Cyprus (2008) 35 1.3.2 Shabelnik v. Oekraïne (2009) 37 1.3.3 Pishchalnikov v. Rusland (2009) 38 1.3.4 Dayanan v. Turkije (2009) 39 1.3.5 Zaichenko v. Rusland (2010) 40 1.3.6 Thans vaste rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens 41 1.4 Standpunten andere gezaghebbende internationale instanties 41 1.4.1 De Europese Commissie 41 1.4.2 De Europese Commissie voor de rechten van de Mens (ECRM) 42 1.4.3 European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or degrading treatment or punishment (CPT) 43 1.4.4 Het Joegoslavië-tribunaal (ICTY) 43 1.4.5 De Raad van Ministers 44 2. Enkele principes die ten grondslag liggen aan Salduz 44 2.1 Zwijgrecht en nemo tenetur 44 2.2 Cautieplicht 46 2.3 Wapengelijkheid 47 3. Balans na Salduz: het pleit beslecht? 47 3.1 Statische interpretatie 48 3.1.1 Consultatierecht 48 3.2 Dynamische interpretatie 50 3.2.1 Consultatierecht en passieve aanwezigheid van de raadsman tijdens het verhoor 50 3.2.2 Consultatierecht en bijstand van de raadsman tijdens IV

het verhoor 50 3.2.3 Consultatierecht en actieve aanwezigheid van de raadsman tijdens het verhoor 52 4. Excepties en mogelijke sancties bij schending 56 4.1 Excepties 56 4.1.1 Afstand van het recht op aanwezigheid van een advocaat tijdens het verhoor 56 4.1.2 Tijdstip waarop het recht op aanwezigheid van een advocaat ingaat 57 4.2 Mogelijke sancties 58 DEEL III: HUIDIGE SITUATIE: VERANDERING OP KOMST 61 1. België 61 1.1 Bestaande waarborgen 61 1.1.1 Algemene waarborgen 61 1.1.2 Bijkomende waarborgen voor minderjarigen 62 1.2 Belang van Salduz voor België 63 1.2.1 Toepassing arresten EVRM in de Belgische rechtspraktijk 63 1.2.2 Verenigbaarheid met onze strafprocedure 64 1.2.3 Wenselijkheid nieuwe regeling 65 1.3 Verhoor van een verdachte door onderzoeksrechter of Procureur Des Konings 65 1.3.1 Onderzoeksrechter 65 1.3.2 Procureur des Konings 67 1.4 Omgang met Salduz door de Belgische hoven en rechtbanken 67 1.4.1 Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI) Gent 67 1.4.2 Hof van Beroep Antwerpen 68 1.4.3 Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen 68 1.4.4 Jeugdrechtbank Antwerpen 69 1.4.5 Hof van Cassatie 69 1.5 Wetgevende en raadgevende initiatieven 70 1.5.1 Op Belgisch niveau 70 1.5.1.1 Parlement 70 1.5.1.2 Senaat 70 V

1.5.1.3 Hoge Raad voor Justitie 71 1.5.1.4 'Grote Franchimont' 71 1.5.1.5 Wetsvoorstellen 72 1.5.1.6 Advies van de Orde van de Vlaamse balies 73 1.5.1.7 Omzendbrief van het College van Procureurs- Generaal: COL 4 mei 2010 74 1.5.2 Op internationaal niveau 75 1.5.3 Wachten op de wetgever 75 2. Nederland: Proefproject 'de raadsman bij het politieverhoor' 76 DEEL IV: PRAKTISCHE IMPLICATIES 78 1. Algemeen 78 1.1 Financiering 78 1.2 Wachttijd 79 1.3 Arrestatietermijn van 24 uur 79 2. Specifieke bezorgdheden politie, advocaten en magistraten 80 2.1 Politie 80 2.2 Magistratuur 81 2.3 Advocatuur 82 3. Voorgestelde alternatieven 82 3.1 Auditieve registratie van het verhoor 83 3.2 Audiovisuele registratie van het verhoor 83 Algemeen Besluit 85 Bibliografie Wetgeving 87 Rechtspraak 88 Rechtsleer 89 Krantenartikels 97 Bijlagen Bijlage 1: Interview Marc Bockstaele VII Bijlage 2: Interview Jan De Kesel XVIII Bijlage 3: Interview Miriam Van Praet XXIV Bijlage 4: Interview Kirsten Pepermans XXXIII Bijlage 5: Interview Walter Damen XLI Bijlage 6: Interview Marc Tack en Benjamin Zaijtman LI VI

Inleiding "You have the right to remain silent. Anything you say can and will be used against you in a court of law. You have the right to speak to an attorney, and to have an attorney present during any questioning. If you cannot afford an attorney, one will be appointed to you at government expense."- 'Miranda warning', V.S. 1 In de Verenigde Staten reeds meer dan 45 jaar een evidentie, in België voorlopig nog toekomstmuziek. Gedurende mijn stageperiode bij de Federale Gerechtelijke Politie Gent in het derde bachelorjaar criminologie, kreeg ik de kans om vele verhoren bij te wonen. Dit wekte mijn interesse voor het politiewezen in het algemeen, maar ook voor politieverhoren in het bijzonder en de daarmee gepaard gaande rechten van de verdachte. Het verloop van een politieverhoor hangt immers nauw samen met deze rechten; sinds de invoering van de zogenaamde 'Wet Franchimont' 2 worden in art. 47bis Wetboek Strafvordering de rechten waarover elke verhoorde beschikt, opgesomd. Ook in mensenrechtenverdragen zoals het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten 3 en het Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden 4 wordt er aandacht besteed aan de rechten van de procespartijen. Hoewel mensenrechten over het algemeen eenduidig en universeel lijken, is dit in werkelijkheid vaak een utopie. Zoals de visie op universaliteit kan variëren van cultuur tot cultuur, zo staat de eenduidigheid van bepaalde in het EVRM gestipuleerde mensenrechten ook niet zonder meer buiten kijf. De precieze invulling van bepaalde rechten staat dus zelfs binnen de westerse wereld soms ter discussie. 5 Zo bestaat er ook discussie over de interpretatie van het recht op een eerlijk proces dat vervat ligt in artikel 6 van het EVRM en meer bepaald over het recht op bijstand van een advocaat dat staat beschreven in het 3 e lid c) van dit artikel. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens deed met zijn roemruchte Salduz-rechtspraak (cf. infra) dit debat hoog oplaaien. 1 Zoals bepaald in Miranda v. Arizona, 384 U.S. 436 (1966). 2 Art. 8 wet 12 maart 1998 tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek, BS 2 april 1998, erratum 7 augustus 1998, 10.027. Deze wet is ook gekend als 'de kleine Franchimont'. 3 Hierna naar verwezen als het IVBPR. 4 Hierna naar verwezen als het EVRM of het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. 5 E. BREMS, "Culturele diversiteit en universele mensenrechten" in C. RYNGAERT en J. WOUTERS (eds.), Mensenrechten: actuele brandpunten, Leuven, Acco, 2008, 24. 1

Het is in het licht van mijn ervaring als stagiaire bij de FGP Gent dat deze problematiek meteen mijn interesse wekte. Het is een vraagstuk dat werkelijk leeft binnen zowel de politionele en gerechtelijke wereld als bij de advocatuur, daar het een zeer grote invloed kan teweeg brengen op hun dagelijkse werking. Als criminologe in spe is het dan ook uiterst boeiend de laatste ontwikkelingen qua rechtspraak en rechtsleer te volgen en hoe deze onthaald worden door parket, politie en advocatuur. Niet enkel de interpretatie van verscheidene EHRM-arresten 6 (cf. infra) leidt tot verwarring, ook de praktische implicaties die de implementatie van deze regelgeving met zich zou meebrengen bezorgen de verscheidene betrokken actoren kopzorgen. Het oogmerk van deze masterproef bestaat erin na te gaan of het Belgische strafrechtslanschap klaar is voor een hervorming van een essentieel bestanddeel in haar strafprocedure en of er überhaupt wel kan gesproken worden over een recht op aanwezigheid van een raadsman bij het politieverhoor. Is het een haalbare kaart voor België om de advocaat toe te laten bij het politieverhoor? Wat op het eerste zicht voor de meeste leken een evidentie lijkt, roept enigszins meer vragen op bij een verdere studie van het vraagstuk. Door middel van een intensieve literatuurstudie gecombineerd met enkele diepte-interviews met sleutelpersonen uit politiewereld, advocatuur en magistratuur, werd getracht een zo volledig mogelijk beeld te creëren over dit vraagstuk dat niet enkel theoretisch maar ook pragmatisch dient bekeken te worden. Geenszins is het hierbij de bedoeling een sluitende oplossing aan te reiken voor deze kwestie, doch wel op basis van de gevoerde interviews de voornaamste bezorgdheden omtrent de praktische implicaties voor verschillende beroepsgroepen aan te stippen. Om deze problematiek in kaart te brengen zal in eerste instantie het recht op bijstand van een advocaat zoals gestipuleerd in artikel 6.3.c) EVRM bekeken worden volgens de klassieke Belgische doctrine evenals het recht op bijstand in het IVBPR. Om aan te tonen dat de aanwezigheid van een advocaat geenszins een nieuw concept is, snijden we kort de situatie in de Verenigde Staten aan. Vervolgens worden er enkele begrippen geduid die in deze discussie vaak weerkeren. 6 EHRM 27 november 2008, Salduz v.turkije. Met arrest werd het debat volop geopend. Er volgden in sneltempo echter nog veel meer arresten. 2

In het tweede deel komt de eigenlijke probleemstelling aan bod. Het standpunt van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens wordt bestudeerd met inbegrip van de rechtspraak naar aanloop van het Salduz-arrest, het roemruchte arrest Salduz zelf en de bevestigende rechtspraak nadien. We plaatsen het recht ook in een ruimer perspectief door de stellingnames van verschillende andere internationale instanties door te lichten. Voorts worden in dit deel ook een aantal basisprincipes besproken die mee ten grondslag liggen aan de Salduz-rechtspraak. Vervolgens wordt de balans opgemaakt of er uit de rechtspraak van het Hof tot een recht op aanwezigheid van een raadsman bij het politieverhoor kan worden besloten. Tenslotte komen mogelijke excepties en sancties bij niet-naleving aan bod die moeten worden overwogen bij de aanpassing van de vigerende Belgische wetgeving. In deel drie wordt onderzocht op welke manier de rechtspraak van het EHRM terzake zijn effect heeft op het Belgische rechtsleven. Daartoe dient vooreerst de huidige situatie voor verdachten weergegeven te worden, alsook het belang van die recente rechtspraak van het Hof voor ons land. Er wordt ook kort aandacht besteed aan de situatie bij het verhoor door onderzoeksrechter of Procureur des Konings alvorens over te gaan tot de houding van Belgische instanties ten opzichte van de Salduz-jurispudentie. Hierop volgt een overzicht op de verscheidene wetgevende en raadgevende initiatieven die reeds werden ondernomen omtrent deze problematiek. Tot slot wordt in dit derde deel ook aandacht besteed aan het Nederlandse proefproject 'de raadsman bij het politieverhoor'. In het vierde en tevens het laatste del van deze masterproef komen de praktische implicaties aan bod. Aanvankelijk komen er enkele algemene problemen aan bod met betrekking tot de organisatie van het recht op aanwezigheid van een advocaat. Vervolgens gaan we in op enkele specifieke zorgen die uit de diepte-interviews naar boven kwamen bij politie, magistratuur en advocatuur. Tot slot komen er enkele alternatieven aan bod die door alle actoren worden opgeworpen, doch op zich niet de toets van het EHRM kunnen doorstaan, Wel strekken ze tot een wenselijke aanvulling van het recht op aanwezigheid. Aangezien dit een zeer actueel onderwerp betreft dat nog dagelijks verdere ontwikkelingen met zich meebrengt, is het nodig te melden dat gegevens, rechtspraak en literatuur verschenen tot mei 2010 zijn verwerkt in deze thesis. Latere evoluties konden, mits enkel uitzonderingen, helaas niet meer worden opgenomen in deze masterproef. 3

DEEL I : VOORKENNIS VAN ZAKEN Mensenrechten bieden in de eerste plaats bescherming tegen de staat, die het alleenrecht heeft van legaal geweld tegen burgers. Echter, ook in een democratische rechtsstaat loopt men een zeker risico op schending van de mensenrechten door de politie zonder daarbij noodzakelijk te denken aan martelpraktijken. Politiemensen zijn belast met de moeilijke taak van waarheidsvinding in hun onderzoeken, wat bij hen soms aanleiding kan geven tot de idee dat sommige mensenrechten hinderlijk kunnen zijn om hun taak doeltreffend te vervullen. 7 De omvang van een van die rechten, het recht op bijstand van een advocaat, staat reeds lange tijd ter discussie. Niet alleen is dit het zorgenkind van de politie, maar ook binnen de wereld van de magistratuur en advocatuur zorgt het bijstandsrecht voor onenigheid. De meningen zijn verdeeld over het feit of het recht op bijstand van een advocaat ook geldt tijdens het vooronderzoek, ofschoon dit tijdens de procedure ten gronde buiten kijf staat. Eerst zal bekeken worden wat artikel 6. 3 c) EVRM juist bepaalt en de klassieke wijze waarop dit recht bekeken werd in onze Belgische rechtsleer. Verder zal aangestipt worden dat de aanwezigheid van een advocaat bij het politieverhoor in de Verenigde Staten reeds lange tijd een feit is. Tenslotte is het nodig om enkele begrippen te duiden die steeds weerkeren in dit debat. 1. Het recht op bijstand van een advocaat: artikel 6.3 c) EVRM Hoewel het recht staat ingeschreven in verscheidene internationale verdragen, is het volgens velen niet duidelijk hoe dit recht moet worden geïnterpreteerd. Wat bepaalt artikel art. 6 3 c) EVRM eigenlijk? De letterlijke tekst luidt: "Eenieder, die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd, heeft ten minste de volgende rechten: ( ) c) zichzelf te verdedigen of de bijstand te hebben van een raadsman naar zijn keuze, of, indien hij niet over voldoende middelen beschikt om een raadsman te bekostigen, kosteloos door een 7 P. DE HERT, "Politie en mensenrechten: meer ethiek a.u.b., want te weinig recht" in C.J.C.F. FIJNAUT, E.R. MULLER, U. ROSENTHAL en E.J. VAN DER TORRE (eds.), Politie: studies over haar werking en organisatie, Deventer, Kluwer, 2007, 602-603. 4

toegevoegd advocaat te kunnen worden bijgestaan, indien het belang van de rechtspraak dit eist. ( )" 8 1.1 Klassieke visie Belgische doctrine Het is raadzaam het algemene denkbeeld dat in de Belgische doctrine heerste over artikel 6.3.C EVRM kort te schetsen. Van belang is aan te geven dat het gaat om de algemeen gangbare denkwijze vóór de Salduz-doctrine van het EHRM 9, hoewel er ook toen al stemmen opgingen om de bijstand door een advocaat niet zo strikt te interpreteren. Er heeft nooit discussie bestaan over voornoemd recht tijdens de procedure ten gronde, maar des te meer over het feit of dit bijstandsrecht ook geldt tijdens het vooronderzoek. De klassieke opvatting bestaat erin dat de bijstand van een advocaat ter terechtzitting een onbetwistbaar recht uitmaakt, terwijl dit bij het vooronderzoek niet het geval is. Toch wordt de rol van de advocaat tijdens dit stadium van het onderzoek niet ontkend. Men gaat er echter van uit dat de raadsman louter een controlefunctie kan vervullen ten aanzien van de bewijsvergaring. 10 De advocaat zou niet kunnen toegelaten worden tot het verhoor van de verdachte door de politie of de onderzoeksrechter, noch zou hij op basis van deze bijstandsbepaling aanwezig kunnen zijn bij andere onderzoeksverrichtingen. 11 De verdachte is van bij het begin van de vervolging wel drager van de rechten vervat in artikel 6 EVRM, inclusief art. 6.3.c EVRM, niettemin kan hij deze slechts uitoefenen vanaf het ogenblik dat het interne recht dit toelaat. 12 Aangezien ons Belgisch recht voorziet in een inquisitoir onderzoek voor de terechtzitting dat geheim, schriftelijk en niet-tegensprekelijk is, verleent dit ook een geheim karakter aan het verhoor. Derhalve zou volgens de klassieke visie dit geheim karakter geschonden worden indien men de aanwezigheid van een advocaat bij het verhoor zou toelaten. 13 8 Eigen markering. 9 Noot aan de lezer: doorheen deze masterproef zal er naar het Europese Hof voor de Rechten van de Mens worden verwezen als het EHRM, het Hof en Straatsburg. Met al deze begrippen wordt dus steeds het Europese Hof voor de Rechten van de Mens bedoeld. 10 C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, strafpocesrecht en internationaal strafrecht, Antwerpen, Maklu, 2006, 666. 11 R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2007, 171. 12 R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2007, 740. 13 B. DE SMET en G. STESSENS, "Art. 6 3 E.V.R.M." in Y. HAECK en J. VANDE LANOTTE (eds.), Handboek E.V.R.M., II, Antwerpen, Intersentia, 2005, 601. 5

In principe heeft de verdachte dus geen recht op een advocaat tijdens het opsporings- of gerechtelijk onderzoek en bijgevolg dus ook niet tijdens een politieverhoor dat een belangrijk deel uitmaakt van het vooronderzoek. Reeds geruime tijd bestaan hierop echter enkele uitzonderingen, in de Belgische wet ingeschreven. 14 1.2 Uitzonderingen In enkele gevallen voorziet de Belgische wet toch de mogelijkheid voor de verdachte om zich te laten bijstaan door een raadsman tijdens het lopende strafrechtelijke vooronderzoek. Meer specifiek werd er zelfs soms voorzien in de mogelijkheid om over bijstand van een advocaat tijdens een verhoor te beschikken. 1.2.1 Bijstand tijdens het strafrechtelijke vooronderzoek Tijdens het opsporingsonderzoek is dit bijvoorbeeld het geval in het kader van een bemiddelingsprocedure waarbij zowel de dader als het slachtoffer zich kunnen laten bijstaan door een advocaat (art. 216 ter 6 Sv.). Ook bij een strafrechtelijk kortgeding mag de raadsman zijn cliënt bijstaan (art. 28 sexies Sv. en art. 61 quater Sv.). 15 In het kader van een gerechtelijk onderzoek heeft de inverdenkinggestelde in meerdere gevallen recht op bijstand van een advocaat. Een inverdenkinggestelde die onder aanhoudingsmandaat is geplaatst heeft dit recht bijvoorbeeld in de procedures voor de raadkamer en de kamer van inbeschuldigingstelling waarin wordt beslist of de voorlopige hechtenis al dan niet verder wordt gehandhaafd. Ook bij de uitoefening van het inzagerecht voorziet de wet in de bijstand van een advocaat (art. 61ter Sv.). Wanneer de inverdenkinggestelde of de burgerlijke partij gebruik wil maken van zijn recht om bijkomende onderzoeken te vragen (art. 61 quinquies Sv.) kunnen zij zich eveneens laten bijstaan door een raadsman. De wet voorziet dit evenzeer bij het toezicht op langdurige onderzoeken (art. 136 Sv.). 14 C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, strafpocesrecht en internationaal strafrecht, Antwerpen, Maklu, 2009, 590-591. 15 C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, strafpocesrecht en internationaal strafrecht, Antwerpen, Maklu, 2006, 539. 6

Bij ondervragingen echter, zowel door de politie, de onderzoeksrechter als de Procureur des Konings is de advocaat in principe niet aanwezig. 16 Toch bestaan hierop een kleine reeks uitzonderingen, waarbij de Belgische wetgever expliciet heeft voorzien dat de verdachte de bijstand van een raadsman kan genieten tijdens een verhoor. 1.2.2 Bijstand tijdens een verhoor Enkele keren laat de wetgever de advocaat wel toe tot het verdachtenverhoor, al gaat het in de eerste twee gevallen, voorzien door de Voorlopige Hechteniswet, om een verhoor door de onderzoeksrechter. De Voorlopige Hechteniswet van 20 juli 1990 voorziet enerzijds in de mogelijkheid ten aanzien van de verdachte in voorlopige hechtenis om de onderzoeksrechter te verzoeken hem aan een samenvattende ondervraging te onderwerpen (art. 22). Deze ondervraging mag dus worden bijgewoond door de advocaat van de verdachte, al zal deze geen actieve rol vervullen: hij is enkel aanwezig en kan aan de onderzoeksrechter voorstellen tot vragen doen, die dan zelf beslist of hij deze stelt aan de inverdenkinggestelde. 17 Toch blijkt dit in de praktijk niet altijd evident: onderzoeksrechters achten het dikwijls niet opportuun een dergelijke samenvattende ondervraging te houden. 18 Anderzijds voorziet artikel 20bis, 3 lid1 Voorlopige Hechteniswet nog een tweede geval waarbij de advocaat bijstand mag verlenen aan zijn cliënt bij een verhoor. Het betreft wederom een verhoor door de onderzoeksrechter, in het geval dat deze dient te beslissen over het al dan niet uitvaardigen van een bevel tot aanhouding met het oog op onmiddellijke verschijning en waarbij zowel de betrokkene en diens raadsman dienen gehoord te worden. De verdachte kan deze bijstand evenwel weigeren. In concreto betekent dit dat de onderzoeksrechter een verklaring van de verdachte moet afnemen zonder dat zijn raadsman deze verklaring mag onderbreken, waarna de advocaat zijn opmerkingen mag meedelen. In dit geval levert de advocaat enkel morele steun: hij is aanwezig maar komt niet tussen tijdens het verhoor. 19 16 C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, strafpocesrecht en internationaal strafrecht, Antwerpen, Maklu, 2009, 591. 17 T. DECAIGNY en J. VAN GAEVER, "Salduz: nemo tenetur en meer.", T. Strafr. 2009, afl. 4, 208. 18 P. TRAEST en R. VERSTRAETEN, "Het recht van verdediging in de onderzoeksfase", NC 2008, afl. 2, 92. Interview Walter Damen, 19 april 2010. 19 F. GOOSSENS, "Het E.V.R.M.: een argument pro aanwezigheid van de advocaat bij het politioneel verdachtenverhoor", Ad Rem 2005, afl. 3, 44. 7

Doordat in andere landen rechtsbijstand vaak anders geregeld is, kan dit leiden tot vreemde situaties. Een verdachte die bijvoorbeeld in het kader van een Belgisch strafonderzoek op rogatoire commissie in een ander land wordt verhoord, kan aldaar eventueel wel worden bijgestaan door een raadsman. Ook kan het voorkomen dat bij een confrontatie via videoconferentie de verdachte in het buitenland wel wordt bijgestaan door een advocaat, terwijl de verdachte in België niet op deze bijstand kan rekenen. 20 De wet van 9 december 2004 betreffende de wederzijdse internationale rechtshulp in strafzaken 21 bijvoorbeeld voorziet in artikel 6 dat een verzoek om wederzijdse rechtshulp ten uitvoer kan worden gelegd volgens de door de buitenlandse overheden uitdrukkelijk vermelde procedureregels, op voorwaarde dat die regels de fundamentele rechten niet beperken en geen afbreuk doen aan enig ander grondbeginsel van het Belgische recht. Indien er dus in een rechtshulpverzoek wordt bepaald dat het verhoor van een persoon dient plaats te vinden in de aanwezigheid van een advocaat, is er geen reden voor de Belgische instanties om dit te weigeren, vermits er geen verbodsbepaling bestaat in het Belgische recht op de aanwezigheid van een advocaat tijdens het verhoor en dit evenmin ingaat tegen de openbare orde. 22 De bijstand van een advocaat bij een verhoor is dus noch expliciet voorzien als algemene regel, noch uitdrukkelijk verboden. In principe bestaat er dus geen bezwaar tegen de mogelijkheid voor de politie (of de onderzoeksrechter) om de advocaat toe te laten tot het verhoor. Deze is toch gebonden aan zijn beroepsgeheim in het kader van het geheim van het onderzoek (art. 28 quinquies Sv.). De verdachte zal evenwel zelden een fiat van de politie krijgen indien hij om de bijstand van een advocaat verzoekt. 23 20 P. TRAEST en R. VERSTRAETEN, "Het recht van verdediging in de onderzoeksfase", NC 2008, afl. 2, 92. 21 Tot wijziging van art. 90ter Sv. 22 T. DECAIGNY en J. VAN GAEVER, "Salduz: nemo tenetur en meer.", T. Strafr. 2009, afl. 4, 208. 23 T. MITEVOY, "Naar een wijziging in het Belgisch recht van de rol van de advocaat tijdens de voorbereidende fase van het strafproces?", Panopticon 2009, afl. 2, 62. Interview Marc Bockstaele, 16 maart 2010. Interview Jan De Kesel, 18 maart 2010. 8

2. Het recht op bijstand in het IVBPR Niet enkel in het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden is het recht op bijstand ( als onderdeel van het recht op een eerlijk proces) uitdrukkelijk gespecificeerd, ook in het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en politieke Rechten is het recht op bijstand in artikel 14.3 d) opgenomen. In het IVBPR staat het omschreven in een lijst minimumgaranties van eenieder bij het bepalen van de gegrondheid van de tegen hem lopende strafvervolging. Paragraaf 3 b) van ditzelfde artikel stelt daarenboven dat diegene tegen wie de strafvervolging loopt, over genoeg tijd dient te beschikken om zijn verdediging voor te bereiden en dit met een door hemzelf gekozen raadsman. Zoals we kunnen lezen in 'General Comment nr. 32' van het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties geldt als standaardinterpretatie van art. 14.3 IVBPR dat de in vervolging gestelde naast voldoende tijd en faciliteiten ook moet kunnen communiceren met een raadsman naar zijn keuze om zijn verdediging voor te bereiden. Het comité stelt dat dit een zeer belangrijke voorziening is om een eerlijk proces te kunnen garanderen. Het recht om te communiceren met een advocaat impliceert volgens hen dat de cliënt onmiddellijke toegang tot zijn raadsman moet verzekerd worden en dat deze hem desgevallend kan adviseren zonder enige beperking, maar in overeenstemming met de algemene beroepsethiek. 24 Hoewel het belangrijk is in te zien dat het recht op bijstand aanvaard wordt als algemeen mensenrecht in verscheidene internationale verdragen, zal er verder geen aandacht worden besteed aan andere bepalingen dan art. 6.3.c) EVRM, aangezien deze masterproef zich voornamelijk richt tot de interpretatie van dit artikel en welke gevolgen dit kan hebben voor onze rechtsorde. 24 Human Rights Committee, General Comment 32, 24 juli 2007, par. 32-34. W. JEBBINK, "Salduz en de actieve raadsman", NJB 2009, afl. 12, 733. 9

3. Recht op bijstand van een advocaat in de Verenigde Staten: een evidentie 25 Reeds in 1791 werd het recht op bijstand in 'the Bill of Rights' 26 opgenomen, meer bepaald in het zesde amendement: "In all criminal prosecutions, the accused shall enjoy the right ( ) to have the assistance of counsel for his defence". Hoewel oorspronkelijk de fundamentele rechten zoals opgesomd in 'the Bill of Rights' enkel van toepassing waren op het federale niveau en dus niet automatisch ook in de afzonderlijke staten, werden sommige rechten zo fundamenteel geacht dat het Amerikaanse Hooggerechtshof met de zaak Gitlow v. New York (1925) 27 het startschot gaf om deze rechten ook bindend te maken voor de deelstaten. De kwestie of het recht op bijstand van een advocaat in strafzaken ook fundamenteel genoeg was om het bindend te maken op niveau van de staten, werd beslecht in de zaak Powell v. Alabama uit 1932 28. Het Hof bepaalde dat " the right to the aid of counsel is of this fundamental character". Deze beslissing werd nog herhaaldelijk bevestigd door het Hooggerechtshof in latere rechtszaken. Met het arrest Escobedo 29 dat dateert van 1964 stelde het Hof bovendien dat de aanwezigheid van een advocaat gegarandeerd dient te worden vanaf de eerste ondervraging na de arrestatie en dat dit ook noodzakelijk is om de rechten van verdediging te kunnen waarborgen. Sinds de Miranda-zaak 30 is de politie bovendien verplicht om de verdachte te informeren over zijn recht om te zwijgen en het recht op een raadsman. Voldoen ze niet aan deze cautieplicht en ondervragen ze desalniettemin de verdachte, dan zal de afgelegde verklaring geweigerd worden als incriminerend bewijsmateriaal tijdens het strafproces. Het voorlezen van de rechten wordt gezien als een evidentie, een garantie tegen zelfincriminatie. De verdachte kan wel afstand doen van deze rechten door middel van een 'waiver'. Dit is een vrijwillig tot stand gekomen verklaring waarin men uitdrukkelijk afziet van de rechten waarnaar men vaak foutief verwijst als de 'Miranda-rights'. Sedert deze spraakmakende zaak bestaat de 'Mirandawarning' in vele vormen (cf. supra: inleiding), maar bevat steeds deze essentiële elementen: het recht op stilzwijgen en het recht op een raadsman. 25 F. VAN DER MENSBRUGGHE, "L'assistance de l'avocat dans la justice pénale américaine", Rev. Dr. ULg 2008, afl. 3, 350-359. 26 The Bill of Rights maakt deel uit van de Amerikaanse grondwet, meer bepaald betreft het de eerste 10 amendementen van hun grondwet. 27 Gitlow v. New York, 268 U.S. 652 (1925). 28 Powell v. Alabama, 287 U.S. 68 (1932). 29 Escobedo v. Illinois, 378 U.S. 478 (1964). 30 Miranda v. Arizona, 384 U.S. 436 (1966). 10

De evidentie waarmee in de Verenigde Staten wordt omgegaan met het recht op bijstand van een advocaat gedurende de ganse strafprocedure laat zich misschien goed demonstreren met de gevleugelde woorden van rechter Black in de zaak Gideon v. Wainwright 31 : " lawyers in criminal cases are necessities, not luxuries". 4. Duiding concepten Ter volledigheid en voor een vlotte lezing van deze masterproef lijkt het mij nuttig enkele vaak weerkerende concepten te duiden in de context van de probleemstelling. 4.1 Verdachte en inverdenkinggestelde: een onderscheid In het licht van deze masterproef is enkel het vooronderzoek van belang, niet het onderzoek ter terechtzitting. Om deze reden wordt hier enkel ingegaan op het onderscheid tussen de benamingen in de fase van het vooronderzoek en niet over het verschil tussen beklaagde en beschuldigde tijdens het onderzoek ter terechtzitting aangezien dit het bestek van deze thesis te buiten zou gaan. Tijdens een strafrechtelijk vooronderzoek dient men een onderscheid te maken tussen een verdachte en een inverdenkinggestelde. De verdachte is de persoon tegen wie een opsporings- of een gerechtelijk onderzoek loopt, kortom tegen wie een strafrechtelijk onderzoek gaande is. In de beginfase van het onderzoek is zijn identiteit vaak nog niet gekend. 32 Een inverdenkinggestelde is daarentegen een verdachte tegen wie een formele aanklacht is geformuleerd (art. 61bis Sv.). Wanneer het gerechtelijk onderzoek op naam van een verdachte wordt gevorderd,gebeurt deze inverdenkingstelling automatisch. Ook indien er in de loop van het onderzoek ernstige aanwijzingen van schuld worden gevonden tegen een bepaalde 31 Gideon v. Wainwright, 372 U.S. 344 (1963). 32 C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, strafpocesrecht en internationaal strafrecht, Antwerpen, Maklu, 2006, 536. 11

verdachte, en alleen in dat geval, zal de onderzoeksrechter deze persoon in verdenking moeten stellen. 33 Voor de rechten waarover deze personen beschikken tijdens het vooronderzoek: zie infra, deel III. 4.2 Strafzaak In art. 6 EVRM wordt het begrip 'strafzaak' omschreven als een procedure die betrekking heeft op het bepalen van de gegrondheid van en ingestelde strafvervolging. Deze omschrijving is van belang daar het toepassingsgebied van art. 6 wordt bepaald door de betekenis die het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) aan het begrip strafzaak verleent en niet door de nationale criteria voor het begrip. 34 Het Hof stelde daartoe 3 criteria voorop 35 : 1. De vraag of de overtreden norm internrechtelijk een strafrechtelijk karakter heeft 2. De aard van de inbreuk (de vraag of de overtreden norm een algemeen karakter heeft en of de sanctie een preventief of een repressief doel nastreeft) 3. De aard en de ernst van de sanctie Dit wil dus zeggen dat, hoewel een norm niet als strafrechtelijk wordt beschouwd in et nationale recht, deze toch als strafrechtelijk kan beschouwd worden door het EHRM. In concreto zal men de twee laatste criteria pas controleren als niet is voldoen aan het eerste criterium. 36 4.3 Vrijheidsberoving In het kader van een onderzoek in strafzaken moet een onderscheid gemaakt worden tussen verschillende soorten vrijheidsberoving: de politiearrestatie, de vrijheidsberoving op basis van een medebrengingsbevel en de vrijheidsberoving op grond van een aanhoudingsbevel. In de 33 C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, strafpocesrecht en internationaal strafrecht, Antwerpen, Maklu, 2006, 536. 34 R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2007, 739. 35 Dit deed het EHRM in de zaak Engel: Engel e.a. v. Nederland, E.H.R.M. 8 juni 1976, Publ. E.C.H.R., Serie A, vol. 22. 36 C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, strafpocesrecht en internationaal strafrecht, Antwerpen, Maklu, 2006, 621. 12

Voorlopige Hechteniswet van 20 juli 1990 worden deze drie soorten behandeld onder de hoofding 'voorlopige hechtenis', hoewel deze term eigenlijk in de praktijk wordt voorbehouden voor de vrijheidsberoving gebaseerd op een aanhoudingsbevel. 4.3.1 Arrestatie Een arrestatie 37 is een vrijheidsbeneming die voorafgaat aan de eigenlijk vrijheidsberoving door de onderzoeksrechter. De arrestatietermijn is grondwettelijk vastgesteld op maximum 24 uur 38. Binnen deze termijn kan de onderzoeksrechter beslissen om hem langer van zijn vrijheid te beroven en dus een aanhoudingsbevel uit te vaardigen ofwel om de verdachte vrij te laten. Wordt deze termijn overschreden, heeft hij die mogelijkheid niet meer en is langere arrestatie onrechtmatig en zelfs strafbaar 39. De politie is bevoegd om te arresteren bij betrapping op heterdaad, waarna zij dit direct dienen mede te delen aan de Procureur des Konings binnen een opsporingsonderzoek of de onderzoeksrechter in et kader van een gerechtelijk onderzoek. Buiten de gevallen van heterdaad is er voor de politie echter altijd een beslissing tot vrijheidsbeneming van de Procureur des Konings nodig. Bovendien is een arrestatie door politie of parket slechts mogelijk bij ernstige aanwijzingen van schuld. 40 4.3.2 Aanhoudingsbevel Een aanhoudingsbevel 41 kan slechts door de onderzoeksrechter in het kader van een gerechtelijk onderzoek worden uitgevaardigd indien de vrijheidsberoving strikt noodzakelijk is omwille van de openbare veiligheid (vluchtgevaar bijvoorbeeld). Ook in dit geval moeten er ernstige schuldaanwijzingen zijn, maar tevens moet het feit strafbaar zijn met een gevangenisstraf van minstens een jaar om een persoon in voorlopige hechtenis te nemen. De onderzoeksrechter moet daarnaast het bevel motiveren, de verdachte persoonlijk ondervraagd hebben (cf. infra) en het aanhoudingsbevel aan de betrokkene binnen een dag betekend hebben. 37 Zie art. 1 en 2 V.H.W, B.S. 14 augustus 1990. 38 Art. 12 GW 39 Art. 147 Sw. 40 R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2007, 268. 41 Art. 16 V.H.W., B.S. 14 augustus 1990. 13

Het aanhoudingsbevel is niet gebonden aan de 24-uurtermijn, maar wel onderworpen aan een streng rechterlijk toezicht van de raadkamer. 42 4.3.3 Medebrengingsbevel Het bevel tot medebrenging 43 is een met redenen omkleed bevel uitgevaardigd door de onderzoeksrechter en dat tot doel heeft de ondervraging van een niet vrijwillig verschijnend persoon (zowel verdachte als getuige) door de onderzoeksrechter mogelijk te maken. Ook de Procureur des Konings heeft deze mogelijkheid. Dit heeft dus niet hetzelfde doel als een bevel tot aanhouding, dat het enige middel is om de vrijheidsberoving van meer dan 24 uur te verantwoorden. 44 Uiterlijk binnen de 24 uur, te rekenen vanaf de effectieve vrijheidsbeneming, dient het bevel betekend te worden aan de verdachte, zo niet dient die in vrijheid gesteld te worden. 45 In deze masterproef betreft het de precaire situatie van de verdachte die van zijn vrijheid is beroofd door de politie, maar nog niet onder aanhoudingsmandaat werd geplaatst, waardoor men gebonden is aan de maximumtermijn van 24 uur. 4.4 Verhoor Bepalen wat precies onder het begrip verhoor valt is essentieel voor de politiepraktijk en de rechten van de verdediging. Zo zorgt de definitie ervan vaak tot discussies. 4.4.1 Poging tot definitie Gekoppeld aan de bescherming van het recht op bijstand van een raadsman kunnen we stellen dat het verhoor een communicatie is tussen verdachte en politiediensten, ambtenaren met onderzoeksbevoegdheid of magistraten en dit in het kader van de opsporing van en het 42 C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, strafpocesrecht en internationaal strafrecht, Antwerpen, Maklu, 2006, 934. 43 Art. 3-5 V.H.W., B.S. 14 augustus 1990. 44 C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, strafpocesrecht en internationaal strafrecht, Antwerpen, Maklu, 2006, 922. 45 Art. 8 V.H.W., B.S. 14 augustus 1990. 14

onderzoek naar misdrijven. 46 Een verhoor impliceert dus een vraag- en antwoordsituatie, waarbij de verbalisant het gesprek neerschrijft in een PV. 47 Het politieverhoor zal in de praktijk steeds het eerste verhoor zijn. We concentreren ons op het verdachtenverhoor, aangezien dit hetgeen is dat prioritair ter discussie staat in dit vraagstuk. 4.4.2 Het politieverhoor: een onderscheid naar fases Er kunnen vier fases worden onderscheiden bij een verhoor 48 : 1. het eerste contact: de 'small talk' zoals het voorstel tot koffie, wat ervoor zorgt dat de communicatie op gang wordt gebracht. Dit duurt slechts zeer kort. 2. de intake-ondervraging: dit is het voorbereidend gesprek waarin men peilt naar de hobby's, het werk, de gezinssituatie. Het heeft tot doel de te verhoren persoon in te schatten naar intelligentie, moraliteit en interesses. Deze inleidende conversatie kan reeds in het PV worden opgenomen, met de tijdsduur erbij vermeld. 3. het eigenlijke verhoor dat valt onder de wettelijke regeling van art. 28 quinquies en 47bis Sv. En dat ook wel de fase van het vrije verhaal wordt genoemd. 4. afsluitend gesprek: informeel praatje dat soms toch nog essentiële informatie aan de verbalisant kan verschaffen Bij een verhoor lopen die fases echter vaak dooreen, zonder duidelijke afscheiding ertussen. Wel wordt vaak aangenomen dat het eigenlijke verhoor start op het ogenblik dat de politieman de intentie heeft om datgene wat gezegd wordt in rechte te gebruiken. 49 Het eerste inhoudelijke verhoor wordt dus beschouwd als 'het eerste verhoor', wat van belang zal blijken in de Salduz-rechtspraak. Er wordt soms gewezen op het verschil tussen verhoren, ondervragen en informeel verhoren. 50 Verhoren wijst daarbij op het actief, objectief en volgens de wettelijke bepalingen 46 T. DECAIGNY, "De bijstand van een advocaat bij het verhoor", T. Strafr. 2010, afl. 1, 5. 47 R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2007, 270. 48 M. BOCKSTAELE, "Verhoren, Verklaringen afnemen en ondervragen: voorstellen tot definitie", Vigiles 2002, afl. 4, 115. 49 M. VAN DE PLAS, Handboek politieverhoor: basistechnieken, Brussel, Politeia, 2000, 17. 50 M. BOCKSTAELE, "Verhoren, Verklaringen afnemen en ondervragen: voorstellen tot definitie", Vigiles 2002, afl. 4, 118. 15

mondeling ondervragen van een slachtoffer, getuige of verdachte door een daartoe bevoegd politieambtenaar, die het verhoor leidt. Informeel verhoren is niet meer dan verklaringen afnemen van slachtoffer, getuige of verdachte over bijzonderheden van de zaak of de kwalificatie van een misdrijf. Dit valt niet onder de wettelijke bepalingen waaraan het verhoor sensu stricto gebonden is. Ondervragen is dan de meer neutrale term die de vorige twee vormen behelst. 51 4.4.3 Doel van het verhoor Het doel van een verhoor is het bekomen van zoveel mogelijk en zo juist mogelijke informatie. Het is dan ook belangrijker de waarheid te achterhalen dan een bekentenis te verkrijgen. 52 Om de juiste aanpak voor een verhoor te bepalen, is het voor de politieambtenaar belangrijk te weten welke hoedanigheid de verhoorde heeft: getuige, slachtoffer of getuige. Dit lijkt vanzelfsprekend, maar het komt voor dat bijvoorbeeld een getuige of zelfs een slachtoffer later zelf dader blijkt te zijn. 53 Ook moet het verhoor tot doel hebbende verdachte de mogelijkheid te bieden om eventuele gronden van ontlasting aan te halen. Dit vloeit voort uit de fundamentele rechten van de verdediging waarover elke verdachte beschikt. 54 4.4.4 Het uitoefenen van druk bij het verhoor Wanneer de politie iemand verhoort, maakt zij, zelfs onbewust, gebruik van een aantal ondervragingstrucs, waarmee ze de verdachte kan beïnvloeden of intimideren. Dit kan bijvoorbeeld al het geval zijn als men twijfel toont over de oprechtheid van de getuigenis. Sommige ondervragingstrucs vinden nochtans een algemene acceptatie binnen de politiewereld, zoals het gebruik van positieve en negatieve bekrachtigers. Voor andere technieken is het dan weer de vraag of ze geen inbreuk uitmaken op de rechten van de verdachte. Soms is dit duidelijk het geval, andere keren bevinden ze zich in een grijze zone. 55 51 Noot aan de lezer: Doorheen deze masterproef zullen de termen verhoren en ondervragen door elkaar gebruikt worden, in dezelfde betekenis, tenzij anders bepaald. 52 M. VAN DE PLAS, Handboek politieverhoor: basistechnieken, Brussel, Politeia, 2000, 5. 53 V. MARTIN, "De verhoorder op het schavotje" in BOCKSTAELE, M. (ed.), Politieverhoor en personalityprofiling, Brussel, Politeia, 2001, 104. 54 F. GOOSSENS, Politiebevoegdheden en mensenrechten, Mechelen, Kluwer, 2006, 426. 55 J. MULKERS, P. PONSAERS en R. STOOP, De ondervraging: analyse van een politietechniek, Antwerpen, Maklu, 2001, 62-67. 16

Het uitoefenen van druk is een algemene techniek om meer medewerking te verkrijgen, zij het meestal zeer subtiel. Niettemin wordt er volgens sommigen bij een politieverhoor té veel druk gelegd op de verhoorde, is het geen fysieke druk dan zeker psychologische druk. 56 Wat zeker niet kan getolereerd worden, is het gebruiken van methoden om op een of andere manier een bekentenis af te dwingen bij de verhoorde. 57 Uit de diepte-interviews bleek echter dat dit door sommige correspondenten zeer in vraag werd gesteld; zij redeneerden dat het onwaarschijnlijk is dat een verhoorde die onschuldig is, zou bekennen louter en alleen omdat hij onder druk wordt gezet. 58 Langs politiezijde klonk dan weer dat verhoortechnieken ontoereikend kunnen zijn om de professionele misdadiger aan het praten te krijgen. Bij hen zou men meer druk moeten uitoefenen om medewerking te verkrijgen. 59 Bij iedere ondervraging moet gewaakt worden over het toepassen van ongeoorloofde druk. Sommige technieken, zoals het plegen van fysiek geweld, behoren hier onmiskenbaar toe. Meestal is het echter niet zo evident en zal de vraag of de pressie geoorloofd is of niet beantwoord worden door de toets van proportionaliteit en doelmatigheid. Daarbij speelt de persoonlijkheid van de delinquent ongetwijfeld een rol. Bij sommige mensen zullen een aantal trucs nauwelijks invloed hebben, terwijl deze bij anderen dan weer wel een grote impact kunnen teweeg brengen. 60 De hamvraag in deze kwestie blijft wat nu precies ongeoorloofde druk uitmaakt. Volgens de rechtspraak zijn noch herhaaldelijke aanmaningen om de waarheid te zeggen, noch het feit dat de politie aandringt om tot spontane bekentenissen over te gaan als inbreuken op het pressieverbod te beschouwen. Dit is evenmin het geval indien men de aandacht van de verdachte vestigt op de ernst van de feiten en de mogelijke gevolgen. 61 Dreigen met strafsancties indien men vermoedt dat de verhoorde niet naar waarheid antwoordt wordt wel 56 M. VAN DE PLAS, Handboek politieverhoor: basistechnieken, Brussel, Politeia, 2000, 7. 57 F. GOOSSENS, Politiebevoegdheden en mensenrechten, Mechelen, Kluwer, 2006, 439. 58 Interview Miriam Van Praet, 25 maart 2010. 59 Interview Marc Bockstaele, 16 maart 2010 en Interview Jan De Kesel, 18 maart 2010. 60 J. MULKERS, P. PONSAERS en R. STOOP, De ondervraging: analyse van een politietechniek, Antwerpen, Maklu, 2001, 71. Interview Marc Bockstaele, 16 maart 2010 en Interview Miriam Van Praet, 25 maart 2010. 61 F. GOOSSENS, Politiebevoegdheden en mensenrechten, Mechelen, Kluwer, 2006, 439. 17

beschouwd als het uitoefenen van ongeoorloofde druk, evenzo het weigeren van eten of rust, nachtenlange ondervragingen enzovoort. 62 De klassieke visie op het recht op bijstand werd danig door elkaar geschud door de rechtspraak van het EHRM inzake Yusuf Salduz. Dit ontketende een hevige discussie in de rechtsleer, die tot op de dag van vandaag voortduurt. 62 F. VERBRUGGEN en R. VERSTRAETEN, Strafrecht en strafprocesrecht voor bachelors, Antwerpen, Maklu, 2007, 198. R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2007, 273-274. 18

DEEL II: AANZET TOT DISCUSSIE In dit deel wordt het kernprobleem ontsluierd dat reeds decennia lang voor discussie zorgt, maar dat sedert het befaamde Salduz-arrest 63 van 2008 voor meer controverse zorgt binnen de Belgische doctrine dan ooit voorheen. Vooreerst bekijken we het standpunt van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) zelf en hoe zich dat ontwikkelde doorheen de tijd. De kern van de discussie zal hierbij duidelijk worden, namelijk of het recht op bijstand ook het recht op aanwezigheid van een advocaat tijdens het politieverhoor impliceert. Eveneens zullen de visies van andere internationale instanties op het bijstandsrecht tijdens politieverhoren kort bekeken worden, om de problematiek ruimer te kaderen. Vervolgens zullen de principes die ten grondslag liggen aan de Salduz-rechtspraak, zoals de reeks uitspraken van het EHRM omtrent deze kwestie weleens wordt genoemd, geanalyseerd worden. Verder zal er in dit deel worden ingegaan op de rol die de advocaat zou kunnen vervullen bij het politieverhoor. Tenslotte komen er mogelijke excepties en sancties bij schending van het recht op bijstand aan bod. 1. Standpunt EHRM Het standpunt van het EHRM is geëvolueerd en extensiever geworden doorheen de tijd. Zo zijn er voor het roemruchte Salduz-arrest reeds een aantal arresten geweest waarin het Hof zich uitsprak over het bijstandsrecht tijdens het vooronderzoek in het algemeen en bij verhoren in het bijzonder. Pas sinds Salduz echter lijkt de mening van het Hof uitgesproken, al bestaat er veel discussie over de interpretatie van de uitspraak. Nadien heeft het EHRM nog verscheidene arresten geveld die deze kwestie behelzen, al hebben ook deze de discussie niet kunnen temperen. 1.1 Pre-Salduz jurisprudentie Hoewel het geenszins een exhaustieve lijst betreft, wordt er hier toch meer aandacht besteed aan een aantal arresten die van belang zijn geweest voor de evolutie van de rechtspraak van 63 EHRM 27 november 2008, Salduz v. Turkije 19

het EHRM. Het is slechts de bedoeling de algemene tendens van de uitspraken weer te geven, daarom zal er niet diep worden ingegaan op de feiten die ten grondslag liggen aan elke zaak. 1.1.1 Imbrioscia v. Zwitserland (1994) 64 In de zaak Imbrioscia tegen Zwitserland bevestigde het Hof voor het eerst het belang van art. 6.3.c) op het vooronderzoek. 65 Het voornaamste doel van art. 6 is dan wel het waarborgen van een eerlijk proces door een rechterlijke instantie die bevoegd is de gegrondheid van een strafvervolging te beoordelen, daaruit kan niet automatisch worden besloten dat art. 6 niet van toepassing is op de procedure vóór het onderzoek ten gronde. 66 Het Hof stelt dat de verdachte van bij het begin van de strafvervolging drager is van de rechten bepaald in art. 6 EVRM, maar dat hij deze slechts kan uitoefenen vanaf het ogenblik waarop het interne recht dit toelaat (cf. supra). Uit het arrest Imbrioscia kan worden afgeleid dat het EHRM ervan uitgaat dat de verdachte in beginsel recht heeft zich door een raadsman te laten bijstaan tijdens het politieverhoor, maar dat de afwezigheid van een raadsman bij het politieverhoor op zich geen obstakel vormt voor het waarborgen van een eerlijk proces. 67 Het is van belang op te merken dat het Hof reeds in deze zaak een onderscheid maakt tussen bijstand van een advocaat en aanwezigheid van een advocaat tijdens de politieverhoren. 68 In casu meende het Hof dat de procedure in haar geheel als eerlijk kon worden beschouwd, daar de verdachte voor en na elk politieverhoor met zijn raadsman kon overleggen, de raadsman het laatste politieverhoor mocht bijwonen en het onderzoek ter terechtzitting met voldoende waarborgen was bekleed. Het enkele feit dat de advocaat niet aanwezig was tijdens de politieverhoren, werd niet beschouwd als een aantasting van het eerlijk karakter van het proces daar er voldoende garanties waren doorheen de ganse procedure. 69 Het kan echter even goed voorkomen dat een bepaald element uit het vooronderzoek de positie van de verdachte op zodanige wijze heeft benadeeld of verzwakt dat de latere procedure ter terechtzitting 64 EHRM 24 november 1993, Imbrioscia v. Zwitserland. 65 M. BEERNAERT, "Salduz et le droit à l'assistance d'un avocat des les premiers interrogatoires de police", Rev. dr. pén. 2009, afl. 11, 971. 66 B. DE SMET en G. STESSENS, "Art. 6 3 E.V.R.M." in Y. HAECK en J. VANDE LANOTTE (eds.), Handboek E.V.R.M., II, Antwerpen, Intersentia, 2005, 601. 67 C.P.M. CLEIREN en J. F. NIJBOER, Strafvordering, Deventer, Kluwer, 2007, 142-143. 68 Y. BURUMA, "Formele bevoegdheden" in C.J.C.F. FIJNAUT, E.R. MULLER, U. ROSENTHAL en E.J. VAN DER TORRE (eds.), Politie: studies over haar werking en organisatie, Deventer, Kluwer, 2007, 542. 69 B. DE SMET en K. RIMANQUE, Het recht op behoorlijke rechtsbedeling: een overzicht op basis van artikel 6 EVRM, Antwerpen, Maklu, 2002, 128. 20