Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergelijkbare documenten
Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

PUBLIC. Brussel, 11 november 1999 (15.12) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 11662/99 LIMITE OJ/CONS 52 JAI 84

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

EenVandaag: Politicus van het Jaar 2009 EénVandaag Opiniepanel - 10 december respondenten

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie De heer dr. K.H.D.M. Dijkhoff Postbus EH Den Haag

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 21 501-20 Europese Raad Nr. 125 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 5 juni 2000 De algemene commissie voor Europese Zaken 1 heeft op 18 mei 2000 overleg gevoerd met staatssecretaris Benschop van Buitenlandse Zaken over zijn brief van 8 december 1999 inzake de beleidsconsequenties van de actieplannen van de werkgroep op hoog niveau inzake asiel en migratie (HLWG), alsmede van de verdere werkwijze van de HLWG en de daarmee samenhangende transparantie (21 501-20, nr. 105). Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie 1 Samenstelling: Leden: Weisglas (VVD), Scheltema-de Nie (D66), Van Middelkoop (RPF/GPV), Voûte- Droste (VVD), Verhagen (CDA), Rouvoet (RPF/ GPV), Van Oven (PvdA), ondervoorzitter, Marijnissen (SP), Hessing (VVD), Hoekema (D66), De Haan (CDA), Koenders (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Weekers (VVD), Timmermans (PvdA), Ross-van Dorp (CDA), Patijn (VVD), voorzitter, Karimi (GroenLinks), Eurlings (CDA), Bussemaker (PvdA), Van den Akker (CDA), Albayrak (PvdA), Van Baalen (VVD). Plv. leden: Blaauw (VVD), Dittrich (D66), Van den Berg (SGP), Wilders (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), De Graaf (D66), Valk (PvdA), Van Bommel (SP), Remak (VVD), Ter Veer (D66), Van der Knaap (CDA), Waalkens (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Geluk (VVD), Zijlstra (PvdA), Mosterd (CDA), Verbugt (VVD), M.B. Vos (GroenLinks), Visser-van Doorn (CDA), Feenstra (PvdA), Balkenende (CDA), Örgü (VVD), Gortzak (PvdA), Crone (PvdA). Mevrouw Karimi (GroenLinks) meende dat de intenties van de regering met betrekking tot het werk van de HLWG ingrijpende gevolgen kunnen hebben voor de diverse beleidsterreinen. De Kamer moet hierover met een zekere regelmaat en uitvoerig geïnformeerd worden om een adequate gedachtewisseling met de regering mogelijk te maken. Dat zou dan moeten gebeuren voordat een actieplan in de Algemene Raad aan de orde komt. Mevrouw Karimi zei de indruk te hebben dat de werkzaamheden van de HLWG stagneren en dat er enige competentiestrijd is tussen de werkgroep en de Commissie die bezig is met de oprichting van een DG voor JBZ-aangelegenheden. Is die indruk juist? Kan de staatssecretaris verder toelichten wat de uitbreiding van het mandaat voor de HLWG inhoudt? De HLWG heeft o.a. tot taak het vergaren en beoordelen van landeninformatie. De staatssecretaris zegt dat dit geen landenbrieven of ambtsberichten zijn, maar wat is dan wel de status van deze informatie? Met het oog op toekomstige EU-ambtsberichten dienen van meet af aan de procedures volstrekt onpartijdig en doorzichtig te zijn. De NGO s en de UNHCR dienen hierbij een belangrijke rol te spelen. Welke inbreng hebben zij in de huidige actieplannen? Een andere taak van de HLWG is de dialoog met herkomstlanden. Met wie is gesproken in Irak, Somalië en Afghanistan? Aan wie zijn de actieplannen aangeboden? Is het de bedoeling dat de intenties en actieplannen dienen als richtsnoer voor het buitenlands beleid? De staatssecretaris is van mening dat er een zeker evenwicht moet zijn tussen repressieve en preventieve maatregelen. In de actieplannen wordt KST46136 ISSN 0921-7371 Sdu Uitgevers s-gravenhage 2000 Tweede Kamer, vergaderjaar 1999 2000, 21 501-20, nr. 125 1

echter de nadruk gelegd op repressieve maatregelen. Mevrouw Karimi zei wat dit betreft benieuwd te zijn naar de manier waarop Nederland het actieplan met betrekking tot Afghanistan denkt te gaan uitvoeren. Met welke intenties is de missie naar dat land gegaan en wat waren haar bevindingen? Ten slotte zei mevrouw Karimi er grote problemen mee te hebben als de OS-doelstellingen ondergeschikt worden gemaakt aan de actieplannen. De heer Van Oven (PvdA) zei zich te kunnen vinden in het werk van de HLWG omdat het een stap is op weg naar een pijleroverstijgend en gecoördineerd asiel- en migratiebeleid van de EU. Hij was het derhalve ook eens met de verlenging van het mandaat en uitbreiding van de bevoegdheden van de HLWG. Wel meende hij dat de rol van de Commissie niet in de verdrukking mag komen door de werkzaamheden van de werkgroep. Kan de staatssecretaris aangeven waarom de Commissie overigens zo langzaam op gang komt? Wat vindt de staatssecretaris van het voorstel van het EP om tot een aparte budgetlijn voor de HLWG te komen? Aan de Nederlandse inbreng worden nogal wat voorwaarden gesteld. De heer Van Oven zou het betreuren dat expliciet aan alle voorwaarden moet zijn voldaan vooraleer Nederland geld beschikbaar stelt. Denkt de staatssecretaris dat de actieplannen in december 2000 kunnen zijn uitgevoerd? Is hij tevreden over het tempo dat het Portugese voorzitterschap hanteert? Het is duidelijk dat voor de uitvoering van de actieplannen medewerking van de betrokken landen vereist is. Hoe staat het wat dit betreft met landen als Irak, Somalië en Afghanistan? Moet het voorliggende stuk worden beschouwd als het werkprogramma van de HLWG of valt er wat dit betreft nog meer te verwachten? Voorts vroeg de heer Van Oven of de samenwerking tussen Irak en Turkije niet het gevaar in zich bergt dat Turkije Irakese asielzoekers terugstuurt. In hoeverre corresponderen de werkzaamheden van de HLWG met een Europees asielinformatiesysteem? Ten slotte vroeg hij nog hoeveel dossiers zijn onderzocht van personen die op goede gronden kunnen worden verdacht van oorlogsmisdrijven. Kunnen de ervaringen op dit terrein worden gebundeld in EU-verband? De heer Wijn (CDA) vroeg allereerst naar het toegezegde IGC-rapport met een vergelijking tussen de EU-landen wat betreft hun asiel- en vreemdelingenbeleid. Een dergelijke vergelijking is nodig om een verantwoord oordeel te kunnen vellen over de nieuwe Vreemdelingenwet. Kan Nederland zich vinden in de voorliggende rapporten over de veiligheidssituatie in de diverse landen? Hoe verhouden de Nederlandse ambtsberichten zich tot de actieplannen? De heer Wijn vroeg verder of zijn indruk juist is dat de actieplannen tot nu toe weinig concrete resultaten hebben gehad. Wat zijn precies de beleidsconsequenties van de actieplannen? Het feit dat de HLWG bij de Algemene Raad is ondergebracht, wekt de indruk dat de werkgroep niet veel meer is dan een denktank. Hoe staat het met de discussie over de mogelijkheid om de werkgroep bij de Commissie onder te brengen? Welke van de actiepunten zijn ondertussen tot uitvoering gebracht? Ook vroeg de heer Wijn naar de financiering van de uitvoering van de actieplannen en het voorstel van het EP om een aparte budgetlijn voor de werkgroep in het leven te roepen. Hoe oordeelt de staatssecretaris over het verslag van het EP over het functioneren van de werkgroep? Verder vroeg de heer Wijn naar de beleidscoördinatie met andere lidstaten met betrekking tot de uitvoering van de actieplannen en naar de status van de zogenoemde implementation reports. Wanneer kunnen die rapporten worden verwacht en is het mogelijk om in afwachting daarvan de concepten in te zien? Tweede Kamer, vergaderjaar 1999 2000, 21 501-20, nr. 125 2

Is de lijst met nieuwe landen, waarvoor ook actieplannen zullen worden opgesteld, inmiddels verschenen? Het leek de heer Wijn raadzaam om de actieplannen aan te vullen en te verduidelijken, vooral ook omdat ze als basis moeten dienen voor de beleidsmakers. De actieplannen bevestigen overigens de indruk dat er in EU-verband een voorkeur bestaat voor ongecontroleerd en bilateraal overleg. Het is van groot belang dat bij het opstellen van de actieplannen ook NGO s, vakbonden enz. worden betrokken. Hij ondersteunde het voornemen om de dialoog met herkomstlanden een zekere structuur te geven, maar vroeg zich wel af hoe bijvoorbeeld zal worden gehandeld met een land als Irak. De heer Wijn miste concrete aandacht voor de preventie van migratiestromen (opvang in de regio en steun aan toezicht bij de grenzen). Kan de HLWG hiermee worden belast? Hij zei veel waarde te hechten aan het terugkeerbeleid. Hoe is de stand van zaken op dit punt in EU-verband en verkeert Nederland in de kopgroep als het gaat om het overleg over terugnameovereenkomsten en een regionale aanpak? De heer Hoekema (D66) vroeg allereerst aandacht voor de noodzaak van opvang in de eigen regio en preventie van migratiestromen. Hij ging ervan uit dat Nederland voorstander is van een in EU-verband gecoördineerd terug- en overnamebeleid. Het is de bedoeling te komen tot een integratie van de werkzaamheden van de HLWG in de diverse pijlers en hij vroeg zich af wat er op dit punt na de conferentie in Nice (IGC) gaat gebeuren. Het proces is dan immers niet afgerond. De heer Hoekema was het ermee eens dat de projecten onder de ODA-normen dienen te vallen. Heeft de bijdrage van Ontwikkelingssamenwerking betrekking op het totaal of op elk plan afzonderlijk? Hoeveel geld van het Europese vluchtelingenfonds moet volgens de staatssecretaris worden ingezet? De heer Hoekema veronderstelde het als bekend dat zijn fractie zeer hecht aan een zo democratisch mogelijk parlementaire controle en transparantie van de werkzaamheden van de HLWG. Dat houdt onder andere in dat NGO s nauw moeten worden betrokken bij de opstelling en de uitvoering van de plannen. Hoe wordt daaraan vorm en inhoud gegeven? Ook het EP dient waar mogelijk hier maximaal bij te worden betrokken. Het spreekt voor zich dat de Europese actieplannen niet in de plaats mogen komen van de nationale ambtsberichten. De actieplannen moeten worden beschouwd als een brede basis voor Europese actie en onderscheiden zich thans nog als zodanig van het specifieke Nederlandse beleid. Het is overigens duidelijk dat de Europese integratie ook op dit punt verder gestalte zal krijgen. Kan de staatssecretaris aangeven waarin precies de Europese meerwaarde is gelegen? Ten slotte vroeg de heer Hoekema of de samenwerking met externe partijen als de VN, IOM e.d. is gewaarborgd. De heer Patijn (VVD) zei in te kunnen stemmen met de doelstellingen van de HLWG, vooral ook omdat de migratieproblematiek een grensoverschrijdend en pijleroverschrijdend karakter heeft. Het laatste waaraan behoefte is in de EU is dat lidstaten ongecoördineerd richting derde landen optreden. Hij ging ervan uit dat de constructieve benadering van herkomstlanden een zaak van lange adem is. Zijn er waarborgen dat dit proces ook na Nice kan worden voortgezet? De heer Patijn vond de brief een ietwat defensief karakter hebben als het gaat om de status van de actieplannen. De staatssecretaris benadrukt dat de landeninformatie niet moet worden beschouwd als een ambtsbericht, terwijl uiteindelijk toch toegewerkt moet worden naar een Europees stelsel van ambtsberichten. Wat dit betreft had de heer Patijn iets meer ambities van de regering verwacht. Tweede Kamer, vergaderjaar 1999 2000, 21 501-20, nr. 125 3

In de actieplannen ontbreekt een duidelijke visie op de noodzaak van samenwerking tussen ambassades in de herkomstlanden. Het verdient aanbeveling een raadsbesluit tot stand te brengen dat op dit punt enige waarborgen biedt. In de toekomst zou niet alleen over herkomstlanden maar ook over transitlanden moeten worden gesproken. Turkije en Oekraïne zijn transitlanden waar zich grote migratieproblemen voordoen. Het leek de heer Patijn dat dit moet doorklinken in de politiek-economische samenwerking met deze transitlanden. Ten slotte wees de heer Patijn erop dat in het Schengenprotocol bij het Verdrag van Amsterdam expliciet is opgenomen dat toetreders tot het verdrag moeten voldoen aan de bepalingen van het Schengenacquis. Landen als Roemenië en Bulgarije dienen scherp te worden beoordeeld op de vraag of ze te gelegener tijd voldoen aan bedoelde bepalingen. Het antwoord van de staatssecretaris De staatssecretaris zegde toe dat de Kamer de implementatierapporten krijgt toegestuurd. Daaraan worden vanzelfsprekend toegevoegd de consequenties die de regering hieraan verbindt voor haar beleid. De Kamer zal ook worden geïnformeerd over de voorbereidingen van de Nederlandse bijdrage aan de werkzaamheden van de HLWG. Het is nadrukkelijk de bedoeling dat het asiel- en migratievraagstuk niet alleen wordt benaderd vanuit het perspectief van het vreemdelingenbeleid. Migratiestromen kunnen diverse oorzaken hebben en er is alles voor te zeggen om hiervoor een gemeenschappelijk EU-beleid te ontwikkelen. Het leek de staatssecretaris dat uit het actieplan ten aanzien van Albanië en de omliggende regio niet kan worden afgeleid dat slechts sprake is van repressieve actie. Hij beaamde overigens dat de implementatie van de actiepunten nog niet voldoende vorm en inhoud heeft gekregen. Er is Nederland veel aan gelegen om dit probleem in de diverse gremia aan de orde te stellen. De bewindsman wees erop dat het een nieuwe werkwijze is om systematisch actiepunten te formuleren ten behoeve van de Algemene Raad, de Commissie en de lidstaten. Bovendien hebben de actiepunten betrekking op diverse beleidsterreinen. Dat vergt samenwerking en coördinatie in Brussel en de hoofdsteden. Ook dient zich de vraag aan wie de eindverantwoordelijke is en de staatssecretaris vond dat het Portugese voorzitterschap wat dit betreft niet erg voortvarend opereert. De Commissie voelt zich zeer betrokken bij het HLWG-proces, maar de staatssecretaris wees erop dat haar capaciteit op dit terrein nog in opbouw is. Ten slotte speelt bij sommige actiepunten nog de financieringskwestie. De bewindsman zei na te zullen gaan in hoeverre het mogelijk is enige distantie te creëren tussen de Algemene Raad en de HLWG. De gedachte om een actieplan door een of twee lidstaten te laten adopteren om ervoor te zorgen dat een partij zich verantwoordelijk weet voor de uitvoering van een actieplan, werd niet bepaald enthousiast ontvangen. Het is voorstelbaar dat in een latere fase van de implementatierapporten de Commissie een belangrijkere rol krijgt. De bewindsman verklaarde desgevraagd niet te overwegen het vetorecht van Nederland te gebruiken om enige vaart in het proces te krijgen. Er is immers geen sprake van notoire dwarsliggers; het is veeleer een kwestie van wennen aan een nieuwe manier van werken. Hij was van mening dat, als tijdens de eerstkomende HLWGsessie geen duidelijkheid ontstaat over het houderschap, de JBZ-raad en/of de Algemene Raad zich hierover zouden moeten buigen. Uiteindelijk zal deze kwestie ook op het politieke niveau van de Commissie aan de orde moeten komen. De staatssecretaris merkte vervolgens op dat de coördinatie in Nederland goed gestalte heeft gekregen. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft als enige in Europa een budget beschikbaar gesteld voor het gehele proces. Tweede Kamer, vergaderjaar 1999 2000, 21 501-20, nr. 125 4

De bewindsman benadrukte dat uiteindelijk toch wel sprake zal moeten zijn van Europese ambtsberichten en een Europees asielinformatiesysteem. Het is immers van groot belang dat er eenduidig wordt geoordeeld over de vraag of al dan niet gesproken kan worden van een veilig land e.d. Die ambtsberichten moeten echter wel voldoen aan bepaalde vereisten en daarover zal nog het nodige overleg moeten worden gevoerd. De NGO s spelen een niet onbelangrijke rol bij het opstellen van de implementatierapporten. De Commissie heeft een bijeenkomst georganiseerd waar deze organisaties hun zegje konden doen. De staatssecretaris zegde toe ernaar te zullen streven dat de NGO s een substantiële bijdrage leveren aan het HLWG-proces. De actieplannen zijn niet in de hoofdsteden van Irak, Somalië en Afghanistan aangeboden de dialoog met de landen van herkomst is dus nog niet optimaal maar wel in landen als Turkije, Iran, Kenia, Pakistan, Sri Lanka en Marokko. Het zal nog gebeuren in Albanië. De bewindsman wees er nog op dat de rapporten de consistentie van het buitenlands beleid kunnen bevorderen maar niet beschouwd moeten worden als het belangrijkste richtsnoer voor dat beleid waaraan alle politieke activiteiten worden afgemeten. Ook OS-doelstellingen zullen niet ondergeschikt worden gemaakt aan het migratiebeleid. Het zal duidelijk zijn dat het proces niet kan worden afgerond vóór de bijeenkomst in Nice. Het moet stap voor stap vorm en inhoud worden gegeven en er is in die zin sprake van een deadline dat het Franse voorzitterschap in Nice zal moeten rapporteren over de stand van zaken. Een ander drukmiddel is het gegeven dat onder Belgisch voorzitterschap de in Tampere gemaakte afspraken zullen worden geëvalueerd. Het kan niet zo zijn dat eind 2001 moet worden vastgesteld dat het proces is vastgelopen vanwege organisatorische en financiële problemen. Het is en blijft een belangrijk aandachtspunt dat er vanuit Turkije geen asielzoekers worden teruggestuurd naar Irak. Het leek de bewindsman dat zijn collega van Justitie de eerst aangewezen persoon is om vragen te beantwoorden over dossiers van mensen die verdacht worden van oorlogsmisdaden. In juni wordt een seminar gehouden over de vraag hoe in het kader van de actieplannen om te gaan met Afghaanse oorlogsmisdadigers. Samenwerking tussen de EU-ambassades in landen van herkomst dient inderdaad te worden nagestreefd. Hieraan zal aandacht worden besteed in de implementatierapporten. De lijst van landen die in de volgende ronde aan bod komen, is nog niet opgesteld. Er is veel voor te zeggen om daarop in ieder geval ook enkele transitlanden op te nemen, gezien het feit dat uit de Kaukasuslanden de laatste tijd erg veel asielzoekers naar West-Europa zijn gekomen. Ten slotte zegde de staatssecretaris toe om na afloop van elke vergadering van de HLWG een verslag naar de Kamer te sturen. De voorzitter van de commissie, Patijn De griffier van de commissie, Van Overbeeke Tweede Kamer, vergaderjaar 1999 2000, 21 501-20, nr. 125 5