Snelle Seconden. Bart de Haan Dennis Maksimovic Jos Ratsma



Vergelijkbare documenten
O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school.

1. Joris. Voor haar huis remt Roos. Ik ben er. De gordijnen beneden zijn weer dicht.

Inhoud. Een nacht 7. Voetstappen 27. Strijder in de schaduw 51

Ze moet wel twee keer zo veel eten als Anne, en altijd weer die pillen vooraf.

Help, mijn papa en mama gaan scheiden!

Spekkoek. Op de terugweg praat zijn oma de hele tijd. Ze is blij omdat Igor maandag mag komen werken.

Soms ben ik eens boos, en soms wel eens verdrietig, af en toe eens bang, en heel vaak ook wel blij.

Weer naar school. De directeur stapt het toneel op. Goedemorgen allemaal, zegt hij. * In België heet een mentor klastitularis.

Rijmdagboek, ik had dit niet verwacht!

HANDIG ALS EEN HOND DREIGT

Charles den Tex VERDWIJNING

Rianne haalt haar hand door Jochems haar terwijl ze naar de kamer loopt. Kijk eens wie we daar hebben? roept ze als ze uit het raam kijkt.

Die nacht draait Cees zich naar me toe. In het donker voel ik heel zachtjes zijn lippen op mijn wang.

Lekker ding. Maar Anita kijkt boos. Hersendoden zijn het!, zegt ze. Die Jeroen is de ergste. Ik kijk weer om en zie hem meteen zitten.

MARIAN HOEFNAGEL. De nieuwe buurt. Uitgeverij Eenvoudig Communiceren

Niet eerlijk. Kyara Blaak

Stil blijft Lisa bij de deur staan. Ook de man staat stil. Ze kijken elkaar aan.

Soms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram,

3 Bijna ruzie. Maar die Marokkanen en Turken horen hier niet. Ze moeten het land uit, vindt Jacco.

Het is de familieblues. Je kent dat gevoel vast wel. Je zit aan je familie vast. Voor altijd ben je verbonden met je ouders, je broers, je zussen.

Drink maar, schat. Ze gaat tegenover me zitten, een frons in haar voorhoofd. Liefje, zeg eens iets. Waar is Sander? Die slaapt nog, ik ben daarnet

Alleen in een groot spookhuis. Duncan Neijenhuis Groep 7

R O S A D E D I E F. Arco Struik. Rosa de dief Arco Struik 1

En? zegt mijn moeder, die haar nieuwe zomerjurkje laat zien: Wat vind je ervan? Mooi. Ik zeg niets meer dan dat, want ik weet dat ik er geen verstand

Er was eens een Kleine Ziel die tegen God zei: Ik weet wie ik ben, ik ben het licht net als alle andere zielen.

Vlucht AVI AVI. Ineke Kraijo Veerle Hildebrandt. Kraijo - Hildebrandt Vlucht De Vier Windstreken. De Vier Windstreken AVI

We hebben verleden week nog gewinkeld. Toen wisten we het nog niet. De kinderbijslag was binnen en ik mocht voor honderd euro kleren uitkiezen.

Pannenkoeken met stroop

Ik heb een nieuw horloge, zegt papa. Kijk.

1 Kussen over mijn hoofd

Micha kijkt Ruben aan. Hij trekt een gek gezicht. Micha houdt niet van puzzelen, want de puzzels die oma maakt, zijn altijd heel erg moeilijk.

Een gelukkige huisvrouw

Wat is PDD-nos? VOORBEELDPAGINA S. Wat heb je dan? PDD-nos is net als Tourette een neurologische stoornis. Een stoornis in je hersenen.

Stomme trutten. Qatar, Qatar!, giechelen de meisjes voor het huis aan de overkant. Kelly heeft gelijk. Nu zijn ze op de fiets.

Koningspaard Polle en de magische kamers van paleis Kasagrande

Tuin van Heden.nu 1 Mag ik zijn wie ik ben? Van In 5

Iris marrink Klas 3A.

Tik-tak Tik-tak tik-tak. Ik tik de tijd op mijn gemak. Ik haast me niet zoals je ziet. Tik-tak tik-tak, ik denk dat ik een slaapje pak.

Verhaal: Jozef en Maria

Lelijke griet. Dino is nog steeds te verbaasd om iets normaals te zeggen. Het enige dat hij kan bedenken is: Heet je echt Belle?

Wat? Ambers mond valt open. Krijg ik dertigduizend euro? De notaris knikt. Dat klopt. Gefeliciteerd. Liz weet ook niet wat ze hoort.

Margreet zit op bed in een stripboek te bladeren en ik speel een spelletje op haar nieuwe spelcomputer. Weet jij dat het morgen 1 april is?

De twee zaken waarover je in dit boek kunt lezen, zijn de meest vreemde zaken die Sherlock Holmes ooit heeft opgelost.

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen, jongens en meisjes,

TONEELSTUK Marama en de krokodillenrivier.

BINNENSUIS Jehudi van Dijk

Oud wit Prins de Vos. Ik wil je.

Dit boek heeft het keurmerk Makkelijk Lezen gekregen. Wilt u meer weten over dit keurmerk kijk dan op de website:

Spreekbeurt Dag. Oglaya Doua

Mijn loverboy Verloren onschuld

Een meneer heeft veel ballonnen. Hij roept: Kinderen, kom erbij! Mijn ballonnen die zijn gratis. Wie wil een ballon van mij?

Wat is verantwoordelijkheid en waarom is het belangrijk?

Voor Indigo en Nhimo Papahoorjeme_bw.indd :02

Vraag aan de zee. Vraag aan de tijd. wk 3. wk 2

Dierenvrienden? door Nellie de Kok. Samenvatting

Jouw droomprins in het leger..


Twee blauwe vinkjes. Door: Lenneke Sprong

De eekhoorn kon niet slapen. Hij liep van zijn deur om zijn tafel heen naar zijn kast, bleef daar even staan, aarzelde of hij de kast zou opendoen,

met tekeningen van ivan & ilia

Laura zelf heeft bijna nooit ruzie met haar moeder. De moeder van Laura komt uit Peru. Yasmina vindt haar lief, zacht en zorgzaam.

Wie heeft die rare knopen erin gelegd? vraagt hij. Ik, geeft Bibi eerlijk toe. Vorige week waaide het nogal hard. Dus toen heb ik de rubberboot en

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

Tekening voorkant: Tara van Veen. Tekeningen binnenin: Alette Straathof. Leeftijd: jaar AVI: E3 M4. Lettertype: Dyslexie

DE NAAM JON FOSSE. NAMNET (1995) Een toneelstuk. Vertaling Tom Kleijn ********** PERSONEN. Meisje Jongen Zus Moeder Vader Bjarne ***********

Spekkie en Sproet en de vreemde ontvoering

Voorwoord. Veel leesplezier! Liefs, Rhijja

Het kasteel van Dracula

Papa en mama hebben ruzie. Ton en Toya vinden dat niet leuk. Papa wil graag dat Ton en Toya bij hem op bezoek komen, maar van mama mag dat niet.

K a t m e t s l a g ro o m

Annie van Gansewinkel. Vast

"Afraid of the Dead ( The Escape ) Hoofdstuk 5"

Tornado. Maartje gaat voor het eerst logeren. s Nachts belandt ze met haar vriendinnetje Eva in een tornado en beleven ze een heel spannend avontuur.

Ik mag tien vriendinnen uitnodigen op mijn verjaardagsfeestje. De uitnodigingen liggen netjes naast elkaar op mijn bureau. Ik heb de namen heel dun

KLEINE DEUGNIET Door Marcel van Rijn

Samen met Jezus op weg

Pasen met peuters en kleuters. Jojo is weg

Hoofdstuk 1. De eerste dag op een nieuwe school met een nieuw begin

Poekie is verdrietig. Want zijn papa en mama gaan scheiden. Geschreven door. Mariska van der Made. Illustraties van. Dick Rink

De boekenbeer Module dans groep 1-2

Huilend geromantiseerd en schijnend geëerd

Een knipoog van tante Wilma

Help me, Zoey, zeg ik. Zoey kijkt verbaasd. Waarmee?, vraagt ze.

Marlies Verhelst. Geraakt

Storm in het bos. Storm in het bos. Isabel Versteeg Storm in het bos

Het is druk op het schoolplein. Overal zie je kinderen die aan het knikkeren zijn. Joost heeft een grote zware knikkerzak. Hij roept: 'Ik heb de


E E N B A R M H A R T I G E S A M A R I T A A N

veeg de tranen van me weg. Ik kijk nog eens rond en er valt een hoop spanning van me af. Er komt zelfs een kleine glimlach op me gezicht terug.

Inleiding. Veel plezier!

CHATTEN. verborgen verdriet MARIAN HOEFNAGEL

NAAM. Uil kijkt in een boek. Het is een boek over dieren. Er staan plaatjes in. Van elk dier één. Uil ziet een leeuw. En een pauw. En een bever.

Wat gebeurt er als iemand zich in de mindere positie voelt? Meer over het instinct voor zelfbehoud

De vrouw van vroeger (Die Frau von früher)

- MYRTHE - Door: Kim Hotterbeekx

Keetje zucht. Wat duurt het lang! Maar wacht... Daar komt een auto de straat in rijden. Hij stopt achter de verhuiswagen en er stappen twee mensen

Johan van Caeneghem. Het Schemerhuis

Miauw! Miauw!

l Wouter mag Floor niet slaan. l Wouter mag geen alcohol drinken (geen druppel!).

TITEL ACTIVITEIT + beschrijving: filosofisch gesprek over geloven.

Transcriptie:

Snelle Seconden Bart de Haan Dennis Maksimovic Jos Ratsma 1

Hoofdstuk 1 Eric! Schiet op! roept mijn moeder. Straks kom je nog te laat op school! Kreunend mompel ik wat terug en stap daarna met een slaperige kop uit mijn bed. Het was gisteren veel te laat geworden. Het was al één uur 's nachts toen ik eindelijk in mijn bed lag. Ik heb uren zitten leren voor het proefwerk natuurkunde dat ik vandaag heb. Ik ga rechtop op mijn bed zitten en probeer alle formules weer voor mij te halen. Ik ben ze allemaal weer vergeten. Dit geloof je toch niet? Als ik vandaag weer een slecht cijfer krijg dan... Ik wil het niet eens weten. Ik sta voor alle vakken wel een goed cijfer, behalve natuurkunde. Ik kijk op mijn wekker, die mij een norse '7:48' teruggeeft. Langzaam hijs ik mijzelf uit bed en loop naar de badkamer, terwijl ik nog steeds probeer alle formules te herinneren. Onderweg naar de badkamer kom ik langs de deur van Amara. Mijn zus ligt blijkbaar ook nog te pitten, want haar deur is nog niet open. Ik geef een ram op de deur. Achter de deur hoor ik een verschrikte schreeuw. Moet jij ook niet eens uit je nest komen? roep ik lachend. Zo, kon je nog wakker worden? vraagt mijn moeder terwijl ze het ontbijt op de tafel zet. Nee, ik slaap nog, antwoord ik terwijl ik mijn ontbijt samenstel. Ach, mensen. Ik voel mij zo moe. Dit is de laatste keer dat ik tot zo diep in de nacht nog ga leren. Ik neem een hap van mijn brood en probeer een gaap te onderdrukken. Mijn moeder ziet het en lijkt mijn gedachten te raden. Tot hoe laat heb je dit keer zitten leren? Niet zo erg laat, lieg ik. Ze kijkt mij nog even aan en houdt zich daarna weer bezig met haar eten. Achter mij hoor ik Amara de trap aflopen. Met een slaperige kop, nog erger dan die van mij, komt ze naast mij zitten. Mam, zou je misschien straks eens mijn plafond willen nakijken? vraagt ze. Mijn moeder kijkt haar vreemd aan. Hoezo? vraagt ze. Ik ben bang dat ik het hele plafond heb weggekrabt nadat Eric mij heeft laten schrikken, vanmorgen. Ik verslik mij in mijn drinken en ik schiet in de lach. Mijn moeder moet ook lachen. Nou, je bent in ieder geval toch wakker? zegt ze. Ja, dat wel, ja, zegt ze met een nors gezicht en ze begint aan haar ontbijt. Ja, mijn zus kan af en toe erg grappig uit de hoek komen. Ik kijk naar haar. Ze heeft lange haren die tot haar schouders reiken. Ik weet niet hoe, maar ze krijgt het altijd voor elkaar om haar haren zo glad mogelijk te krijgen, zelfs al komt ze net uit bed. Ze zou zo in een reclamespotje kunnen meedoen waarin er een een of ander haarmiddel wordt aangeprijsd. Ik kijk naar haar T-shirt, ze heeft vandaag voor een zwarte T-shirt gekozen met de 2

tekst 'Look Into My Eyes'. En inderdaad, ze heeft dat soort betoverende ogen. Soms kan ze op die bepaalde manier naar je kijken waarin alles al gezegd is. Amara is heel goed in het spreken zonder woorden. Soms, als ik mij bedroeft voel nadat ik weer eens op school ben gepest komt zij mij altijd opvrolijken. Ik kan altijd bij haar terecht. Zij is, als ik zo even naar mijn klasgenoten kijk, de beste zus die je kan treffen als broer. Ik kijk naar mijn moeder. Mijn moeder heeft zo te zien voor wat vrolijkere kleuren voor haar kleding gekozen. Ze draagt een T-shirt met allerlei felle en vrolijke kleuren, precies zoals zij ook altijd zelf is. Altijd vrolijk. Ik kan mij niet herinneren dat zij ook ooit één keer somber is geweest. Ik neem nog een hap en pak daarna mijn natuurkundeboek erbij. Ah! Dus dat waren die formules. Hoe kon ik die nou vergeten?! Ik zorg dat alle spullen in mijn tas zitten en zeg mijn moeder gedag. Ik stap op de fiets en begin naar school toe te fietsen. Ik voel de wind door mijn haren gaan, de zon schijnt op mijn gezicht. Heerlijk, de zomer. Maar ik zit veel liever binnen. Buiten is toch helemaal niets te doen? Langzaam aan kom in bij de grens van de stad. Vanaf daar moet ik door het bos fietsen. Automatisch begin ik sneller te fietsen. Ik voel mij nooit zo op mijn gemak in het bos, het geeft mij een opgesloten gevoel. Een gevoel dat ik ieder moment vanachter besprongen kan worden. Een naar gevoel. Ik probeer nog harder te fietsen. Ik heb eigenlijk helemaal geen zin om naar school te gaan. Dat betekend dat ik weer die pestkoppen tegen kom. Wie weet wat die pestkoppen vandaag gaan bedenken? Edwin, Leon en David. Alleen die namen al doen mij kippenvel krijgen. Als er iets is wat ik aan school haat, dan zijn het toch wel die drie. Iedere dag weer. Dag in dag uit. Altijd weer in de pauze verzinnen ze wel weer wat om mij te treiteren. Wat zouden ze vandaag verzinnen? Zouden ze mij nu eindelijk één keer met rust laten? Ik denk het niet. Ik moet denken aan wat ze vorige keer hebben gedaan. Gisteren, in de pauze hebben ze mijn tas gepakt en ondersteboven gehouden zodat al mijn spullen eruit vielen en alsof het nog niet erg genoeg was hebben ze mijn etui in de prullenbak gegooid. De hele aula heeft mij uitgelachen. Niemand die wat deed, volgens mij was het omdat niemand op hun in durfde te gaan. Ze zijn bang voor hun. En ik ben het slachtoffer! Allemaal weer lekker wakker? roept een vrolijke wiskunde-docent door de klas. Hij krijgt wat gemompel van de klas terug als antwoord. Goh, wat zijn we allemaal weer lekker vrolijk vandaag! roept de docent terwijl hij met een glimlach achter zijn bureau gaat zitten. 3

Als jullie vandaag hoofdstuk vier afmaken ben ik helemaal blij. Ik kijk in mijn schrift en er ontstaat een glimlach op mijn gezicht als ik zie dat hoofdstuk vier bij mij allang af is. Ik leun demonstratief achterover en kijk naar de rest van mijn klasgenoten. Iedereen is druk bezig om hoofdstuk vier af te krijgen. De docent kijkt naar mij en geeft mij een knipoog. Hij weet dat ik altijd wel ver ben met wiskunde. Ik glimlach terug en kijk nog eens de klas rond. Het valt mij op dat er iemand mist. Ik kijk nog eens goed rond terwijl ik probeer te kijken wie er mist. Weet iemand waar Filippo is? vraagt de docent opeens. Ah, dus híj is de gene die afwezig is. Niemand? vraagt de docent. Dan zal ik hem maar als absent moeten opschrijven. Hij wacht nog even, of er iemand alsnog antwoord geeft, en schrijft dan wat op op een blaadje. Filippo zal wel weer spijbelen vandaag, bijna iedereen in mijn klas heeft wel een keer gespijbeld. Maar ik niet, ik zie er het nut niet van in. Uiteindelijk komt het er toch op neer dat je slechte cijfers haalt op school. Het volgende lesuur heb ik geschiedenis. Geschiedenis boeit mij niet zoveel. Ik heb meer interesse in de toekomst, MIJN toekomst. Dus af en toe, als de docent eventjes niet kijkt, sla ik mijn natuurkunde boek gauw open en probeer ik de formules weer op te noemen. Als de bel gaat, weet ik alle stof uit mijn hoofd en loop ik vol goede moed naar het natuurkundelokaal. Meneer Jonker is nou niet een van de aardigste docenten hier op school. Hij heeft een vreemd gevoel voor humor die niemand snapt. Verveeld loopt hij de klas binnen en begint direct het proefwerk uit te delen. Wat? Hebben we een proefwerk? vraagt iemand. Meneer Jonker blijft stil staan en kijkt de leerling zwijgend aan. Eh, ja dus... zegt de leerling zachtjes. Meneer Jonker loopt weer zwijgend verder en geeft mij het proefwerkblaadje. Oh, is dat alles? Dit wordt een makkie! En ik begin meteen als een gek alle antwoorden op te schrijven. Ik probeer alles voor mij te halen wat ik heb geleerd, al die uren die ik volgens anderen 'heb verspilt' aan het leren komen uiteindelijk toch nog van pas. Alle andere leerlingen kijken nadenkend naar de muur voor hen, alsof ze verwachten dat het antwoord daar ieder moment op kan verschijnen. Net als ik wil beginnen aan de laatste opdracht gaat de deur open en stapt er iemand het lokaal binnen. Filippo. Ah, ik dacht al dat ik iemand mistte, roept meneer Jonker. De hele klas kijkt op naar Filippo. Ik heb mij verslapen, antwoord Filippo. Hij en de docent kibbelen nog wat, Filippo mag het proefwerk niet meer inhalen en hij neemt balend plaats in de klas. Het valt mij op dat hij een blauw oog heeft en nu ik nog eens beter kijk valt het mij op dat zijn haar helemaal in de war zit. Zelf ziet hij er ook niet gelukkig uit, moet ik zeggen. Wat heeft hij vanmorgen gedaan? 4

Jullie hebben nog vijftien minuten de tijd! Ondanks dat ik bij de laatste opdracht ben, schiet ik toch maar op. Nog even daar een aantekening, daar een antwoord, nog even gauw controleren en... Klaar! Tevreden loop ik naar de docent en lever het blaadje in. Als ik nou nog geen hoog cijfer krijg, weet ik het ook niet meer! Pauze! Wanneer ik in de aula ben aangekomen, gooi ik meteen mijn tas op de tafel en speur mijn drinkflesje op. Achter mij hoor ik andere kinderen de aula in komen. Pratend en lachend zoeken ze een plek om, om daar vervolgens verder te lachen. Ikzelf sta alleen maar aan de zijkant van de aula alleen te zijn. Ik heb niemand om naar toe te gaan, om samen lachend om de docenten de aula binnen te komen. Vrienden... pff... Altijd als je denkt eindelijk een vriend te hebben gemaakt keert hij tegen je en lacht hij je uit waar je bij staat samen met zijn 'echte' vrienden. Ik staar naar buiten, naar de auto's die voorbij rijden en daarna weer uit het zicht verdwijnen. Ik kijk naar een groepje jongeren die voorbij komen fietsen. Ze merken dat ik naar hun kijk en één daarvan steekt zijn middelvinger op naar mij en fietst vervolgens weer uit het zicht. Ik zie mijn eigen spiegelbeeld in het raam. Ik herken mijzelf niet eens. Ik heb mij de laatste tijd zo druk gemaakt om school dat ik niet eens de tijd heb genomen om mij fatsoenlijk te kleden. Ik draag een broek en een T-shirt die helemaal niet bij elkaar passen en mijn haar zit ook nog door de war. En die mond! Die mag ook wel eens wat vrolijker staan! Ik zit mijzelf aan te staren vanuit het spiegelbeeld als ik plotseling een schim zie opduiken achter mijn eigen spiegelbeeld. Ik draai mij verschrikt om en kijk in de geamuseerde ogen van Leon. Hé jongens, kijk es wie we hier hebben! Achter Leon duikt nu ook Edwin op. Zo... Zit Ericje weer 's alleen?! Wat ziet hij er droevig uit! roept hij. Ik zie nu ook David verschijnen, maar hij gedraagt zich alsof hij er niets mee te maken wilt hebben. Goh, roept Leon. Wat ziet hij d'r triest uit. Zullen we 'm eens wat opvrolijken? Jah! Kom, laten we een spelletje met hem doen! schreeuwt Edwin. Laten we zijn fles overgooien, dan wordt-ie vast wel wat vrolijker! Edwin heeft het nog niet eens uitgesproken of Leon pakt al mijn fles af en gooit het naar Edwin. Hé! Dat is van mij, geef hier! roep ik. Net als ik het flesje van Edwin wil afpakken gooit hij het weer naar Leon. Ah, zie ik daar een grijns verschijnen? grinnikt Leon. Geef hier! Het is mijn enige drinken voor vandaag! roep ik. Ik kijk om naar de docenten, maar die merken niets. Ze staan gezellig met elkaar te kletsen. Och, we gaan toch niet weer mekkeren, hé? zegt Leon terwijl hij het flesje 5

naar David gooit. David vangt het flesje op en kijkt mij vervolgens aan. Ik storm op hem af waarna hij vervolgens het flesje weer naar Edwin gooit. Hij lacht zenuwachtig en kijkt schichtig om naar de docenten. Ik weet niet meer wat ik moet doen en voel de tranen in mijn ogen prikken. Blind van woede storm ik op Edwin af, maar Leon houdt mij tegen. Hoho, we gaan toch niet dwars liggen, hè? Dat zijn niet de regels van ons spel! zegt hij. En wie de regels overtreed, zegt Leon grinnikend. Krijgt straf! Hij draait de dop van de fles eraf en houdt het ondersteboven boven mijn hoofd. Ik voel de koude vloeistof over mij heen gaan en onder mijn trui lopen. Ik probeer er onder uit te komen maar Edwin houdt mij vast. Ik hoor ze lachen. Als al het drinken eruit is, slaat Leon het flesje op mijn hoofd. De pijn trekt door heel mijn lichaam. Plotseling stopt Leon als er iemand naast mij opduikt. Wat moet je? vraagt Leon uitdagend tegen de persoon. Edwin is even afgeleid en ik benut de kans om uit zijn greep te komen. Wat ik moet? zegt Filippo. Ik moet niets. Ik vraag mij alleen af waarom jullie met z'n drieën hem pesten! Filippo kijkt naar mij. Hoe heet jij eigenlijk? vraagt hij kalm, maar toch hoor ik dat hij gespannen is. Ik... ik heet... E-ri-c... stamel ik. Edwin bemoeit zich weer met Filippo. Pijnlijk wrijf ik over mijn hoofd en voel daar een pijnlijke bult verschijnen. Auwau... Dit gaat niet snel meer weg, vermoed ik. Ik kijk naar het pestgroepje. Leon probeert zichzelf zo groot mogelijk te maken om indruk te maken op Filippo terwijl Edwin naast hem staat. Achter hen zie ik David staan. Hij heeft al de hele tijd niets gezegd. Plotseling draaien Edwin en Leon naar elkaar toe. David komt erbij staan. Ze smoezelen wat. Misschien kunnen we... Nee, dat zou zielig zijn... Ach, maakt dat uit? Doen we het? Ze draaien zich weer om naar ons en Leon gaat uitdagend voor ons staan. Volgens mij durven jullie echt helemaal niets... grijnst hij. Wat zouden wij niet durven? vraagt Filippo. Ik voel dat Leon, Edwin en David iets naars hebben bedacht, ik wou dat ik wist wat ze van plan zijn. Ik denk niet dat jullie... nee, laat maar. Jullie durven dit niet, zegt Leon. Zeg het dan, nu wil ik het weten ook! antwoord Filippo boos. Wat zouden ze nu toch weer hebben bedacht? Vast iets wat ik niet leuk vind. Nou, ik denk niet dat jullie vanavond naar 'het gebouw waar vreemde dingen gebeuren' durven te gaan? Het gebouw? HÉT gebouw? Ik hoor er sinds maandag allerlei vreemde geruchten over. Maar echt veel weet ik er nog niet van. Behalve dan dat het daar schijnt de spoken of zo. 6

Naast mij zie ik Filippo's gezicht vertrekken. Waar is dat gebouw? En wie veroorzaakt die 'vreemde dingen'? vraagt hij. Leon lacht. Nou, het schijnt dat daar een een of andere onderzoeker woont, of zo. Volgens mij bevindt het gebouw zich ergens in de buurt van het stadhuis. Lekker duidelijk, denk ik bij mijzelf. Gewoon weer een of ander spookhuis verhaal. Nou, durven jullie? vraagt Leon. Durf ik? Het gebouw zal niet bijster interessant zijn, denk ik. Behalve dan al die geruchten eromheen. Ik heb gehoord dat die onderzoeker allerlei vreemden apparaten ontwerpt. Hele gevaarlijke apparaten ook. Ik weet het niet... hoor ik Filippo zeggen. Ik ook niet, denk ik bij mijzelf. Ach, waardoor laat ik mij eigenlijk gek maken? Het zijn maar van die stomme geruchten. Er zijn zelfs geruchten op school die zeggen dat meneer Jonker de duivel zelf is. Het vreemde gebouw. Het gebouw waar het zou in spoken. Het enigste wat spookt zijn de gedachten die door mijn hoofd gaan. Spookt het daar? Wat zijn al die machines daar? Wat doen ze? Wat moet ik daar eigenlijk? Denk er nog maar eens over na, zegt Leon. In ieder geval, als je wel gaat: om tien uur 's avonds op het schoolplein zijn. 7

Hoofdstuk 2 Ik staar in de spiegel. Een lang en slank persoon kijkt terug. Hij lacht en kijkt dan weer somber. Zijn mond hangt naar beneden zodat je alleen zijn grote verdrietige ogen ziet. De tranen die uit zijn bruine ogen vallen kaatsen van de wastafel terug omhoog richting zijn sweater, daar belanden ze en verdwijnen ze langzaam in de sweater. Hij heeft één blauw oog. Zijn mond valt open waardoor veel slijm naar buiten ontsnapt. Op zijn lippen blijft wat slijm hangen dat zich langzaam bij het andere slijm mengt. Behalve dat mijn sweater onder het slijm zit, bevinden zich overal gaten en pen krassen op mijn sweater. Het valt me op dat mijn naam er nog goed op staat, zonder gaten erin, namelijk 'Filippo'. Ik kijk naar mijn haar en zie dat het er heel verwilderd uitziet. Het lange blonde haar dat er normaal gesproken zo mooi gekamd uitziet is nu een puinhoop. Overal zie ik plukken haar uitsteken. Klitten doen pijn aan mijn hoofd. Weer druipt er een traan in de wastafel. De plons die ik hoor doet mijn hand in beweging zetten om vervolgens de kraan open te draaien. Ik spoel alles weg wat in de wastafel ligt. De kraan staat hard aan, zodat de spetters als een fontein in mijn gezicht sproeien. Als ik geen enkele druppel meer zie draai ik de kraan langzaam dicht, totdat er een klein pisstraaltje uitkomt. Dat straaltje valt een tijdje in de wastafel en maakt steeds hetzelfde irritante geluid. Na een tijdje heb ik er genoeg van en draai ik de kraan nu helemaal dicht, doe het lichtknopje uit en sluit rustig de deur. Ik ben in mijn kamer. Toen ik de deur van de badkamer dicht deed nam ik een spurt naar boven, want ik hoorde Sergio al naar boven komen. Sergio is mijn halfbroer. Hij is erg pesterig en heeft niet veel humor. Maar soms kan ik wel goed met hem opschieten. Als ik in de problemen zit of ik wil iets vertellen, kan ik altijd bij hem terecht. En nu, eenmaal in mijn kamer beland, zit ik te bedenken wat er vandaag allemaal weer is gebeurd. Het begon vanochtend. Mijn pleegvader Mark riep me om op te staan. Toen ik niet reageerde riep hij nog een paar keer. Blijkbaar wist hij niet dat ik sliep, want anders had hij me nooit zo hard in mijn gezicht geslagen en was ik er een stuk beter van afgekomen. Maar Mark wist dus niet dat ik sliep en trok zo hevig aan mijn deken dat ik met deken en al het bed uitrolde. Ik schrok wakker en keek verwilderd om me heen. Ik begreep nog niet waar ik was en net toen ik aan het bijkomen was van de droom die ik had, gaf hij me een klap in mijn gezicht. Daarna liep hij zonder iets te zeggen weg. Ik liep hem achterna, maar bleef achter in de gang. Mark was al naar buiten gerend. Toen besloot ik maar naar de badkamer te gaan. De blauwe plek onder mijn oog is het ergst, ik voel steeds een golf van pijn naar boven komen. Gerammel aan mijn deurknop doet mijn aandacht trekken. De wind van het raam achter me duwt de deur langzaam open. Een dikke en kale kop kijkt me 8

aan. Sergio. Hij is dus niet naar zijn eigen kamer gegaan, maar naar de mijne. Verwachtingsvol kijk ik hem aan en wacht op wat er gaat komen. Hey Filippo! Zonder er bij na te denken weet ik al weet zijn bedoeling is. Zoals altijd zoekt hij een manier om mij te pesten. Dit keer zal het vast niet anders zijn. Hoi... Weet ik uit te brengen. Wat was er nou net aan de hand, Fil...? vraagt Sergio. Dat was weer een vraag, wat sarcastisch bedoeld was. Oh, niks hoor... zeg ik met een diepe zucht. Oh, nee? Ik dacht toch van wel. Wat was er dan aan de hand volgens jou? Oh, ik hoorde boven wat gestommel. Vast weer een gevecht tussen jou en Mark? Nee, dat is niet zo!! Weet je het zeker? Ja, ik weet het zeker! Dan vraag ik het wel even aan papa. Zonder me er van bewust te zijn wat Sergio zei, was hij al verdwenen naar beneden. Het gebonk van schoenen op de trap doet mij al gelijk denken aan Mark. Mark, mijn pleegvader. Altijd chagrijnig en nors. En met alles wat ik vraag kortaf zijn. En vaak is hij depressief, waardoor hij dus niet meer te stoppen is. En als hij dan niet snel een voorwerp vindt om op de grond te smijten, zoekt hij de dichtstbijzijnde persoon om die in elkaar te slaan. Dit keer was ik het slachtoffer. Blauwe plekken en schrammen zijn er van over gebleven. Als Mark zichzelf helemaal heeft uitgeleefd, loopt hij zonder ook maar iets te zeggen weg en laat hij je achter, weerloos en alleen. Dat zijn een van zijn vele woedeaanvallen, die zich lang voort zullen zetten. Filippo! Verschrikt kijk ik naar de deur. Sergio heeft Mark er al bij gehaald. Ja, wat is er? Vraag ik. Eigenlijk weet ik het antwoord al. Waarom ben je hier nog? Je moet allang op school zijn! Het is woensdag hé? Dan moet je zeker aanwezig zijn op school! Denk je nou echt dat je hier goed aan doet? Door steeds te laat te komen? En je cijfers zijn ook niet zo goed. Ga snel naar school! Hoe kon je je nou verslapen? Sorry, pap... zeg ik. Ik ben je pap niet! En dat weet je donders goed! Ja, dat weet ik... zeg ik. Ik voel me gekwetst. Mark geeft me een wenk. Daar bedoelt hij mee dat ik zo snel mogelijk op moet staan om naar school moet gaan, om verdere problemen te voorkomen. Maar kan je het niet goed maken met Mark? Ingrid, mijn moeder, staat in de keuken mijn brood te snijden in de hoop dat ik nog op tijd bij natuurkunde kom. Nee mam. Dit is niet goed te maken. Mark heeft me ontzettend toegetakeld en jij wilt dat ík mijn excuses aanbied? Tja, je weet hoe je vader is. Dit is echt typisch Ingrid. Ze is altijd stil en durft zich nergens mee te 9

bemoeien. En als ze dat doet, kiest ze altijd de kant van haar man, Mark. Wat zit er nu op mijn brood? Spek. Wauw, wat een antwoord, denk ik bij mezelf. Ik pak de boterham uit Ingrid's handen en ga zo snel mogelijk naar de deur. De deur is nu de bevrijding. De bevrijding naar buiten, weg uit dit vreselijke huis. Ik steek de sleutel in het gat en kijk nog één keer naar Goldi, onze hond. Het is een Golden Retriever. Met een mooie blonde en zachte vacht is hij zeker de mooiste hond die ik heb gehad. Hij is de enige die ik aardig vindt, hij is ook de enige die míj aardig vindt, denk ik. Hij ligt lief en eigenwijs op de bank, wachtend op zijn middagrondje. Goldi is een lieve hond. Hij luistert meestal goed, maar soms heeft hij ook zo zijn buitjes. Vijf jaar geleden heeft Mark hem in het asiel gekocht. Toen hij er mee thuiskwam was Ingrid heel erg boos, want ze is allergisch voor honden. Zijn excuus was dat hij daar was in het asiel, Goldi zag liggen, helemaal alleen en eenzaam. Volgens Mark keek Goldi hem heel lief aan. Hij kon hem daar niet laten liggen. En hij zei ook: Dit huisdier is ook om het huis een beetje op te vrolijken, altijd die ruzies maar. De enige die ruzies maakt is Mark, al beseft hij dat zelf niet echt. En nu kijk ik naar Goldi. Hij kijkt me verdrietig aan, zijn staart hangt naar beneden. Hij is nu dus niet blij. Hij is misschien wel... ongelukkig? Ik denk dat hij terug wil naar het asiel, terug naar de andere honden, terug naar zijn thuis. Hier maakt hij altijd ruzies mee. Daar wordt een hond nooit gelukkig van. Vergeet je je medicijnen niet? Ingrid staat achter me en herinnert me aan de medicijnen die elke ochtend en avond moet slikken. Oh ja. Mijn medicijnen, die was ik al bijna vergeten. Ik loop naar de kast, haal het doosje er uit en slik met een glas water twee pillen. Dit geeft me vaak een goed gevoel. Maar als ik het doorslik, voelt het heel raar aan mijn keel, en daarna in mijn maag. En vergeet je je tas met boeken niet? Anders heb je er nog niets aan als je op tijd komt. Oh ja. Mijn tas... waar is die..? Jezus, wat heb ik vandaag? Ik vergeet echt alles. Zonder op het antwoord van Ingrid te wachten, zie ik mijn tas achter de bank staan. Ik doe hem op mijn rug, doe de deur op slot, zwaai niet meer naar Ingrid en fiets zo snel als ik kan naar school. Vanaf een afstandje zie ik mijn huis langzaam verdwijnen. Naarmate ik steeds verder naar school fiets, zie ik alleen alleen nog de schoorsteen boven de andere huizen uitsteken. Ik draai me om en concentreer me op het fietsen. Ik probeer rechts van het fietspad te rijden, want vaak heb ik de neiging om naar links te schieten. Af en toe kijken tegenliggende fietsers mij aan, waarschijnlijk omdat ik er nu niet uitzie. Ik kijk gewoon stug voor me uit en laat iedereen me aankijken, iedereen mag zien hoe verschrikkelijk ik er uit zie, iedereen mag zien dat ik 10

toegetakeld ben, desnoods zeg ik hun dat mijn pleegvader mij mishandelt. Onwillekeurig denk ik steeds aan Mark. Hij heeft soms woedeaanvallen, hij heeft dat al vanaf dat hij op zichzelf woont. Toen kon hij zich nooit op mensen afreageren, dus zocht hij een vrouw om in elkaar te slaan. Die vrouw kwam spoedig, bleef een week bij hem en verliet Mark toen weer. Ze had zijn plan door. En toen, op een avond, kwam Ingrid. Hij heeft haar ontmoet in een kroeg. Ze hadden allebei te veel gezopen, en waren zo dronken dat ze in alles goede dingen zagen. Ze vonden elkaar aardig en zagen wel wat in elkaar. Toen Ingrid ook uit het huis ging, besloot ze bij Mark in te wonen. Sindsdien valt Mark haar ook vaak aan en durft Ingrid daar niks tegen te doen. Ze is zelfs zo bang dat ze hem niet durft tegen te spreken, en het ergste is nog dat ze niet bij hem weg durft te gaan. Hij heeft haar volledig in zijn macht. Ondanks dat Mark vaak aanvallen heeft en depressief is, houd ik zielsveel van hem. Ik schrik plotseling op uit mijn gedachten door een hard en schel geluid achter me. Ik kijk ongemakkelijk achterom en zie dat een vrouw er langs wil. Waarschijnlijk fiets ik veel te zacht. Ik ben er ook helemaal niet bij met mijn gedachte. Weer hoor ik dat geluid. Het is de fietsbel van haar. Hey joh, ga effe aan de kant! Ongeduldig zit ze te wachten tot ik een stuk opzij ga naar rechts. Oké, zo goed? Ben ik nu genoeg opzij gegaan? Heb je nou je zin? Voor ik het weet fietst ze al voor me. Dat arrogante mens durft wel, hoor, denk ik bij mezelf. Ik zit te bedenken wat ik vandaag allemaal nog voor vakken heb. In ieder geval heb ik al twee lesuren gemist. Ik kan alleen nog op tijd komen voor natuurkunde. Ik denk dat ik daar ook te laat voor ben, want meneer Jonker is best streng. Hij zal het niet goed vinden dat ik zo laat ben. Ineens schiet me de gedachte binnen dat ik zo meteen een proefwerk van natuurkunde heb. Gisteravond heb ik er nog een beetje voor geleerd, maar na vanochtend ben ik alle formules weer kwijt. En dat allemaal door Mark. Een deur met daarop een bordje 'Natuurkunde' kijkt me aan. Alleen al dat woord staat me niet aan. Ik ben niet goed in natuurkunde. Meestal haal ik slechte cijfers. En meneer Jonker is ook niet de aardigste. Ik weet zeker dat hij het niet goed vindt dat ik te laat kom. En daar komt nog bij dat ik dat proefwerk over formules moet inhalen. Voorzichtig duw ik langzaam de deur open. Iedereen kijkt op van zijn proefwerkblaadje en ziet hoe vreselijk ik er uit zie. Met één goed kijkend oog probeer ik richting meneer Jonker te kijken. Hij blijkt helemaal kwijt te zijn wat hij wilde gaan zeggen. Verstoord kijkt hij me aan. Ik probeer rustig te blijven en niet rood te worden, al ben ik wel al rood van alle schrammen op mijn gezicht. Ah, ik dacht al dat ik iemand mistte. Maar waarom zijn we zo laat? vraagt hij nors. 11

Mmh... Ik heb me verslapen... Sommige kinderen lachen me uit omdat ik pas om half elf op school ben of omdat ik er als een zak met bakstenen bij loop. Dat geloof ik niet, we zitten inmiddels in het derde uur. Je kan je wel verslapen, maar tot zo laat, dat kan niet. Waarom gelooft u me niet? Ik heb gisteravond tot laat die stomme formules zitten leren. Dan is het toch logisch dat ik me heb verslapen? vraag ik. Oh ja. Dat is waar ook. We zijn al heel lang begonnen met het proefwerk. Je bent veel te laat en je kan hem niet meer inhalen. Hoezo kan ik hem niet meer inhalen? Filippo, je hebt gewoon een één voor dit proefwerk. Dit is niet zo handig van je, hé? Meneer, dit mag niet. U mag leerlingen geen één geven als ze nog de kans hebben om hem in te halen. Dit is discriminatie! Discriminatie? Waar heb je het over? Fil, je hebt gewoon een één. Klaar. En geen gezeik meer. Ga nu maar snel ergens zitten op een lege plaats. Woedend op meneer Jonker en ook nog steeds kwaad op Mark, zoek ik de dichtstbijzijnde vrije plaats. Daarop laat ik me vallen en kijk ik ongeïnteresseerd naar de klas, die bezig is het proefwerk te maken. Sommige leerlingen kijken naar mij, trekken dan een 'niet-smakelijk' gezicht en gaan dan weer door met schrijven. Ik voel veel pijn, vooral onder mijn oog. Daar voel ik echt een brandende pijn. En op mijn gezicht voel ik de schrammen erg steken. Verder voel ik me erg vermoeid en slap, dat komt vast omdat ik slecht heb geslapen. Nog steeds voel ik pijn op mijn borstkas. Dat heb ik al vanaf mijn achtste. Het komt door de ziekte die ik heb. Tuberculose. Door die vervelende rot ziekte heb ik vaak last van pijn op mijn borst en longen. Ik slik medicijnen, maar ik heb het gevoel dat het allemaal steeds erger wordt. Wist je dat er in het gebouw dat naast het stadhuis staat enge dingen gebeuren? Ja, ik heb er wel al het een en ander over gehoord. Naast me hoor ik twee leerlingen smoezen. Ik spits mijn oren om het beter te horen. Ze praten heel zacht, waarschijnlijk omdat het tijdens een proefwerk is en dan kan meneer Jonker het niet horen. Het schijnt dat dat gebouw vervallen en verlaten is. Het is een oud kraakpand wat vroeger als krottenwijk werd gebruikt. De arme mensen die daar woonden zijn gevlucht, omdat het daar volgens hun spookte. Ze hebben alle meubels meegenomen en zijn er van door gegaan. Dus er zijn alleen lege kamers. Het behang is er ook afgehaald en er is geen stroom, dus het zal er nogal donker en koud zijn. Ik heb ook wat geruchten gehoord dat er één iemand woont, een onderzoeker. Hij gebruikt het verlaten pand om vreemde dingen te maken. Ik vind het nogal een eng verhaal, vooral vanwege die onderzoeker die daar in zijn eentje 'woont'. Wat vind jij er van? Ik weet niet wat ik er van moet denken. Ik weet in ieder geval wel dat ik er nooit heen ga. Na dit korte gesprek springen er allerlei gedachten in het rond in mijn hoofd. 12

Ik kan mijn gedachte niet afhouden van die onderzoeker. Die onderzoeker die 'vreemde dingen' maakt. Wat voor vreemde dingen? Wat is hij aan het maken? En waarom is hij daar alleen in dat pand? Allerlei vragen dansen voor mijn ogen. Als ik mijn ogen sluit stromen ze door naar mijn hersens. Ik word er helemaal gek van, waardoor ik alleen nog maar meer koppijn krijg. Ik doe mijn ogen weer open en wacht tot alles weer zijn normale vorm krijgt. Tot mijn schrik zie ik opeens meneer Jonker voor me staan. Ik deins met stoel en al een meter achter uit. Het enigste wat ik uit kan brengen is een kleine gil. Je hoeft niet bang te zijn hoor.. zegt hij geruststellend. Ik weet nooit of meneer Jonker dit meent. Normaal gesproken is hij erg boos en chagrijnig, en als hij dan ineens zo 'normaal' en aardig doet, brandt er gelijk een lichtje bij je. Ja, dat weet ik, zeg ik terwijl ik hem niet in zijn gezicht aankijk. Filippo, ik weet niet wat jouw problemen zijn hoor, maar probeer voortaan gewoon op tijd op school te zijn. Dat is beter voor jou én ook beter voor mij. Ja, ik zal voortaan op tijd komen, meneer. Oké, afgesproken. Ga nu maar snel naar de aula of naar buiten. Het is pauze, de bel is net gegaan. Iedereen is al weg. Ik kijk om me heen en zie iedereen in groepjes bij elkaar zitten om te eten en te kletsen. Ik sta vlakbij de ingang naast een grote pilaar toe te kijken hoe iedereen geniet en plezier maakt. Hoe iedereen zijn eten op eet, hoe iedereen grapjes maakt, waardoor de hele tafel in een deuk ligt. Ja, ik ben weer in de aula. Ik kijk naar rechts en zie dat twee docenten heftig aan het discussiëren zijn over iets. Ik denk over school, een van de twee heeft namelijk een agenda bij zich. Ze merken dat ik kijk en trekken een vragend gezicht. Ik heb geen zin in leraren die vragen stellen als 'Hoe gaat het nu op school?' en 'Wat ben je groot geworden'. Zulke dingen zei mijn oma altijd. Typische oma-praat. Maar blijkbaar doen docenten dat ook. Om een gesprek te voorkomen zet ik mijn zware lichaam in beweging en loop richting de vensterbank bij de ramen. Mijn oog valt op een groepje jongens vlak naast me. Ik zie dat drie jongens een andere jongen aan het pesten zijn, ze zijn aan het overgooien met zijn flesje drinken. Steeds als die jongen zijn flesje wil pakken, wordt hij naar iemand anders gegooid. De jongen raakt steeds meer in paniek. Als de jongens genoeg van het spelletje hebben, pakken ze de jongen beet, draaien het flesje open en gieten het over zijn haren. Dit kan ik niet meer aanzien. Dit gaat veel te ver, als ik nu niet ingrijp wordt het nog erger. Ik kijk naar de leraren, die staan nog steeds staan te kletsen. Ze hebben helemaal niets in de gaten, zoals altijd. Ik haat het als leraren er niets tegen doen, ze laten alles gewoon gebeuren. En daardoor ontstaan steeds die gevechten op school. Ik begin me steeds meer te ergeren aan die leraren en pestgroepjes. Ik ben ook nog steeds pissig op Mark en over die één die ik heb gehaald voor het proefwerk van natuurkunde. Ik draai me weer om en zie dat ze nu op zijn hoofd slaan met het flesje. 13

Zelfverzekerd en absoluut niet bang loop ik richting het groepje. Eentje merkt me op en vraagt: Wat moet je? Wat ik moet? vraag ik kalm. ik moet niks. Ik vraag me alleen af waarom jullie met z'n drieën hem pesten! antwoord ik kwaad. Ik kan me zo druk maken om dit soort jongens, maar ik houd me rustig. Ik loop naar de jongen die gepest wordt en ga naast hem staan. Ik zie dat een iemand van het pestgroepje verscholen achter de andere twee staat. Ik kijk opzij en als ik beter kijk zie ik dat het een klasgenoot is. Ik zie hem weerloos staan. Zijn haar zeiknat van het sap dat ze er in hebben gegoten. Hoe heet jij eigenlijk? vraag ik geruststellend. Ik... ik heet.. E-ri-c... stamelt hij. Hey! Stop met dat geklets! Je wilde toch weten waarom we hem pesten? Ja, eigenlijk wel. zeg ik serieus. Nou, het zit zo. Het is eigenlijk best wel leuk. En hij zegt er niks van, dus we gaan gewoon door. Denk je nou echt dat je hier goed mee doet? Door iemand te pesten? Denk je dat hij hier gelukkig van wordt? Geen idee, als wij er maar plezier in hebben, hé? Hij pakt het flesje op en zegt: Wil je deze tegen je hoofd krijgen? Denk je dat je hier dingen mee oplost? Door mensen pijn te doen? Ja. Ik denk het wel. Het geeft altijd wel een kick als andere pijn hebben. De drie jongens draaien zich om en gaan iets bespreken. Ik en Eric kijken zwijgend toe. Na een paar keer dingen te hebben overlegd en na een paar jaknikken, draaien ze zich weer om en kijken me spottend aan. Volgens mij durven jullie echt helemaal niks... zegt een van de jongens. Gelijk schieten ze alledrie in de lach. Wat zouden wij niet durven? vraag ik. Ik denk niet dat jullie... nee, laat maar. Jullie durven dit niet, grinnikt de jongen. Ik wind me steeds meer op en ik vraag me af waarom hij het niet zegt. Zeg het dan, nu wil ik het weten ook! Nou, ik denk niet dat jullie vanavond naar 'het gebouw waar vreemde dingen gebeuren' durven te gaan? Ik denk diep na en denk dan weer aan het moment in de klas. Twee leerlingen waren ook over dat rare gebouw aan het fluisteren. Het is dus algemeen bekend, in ieder geval op deze school, dat er in dat gebouw vreemde dingen gebeuren. Om zeker te weten dat dit pestgroepje het over hetzelfde gebouw als de twee jongens in de klas hadden, vraag ik nog even door. Waar is dat gebouw? En wie veroorzaakt die 'vreemde dingen'? Nou, het schijnt dat daar een een of andere onderzoeker woont, of zo. Volgens mij bevindt het gebouw zich ergens in de buurt van het stadhuis... Nou, durven jullie? Ik weet het niet... zeg ik. Denk er nog maar eens over na. In ieder geval, als je wel gaat: om tien uur 's avonds op het schoolplein zijn. Ze bedoelen dus het zelfde gebouw als de twee jongens uit mijn klas. Ik zit heel erg te twijfelen of ik heen zal gaan of niet. Als ik ga, kan er van alles 14

gebeuren. Ik weet helemaal niet wie die onderzoeker is, wat hij doet en wat hij wil. En zoals ik het nu hoor, gebeuren er 'vreemde dingen' in dat gebouw. Maar wat voor vreemde dingen? Misschien is het gebouw wel heel onveilig en misschien... spookt het er wel? Maar als ik thuis blijf, ben ik gewoon veilig en kan me niks overkomen... toch? Alhoewel, thuis is het ook niet zo gezellig. Altijd ruzies. Ik heb geen zin om deze avond bij Mark te zijn en klappen te krijgen. Maar als ik weg ga... ben ik in dat gebouw... 15

Hoofdstuk 3 Mijn wekker schreeuwt dwars door de kamer, heen en terug. Ik moet enorm gapen. Zo hard dat het mijn wekker overstemt. Hoe laat is het wel niet? Op de wekker zie ik een enorme '7:15' staan. Ach, schijt aan dat. Ik ga gewoon vandaag niet naar school, ik zeg wel tegen mijn ouders dat we studiedag hebben, of zo. Dan geloven ze mij ook nog. Op dat moment hoor ik opeens mijn moeders voetstappen naar boven komen. Om mij waarschijnlijk wakker te maken voor ontbijt, denk ik. En ja hoor, daar gaat de deur al open en mijn moeder staat in de deuropening. Wat een vreselijk mens. Ik bedoel, moet je haar zien, met haar blonde haar, haar scheef getrokken gezicht van de botox en die enorme leeggezogen buik van haar. Ik bedoel, toen we nog in Amerika woonden, woog ze nog 120 kilo. Al direct toen we hier aankwamen veranderende dat meteen, vanwege haar liposuctie waarschijnlijk. En kom, die kleren! Ik bedoel, we komen toch niet uit de prehistorie? Ik kijk met afgrijzen naar haar paarse pakje dat ze straks naar haar werk draagt, met die lelijke overdreven gouden knopen op de voorkant die schots en scheef staan en de bovenkant een beetje open. Samen met dat korte minirokje dat nog niet eens haar knieën redt. Zeker omdat ze hoopt indruk te maken bij de mannen op haar werk. David, schat..? vraagt mijn moeder liefkozend. Wat moet je? zeg ik met een enorm nors en kwaad gezicht. Mijn moeder slikt even voor ze eindelijk antwoord durft te geven. Kom je ontbijten? Rot toch op, antwoord ik. Zoals altijd deinst mijn moeder een beetje achteruit voor ze weer een poging waagt. In de tussentijd ben ik alweer op mijn bed gaan liggen. Schat, zegt ze dan weer. Kom je ontbijten? Ik heb je lievelingsontbijt gemaakt. Als het moet... zucht ik. Maar rot dan nu op, want ik wil me omkleden! Maar... wil mijn moeder nog zeggen. Maar voor dat ze dat kan heb ik haar zin al afgekapt. Hou toch voor een keer op met zeuren. Ik zei toch al dat ik kom?! Al meteen rent mijn moeder op haar enorme priegelige benen naar beneden in de hoop daar veilig te zijn van mijn enorme chagrijnige hoofd en al het gevloek dat er uit zou komen als ze niet weg was gegaan. Ik strompel mijn bed uit en kijk naar de houten vloer van mijn kamer. Er komt alleen een lege stilte uit terug. Ach, hou jij nou ook je kop! roep ik tegen de vloer. God mag weten waarom ik graag met de vloer praat, maar om een een of andere reden is dat rustgevend. Ik bedoel mijn met laminaat bedekte vloer zeurt nooit, klaagt niet dat ik naar school moet, en laat me alles doen wat ik wil, soms denk ik zelfs dat mijn vloer 16

een betere moeder of vader dan deze twee mensen die ik nu met vader en moeder aanspreek. Na het non-verbaal gesprek met mijn vloer te hebben beëindigd besluit ik maar eens mezelf te gaan aankleden. Als ik naar de kast toe strompel zit ik alvast te bedenken wat ik ga aantrekken. Maar ach, wat zeur ik nou. Dat beslis ik wel als ik er ben. Eenmaal aangekomen kijk ik mijn kast in en besluit ik mijn witte sportsokken met Nike erop aan te doen. Een blauwe broek met met twee dubbelzakken aan de voorkant en ook twee dubbelzakken aan de achterkant. Als ik verder de kast in kijk zie ik een wit T-shirt hangen. Ach, waarom ook niet? zeg ik tegen mezelf terwijl ik het T-shirt de kast uit trek. Vreemd, nooit geweten dat ik die had. Weet jij hier iets hiervan? vraag ik nonchalant aan mijn vloer. Zoals altijd krijg ik geen antwoord. Opeens besef ik mij dat ik die het afgelopen jaar kreeg van Leon en Edwin. Leon en Edwin zijn mijn beste vrienden sinds twee jaar geleden. Maar Leon en Edwin kennen elkaar al veel langer en ze zijn zo cool, daarom ben ik ook zo blij dat ik erbij mocht horen. Het is altijd lachen met die twee. We zitten meestal allerlei kindjes te pesten. Zoals vorig jaar toen we een kind de vijver in duwden, nadat hij zijn bal er uit probeerde te halen die wij er in hadden gegooid. Ik probeer mij hun voor te halen hoe ze vandaag gekleed zijn. Eigenlijk is dat niet zo moeilijk. Leon en Edwin dragen meestal hetzelfde. Leon draagt meestal een zwarte broek en een zwart T-shirt erbij en dan zijn blonde haar in een hanenkam en Edwin draagt altijd een geel T-shirt met een witte korte broek en zijn bruine haar altijd kort geknipt. Maar genoeg geklets, zeg ik tegen mezelf. Het is tijd om te eten. Terwijl ik naar beneden speurt, zie ik opeens mijn vader de trap opkomen. Zoals altijd nog even dik als iedere dag, ondanks het feit dat hij allang afgevallen moest zijn volgens zijn belofte. Voor de rest draagt hij een mooi Armani pak in het zwart met mooie manchetknopen die bijna niet opvallen, maar toch mooi staan. Dan heb je nog zijn broek, ook helemaal in het zwart wat wel past bij de rest van zijn pak. Zijn broek komt ook helemaal tot de perfecte plaats boven zijn witte sokken. En dan heb je nog zijn zwarte gelakte schoenen met de oh zo perfecte veterstrik, volgens mijn vader. En dan zijn hoofd! Als hij niet zo dik was en zijn haar wat anders deed, maakte hij helemaal de blits, denk ik terwijl ik naar zijn hoofd kijk. Zijn haar is helemaal naar achter gekamd en is ook nog perfect zwart. En dan is er nog die kalkoen-nek van hem. Laat ik maar gaan, vóór ik me eetlust verlies, denk ik bij mezelf. Onderweg naar beneden hoor ik mijn vader nog iets roepen: Hoi, zoon. De neiging om iets terug te roepen is klein. 17

Eenmaal beneden aangekomen staat mijn ontbijt al klaar. Zonder ook maar een woord te zeggen prop ik mijn cornflakes naar binnen, trek ik mijn schoenen aan, pak mijn tas en probeer het huis uit te vluchten voordat mijn moeder weer een gesprek wil beginnen. Schat, hoor ik opeens achter me. Oh nee. Te laat, denk ik bij mezelf. Als ik me omdraai zie ik opeens een broodje gewikkeld in een plastic zakje op me afkomen. Na het broodje nog net te hebben kunnen vangen schreeuw ik naar mijn moeder. Waar was dat voor nodig!? Ach, kom nou, zegt mijn moeder. Je kunt toch wel vangen? Wat zijn we toch weer lollig, denk ik bij mezelf. Eenmaal buiten pak ik mijn fiets, stap erop en fiets zo hard als ik kan weg van huis. Als ik eindelijk onderweg ben kijk ik eens om me heen. Nu pas valt me eigenlijk op hoe eentonig het hier is, als ik links kijk zie ik allemaal grijze huizen voorbij gaan, en als ik dan weer rechts kijk zie ik weer hetzelfde voorbij gaan, 'die grijze huizen' net als de witte strepen op de weg. Ze veranderen nooit. Opeens hoor ik iemand achter me schreeuwen. Hallo, David! Als ik omkijk zie ik Leon en Edwin fietsen. Hallo, schreeuw ik snel terug. Als Leon en Edwin naast mij gaan fietsen, zijn we al bij school. Nou leuk, we hebben economie, zucht ik dan maar weer. Daar heb ik dus geen zin in. En wat dacht je van ons, schreeuwen Leon en Edwin in koor. Nou, daar gaan we dan, denk ik bij mezelf. Ik haat leraren, zegt Leon. Waar was dat nou voor nodig? Eerst een onverwachts proefwerk tijdens economie en dan ook nog één tijdens Spaans. We gaan echt niet naar Duits. Horen jullie me?! Maar Leon... probeer ik te zeggen. Maar één blik van Leon doet me al het zwijgen opleggen. Ik weet namelijk wat er kan gebeuren als je tegen hem ingaat. Wat heb jij nou eigenlijk vandaag met je haar gedaan? vraagt Edwin aan mij. Opeens bedenk ik mij dat ik vergeten ben mijn haar te doen. Ik ben zo terug, zeg ik lachend tegen Edwin. Even dit fiksen!. Eenmaal aangekomen in de WC pak ik mijn gel en ga aan de slag met mijn haar. Ik heb prachtig zwart haar. Het enige goede dat ik van mijn vader heb gekregen. Nadat ik mijn haar rechtop heb gestoken tot stekels geef ik even een knipoog naar mijn spiegelbeeld en ren naar buiten. Beter? vraag ik aan Edwin. Veel beter, antwoord hij. 18

Opeens hoor ik een schaterende lach vanachter mijn rug komen. Als ik me heb omgedraaid, zie ik dat het Leon is. Wat is er zo grappig? vraag ik. Je haar, antwoord Leon. Je had het zo moeten laten als daarnet. Waarom moet je nou altijd mij hebben? vraag ik. Leon stopt met lachen en kijkt mij dreigend aan met een blik die je doet denken aan de duivel. Opeens springt hij op en zegt op een sarcastische manier: Kom, pauze begint zo. Na deze zin springt Edwin op en gaat naast Leon lopen en zoals altijd slenter ik weer achter ze aan. Soms vraag ik wel eens bij mijzelf waarom ik eigenlijk bij die gasten blijf. Als we eindelijk in de aula zijn aangekomen, begin ik weer na te denken en mijzelf vragen te stellen. Vragen zoals: 'waarom heb ik me ooit bij die gasten aangesloten?' en 'waarom ga ik gewoon niet weg?' en veel meer. Helaas weet ik op al deze vragen het antwoord al, maar ik wil er niet aan denken. Als ik goed rondkijk zie ik opeens Edwin en Leon ver vooruit lopen, blijkbaar willen ze iets doen, want ze lopen alsof ze ergens snel willen komen. Wat hebben die twee nu weer in gedachten, vraag ik me af. Maar opeens stoppen ze, smoezelen wat tegen elkaar, kijken naar een tafeltje en lopen daarheen. Wat nu weer? Die gasten zijn soms zo vaag. Maar als ik zie dat ze naar een tafel met bruggers lopen, weet ik wat ze willen. Nadat ze zijn aangekomen pakt Leon een brugger en gooit hem naar achter. Als ik naar Edwin kijk zie ik hem twee bruggers op de grond gooien. Bij één brugger pakken ze zijn eten en gooien dat op de grond. Als ik zie dat Leon argwanend naar me kijkt, ren ik snel naar de tafel, pak een tas van de brugger en smijt die leeg. Waarom deed je niet meteen mee? vraagt Leon als we klaar zijn. Euh... euh, ik voelde me niet zo lekker. Leon kijkt even argwanend en knikt dan goedkeurend. Terwijl ze hun pad vervolgen, begin ik weer na te denken. Wat is er met me? Waarom voel ik weer medelijden met de slachtoffers? Dit heb ik niet meer gevoeld sinds de eerst paar keer dat ik met Leon en Edwin optrok. Opeens weet ik waardoor het komt. Op dat zelfde ogenblik hoor ik Leon roepen. Hé jongens, kijk es wie we hier hebben!. Dat is het, die jongen. Eric is zijn naam. Hij doet me denken aan mijzelf van vijf jaar terug. Als ik zie hoe Leon en Edwin hem pesten, zie ik mezelf weer over en over. Ik zie mijzelf in Eric. 19

Dit mag niet, denk ik bij mezelf. Dit moet ophouden. Hij mag niet worden zoals ik nu ben. Waar heb je het nou over? sis ik tegen mezelf. Jij hebt tenminste vrienden! Ik probeer mij gerust te stellen met die woorden, maar ik weet dat het een leugen is. Leon en Edwin zijn geen echte vrienden, al dacht ik dat vroeger wel. Dit is het moment, denk ik bij mezelf. Ik kan voor mijzelf opkomen, wat ik vroeger dus niet durfde. Niet meer naar Leon luisteren. Allemaal geweldige ideeën gaan door me hoofd heen, maar ik voer ze niet uit. En ik weet waarom. Ik ben bang, zelfs banger dan Eric. Omdat ik zelf bang begin te worden en niet durf in te grijpen, hoop ik dat iemand anders Eric komt helpen. Op dat moment haat ik mijzelf. Ik durf het zelf niet eens. Ik durf niet eens Leon en Edwin in de steek te laten. Ik durf niet eens die jongen te helpen. Terwijl ik dat denk krijg ik een fles naar me hoofd gegooid. Als ik opkijk zie ik Eric op mij afstormen. Ik gooi het flesje weer naar Edwin. Ik lach een beetje zenuwachtig en kijk om, om te zien of er docenten aankomen. Niemand... Waarom komt niemand, denk ik bij mezelf. Iemand moet me redden. Als ik weer omkijk zie ik Leon Eric een klap geven met een flesje. Ik voel zijn pijn, van binnen en buiten. Zo werd ik vroeger ook gepest. Waarom ben ik zo bang en wil ik voor mezelf opkomen? Dat gevoel heb ik al jaren niet meer. Terwijl ik dat denk, zie ik iemand erbij komen. Is het om mij te helpen? Nee, het is iemand die Eric helpt. Ik ken hem. Het is die jongen die een één of andere ziekte heeft. Ik zie dat de jongen en Leon met elkaar praten. Nou ja, de jongen praat, Leon schreeuwt. Wat is er toch met mij? Waarom loop ik gewoon niet weg of zo? Weg van Edwin en Leon. Zolang ik hier maar niet aan mee doe. Op dat moment zet ik een been richting de deur van de aula. Maar dan hoor ik een stem. Een stem die diep in mij zit. Doe het nou niet... zegt de stem. Je hebt nu eindelijk vrienden. Of wil je weer worden zoals vroeger? Net zoals die Eric? Dan begint de stem langzaam te vervagen, maar nog steeds de laatste zin herhalend. Net zoals die Eric? Tegelijkertijd vliegen er weer allerlei gedachten door mij hoofd, maar ik heb geen tijd om ze uit te voeren. Want op dat zelfde ogenblik komen Leon en Edwin mijn kant op. Eenmaal bij mij aangekomen, beginnen ze iets te smoezen. Als ik hoor wat ze bespreken schrik ik een beetje. Om niet te laten merken dat ik bang ben zeg ik dingen zoals: Nee, dat zou zielig zijn... Maar Leon besluit het toch te doen, hij loopt weer in de richting van Eric en de 20

jongen. Terwijl hij zijn plan uitlegt, blijf ik op afstand staan en begin nog banger te worden. Dit menen ze niet. Dit kan niet. Het mag niet. Nog veel meer van dat soort gedachten vlieger door mijn hoofd. En waarom? Gewoon omdat ik bang ben? Bang voor Leon? Maar ook om er niet meer bij te horen? Ik moet kiezen. Leon of vrijheid. Terwijl er binnen in mij een enorme oorlog woed, zie ik Leon en Edwin nog een paar laatste woorden zeggen. Woorden die ik liever niet had willen horen. Vanavond om tien uur, zegt hij. Nu is het definitief, denk ik bij mezelf We gaan naar het vreemde gebouw, waar vreemde dingen gebeuren volgens geruchten. Dingen zoals dat er een gestoorde professor woont. Als ik er aan denk, krijg ik er al koude rillingen van. Kom mee, we gaan, zegt Leon. We lopen richting de trap en ik begin me steeds banger te voelen. En terwijl we de trap oplopen begin ik meer en meer banger te worden. Hoe langer we die trap oplopen hoe erger ik me voel, steeds maar weer banger, steeds maar weer. Eenmaal boven aangekomen, probeer ik iets bij Leon. Leon, ik kan vanavond niet. Waar heb jij het nou over? zegt hij lachend. Euh.. ik heb huiswerk. Leon en Edwin barsten in lachen uit. Jij en huiswerk, zeggen ze gierend van het lachen. Dat was een leuk grapje hoor, maar moet je luisteren. Jij gaat vanavond gewoon mee, begrepen? zegt Leon half lachend. Half lachend en pratend lopen ze weg. Ik ren er meteen achterna om ze tegen te houden Wat is er? vraagt Leon. Ik meen het, zeg ik. Ik kan echt niet. Leon trekt zijn gezicht strak. Ik begin weer bang te worden als Leon dreigend naar mij toe loopt. W-w-wat is er? vraag ik. Op dat zelfde moment pakt Leon mij, drukt me tegen een muur en begint te praten. Dingen die ik liever niet gehoord had. De dingen waarvan ik juist zo bang ben. Dingen zoals: Kom kom, we gaan toch niet zo doen hé? Of moeten we je weer pijn doen? Die blik, ik kan dit niet volhouden. Maar hij gaat maar door, steeds meer dreigementen. Ik vind dit net zo leuk als jij hoor, zegt hij, alhoewel ik dat enorm betwijfel. Dus moet ik je nou pijn doen of niet? Hij zwijgt even. Dus je gaat mee? vraagt Leon. 21

Mijn hart wil nee zeggen, maar op dat moment komt dat stemmetje weer en begint van alles te fluisteren. Nou? Komt er nog wat van? vraagt Leon dreigend. 22

Hoofdstuk 4 Filippo Ik kijk op mijn klok en zie dat het negen uur is. De wijzers tikken langzaam door richting de tien. Tien uur. Dan gaat het gebeuren. Dan ga ik samen met Eric en het pestgroepje naar het gebouw waar 'vreemde dingen' gebeuren. Ik heb lang getwijfeld, maar ik heb me zelf overwonnen om er heen te gaan. Ik laat me toch ook zeker niet kennen tegenover het pestgroepje? Als ik er niet heen zou gaan, zal ik vast en zeker gepest worden door hun. En dat wil ik niet. Ik wil niet hetzelfde leven als Eric lijden. Ik wil genieten van het leven, zolang het nog kan. Ik stel me het pestgroepje weer voor. Drie jongens waaronder één jongen die verscholen achter de andere twee stond. Hij stond toe te kijken hoe de andere twee Eric pestten. En hij liep gewoon met ze mee, hij deed wat hun deden. En dat alles om er bij te horen. Hij is gewoon een meeloper. Waarschijnlijk omdat hij uit een andere cultuur komt. Zoals ik het zag zag hij er niet Nederlands uit. Daarom wil niemand hem, vindt niemand hem aardig, wil niemand zijn vriend zijn. En dan sluit hij zich aan bij 'de criminele jongeren', oftewel: jongeren die andere het leven willen verzieken. En zo is het ook bij mij gegaan. Ik had op het begin ook geen vrienden, niemand wilde mij, niemand kwam ook maar bij mij in de buurt. Maar ik ben sterk gebleven en heb altijd gehoopt op nieuwe vrienden. Dat is dan niet gelukt. Nieuwe vrienden. Nee, ze waren bang voor mij. Ze zorgden wel dat ze bij mij uit de buurt bleven. Tot op de dag van vandaag heb ik me nooit bij die jongeren aangesloten wat de jongen uit het pestgroepje wel heeft gedaan. Ik wil geen meeloper worden. Schijt dat ik weinig, of eigenlijk geen vrienden heb. Ik ben geen type die overloopt van de ene groep naar de andere, en dat ben ik ook nooit van plan. Ik kijk weer naar mijn klok en zie dat het een half uur later is. Half tien. Nog even en ik ga weg. Naar school is het ongeveer een half uur fietsen. Met een beetje mazzel heb ik wind mee en red ik het makkelijk, maar het kan ook tegen zitten. Dus tijd om aanstalten te maken. Ik weet dat ik hier niet goed aan doe. Ik ga via de woonkamer naar de achterdeur. Ik had gewoon gelijk door de voordeur moeten gaan. Dan zou ik Mark niet tegenkomen en zou ik niet zolang moeten wachten. Ik kijk naar de bank en zie hem daar grijnzend zitten. Wachtend tot ik voorbij loop, zodat hij me kan ophouden. Ik probeer hem te vermijden door snel naar de deur te lopen, maar ik zie in het spiegelbeeld van het raam dat Mark al is opgestaan en hij loopt nu dreigend op me af. Dit kan nog wel eens een tijdje duren, denk ik bij mezelf. Waar gaan we heen? vraagt hij. 23