Onderzoek naar het visbestand in de Grote en Kleine Keignaert, 2014

Vergelijkbare documenten
Soortenlijst zoete wateren en FAME-indeling voor gilden

Onderzoek naar het visbestand in de stilstaande wateren De Volharding en Mellevijver 2014

Rapportnummer: /rap02 Status rapport: Definitief Datum rapport:

Onderzoek naar het visbestand in de kleine en stilstaande wateren Schoendalebocht, Oude Leiearm te St-Baafsvijve en het Waggelwater, 2012

Onderzoek naar het visbestand in de kleine en stilstaande wateren Paalse Plas, Meynekomplas en Heerenlaak, 2014

Onderzoek naar het visbestand in de kleine en stilstaande wateren Meer van Rotselaar, Demermeander Schoonhoven en de Vallei van de drie beken, 2014

Onderzoek naar het visbestand in stilstaande viswateren, Scheldemeander Nederename, Eine de Ster-Noord & Zuid, Heurne den Heuvel en Spettekraai 2018.

Onderzoek naar het visbestand in de kleine en stilstaande wateren Hazewinkel, De Bocht en Den Aerd, 2012

Onderzoek naar het visbestand in oude kanaaldelen, Oud Kanaal Bocholt, Oud Kanaal Bree-beek, Oud Kanaal Lanklaar en Oud Kanaal Dilsen 2018.

Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest. Openbare Scheldemeanders West-Vlaanderen

Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest. Leiemeanders Oost-Vlaanderen

De visstand in vaarten en kanalen

Onderzoek naar het visbestand in de kleine en stilstaande wateren E3-Put Oostakker en Oude Leie Astene, 2014

Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest

Waterschap Hunze en Aa's

Provincie Antwerpen. Rapportnummer: /rap02 Status rapport: Definitief Datum rapport:

Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest. Rivierenhof en Blaasveld Broek

Rivierherstel, KRW en het effect op vissen van het stromende water. Tom Buijse Rijkswaterstaat - RIZA

Provincie Vlaams Brabant. Rapportnummer: /VBR_rap02 Status rapport: Definitief Datum rapport: Diestsepoort 6 bus Leuven

Visstandonderzoek in vier waterlichamen in het beheergebied van waterschap Zuiderzeeland 2013

Onderzoek naar het visbestand in de Leiemeanders Wevelgem, Bavikhove en de oude Leiearm Ooigem- Desselgem, najaar 2013.

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren Kanaal naar Beverlo, Schelde- Rijnkanaal en Leopoldkanaal, 2014

Langlopend onderzoek naar het visbestand in de Boven-Schelde

Onderzoek naar het visbestand in de prioritaire viswateren Kanaal Brussel-Charleroi, Kanaal Roeselare-Leie en Kanaal Moervaart Durme, 2017

Visstandonderzoek Oostvaardersplassen Rapportnummer: /01 Status rapport: Concept Datum rapport: Januari 2011

RWS Waterdienst. Monitoring van de visstand in 4 afgeschermde en 4 open kribvakken in de Lek bij Everdingen in Projectnummer:

Onderzoek naar het visbestand in de Scheldemeanders Kriephoek, Nedername en de Mesureput, najaar 2013.

Visstandbemonstering Vollenhover- en Kadoelermeer Rapportnummer: /rapp001 Status rapport: Definitief Datum rapport: juli 2010

Werkprotocol visbemonsteringen FF-wet

Waterschap Hunze en Aa's

Onderzoek naar het visbestand in de prioritaire viswateren Dender, Kanaal Bocholt-Herentals en de Zuid-Willemsvaart, 2015

Onderzoek naar het visbestand in de prioritaire viswateren Kanaal Dessel-Turnhout-Schoten, Kanaal Bossuit-Kortrijk en Kanaal Leuven-Dijle, 2017

Waterschap Hunze en Aa's

Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest

GKB Realisatie B.V. T.a.v. de heer A. Kraaijeveld Middelweg SP BARENDRECHT. Stellendam, 21 januari Geachte heer Kraaijeveld,

Onderzoek naar het visbestand in de prioritaire viswateren Kanaal Dessel-Turnhout-Schoten, Kanaal Bossuit-Kortrijk en Kanaal Leuven-Dijle, 2014

Onderzoek naar het visbestand in enkele meervormige viswateren in provincie Vlaams- Brabant, najaar 2013.

Visstandonderzoek in enkele prioritaire viswateren in het Vlaams Gewest, 2015.

Steeknet & Hengelvangstregistratie

Rode Lijst Zoetwatervissen 2010: veranderingen ten opzichte van Frank Spikmans 42 ste bijeenkomst vissennetwerk Zwolle, 5 juni 2014

Soorten monitoren met Environmental DNA in de praktijk Jelger Herder

Onderzoek naar het visbestand in de viswateren Kanaal Brussel-Schelde, Gent-Oostende en Nieuwpoort-Plassendale, 2016

Onderzoek naar het visbestand in enkele meervormige viswateren in provincie Antwerpen, najaar 2013.

RWS Waterdienst. Visstandonderzoek Volkerak-Zoomeer november-december Projectnummer:

Auteur: J. Hop Datum: Projectleider: J. van Giels Status: Concept

KRW visstandbemonstering Waterschap Rivierenland 2014

edna vismonitoring van grote modderkruiper naar soortsamenstelling (KRW)

Visstandbemonstering Randmeren- Oost In opdracht van Rijkswaterstaat Directie IJsselmeergebied

Onderzoek naar het visbestand in het Donkmeer en enkele viswateren in het Berlarebroek, najaar 2013.

Onderzoek naar het visbestand in enkele meervormige viswateren in de Provincie Limburg, najaar 2015.

RWS Waterdienst. Visstandbemonstering Volkerak-Zoommeer. Projectnummer:

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Gemeentewateren te Scherpenzeel

IMARES Wageningen UR. Bescherming zoetwatervissen. Rapportnummer C148/10 1 van 23. Dr. ir. H.V. Winter, Ir. O.A. van Keeken & Dr. H.

Wetenschappelijk onderzoek naar het visbestand en de vismigratie in de Grensmaasregio in het Vlaamse Gewest

Onderzoek naar het visbestand in enkele viswateren in de Provincie West-Vlaanderen, najaar 2017.

Onderzoek naar het visbestand in enkele meervormige viswateren in de Provincie Oost-Vlaanderen, najaar 2015

Visstandonderzoek in enkele meervormige viswateren in de Provincie Antwerpen, najaar 2016.

KRW visstandmonitoring Woldmeer 2016

Middels deze brief ontvangt u de resultaten van het nader ecologisch onderzoek op de projectlocatie Scheveningen Bad.

VISSTANDSONDERZOEK OP DE LEIEMEANDER TE WEVELGEM, West-Vlaanderen Burg 2B B-8000 Brugge. Duboislaan 14 B-1560 Hoeilaart-Groenendaal

Onderwerp: Voorlopige resultaten doortrekmetingen vislift H&Z polder Datum: Kenmerk: /not02 Status: Definitief Opsteller: J.

Trekvissen in Natura2000 gebieden. Vissennetwerk 11 maart 2010 Martin Kroes

Gemeente Lelystad. Bemonstering van de visstand in het Bovenwater te Lelystad. Projectnummer: AT Datum: Mei 2003

KRW visstandmonitoring Drentsche Aa 2016

Inventarisatie beschermde vissoorten Vreeland

Europese meerval (Silurus glanis) in de Westeinderplassen

KRW-visstandmonitoring Noord-Willemskanaal 2013

Onderzoek naar de visdichtheid in de Twentekanalen m.b.v. sonar

Visserij Service Nederland sterk in viswerk Visinventarisatie 2014

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Gemeentewateren te Woudenberg

IMARES Wageningen UR. Voorkomen van beschermde vissoorten t.b.v. het windpark IJsselmeerdijk. C. Deerenberg & I.J. de Boois Rapport C136/11

Onderzoek naar het visbestand in enkele meervormige viswateren in de Provincie Oost-Vlaanderen, najaar 2016

Vissen met een potje water edna metabarcoding

KRW-visstandmonitoring Kanaal Fiemel 2011

SAMENVATTING In het Friese Waterbeheerplan is een pilot beheervisserij aangekondigd. Daarvoor is de Leijen is geselecteerd.

Flora- en faunabemonstering Capreton en Linge

Onderzoek naar het visbestand in enkele meervormige viswateren in de Provincie Vlaams-Brabant, najaar 2015

KRW-visstandmonitoring Hunze, 2015

Onderzoek naar het visbestand in het Schulensmeer in de Provincie Limburg, najaar 2017.

Heusden Gracht 1 te Heusden

Onderzoek naar het visbestand in Kanaalplas De Maat in de Provincie Antwerpen, najaar 2017

Onderzoek naar het visbestand in enkele viswateren in de Provincie West-Vlaanderen, najaar 2016.

Vissen in de Palmerswaard, met advies voor toekomstige inrichting

Visstandmonitoring Zuidlaardermeer (KRW) en Foxholstermeer 2009

Onderzoek naar het visbestand in meervormige viswateren in de Provincie Vlaams-Brabant, najaar 2017.

KRW visstandmonitoring Oldambtmeer 2016

Flora- en faunawetbemonstering Hoorn-Enkhuizen

Rapport vissterfte op de Boezingegracht augustus 2013

NATUURATLAS ZAANSTAD VISSEN

INHOUDSOPGAVE BIJLAGEN

! " # # $ ( ) * +, ( " - +. ( '. / / #

Vis en Kaderrichtlijn Water in Zeeland

RAPPORT. maatlat vissen moerasbeek en doorstroommoeras. Provincie Overijssel

Onderzoek naar het visbestand in kanaal Leuven-Dijle, najaar 2011

Inventarisatie vissen in de Harderhoek en de Stille Kern, Flevoland

EU-Intercalibratie maatlatten M-typen. Meten = Weten?

KRW-visstandmonitoring Eemskanaal / Winschoterdiep 2014

Onderzoek naar het visbestand in enkele meervormige viswateren in de Provincie Limburg, najaar 2016.

Transcriptie:

Onderzoek naar het visbestand in de Grote en Kleine Keignaert, 2014 Provincie West-Vlaanderen Rapportnummer: 20140539_W-VL/rap01 Status rapport: Definitief Datum rapport: 23 maart 2015 Auteur: Projectleider: Gecontroleerd: J. van Giels / E. van de Meer J. van Giels M. Koole Opdrachtgever: Contactpersoon: Agentschap voor Natuur en Bos Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel K. Meulebrouck Dit rapport is digitaal gegenereerd en derhalve niet voorzien van een handtekening. De inhoud van de rapportage is aantoonbaar gecontroleerd en vrijgegeven.

SAMENVATTING In het Vlaamse Gewest bevinden zich een groot aantal stilstaande wateren waarop de riviervisserijwetgeving van toepassing is. Deze stilstaande wateren hebben een belangrijke functie voor de openbare visserij. Een lacune in de kennis van de visstand is het ontbreken van cijfers over de totale visbiomassa. In het kader van het visstandbeheer wenst het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) door middel van een visstandonderzoek een beter inzicht te krijgen in de visstand in deze wateren. Het ANB heeft AquaTerra-KuiperBurger B.V. (ATKB) opdracht gegeven voor het uitvoeren van visstandonderzoek op het water Grote en Kleine Keignaert in de provincie West-Vlaanderen. De uitvoering van de visstandbemonstering is gebaseerd op de Bevist-Oppervlak-Methode (BOM). Deze methode houdt in dat een bepaald oppervlak op gestandaardiseerde wijze wordt bevist met een vangtuig waarvan het vangstrendement bekend is. De bemonstering is uitgevoerd op 28 oktober 2014. In de Grote en Kleine Keignaert is de bevissing uitgevoerd met de vangtuigen zegen en elektrovisapparaat. Dit viswater is een zeer divers water bestaande uit een breed gedeelte met daaraan twee uitlopers die een stuk smaller zijn. Om een betrouwbaar beeld te krijgen van zowel het brede als smalle deel is in beide gebieden de visstand bemonsterd. In het brede deel is in het open water bemonsterd met een 175 meter lange zegen. De oeverzone is bemonsterd door middel van elektrovisserij vanuit een boot (tot circa 1,5 meter uit de oever). In het smallere deel zijn in verband met de visueel vastgestelde kleurvariatie van het water twee trajecten elektrisch bevist. De bevissingen met de zegen en het elektrovisapparaat zijn overdag uitgevoerd. In de Grote en Kleine Keignaert zijn in totaal elf vissoorten (exclusief hybride) aangetroffen. Dit zijn de soorten baars, blankvoorn, brasem, driedoornige stekelbaars, giebel, karper, kolblei, paling, pos, rietvoorn/ruisvoorn en snoekbaars. De omvang van het visbestand wordt geschat op 215,4 kg/ha en 1.017 stuks/ha. De visbiomassa wordt gedomineerd door karper (75%), gevolgd door paling (7%) en blankvoorn (6%). Op basis van aantallen bestaat het visbestand grotendeels uit baars (35%), giebel (18%) en blankvoorn (16%). Vooral van baars zijn veel kleine exemplaren aangetroffen. De visgemeenschap in de Grote en Kleine Keignaert is te karakteriseren als een snoek-blankvoorn visgemeenschap.

INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING... 1 1.1 Aanleiding... 1 1.2 Doel... 1 1.3 Leeswijzer... 1 2 MATERIAAL EN METHODE... 2 2.1 Onderzoeksgebied... 2 2.2 Vangtuigen en wijze van bemonsteren... 2 2.3 Bemonsteringsperiode en -inspanning... 2 2.4 Verwerking van de vangst en veldgegevens... 2 2.4.1 Berekening omvang visbestand... 3 2.4.2 Conditie... 3 2.4.3 Predator-prooi verhouding... 3 2.4.4 Presentatie gegevens... 3 3 RESULTATEN GROTE EN KLEINE KEIGNAERT... 4 3.1 Algemene opmerkingen... 4 3.2 Soortensamenstelling... 4 3.3 Omvang van het visbestand... 5 3.4 Lengtesamenstelling... 5 3.5 Conditie van de meest voorkomende vissoorten... 6 3.6 Predator-prooi verhouding... 6 4 DISCUSSIE... 7 4.1 Uitvoering bemonstering... 7 4.2 Soortensamenstelling... 7 4.3 Omvang visbestand... 7 4.4 Viswatertypering... 8 4.5 Predatie, onttrekkingen en herbepotingen... 9 5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN... 10 5.1 Conclusies... 10 5.2 Aanbevelingen... 10 6 LITERATUUR... 12 BIJLAGEN Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Soortenlijst zoete wateren en FAME-indeling voor gilden Coördinaten bemonsterde trajecten en beviste oppervlakten Ligging bemonsterde trajecten Lengtefrequentieverdelingen Conditiediagrammen Bestandschatting per deelgebied

1 INLEIDING 1.1 Aanleiding In het Vlaamse Gewest bevinden zich in elke provincie diverse stilstaande wateren waarop de riviervisserijwetgeving van toepassing is. Deze stilstaande wateren hebben een belangrijke functie voor de openbare visserij. Het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) is verantwoordelijk voor het visstandbeheer in deze wateren. Een lacune in de kennis van de visstand is het ontbreken van cijfers over de totale visbiomassa. In het kader van het visstandbeheer wenst het ANB door middel van een visstandonderzoek een beter inzicht te krijgen in de visstand in deze wateren. Op basis van het aanwezige visbestand kunnen streefbeelden en prioriteiten opgesteld worden en kunnen eventuele aanbevelingen gegeven worden naar het te voeren visstandbeheer. Het ANB heeft AquaTerra-KuiperBurger B.V. (ATKB) opdracht gegeven voor het uitvoeren van visstandonderzoek op het water de Grote en Kleine Keignaert in de provincie West-Vlaanderen. Voorliggende rapportage presenteert de resultaten van dit onderzoek. 1.2 Doel Het doel van het visstandonderzoek is drieledig en bestaat uit: a) schatting maken van de vissoortensamenstelling en van de aanwezige visbiomassa; b) bepaling van het viswatertype op basis van het aanwezige visbestand; c) aanbevelingen naar het beheer, de inrichting en visuitzettingen. 1.3 Leeswijzer Na deze inleiding wordt in hoofdstuk twee de toegepaste materialen en methoden besproken. Hoofdstuk drie presenteert de resultaten van het onderzoek. Deze resultaten worden in hoofdstuk vier besproken in de discussie. De discussie wordt gevolgd door de conclusies, aanbevelingen en bijlagen. Onderzoek naar het visbestand in de Grote en Kleine Keignaert, 2014 Kenmerk: 20140778_W-VL/Rap01, definitief, 23 maart 2015 Blz. 1 van 12

2 MATERIAAL EN METHODE 2.1 Onderzoeksgebied Het onderzoeksgebied betreft het kleine en stilstaande viswater Grote en Kleine Keignaert. In tabel 2.1 zijn de karakteristieken van dit water gegeven. Deze karakteristieken zijn bepaald aan de hand van GIS-ondergronden die ter beschikking zijn gesteld door het ANB. In bijlage 3 zijn de beviste locaties op kaart weergegeven. Tabel 2.1. Karakteristieken van de Grote en Kleine Keignaert. Oppervlak (ha) Water Lengte oeverzone (m) Totaal Open water Oever Grote en Kleine Keignaert 10,8 10 0,8 5135 2.2 Vangtuigen en wijze van bemonsteren Basis voor het in beeld brengen van de visstand vormt de werkwijze zoals omschreven in het Handboek Hydrobiologie (ref. 3). De uitvoering van de visstandbemonstering is hierbij gebaseerd op de Bevist-Oppervlak-Methode (BOM). Deze methode houdt in dat een bepaald oppervlak op gestandaardiseerde wijze wordt bevist met een vangtuig waarvan het vangstrendement bekend is. Aan de hand van de vangst, het beviste oppervlak en het vangstrendement wordt een schatting gemaakt van de omvang en de samenstelling van de aanwezige visstand. De wijze van bemonsteren en de gehanteerde vangtuigen is als volgt te omschrijven: Dit viswater is een zeer divers water bestaande uit een breed gedeelte met daaraan twee uitlopers die een stuk smaller zijn. Om een betrouwbaar beeld te krijgen van zowel het brede als smalle deel is in beide gebieden een bemonstering uitgevoerd. In het brede deel is in het open water met een 175 meter lange zegen rondgevist. Het vangstrendement voor deze wijze van vissen is vastgesteld op 80% voor alle vissoorten en lengteklassen. De oevers zijn elektrisch bevist vanuit de boot. Het proefondervindelijk vastgestelde rendement van het elektrovisapparaat is voor de oeverzone vastgesteld op 30% voor snoek en 20% voor de overige vissoorten (ref. 3). In het smallere deel zijn in verband met de visueel vastgestelde kleurvariatie twee trajecten elektrisch bemonsterd. Het vangstrendement voor deze wijze van vissen is vastgesteld op 60% voor alle vissoorten en lengteklassen. 2.3 Bemonsteringsperiode en -inspanning De visstandbemonstering is uitgevoerd op 28 oktober 2014. Alle bevissingen zijn overdag uitgevoerd. Afhankelijk van de dimensies van het water dient een minimale onderzoeksinspanning te worden verricht voor het verkrijgen een representatief beeld van de visstand (ref. 3). In bijlage 2 wordt de toegepaste bemonsteringsmethodiek en -inspanning gegeven. 2.4 Verwerking van de vangst en veldgegevens De gevangen vissen zijn gesorteerd in soort- en lengtegroepen, gemeten (cm totaallengte met een nauwkeurigheid van ± 0,5 cm) en geteld. Grote vangsten zijn eerst in functionele soort- en lengtegroepen gesorteerd, waarna op basis van gewicht een monster is genomen. De bemonsterde vissen zijn vervolgens gesorteerd, gemeten en geteld. Tijdens de sortering en bemonstering van de vangst is er gelet op eventuele bijzondere of zeldzame vissen. Van maximaal 30 exemplaren van de meest voorkomende vissoorten is per soort het individuele gewicht vastgesteld voor het bepalen van de conditie. Na de verwerking van de vangst zijn de vissen zo snel mogelijk teruggezet op de vangstlocatie. Blz. 2 van 12 Onderzoek naar het visbestand in de Grote en Kleine Keignaert, 2014 Kenmerk: 20140778_W-VL/Rap01, definitief, 23 maart 2015

2.4.1 Berekening omvang visbestand De vangsten van alle vangtuigen zijn ingevoerd in het databeheerprogramma Piscaria. Piscaria is een programma ontwikkeld voor het beheer en de opslag van gegevens van visstandbemonsteringen. Piscaria bevat standaard lengte-gewicht relaties van alle vissoorten voor het omrekenen van aantallen vissen naar biomassa. Conform de beschrijving in het Handboek Hydrobiologie zijn de bestandschattingen op de volgende wijze berekend; 1. Per onderscheiden deel van een water is de vangst van de afzonderlijke trajecten/trekken per vangtuig gesommeerd; 2. De som per vangtuig is gedeeld door het beviste oppervlak van het betreffende waterdeel; 3. De resultaten verkregen onder stap 2 zijn gedeeld door de rendementen van de betreffende vangtuigen, wat resulteert in een schatting per waterdeel; 4. Het totale bestand per water is berekend door het naar oppervlak gewogen gemiddelde te nemen van de schattingen per waterdeel. Voor het maken van de bestandschattingen zijn de oppervlaktes van de wateren en van de verschillende waterdelen nodig. Deze oppervlaktes zijn bepaald door middel van GIS-bestanden die door het ANB beschikbaar zijn gesteld. Naast bestandschattingen zijn met Piscaria tevens lengtefrequentieverdelingen van de gevangen vissen gegenereerd. 2.4.2 Conditie De individuele stuks gewichten van de meest voorkomende vissoorten zijn gebruikt voor een vergelijking met het standaardgewicht voor de specifieke soort (ref. 4). Op deze wijze is een indicatie van de conditie van de vis verkregen. Een conditie van 0,9-1,1 wordt als normaal beschouwd. Een afwijking van 0,1-0,2 geeft een matige (0,8-0,9) of goede (1,1-1,2) conditie aan. Een afwijking van meer dan 0,2 geeft een slechte (< 0,8) of een zeer goede (>1,2) conditie aan. 2.4.3 Predator-prooi verhouding Op basis van de verkregen bestandschatting is de verhouding roofvis/witvis berekend (predator-prooi verhouding). In een water met een evenwichtig opgebouwde visstand is de productie van planktivore vissen en de consumptie hiervan door roofvissen in evenwicht. De predator-prooi verhouding (op basis van gewicht) geeft aan of er sprake is van een evenwicht. Het blijkt dat er in stilstaand water slechts sprake is van een evenwicht bij een predator-prooi verhouding van 1:1 tot 1:2,5 (gebaseerd op de biomassa van de totale bestanden) (ref. 4). Voor een realistische inschatting van de predatie van prooivis wordt gebruik gemaakt van de predator-prooivis (< 15 cm) verhouding. Praktisch alle roofvissen boven de 15 cm voeden zich hoofdzakelijk met vis. Tot de piscivoren worden baars, snoek, snoekbaars, meerval, roofblei (allen > 15 cm) en kwabaal (> 20-40 cm) gerekend (ref. 4). 2.4.4 Presentatie gegevens Voor het presenteren van de bestandschattingen zijn de gevangen vissoorten ingedeeld in ecologische groepen en gilden. De indeling in ecologische groepen wordt beschreven in het Handboek Hydrobiologie. De ecologische groepen zijn voornamelijk gebaseerd op voedselvoorkeur. Dit hangt samen met de lengte van de vissoorten. Voor snoek wijkt de indeling af van de overige vissoorten, omdat deze uitgaat van de voorkeur van deze soort voor bepaalde habitats. Naast ecologische groepen zijn de vissoorten ingedeeld in de stromingsgilden volgens FAME (zie bijlage 2 en ref.5). De indeling in stromingsgilden is gebaseerd op de voorkeur van soorten voor stromend dan wel stilstaand water. Er worden drie stromingsgilden onderscheiden: - eurytopen: soorten die geen specifieke voorkeur hebben voor stromend of stilstaand water; - limnofielen: soorten met een voorkeur voor stilstaand water; - rheofielen: soorten met een voorkeur voor stromend water. Onderzoek naar het visbestand in de Grote en Kleine Keignaert, 2014 Kenmerk: 20140778_W-VL/Rap01, definitief, 23 maart 2015 Blz. 3 van 12

3 RESULTATEN GROTE EN KLEINE KEIGNAERT 3.1 Algemene opmerkingen Het viswater de Grote en Kleine Keignaert is in het kader van het Natuurinrichtingsproject gebaggerd. De kreek wordt gebruikt als waterberging en buffer van het omliggende gebied. De bemonstering van de Grote en Kleine Keignaert is uitgevoerd op 28 oktober 2014. De ligging van de trajecten is op een kaart in bijlage 3 afgebeeld. In de Grote Keignaert (het brede deel) zijn twee rondgooien met een ondiepe 175 meter lange zegen uitgevoerd. Daarnaast is in totaal 250 meter oever elektrisch bevist. De bemonstering is goed verlopen. De maximale waterdiepte die met de zegen is bevist bedroeg 3 meter met een doorzicht van 0,2 meter. Submerse vegetatie is in de Grote Keignaert niet aangetroffen. Langs de oevers is riet, liesgras, kleine lisdodde, bomen en struiken aanwezig. In de Kleine Keignaert (het smalle deel) is in totaal 250 meter over de gehele breedte elektrisch gevist en 50 meter oever elektrisch bevist. De bemonstering is goed verlopen. De maximale waterdiepte in de Kleine Keignaert bedroeg 0,7 meter met een doorzicht van 0,4 meter. Submerse vegetatie is in de vorm van kleine hoeveelheden gewoon sterrekroos aangetroffen. Langs de oevers is riet aanwezig. In figuur 3.1 wordt een impressie gegeven van de Grote en Kleine Keignaert. Figuur 3.1. Impressie van de Grote (links) en Kleine Keignaert (rechts). 3.2 Soortensamenstelling In de Grote en Kleine Keignaert zijn in totaal elf vissoorten (exclusief hybride) gevangen. Van deze soorten behoren er tien tot het eurytope stromingsgilde. Dit zijn de soorten baars, blankvoorn, brasem, driedoornige stekelbaars, giebel, karper, kolblei, paling, pos en snoekbaars. Naast deze eurytope soorten is eveneens één limnofiele soort gevangen (rietvoorn/ruisvoorn). Figuur 3.2. Rietvoorn (l) en pos (r). Blz. 4 van 12 Onderzoek naar het visbestand in de Grote en Kleine Keignaert, 2014 Kenmerk: 20140778_W-VL/Rap01, definitief, 23 maart 2015

3.3 Omvang van het visbestand In tabel 3.1 en tabel 3.2 is de geschatte omvang van het totale visbestand in de Grote en Kleine Keignaert gegeven in kilogram en aantal per hectare. Tabel 3.1. Raming van het visbestand in de Grote en Kleine Keignaert (kg/ha) in 2014. Gilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40 Eurytoop Aal/Paling 14,5 - - 0,3 2,8 11,4 Baars 7,4 4,0 1,5 1,9 - - Blankvoorn 13,5 0,0 0,0 13,1 0,4 - Brasem 2,8 - - 0,2 2,6 - Driedoornige stekelbaars 0,0-0,0 - - - Giebel 10,3 0,6 6,0 2,0 1,7 - Hybride 0,7 - - 0,7 - - Karper 161,6 0,0 - - - 161,5 Kolblei 2,8 0,0 0,6 2,2 - - Pos 0,1 0,0 0,1 - - - Snoekbaars 1,2 - - - 1,2 - Limnofiel Rietvoorn/Ruisvoorn 0,5 0,0 0,0 0,5 - - Totaal 215,4 4,6 8,2 20,9 8,7 172,9 0,0 = <0,05 kg/ha; - = niet aangetroffen Tabel 3.2. Raming van het visbestand in de Grote en Kleine Keignaert (N/ha) in 2014. Gilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40 Eurytoop Aal/Paling 113 - - 15 43 55 Baars 350 273 43 34 - - Blankvoorn 160 4 4 151 2 - Brasem 14 - - 2 12 - Driedoornige stekelbaars 32-32 - - - Giebel 187 33 141 11 2 - Hybride 7 - - 7 - - Karper 51 0 - - - 51 Kolblei 69 4 22 43 - - Pos 21 2 19 - - - Snoekbaars 3 - - - 3 - Limnofiel Rietvoorn/Ruisvoorn 10 4 3 3 - - Totaal 1.017 320 264 266 62 106 0 = <0,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen De omvang van het visbestand in de Grote en Kleine Keignaert is geschat op 215,4 kg/ha en 1.017 stuks/ha. Op basis van biomassa wordt het bestand gedomineerd door karper (75%), gevolgd door paling (7%) en blankvoorn (6%). Op basis van aantallen bestaat het bestand grotendeels uit baars (35%), giebel (18%) en blankvoorn (16%). Vooral van het baarsbroed zijn relatief veel exemplaren gevangen. 3.4 Lengtesamenstelling De lengtefrequentieverdelingen van de aangetroffen soorten zijn grafisch weergegeven in bijlage 4. Van baars zijn alleen één- en tweejarige exemplaren gevangen. De jaarklassen zijn goed te onderscheiden. Het broed van baars heeft na één groeiseizoen een lengte bereikt van maximaal 12 centimeter, hetgeen duidt op een snelle groei. Dergelijk groeisnelheden worden vaker waargenomen in brakke wateren, omdat baars zich gemakkelijk kan voeden met macrofauna (m.n. steurgarnalen en vlokreeften) welke doorgaans in grote hoeveelheden in deze wateren voorkomen. Van brasem zijn alleen exemplaren gevangen in de range van 23 tot 31 centimeter. Deze lengteklasse lijkt het resultaat te zijn van één enkele succesvolle jaarklasse. Van giebel zijn vooral exemplaren aangetroffen in de lengterange van 9 tot en met 17 centimeter. Dit zijn waarschijnlijk één- en tweejarige exemplaren. Onderzoek naar het visbestand in de Grote en Kleine Keignaert, 2014 Kenmerk: 20140778_W-VL/Rap01, definitief, 23 maart 2015 Blz. 5 van 12

Tijdens de bemonstering zijn ook enkele ouder exemplaren aangetroffen tot maximaal 37 centimeter. Van karper zijn naast één eenzomerig exemplaar karpers gevangen in de lengterange 51 tot en met 66 centimeter. Kolblei is vooral gevangen in de lengterange van 13 tot en met 18 centimeter. Het betreft hier waarschijnlijk drie- of vierjarige exemplaren. Paling is gevangen in de range van 22 tot en met 69 centimeter. Van pos zijn de verschillende jaarklassen door overlapping niet te onderscheiden. Waarschijnlijk zijn zowel één- als tweejarige exemplaren gevangen. Van de overige vissoorten zijn veelal enkele exemplaren en/of lengteklassen aangetroffen. Figuur 3.3. Giebel gevangen in de Grote en Kleine Keignaert 3.5 Conditie van de meest voorkomende vissoorten De conditiediagrammen van de meest voorkomende soorten zijn grafisch weergegeven in bijlage 5. De tijdens de bemonstering aangetroffen vissoorten baars en giebel hebben een normale conditie. Blankvoorn en kolblei hebben een normale tot goede conditie. 3.6 Predator-prooi verhouding Tijdens de bemonstering zijn baarzen en een aantal snoekbaarzen groter dan 15 centimeter aangetroffen. Op basis van de biomassa van deze soorten en het totale prooivisbestand ( 15 cm) is de predator-prooi verhouding berekend op 1:4. Op basis van deze verhouding is het niet waarschijnlijk dat de dichtheid aan planktivore vis gereguleerd wordt door de aanwezige roofvissen. Figuur 3.4. Blankvoorn en baars. Blz. 6 van 12 Onderzoek naar het visbestand in de Grote en Kleine Keignaert, 2014 Kenmerk: 20140778_W-VL/Rap01, definitief, 23 maart 2015

4 DISCUSSIE 4.1 Uitvoering bemonstering De bemonstering van de Grote en Kleine Keignaert is goed verlopen. Bij de verdeling van de trajecten is er op gelet dat alle aanwezige habitats naar verhouding zijn bemonsterd. Zo is één zegenrondgooi in het noordelijke deel en één in het zuidelijke deel van de Grote Keignaert uitgevoerd. Ook is de inspanning van de elektrovisserij verdeeld over twee trajecten om een beter beeld te krijgen van de visstand in de verschillende oevers. Het waterlichaam is bemonsterd binnen de in het Handboek (ref. 3) voorgeschreven periode. Tijdens de uitvoering is gelet op mogelijke winterclusteringen, maar deze zijn niet waargenomen. Gezien de resultaten en het verloop van de bemonsteren kan gesteld worden dat een representatief beeld van de visstand is verkregen. 4.2 Soortensamenstelling De soortenrijkdom van het Grote en Kleine Keignaert is met elf vissoorten enigszins beperkt. De soortenrijkdom lijkt enerzijds beperkt te worden door de geïsoleerde ligging en anderzijds door de brakke condities van het water. De gewenste vissoorten zijn de plantminnende vissoorten, waarbij snoek als hoofdpredator is aangewezen. Tijdens de bemonstering is echter alleen de plantminnende vissoort ruisvoorn gevangen. De plantminnende en vaak niet zouttolerante soorten zoals snoek en zeelt ontbreken door de brakke omstandigheden. De aanwezigheid van een brede lengterange van paling in de kreek is opmerkelijk aangezien deze soort niet wordt uitgezet in het water. Waarschijnlijk zijn er voor paling goede migratiemogelijkheden om vanuit het nabijgelegen zoute water de Keignaert op te trekken. De soortsamenstelling tussen de Grote en Kleine Keignaert is erg verschillend. In de Kleine Keignaert zijn alleen paling, baars en karper aangetroffen. Het zoutgehalte was in dit deel van het water hoger dan in de Grote Keignaert, hetgeen een oorzaak kan zijn van de beperkte soortenrijkdom. Tijdens de aanvangstvergadering van de stuurgroep is besloten om de inspanning van de elektrovisserij te verdelen over twee oevertrajecten waarbij één traject in de oostelijke en één in de westelijke oever is bevist. Uit analyse van de vangstgegevens is gebleken dat de soortsamenstelling op beide locaties met slechts zeven soorten beperkt is. Daarnaast zijn de vangsten op beide locaties nagenoeg gelijk. In de oever is vooral jonge baars, giebel, kolblei, grote karper en redelijk veel paling gevangen. In het westelijk deel zijn daarnaast ruisvoorn en één driedoornige stekelbaars gevangen. In het oostelijk deel zijn enkele blankvoorns en één pos gevangen. 4.3 Omvang visbestand Het visbestand in de Grote en Kleine Keignaert is met 215,4 kg/ha en 1.017 stuks per hectare normaal van omvang. Wel lijkt het erop dat de visstand in dit brakke systeem zich onder het dragend vermogen bevindt. Veel van de aangetroffen visbestanden zijn niet evenwichtig opgebouwd waarbij vooral de eerste jaarklassen ondervertegenwoordigd zijn. Waarschijnlijk is het zoutgehalte en de fluctuaties daarvan door het jaar heen de oorzaak van de slechte rekrutering. Op basis van de bevindingen in het veld lijken er namelijk voldoende paai- en opgroeigebieden voor vis aanwezig te zijn. Vooral de brede kragen van riet en lisdodde zijn hiervoor geschikt. Het merendeel van het biomassabestand wordt gevormd door grote karper (> 40 cm). Ook paling, blankvoorn en giebel hebben een redelijk aandeel binnen het bestand. Op basis van aantallen bestaat het bestand voornamelijk uit jonge baars, giebel en blankvoorn in de lengterange van 16 tot 25 centimeter. Zoals al eerder aangegeven zijn er geen grote brasems gevangen. Normaliter kunnen deze exemplaren een groot aandeel hebben in het biomassabestand. Brasem heeft in brakke wateren moeite om zich voor te planten. Indien er geen veranderingen optreden ten aanzien van de brakke omstandigheden is het niet te verwachten dat het brasembestand snel toe zal nemen. Net als bij de soortsamenstelling is ook een groot verschil aanwezig in de omvang van de visstand tussen de Grote en Kleine Keignaert. In de Grote Keignaert is het bestand geraamd op ruim 223 kg/ha ten opzichte van slechts 8,4 kg/ha in de Kleine Keignaert. Wellicht dat door de werkzaamheden die rond de periode van de bemonstering plaats vonden de vis is weggetrokken. Onderzoek naar het visbestand in de Grote en Kleine Keignaert, 2014 Kenmerk: 20140778_W-VL/Rap01, definitief, 23 maart 2015 Blz. 7 van 12

Tijdens de bemonstering ontstond echter ook de indruk dat de waterkwaliteit van de Kleine Keignaert beduidend lager was en het zoutgehalte hoger was dan op de Grote Keignaert. Normaal gesproken is er sprake van een open verbinding tussen beide gedeelten. Waarschijnlijk hebben werken gezorgd voor lokale achteruitgang van waterkwaliteit door onder andere vertroebeling (med. ANB). In vergelijkbare viswateren (kreekrestanten) zijn visbestanden aangetroffen variërend van 255 tot 1.177 kg/ha aangetroffen. In tabel 4.1 is een overzicht gegeven van de visbestanden in vergelijkbare wateren (ref.2). De omvang in de kreekrestanten zijn doorgaans hoog als het gevolg van voedselrijke omstandigheden. De omvang van de Grote en Kleine Keignaert is qua omvang vergeleken met de andere kreekrestanten gering. Dat geldt vooral als het bestand wordt vergeleken met de twee meest brakke systemen (Rietkreek-Lange Water en Molenkreekcomplex) die net als de Keignaert worden gedomineerd door karper. In de zoetere kreekrestanten (Tonnekreek en de Kruislandse Kreken) wordt de visstand aangevoerd door brasem en blankvoorn. Tabel 4.1.Overzicht van de bestandschattingen in vergelijkbare viswateren (kreekrestanten) (ref. 2) Omvang visbestand Abundante vissoorten* Water kg/ha aantal/ha biomassa aantallen Tonnekreek 255 3.197 br ba,bv,br Kruislandse kreken 304 9.552 bv, br bv, br, ba Rietkreek-Lange Water 1177 13.421 ka, gi ba,bv Molenkreekcomplex 523 4.365 ka bv, ba * br = brasem; ba = baars; ka = karper; bv = blankvoorn; gi = giebel 4.4 Viswatertypering Kenmerkend aan de Keigneart is het vrijwel ontbreken van submerse vegetatie, de hoge bedekking van emerse vegetatie in de oeverzone en het geringe doorzicht. Karakteristieken die in de richting van een blankvoorn-brasem viswatertype wijzen (ref. 6). Het grote aandeel van benthivore soorten (karper en giebel) en blankvoorn in de bestandschatting lijken dit te onderschrijven. In dergelijke wateren bestaat het visbestand duidelijk uit soorten die zich thuis voelen in plantarme, voedselrijke milieus. Verder valt het vrij grote aandeel van de paling op. Deze soort gedijt goed in brakke watersystemen en deze soort houdt zich graag op in de goed ontwikkelde rietoevers waar deze soort zich in verschuilt. Gezien de aanwezigheid van karper en ruisvoorn lijkt de visstand het beste te passen bij het snoek-blankvoorn viswatertype, al dient hierbij wel vermeld te worden dat de viswatertypering geen rekening houdt met brakke omstandigheden. Als gevolg van deze brakke omstandigheden kan het zoutgehalte voor een soort als snoek relatief hoog zijn. De gewenst viswatertypering ruisvoornsnoek lijkt onder de huidige voedselrijke en (licht) brakke omstandigheden niet haalbaar. Figuur 4.1. Driedoornige stekelbaars. Blz. 8 van 12 Onderzoek naar het visbestand in de Grote en Kleine Keignaert, 2014 Kenmerk: 20140778_W-VL/Rap01, definitief, 23 maart 2015

Tabel 4.2. Viswatertypering Grote en Kleine Keignaert (lichtblauw zijn aanwezige soorten en heersende omstandigheden, donkerblauw zijn dominante vissoorten (biomassa)). Viswatertype Baars-Blankvoorn Rietvoorn-Snoek Snoek-Blankvoorn Blankvoorn-Brasem Brasem-Snoekbaars Emerse vegetatie matig redelijk redelijk redelijk weinig Drijvende vegetatie weinig veel redelijk matig weinig Submerse vegetatie redelijk veel matig weinig geen Bedekking vegetatie (%) 10-60 60-100 20-60 10-20 0-10 Vissoorten Kwabaal* + - - - -- Rivierdonderpad* + - - - -- Tiendoornige stekelbaars + ++ ++ - -- Driedoornige stekelbaars + ++ ++ - -- Bittervoorn* + ++ ++ - -- Kleine modderkruiper + ++ ++ - -- Zeelt - ++ + - -- Grote Modderkruiper - ++ + - -- Kroeskarper - ++ + - -- Rietvoorn - ++ ++ - -- Karper* -- ++ ++ - -- Snoek -- ++ ++ + - Riviergrondel + + + + - Vetje + + + + - Aal + + + + + Kolblei - - ++ + + Baars + - ++ + + Blankvoorn + - ++ ++ + Meerval* -- - ++ ++ - Pos - - + ++ ++ Brasem - - + ++ ++ Snoekbaars -- -- - ++ ++ Maximale draagkracht (kg/ha) 10-100 100-350 300-500 350-600 450-800 Voedselrijkdom Voedselarm Zeer voedselrijk Fosfaatgehalte (mg/l P) < 0,01 > 0,1 4.5 Predatie, onttrekkingen en herbepotingen Snoekbaars en baars zijn de enige aangetroffen predatoren in de Grote en Kleine Keignaert. Op basis van de predator-prooi verhouding is het waarschijnlijk dat de dichtheid aan planktivore vis deels gereguleerd wordt door de aanwezige roofvissen. De grootste regulerende factor lijkt het zoutgehalte te zijn, waardoor de rekrutering wordt bemoeilijkt. Over de predatie door aalscholvers en in hoeverre er sprake is van onttrekking van vis door hengelaars is niets bekend. Er zijn de laatste jaren geen herbepotingen uitgevoerd op de Grote en Kleine Keignaert. Ook in de toekomst zijn geen herbepotingen gepland. Onderzoek naar het visbestand in de Grote en Kleine Keignaert, 2014 Kenmerk: 20140778_W-VL/Rap01, definitief, 23 maart 2015 Blz. 9 van 12

5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 5.1 Conclusies - In de Grote en Kleine Keignaert zijn in totaal elf vissoorten (exclusief hybride) aangetroffen. Dit zijn de soorten baars, blankvoorn, brasem, driedoornige stekelbaars, giebel, karper, kolblei, paling, pos, rietvoorn/ruisvoorn en snoekbaars. - De omvang van het visbestand wordt geschat op 215,4 kg/ha en 1.017 stuks/ha. Op basis van biomassa wordt het bestand gedomineerd door karper (75%), gevolgd door paling (7%) en blankvoorn (6%). Op basis van aantallen bestaat het bestand grotendeels uit baars (35%), giebel (18%) en blankvoorn (16%). Vooral van baars zijn veel kleine exemplaren aangetroffen. - De visstand in de Grote en Kleine Keignaert vertoont de meeste gelijkenis met een snoekblankvoorn viswatertype. 5.2 Aanbevelingen - Voor zover bekend is het huidige visstandonderzoek het eerste onderzoek waarbij door middel van zegen- en elektrovisserij een bestandschatting verkregen is. Er wordt aanbevolen het huidige onderzoek eens in de drie tot zes jaar te herhalen om zodoende trends te kunnen vaststellen. Aanbevolen wordt de bemonsteringsmethode- en inspanning bij toekomstige onderzoeken gelijk te houden. - Om de ontwikkeling van de visstand te stimuleren is het aan te bevelen om de zoutgehalten in het voorjaar, wanneer de vis afpaait en de jonge vislarven zich in de eerste levensfasen begeven, zo laag mogelijk te houden. Het terugdringen van de zoutgehalten zijn enerzijds te realiseren door de Keignaert zoveel mogelijk door te spoelen met zoetwater. Anderzijds kan middels peilbeheer gestuurd worden in de zoutgehalten. Een verlaging van het waterpeil, wat vaak als winterpeil wordt aangeduid, resulteert doorgaans in een hoger zoutgehalte. Het is daarom raadzaam om het waterpeil zo hoog mogelijk te houden. Zeker in de voorjaarsperiode wanneer de meest kritieke periode voor vis is. Een bijkomend voordeel van het hanteren van een hoog waterpeil is dat de paai- en opgroeigebieden in de oeverzone voor vis optimaal benut kunnen worden. Een nadere studie naar de (on)mogelijkheden van de sturing van de zoutgehalten in de Keignaert is noodzakelijk voor een gebiedspecifieke aanpak. - Gewenste vissoorten zijn deze die gebonden zijn aan een plantenrijk biotoop zoals bittervoorn, kleine modderkruiper, zeelt, rietvoorn met snoek als belangrijkste predator. Het gewenste viswatertype snoek-ruisvoorn is onder de huidige omstandigheden moeilijk te behalen. De brakke omstandigheden hebben op de meeste plantminnende soorten een negatieve uitwerking, vanwege de vaak lage zouttoleranties. Alleen ruisvoorn heeft een relatief hoge zouttolerantie. Daarbij komt dat onder de huidige omstandigheden met een redelijk fors bestand van plantminnende soorten de submerse vegetatie moeilijk tot ontwikkeling komt. Mogelijk dat door een aangepast waterbeheer de zoutgehaltes en de fluctuaties door het jaar heen kunnen worden beperkt, maar indien uit de studie blijkt dat dit niet mogelijk is, verdient het de aanbeveling om de gewenste viswatertypering nogmaals te heroverwegen om te bekijken welke doelstelling binnen de Grote en Kleine Keignaert realistisch is. Gezien de huidige visstand en de visstand in andere vergelijkbare kreekrestanten lijkt het (huidige) viswatertype snoek-blankvoorn het hoogst haalbare viswatertype te zijn. - Momenteel worden maatregelen getroffen om de vegetatie te stimuleren. Gezien de brakke omstandigheden en het bestand van bodemwoelende vis is het niet de verwachting dat de vegetatie zich snel zal ontwikkelen. Wellicht dat de aangewezen zones kunnen worden afgescheiden van de vaak grotere bodemwoelende soorten, zodat de ontwikkeling optimaal kan verlopen. De maatregelen die binnen de Kleine Keignaert worden genomen om de vegetatie ontwikkeling te bevorderen (aanleg paaizones en ondiep zones) zullen onder de huidige omstandigheden vooral een positief effect hebben op de rekrutering van de al aanwezige vissoorten. Blz. 10 van 12 Onderzoek naar het visbestand in de Grote en Kleine Keignaert, 2014 Kenmerk: 20140778_W-VL/Rap01, definitief, 23 maart 2015

- De tolerantie ten aanzien van zoutgehalten is vooral in de eerste levensfasen lager. Het valt te overwegen om de visstand te stimuleren door het uitvoeren van herbepotingen van adulte exemplaren. Indien de gewenst viswatertypering snoek-ruisvoorn wordt nagestreefd is het aan te raden om volwassen snoek uit te zetten. Gezien de zoutgehalten is het momenteel echter niet te verwachten dat deze soort zich in het water kan voortplanten. Een andere vissoort die typerend is voor dit watertype, de ruisvoorn, heeft een hoge zouttolerantie. Om het bestand van deze soort toe te laten, is het aan te raden om naast de stimulering van de vegetatie ontwikkeling ook herbepoting van deze soort uit te voeren. Onderzoek naar het visbestand in de Grote en Kleine Keignaert, 2014 Kenmerk: 20140778_W-VL/Rap01, definitief, 23 maart 2015 Blz. 11 van 12

6 LITERATUUR 1) Beekman, J. & Beers, M., 2003. Herbepotingsstrategie Openbare Hengelwateren Antwerpen. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij. I.o.v. Provinciale Visserijcommissie Antwerpen. 2) Giels, J. van, 2012. KRW visstandonderzoek in 11 waterlichamen in het beheergebied van waterschap Brabantse Delta, 2011. ATKB, Stellendam 3) Handboek hydrobiologie. Biologisch onderzoek voor de beoordeling van Nederlandse zoete en brakke oppervlaktewateren. STOWA, Utrecht. 4) Klinge, M., Hensens, G., Brenninkmeijer, A., Nagelkerke, L., 2003. Handboek Visstandbemonstering. Voorbereiding, bemonstering, beoordeling. STOWA, Utrecht. 5) Noble, R & I. Cowx, 2002. FAME Work Package 1 - Development of a River-type classification system (D1) & Compilation and harmonisation of fish species classification (D2). Final report. University of Hull, United Kingdom. 6) Zoetemeyer, R.B. & Lucas, B.J. (red.), 2001. Basisboek Visstandbeheer. ISBN: 978-90-810295-3-7. Uitgave Sprotvisserij Nederland. Blz. 12 van 12 Onderzoek naar het visbestand in de Grote en Kleine Keignaert, 2014 Kenmerk: 20140778_W-VL/Rap01, definitief, 23 maart 2015

ATKB kan u tevens van dienst zijn met: BODEM Verkennend en nader (asbest) bodemonderzoek Partijkeuringen grond, bagger en niet vormgegeven bouwstof Opstellen saneringsplannen, bestekken conventionele en in-situ landbodemsaneringen Begeleiding, evaluatie van conventionele en in-situ landbodemsanering Non destructief bodemonderzoek (grondradar) Second opinions Monitorings- en nazorgplannen Juridisch advies bodemzaken Beleidsondersteuning Civieltechnisch onderzoek naar asfalt, zand en klei Coördinatie archeologisch onderzoek Coördinatie asbestonderzoek gebouwen WATER&RUIMTE Kwalitatief en kwantitatief waterbodemonderzoek Baggerplan en werkplan baggerwerk Directievoering, toezicht en begeleiding baggerwerken Inrichting en beheer grondwatermeetnetten Grondwatermonitoring (grondwaterstand en -kwaliteit) Onderzoek en monitoring oppervlaktewaterkwaliteit Watervraagstukken Coördinatie/opstellen bemalingsplannen Watertoetsen en waterparagrafen Meldingen en vergunningen Coördinatie/opstellen ruimtelijke onderbouwing Saneringsplan en bestek waterbodemsanering Begeleiding en evaluatie van waterbodemsanering BREEAM-NL (gecertificeerd duurzaam bouwen en gebiedsontwikkeling) BREEAM-NL PLUS (duurzaamheid en milieuvergunning) ECOLOGIE Soortgericht onderzoek (o.a. vleermuizen, amfibieën, vogels) Toetsingen aan natuurwetgeving Ecologisch werkprotocol en begeleiding Vegetatiekarteringen Hydrobiologisch onderzoek Waterplantenonderzoek en ecoscans Visstandbemonstering Vismigratieonderzoek (vistelemetrie, pit-tag) Actief Biologisch Beheer Visserijmanagement Visbeheerplannen Beleidsstudies, beheerplannen en adviezen BREEAM-NL (gecertificeerd duurzaam bouwen) BREEAM-NL PLUS (duurzaamheid en milieuvergunning) ATKB Stellendam Nijverheidsweg 22 3251 LP Stellendam ATKB Zoetermeer Groeneweg 2-d 2718 AA Zoetermeer ATKB Geldermalsen Poppenbouwing 34 4191 NZ Geldermalsen T 088 115 32 00 www.at-kb.nl info@at-kb.nl

BIJLAGE 1

Soortenlijst zoete wateren en FAME-indeling voor gilden Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Stromingsgilde Aal Anguilla anguilla EURY Alver Alburnus alburnus EURY Baars Perca fluviatilis EURY Barbeel Barbus barbus RH Beekforel Salmo trutta fario RH Beekprik Lampetra planeri RH Bermpje Barbatula barbatula RH Bittervoorn Rhodeus sericeus LI Blankvoorn Rutilus rutilus EURY Bot Platichthys flesus LI Brasem Abramis brama EURY Driedoornige stekelbaars Gasterosteus aculeatus EURY Elft Alosa alosa RH Elrits Phoxinus phoxinus RH Fint Alosa fallax RH Gestippelde alver Alburnoides bipunctatus RH Giebel Carassius gibelio EURY Grote marene Coregonus lavaretus EURY Grote modderkruiper Misgurnus fossilis LI Houting Coregonus oxyrinchus LI Karper Cyprinus carpio EURY Kleine modderkruiper Cobitis taenia EURY Kolblei Blicca bjoerkna EURY Kopvoorn Leuciscus cephalus RH Kroeskarper Carassius carassius LI Kwabaal Lota lota EURY Meerval Silurus glanis EURY Pos Gymnocephalus cernuus EURY Rivierdonderpad Cottus gobio RH Riviergrondel Gobio gobio RH Rivierprik Lampetra fluviatilis RH Roofblei (exoot) Aspius aspius EURY Ruisvoorn Scardinius erythrophthalmus LI Serpeling Leuciscus leuciscus RH Sneep Chondrostoma nasus RH Snoek Esox lucius EURY Snoekbaars Sander lucioperca EURY Spiering Osmerus eperlanus LI Steur Acipenser sturio RH Tiendoornige stekelbaars Pungitius pungitius LI Vetje Leucaspius delineatus LI Vlagzalm Thymallus thymallus RH Winde Leuciscus idus RH Zalm Salmo salar RH Zeeforel Salmo trutta trutta RH Zeelt Tinca tinca LI Zeeprik Petromyzon marinus RH

Toelichting bij de tabel De bovenstaande indeling is afgeleid voor het FAME-project. De afkorting FAME staat voor Fishbased Assessment Method for the Ecological status of European rivers. De soorten in de tabel zijn voor stagnante en stromende Nederlandse zoete wateren geselecteerde soorten uit de totale FAMElijst. Alleen de indeling naar stromingsgilde is voor het onderhavige project relevant en is daarom in de tabel opgenomen. Onderstaand worden de gilden kort toegelicht. Voor de volledige indeling en een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar ref. 4. Stromingsgilde LI Limnofiel; voorkeur voor stilstaand water RH Rheofiel; voorkeur voor stromend water EURY Eurytoop; zonder voorkeur voor stilstaand of stromend water

BIJLAGE 2

Trajectgegevens West-Vlaanderen Water Deelgebied Traject X begin Y begin X eind Y eind Bevist oppervlak (ha) Inspanning (%) Grote Keignaert Oeverzone EL1 52088 210812 52031 210938 0,04 EL2 51987 210846 52047 210728 0,02 0,06 13% Open water ZE1 51787 211375 - - 0,39 ZE2 52398 210415 - - 0,30 0,68 7% Kleine Keignaert totaal wateroppervlak EL3 52888 209638 52738 209812 0,19 EL4 52708 209986 52686 210046 0,01 0,20 49%

BIJLAGE 3

!. ZE1 EL1 EL2!. ZE2 EL4 EL3 Legenda Grote en Kleine Keignaert!. Zegen_rondgooi Elektro Beviste trajecten Grote en Kleine Keignaert 2014 0 100 200 400 m ±

BIJLAGE 4

Lengtefrequentieverdeling Grote en Kleine Keignaert 60 Baars 5 Brasem 50 4 Aantallen 40 30 20 Aantallen 3 2 10 1 0 0 5 10 15 20 25 30 35 40 Lengte (cm) 0 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 Lengte (cm) 40 Blankvoorn 20 Driedoornige stekelbaars 35 30 15 Aantallen 25 20 15 10 5 0 0 5 10 15 20 25 30 35 40 Lengte (cm) Aantallen 10 5 0 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Lengte (cm) 20 Giebel 5 Hybride 15 4 Aantallen 10 Aantallen 3 2 5 1 0 0 5 10 15 20 25 30 35 40 Lengte (cm) 0 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 Lengte (cm) 5 Karper 12 Kolblei 4 10 Aantallen 3 2 Aantallen 8 6 4 1 2 0 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Lengte (cm) 0 0 5 10 15 20 25 30 35 40 Lengte (cm) 5 Aal/paling 7 Pos 4 6 5 Aantallen 3 2 1 Aantallen 4 3 2 1 0 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Lengte (cm) 0 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 Lengte (cm)

Lengtefrequentieverdeling Grote en Kleine Keignaert 5 Rietvoorn/ruisvoorn 5 Snoekbaars 4 4 Aantallen 3 2 Aantallen 3 2 1 1 0 0 5 10 15 20 25 30 35 40 Lengte (cm) 0 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Lengte (cm)

BIJLAGE 5

Conditiediagrammen Grote en Kleine Keignaert 1,5 Baars 1,5 Blankvoorn Conditiefactor 1 Conditiefactor 1 0,5 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 Lengte in cm 0,5 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 Lengte in cm 1,5 Giebel 1,5 Kolblei Conditiefactor 1 Conditiefactor 1 0,5 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 Lengte in cm 0,5 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 Lengte in cm

BIJLAGE 6

Bestandschatting per deelgebied Grote en Kleine Keignaert Grote Keignaert Biomassa in kg/ha Gilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40 Eurytoop Aal/Paling 14,8 - - 0,3 2,9 11,6 Baars 7,6 4,1 1,6 1,9 - - Blankvoorn 14,0 0,0 0,0 13,6 0,4 - Brasem 2,9 - - 0,2 2,7 - Driedoornige stekelbaars 0,0-0,0 - - - Giebel 10,7-6,8 2,0 1,8 - Hybride 0,8 - - 0,8 - - Karper 167,8 - - - - 167,8 Kolblei 2,9 0,0 0,6 2,3 - - Pos 0,1 0,0 0,1 - - - Snoekbaars 1,3 - - - 1,3 - Limnofiel Rietvoorn/Ruisvoorn 0,5 0,0 0,0 0,5 - - Totaal 223,4 4,1 9,1 21,6 9,1 179,4 0,0 = <0,05 kg/ha; - = niet aangetroffen Aantal/ha Gilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40 Eurytoop Aal/Paling 117 - - 15 45 56 Baars 359 280 45 35 - - Blankvoorn 166 4 4 156 2 - Brasem 14 - - 2 12 - Driedoornige stekelbaars 34-34 - - - Giebel 194-181 11 2 - Hybride 7 - - 7 - - Karper 52 - - - - 52 Kolblei 71 4 22 45 - - Pos 21 2 20 - - - Snoekbaars 4 - - - 4 - Limnofiel Rietvoorn/Ruisvoorn 11 4 4 4 - - Totaal 1.050 294 310 275 65 108 0 = <0,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen Kleine Keignaert Biomassa in kg/ha Gilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40 Eurytoop Aal/Paling 6,5 - - 0,2-6,4 Baars 1,9 1,5 0,3 - - - Karper 0,0 0,0 - - - - Totaal 8,4 1,5 0,3 0,2-6,4 0,0 = <0,05 kg/ha; - = niet aangetroffen Aantal/ha Gilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40 Eurytoop Aal/Paling 26 - - 9-17 Baars 111 103 9 - - - Karper 9 9 - - - - Totaal 146 112 9 9-17 0 = <0,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen