METHODOLOGISCHE NOTA Brussel, 30 januari 2014

Vergelijkbare documenten
PERSBERICHT Brussel, 30 januari 2017

PERSBERICHT Brussel, 5 december 2014

PERSBERICHT Brussel, 14 januari 2015

PERSBERICHT Brussel, 7 november 2014

PERSBERICHT Brussel, 13 oktober 2016

PERSBERICHT Brussel, 16 januari 2017

PERSBERICHT Brussel, 15 maart 2016

PERSBERICHT Brussel, 14 december 2016

PERSBERICHT Brussel, 11 december 2015

PERSBERICHT Brussel, 19 januari 2016

PERSBERICHT Brussel, 11 september 2015

PERSBERICHT Brussel, 12 november 2015

PERSBERICHT Brussel, 29 januari 2015

PERSBERICHT Brussel, 13 mei 2015

PERSBERICHT Brussel, 14 september 2017

PERSBERICHT Brussel, 29 maart 2018

Statistisch Product. Geharmoniseerd indexcijfer van de consumptieprijzen

PERSBERICHT Brussel, 26 september 2016

Ter herinnering: De vorige indexhervorming gebeurde acht jaar geleden. Het huidige indexcijfer bestaat dus sinds 1998 en heeft als basisjaar 1996.

PERSBERICHT Brussel, 28 januari 2016

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2017

PERSBERICHT Brussel, 27 februari 2018

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2015

Gemanipuleerde index kost Belg 2% loon en pensioen in 2014

PERSBERICHT Brussel, 23 december 2015

Statistisch Product. Residentiële vastgoedprijsindex

PERSBERICHT Brussel, 23 december 2016

PERSBERICHT Brussel, 24 september 2015

Maarten Boghaert Economisch adviseur 29/1/16. De index toegelicht

De invoering van nieuwe waarnemingsmethoden in de Consumentenprijsindex (CPI) Nieuwe methoden voor vliegtickets en pakketreizen

PERSBERICHT Brussel, 26 september 2017

Hoofdstuk 3: Inflatie

Statistisch Product. Consumptieprijsindex - Gezondheidsindex

Consumptieprijsindex en inflatie in september 2012

Alles wat je moet weten over de Index

Bijdrage aan en impact op de inflatie

Ontwerp. VERORDENING (EG) Nr. /2008 VAN DE COMMISSIE

Juni 2014 De nieuwe nationale consumptieprijsindex

Statistiek buitenlandse handel in goederen: een verfijnde compilatiemethode

Statistisch Product. Afzetprijsindexen in de industrie

Verloop van de kostprijs. van een zichtrekening tot

Centraal Bureau voor de Statistiek Divisie Macro-economische Statistieken en Publicaties

Achtergrond van de basisverlegging CPI 2010

CPI Statistisch Bulletin, februari 2017

Kostprijs van een zichtrekening in België Analyse voor de periode 2008 tot 2011

December 2013 Inflatiemaatstaf : huidige stand van zaken en uitdagingen

CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling. Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25

Laagste inflatie sinds november 2010

Achtergrond van de basisverlegging CPI 2014

Inflatie in januari 1,4 procent Halvering in halfjaar tijd Inflatie Nederland en eurozone nagenoeg gelijk

Statistisch Product. Structuur van de bevolking op basis van het Rijksregister

2. METHODOLOGISCHE AANPASSINGEN

Centraal Bureau voor de Statistiek

Inflatie daalt licht naar 1,5 procent

Prijsindexcijfers advocatuur,

Basisverlegging Producentenprijzen Indexcijfers, 2010 = 100

L 296/22 Publicatieblad van de Europese Unie

CBS: inflatie blijft laag

Persbericht. Consumentenprijsindex juni

CBS: Inflatie december naar laagste niveau in ruim 5 jaar

Consumentenprijsindex In de persmededeling van 5 augustus 2003 heeft het CBS gemeld dat de uitkomsten over de periode juni 2002 tot en met juni 2003

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inflatie daalt naar 2,4 procent

Inflatie stijgt in december naar 1,7 procent

CBS: inflatie omhoog door autobrandstoffen en vakanties

Werken met indexen: T Ing. J. Kok

Statistisch Product. Milieu-uitgaven van ondernemingen

Alles wat je moet weten over de Index

Persbericht. Consumentenprijsindex maart 1999

Statistisch Product. Omzet volgens de btw-aangiften (indexen)

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inflatie weer onder 3 procent

PERSBERICHT Brussel, 15 mei 2017

Inflatie zakt naar 0,8 procent

PRIJS VAN ELEKTRICITEIT EN AARDGAS IN BELGIË, IN DE 3 REGIO S EN IN DE BUURLANDEN

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie groeit 2,9 procent in Economische groei vierde kwartaal 2,7 procent

Hoe wordt inflatie berekend? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 1 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/V1/5.1

Centraal Bureau voor de Statistiek NIEUWBOUWWONINGEN; OUTPUTPRIJSINDEX BOUWKOSTEN, 2010 = 100

Statistisch Bulletin. Jaargang

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Van dit persbericht is een herziene versie verschenen (zie persbericht PB04-036)

CPI Statistisch Bulletin, juni 2017

Persbericht. Inflatie opnieuw hoger. Centraal Bureau voor de Statistiek

Consumentenprijsindex In de persmededeling van 5 augustus 2003 heeft het CBS gemeld dat de uitkomsten over de periode juni 2002 tot en met juni 2003

DE EVOLUTIE VAN DE BELGISCHE VASTGOEDPRIJZEN IN 2016: DATA ADS 1 INLEIDING

Centraal Bureau voor de Statistiek. Achtergrond van de jaarlijkse basisverlegging

PERSBERICHT Brussel, 25 februari 2016

Statistisch Product. Maandevolutie van de BTW-plichtige ondernemingen

Prijsindexcijfers 0f Reclamediensten

Verloop van de kostprijs van een zichtrekening tot

BELGISCH INSTITUUT VOOR POSTDIENSTEN EN TELECOMMUNICATIE

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inflatie stijgt naar 2,7 procent

Statistisch Bulletin. Jaargang

Samenvatting Economie

Persbericht. Inflatie hoger door duurdere kleding. Centraal Bureau voor de Statistiek. Technische toelichting. Zomercollectie kleren duurder

CPI Statistisch Bulletin, mei 2017

CBS: Inflatie weer onder de 1 procent

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inflatie stijgt naar 2,1 procent

Consumenten en rookmelders Consumenten en rookmelders

CPI Statistisch Bulletin, maart 2017

Persbericht. Inflatie in december gedaald. Centraal Bureau voor de Statistiek. Prijzen in december gedaald. Inflatie naar laag niveau

De honden en katten van de Belgen

Statistisch Product. Index van de landbouwprijzen en gemiddelde prijzen

Transcriptie:

METHODOLOGISCHE NOTA Brussel, 30 januari 2014 De nieuwe consumptieprijsindex een betere inflatiemeter Op 30 januari 2014 wordt door de FOD Economie voor het eerst de nieuwe consumptieprijsindex (CPI) gepubliceerd. Deze index wordt berekend volgens een volledig nieuwe formule en heeft als referentieperiode 2013=100. Eind vorig jaar heeft de Indexcommissie in die zin een unaniem advies aan minister Johan Vande Lanotte afgeleverd, met hierin een reeks methodologische verbeteringen die moeten garanderen dat de consumptieprijsindex de inflatie accuraat blijft meten doorheen de tijd. De minister heeft zich begin januari akkoord verklaard met de voorgestelde methodologische aanpassingen. De Indexcommissie is een paritair samengestelde commissie, bestaande uit werknemers- en werkgeversorganisaties en academici. Deze commissie geeft aan de minister van Economie advies over alle vraagstukken rond de consumptieprijsindex en geeft ook maandelijks advies over het door Statistics Belgium berekende indexcijfer. De belangrijke methodologische aanpassingen die doorgevoerd werden, zijn talrijk. Bovendien zijn ze nagenoeg volledig in lijn met de internationale voorschriften voor een correcte inflatiemeting; ze sluiten daarom ook nauw aan met hetgeen Eurostat, het Europees Statistisch instituut, vooropstelt. 1. Overstap van een Laspeyres-index met vast basisjaar naar een Laspeyres kettingindex, hetgeen toelaat om jaarlijks in januari methodologische verfijningen aan te brengen, indien dit nodig blijkt én hetgeen ervoor zorgt dat aanpassingen van het gewichtenschema, de productenkorf of de methodologie, telkens in januari naadloos kunnen doorgevoerd worden, zonder discussies inzake omrekeningscoëfficiënten. De keuze van een vast basisjaar is in zekere zin altijd vrij arbitrair geweest. Deze arbitraire keuze kan op zich al als onwenselijk beschouwd worden. Er is geen specifieke reden waarom men gewichten uit één bepaald jaar als referentie zou beschouwen gedurende een aantal jaren. Daarenboven zal het wegingsschema naarmate de index veroudert, per definitie, steeds verder in het verleden komen te liggen met als gevolg dat de representativiteit van de berekende consumptieprijsindex afneemt. Hierdoor laat de CPI niet meer toe het koopkrachtverlies op de dag van vandaag te compenseren. In plaats daarvan wordt het koopkrachtverlies gecompenseerd, dat overeenstemt met het basisjaar. Er is geen enkele garantie dat dit overeenstemt met het reële verlies. Omwille van deze redenen wordt overgeschakeld op een Laspeyres kettingindex. Bij een kettingindex wordt de wegingsreferentieperiode regelmatig opgeschoven en worden de prijzen en hoeveelheden niet meer vergeleken tussen de huidige periode en een vaste referentieperiode, maar wordt de huidige periode vergeleken met een tussenliggende periode. In de praktijk komt het erop neer dat de prijzen van de 12 maanden van het lopende jaar telkens vergeleken worden met de prijzen van december van het voorgaande jaar. Door deze korte-termijn indices te vermenigvuldigen met elkaar - en dus een ketting vormen - ontstaat een lange-termijn reeks met een vaste referentieperiode.

Het belangrijkste voordeel van een kettingindex is dat door steeds gebruik te maken van recente wegingsschema s de representativiteit van de consumptieprijsindex doorheen de tijd kan gegarandeerd worden. Jaarlijks kan er een evaluatie gebeuren en indien nodig een aanpassing van het wegingsschema (getuigen en gewichten). Het principe van een kettingindex vereenvoudigt niet alleen de behandeling van nieuwe en verdwijnende producten, maar zorgt er ook voor dat nieuwe producten en diensten tijdig, en met een representatief gewicht, in de index kunnen worden opgenomen. Ook kan bij een kettingindex de steekproef van de verkooppunten waar de prijzen van de goederen en diensten worden opgenomen, regelmatig geactualiseerd worden. Op deze manier kan optimaal rekening gehouden worden met nieuwe spelers op de markt. Bovendien kunnen de berekeningsmethodes jaarlijks geëvalueerd worden en indien nodig kunnen methodologische verfijningen aangebracht worden. Het gebruik van de kettingindex heeft daarbij als voordeel dat gradueel kan gewerkt worden, terwijl belangrijke verbeteringen met de oude methode in principe slechts om de 8 jaar konden geïmplementeerd worden. Het gradueel bijsturen of aanpassen van de methodologie is niet alleen praktischer uitvoerbaar, maar vooral ook logischer omdat men op deze wijze kan vermijden dat men bepaalde getuigen op basis van een verouderde methodologie berekent, die niet meer noodzakelijk de reële prijsevolutie weergeeft. 2. Jaarlijkse (op basis van de nationale rekeningen) of tweejaarlijkse update (op basis van het huishoudbudgetonderzoek) van het gewichtenschema; hierdoor veroudert de index niet tijdens zijn levensloop. Het Huishoudbudgetonderzoek is tweejaarlijks beschikbaar, de nationale rekeningen zijn jaarlijks. Het systematisch gebruik van een van deze twee bronnen voor het opstellen van het gewichtenschema zorgt ervoor dat de indexkorf representatief blijft doorheen de tijd. Bij de oude methode werden de gewichten slechts om de 8 jaar grondig herzien. 3. Overstap van de formule van Dutot (rekenkundig gemiddelde) naar de formule van Jevons (meetkundig gemiddelde) bij de berekening van de prijsindices op productniveau; hierdoor houdt de index rekening met het feit dat substitutie plaatsvindt als reactie op prijswijzigingen én bovendien wegen via het meetkundig gemiddelde dezelfde procentuele prijswijzigingen evenveel door voor goedkope als voor dure producten binnen hetzelfde aggregaat. De Jevons index heeft het voordeel dat het prijsniveau van de observaties geen invloed heeft op de index. Een procentueel gelijke prijswijziging van dure of goedkope producten heeft hierdoor een gelijk effect op de index. Bij het gebruik van het rekenkundig gemiddelde weegt een procentueel identieke prijsstijging bij een goedkoop product minder sterk door dan diezelfde prijsstijging voor een duur product. Naast deze statistisch-wiskundige eigenschap heeft de Jevons index ook de voorkeur vanuit een economische benadering. De Jevons index veronderstelt namelijk een constante substitutie-elasticiteit van één. Substitutieelasticiteit drukt uit in welke mate de gekochte hoeveelheden van producten relatief veranderen ten opzichte van hun relatieve prijswijzigingen. Er wordt met andere woorden bijvoorbeeld verondersteld dat consumenten voor twee vergelijkbare producten, waarvan de ene in prijs daalt en de andere in prijs stijgt, iets meer van het goedkoper geworden product zullen kopen en iets minder van het relatief duurder geworden product. Bij een Jevons index wordt deze substitutie-elasticiteit dus als constant beschouwd. Bij de Dutot index wordt er verondersteld dat er geen substitutie plaatsvindt (substitutie-elasticiteit van nul), wat economisch onlogisch is. Omwille van de hierboven vermelde redenen wordt voor courant aangekochte, kleding, elektro en multimedia - dus producten waarbij het prijsniveau tussen merken en winkels erg verschillend kan zijn - overgestapt op een ongewogen Jevons index. De Jevons index heeft het voordeel dat de prijsniveaus van de prijsopnames niet doorwegen op de gemeten prijsevolutie, waardoor de geregistreerde inflatie niet vertekend wordt door de keuze voor goedkopere of duurdere producten voor een getuige. Bovendien vangt de Jevons index wijzigend 2/10

consumptiegedrag op, hetgeen voor dit soort producten belangrijk is omdat consumenten gemakkelijk kunnen wijzigen van merk voor deze producten. 4. Afstappen van het verouderd concept van 65 lokaliteiten; het concept van de lokaliteiten is achterhaald omdat men door de sterke groei van winkelketens de laatste decennia een meer nationaal prijsbeleid krijgt en daarenboven grote winkelcentra vaak buiten de 65 lokaliteiten vallen; het afstappen van de indexen per lokaliteit laat toe prijsopnames uit te voeren in functie van hun representativiteit en dus ook buiten die 65 centra. Sinds de start van de berekening van de consumptieprijsindex in 1914 werd er gewerkt met lokaliteiten (steden en gemeenten). In de loop der jaren is het aantal uitgebreid van 59 naar 65 lokaliteiten. In de praktijk wil dit dan ook zeggen dat tot nu toe de prijzen voor de meeste goederen en diensten werden opgenomen in 65 lokaliteiten en vervolgens werd er per getuige een index berekend per lokaliteit. Deze deelindexcijfers werden vervolgens geaggregeerd tot één indexcijfer per getuige op basis van wegingscoëfficiënten die gebaseerd zijn op bevolkingscijfers. Deze gehanteerde wegingscoëfficiënten waren identiek voor iedere getuige die per lokaliteit werd opgenomen. Aldus werd verondersteld dat alle producten in alle lokaliteiten volgens dezelfde verhouding gekocht werden. De administratie heeft correlatiecoëfficiënten berekend voor de periode 2006 tot februari 2013 voor de indexcijfers voor producten die opgenomen worden in de winkels. Hierbij werd een sterke correlatie vastgesteld tussen indices op het niveau van de lokaliteiten. De minimale correlatiecoëfficiënt bedraagt 0.9716 wanneer het staal beperkt wordt tot prijsopnames in winkels. Dat betekent dat de prijsevolutie tussen lokaliteiten onderling, nagenoeg identiek is. Dit betekent ook dat een weging per lokaliteit weinig impact heeft, alsook dat het opnemen van alle producten in alle lokaliteiten weinig efficiënt is. Dat alle producten in de 65 lokaliteiten in dezelfde verhoudingen gekocht worden is in de praktijk doorgaans niet het geval, kledij wordt bijvoorbeeld voornamelijk gekocht in de grote winkelcentra. Samenhangend met dit fenomeen is het logische gevolg dat bepaalde goederen of diensten slechts sporadisch aanwezig zijn in kleinere lokaliteiten waardoor het aantal opgenomen prijzen per lokaliteit soms vrij laag is. Daarom is het beter om het product centraal te stellen in plaats van de lokaliteit. Voor de representativiteit van het indexcijfer is het relevanter om voor een getuigeproduct in een aantal winkels van een bepaalde winkelketen meerdere artikelen voor dezelfde getuige op te nemen, dan dat dezelfde winkelketen in alle lokaliteiten bezocht wordt, waarbij overal slechts één of een paar artikelen voor dat getuigeproduct gevolgd worden. Om deze redenen wordt afgestapt van het concept van de indexberekening van de 65 lokaliteiten. Dit alleszins ook met het oog op de imputering van scannerdata in januari 2015. Momenteel wordt niet gewogen per distributiekanaal. Wel wordt op het terrein rekening gehouden met het relatief belang van de winkelketens. In die zin worden in grotere ketens meerdere prijzen voor eenzelfde getuige genoteerd, en past men bijgevolg een impliciete weging toe. De Indexcommissie is er zich van bewust dat bij de overgang naar scannerdata moet overgestapt worden op een weging per distributiekanaal. Prijsopnames van welbepaalde getuigen (waterleiding, huisvuilophaling, elektriciteit, aardgas, herstellingen, diensten, hotels, sociale bescherming, ) worden gewogen volgens specifieke bronnen. Volgende wegingsinformatie kan gebruikt worden: - omzet of ander beschikbare bron zoals klantenaantallen; - weging op basis van provincie of regio. 3/10

Op basis van de bevolkingscijfers op 1 januari 2013 werden gewichten van de provincies en de regio s bepaald. De verdeling wordt gegeven in bijlage 3. 5. Indien een product vervangen wordt door een ander product, wordt, bij het meten van prijsevoluties van producten die niet rechtstreeks met elkaar kunnen vergeleken worden, de bridged overlap gebruikt (imputatie van prijzen op basis van prijsevolutie van vergelijkbare producten) en dit in plaats van de huidige methode waarbij de prijsverandering volledig geneutraliseerd wordt (link tot show no price change). De doelstelling van een prijsindex is het volgen van de prijsevolutie van goederen van eenzelfde kwaliteit. Echter wordt men in de praktijk geconfronteerd met goederen die verdwijnen van de markt en vervangen worden door andere producten op de markt, waarbij deze laatste niet altijd rechtstreeks met hun voorganger kunnen vergeleken worden. De vorige methode link to show no price change was gebaseerd op het wegkoppelen van het prijsverschil tussen het nieuwe en het verdwenen product. De prijs van het nieuwe product werd gekoppeld aan de prijs van het oude product op een wijze waardoor de prijsindex niet wijzigde. Er werd op basis van die methode dan ook verondersteld dat er tussen beide periodes voor dat product geen prijswijzing zou opgetreden hebben, hetgeen een vertekening geeft van de realiteit. Om hieraan te verhelpen, wordt overgestapt op de bridged overlap methode, waarbij de prijsevolutie van vergelijkbare producten genomen wordt als basis voor de schatting van het prijsverloop van het nieuwe en het vervangen product. Er wordt dus een prijs geïmputeerd voor de vorige maand op basis van de prijsevolutie tussen de huidige en vorige maand voor vergelijkbare producten. Hierdoor wordt de inflatie correcter gemeten. 6. De solden worden verder opgenomen in het indexcijfer volgens de begin 2013 uitgewerkte methode en prijswijzigingen voor huisbrandolie worden gespreid via een voortschrijdend gewogen gemiddelde over 12 maanden, zoals overeengekomen begin 2013. Vanaf januari 2013 wordt in de consumptieprijsindex eveneens rekening gehouden met de prijzen tijdens de solden of koopjesperiodes. Voorheen waren koopjes uitgesloten uit het indexcijfer. Het gemeten effect van de wintersolden wordt gespreid over de maanden januari tot juni en het gemeten effect van de zomersolden wordt over de maanden juli tot december gespreid. Praktisch wordt dit als volgt uitgevoerd; het prijseffect van de wintersolden wordt voor elk van de getuigen berekend, en vervolgens wordt voor elk van de zes maanden van januari tot juni telkens 1/6 van het effect doorgerekend in het indexcijfer van het betreffende product; de zomersolden worden op analoge manier verrekend in de indexcijfers van juli tot december. De spreiding over het hele jaar kwam er om de sociale ongelijkheid die zonder uitvlakking veroorzaakt wordt ten gevolge van indexeringen in bepaalde maanden, weg te werken. 7. De productenkorf werd geactualiseerd en bestaat vanaf 2014 uit in totaal 611 getuigen tegenover 535 in de huidige index. In bijlage 1 vindt men het nieuwe gewichtenschema. De nieuwe korf bestaat vanaf januari 2014 uit 611 getuigen, tegenover de 535 getuigen (505 + 15 zomer- en 15 wintergetuigen) in de oude indexkorf: 31 getuigen werden geschrapt in de vorige korf; 105 nieuwe getuigen werden ingevoerd; 2 getuigen kwamen er extra bij door opsplitsing van 2 oude getuige; 4/10

5/10 7 getuigen ondergingen een belangrijke definitiewijziging. Bijlage 4 geeft een overzicht van de nieuwe en de geschrapte getuigen. 8. Het gewichtenschema is gebaseerd op de uitgaven van de huishoudens volgens het meest recente huishoudbudgetonderzoek (HBO) (2012). De Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie heeft in 2012 bij 6581 gezinnen een huishoudbudgetonderzoek uitgevoerd. Bij de vorige enquêtes betrof het ca. 3600 gezinnen. De eerste resultaten van het HBO 2012 waren begin oktober 2013 beschikbaar. In vergelijking met de vorige enquête, werd de methodologie aangepast, met als doel een hogere kwaliteit, een betere beantwoording van de noden van de gebruikers en een snelle levering van de resultaten. De resultaten van het huishoudbudgetonderzoek van 2012 werden gebruikt om het gewichtenschema op te stellen. Zoals bij de vorige hervormingen, zijn er ook nu weer aanpassingen gebeurd aan de resultaten van het HBO om ze bruikbaar te maken voor gebruik in de consumptieprijsindex. De belangrijkste aanpassingen waren de volgende: - uitsluiten van levensverzekering: investering gebaseerd op sparen; - van bruto- naar nettobestedingen aan andere verzekeringen (woning, voertuigen, reizen, gezondheid). Dit op basis van de schadelast (op basis van cijfers van Assuralia 2011); - van bruto- naar nettobestedingen aan medische diensten (op basis van cijfers van het RIZIV 2011); - uitsluiten van zaken die niet behoren tot monetaire consumptieve bestedingen van huishoudens zoals bijdragen aan politieke, syndicale of professionele verenigingen en boetes. 9. De productenkorf is geklasseerd volgens de nieuwe Europese ECOICOP-classificatie. De Classification of Individual Consumption by Purpose (COICOP) is een classificatie van consumptieve bestedingen die opgesteld werd door de Verenigde Naties. De verdeling bestaat uit 12 hoofdgroepen die vervolgens verder verdiept werd met twee onderliggende niveaus. Deze classificatie werd vanaf 1996 tot op heden gebruikt voor de consumptieprijsindex. Echter werd er nationaal een vierde niveau aan toegevoegd dat grotendeels gebaseerd was op de Europese koopkrachtpariteiten-nomenclatuur die tot stand kwam ten gevolge van het European system of national and regional accounts (ESA95). Onder dit vierde niveau bevinden zich de getuigen. Ondertussen heeft voor de COICOP-nomenclatuur op Europees niveau een harmonisering plaatsgevonden tot op het vierde niveau. Deze Europese COICOP-nomenclatuur (ECOICOP) zal zowel voor de geharmoniseerde consumptieprijsindex (HICP), het huishoudbudgetonderzoek (HBO) als voor de koopkrachtpariteiten (PPA) worden toegepast. Omdat het HBO 2012 reeds in deze nieuwe ECOICOP werd opgesteld, alsook om de internationale vergelijkbaarheid van de nationale consumptieprijsindex nu en in de toekomst te garanderen, wordt reeds voor het nieuwe referentiejaar geopteerd om de nieuwe ECOICOP nomenclatuur toe te passen. Het gewichtenschema in bijlage 1 is dan ook volledig conform deze nomenclatuur opgesteld. De oude reeks 2004=100 zal om diezelfde reden door de administratie in de nieuwe ECOICOP structuur omgezet worden. 10. De indexberekening voor de seizoenskorven voor de verse producten werd herzien; de nieuwe methodologie geeft beter de zuivere prijsevolutie weer. Seizoensproducten zijn die producten die niet beschikbaar zijn voor aankoop of slechts in kleine hoeveelheden voor bepaalde maanden in een jaar. Er dient opgemerkt te worden dat het hier om een typisch patroon dient te

gaan en dus niet over producten die incidenteel niet beschikbaar zijn (bijvoorbeeld het uit de rekken nemen tijdens een maand van een product omwille van voedselveiligheid). Met seizoensproducten worden hier dan ook de verse producten (verse groenten, vers fruit en verse zeevruchten) bedoeld. Voor de verse producten wordt afgestapt van de tot nu toe gebruikte methode met maandelijks variërende gewichten voor de verschillende getuigen van de korf. Een nadeel van deze methode was immers dat de index kon variëren van maand tot maand ten gevolge van wijzigingen in de onderliggende gewichten van de verschillende gevolgde producten en dit zonder dat de prijs van deze getuigen hoefde te wijzigingen. Deze methodologie gaf dan ook niet de pure prijsevolutie weer. Een ander probleem van de variabele gewichten was dat deze normalerwijze het consumptiepatroon in een welbepaald referentiejaar weerspiegelen. Als de weersomstandigheden wijzigen van jaar tot jaar zal het consumptiepatroon van het ene jaar niet identiek zijn aan het andere omdat de beschikbaarheid van een getuige op de markt zal variëren. Het gebruik van variabele gewichten om rekening te houden met variërende uitgavenpatronen is bovendien niet de meest aangewezen methode om de inflatie correct te meten. Het gewicht van alle producten is gebaseerd op de uitgaven over 12 maanden. Variërende uitgaven gedurende het jaar komen voor bij nagenoeg alle producten en zijn dus niet alleen van toepassing op seizoensproducten. Voor niet-seizoensproducten wordt met het verschil in maandelijkse bestedingsniveaus ook geen rekening gehouden. Dat deze uitgaven variëren doorheen het jaar is irrelevant voor de inflatiemeting. Wat met andere woorden van belang is voor seizoensproducten, is niet het verschil in uitgaven per maand, maar wel de beschikbaarheid van de producten doorheen het jaar. Omwille van bovenstaande redenen werd overgeschakeld naar een nieuwe methode voor de vastlegging van de gewichten van de seizoenskorven, waarbij de variatie in de wegingscoëfficiënten per maand beperkt wordt en die er tegelijkertijd voor zorgt dat een product een wegingscoëfficiënt van nul krijgt in de maanden dat het niet beschikbaar is. De nieuwe methode geeft wel problemen bij producten die maar korte tijd (1 à 2 maanden) algemeen aanwezig zijn en dan een hoge omzet halen. Er zijn twee mogelijke oplossingen: ofwel de prijsinzameling uitbreiden wat echter slechts mogelijk is als het product algemeen beschikbaar zou zijn in meerdere maanden; ofwel het product schrappen. Dit is dan ook de reden waarom beslist werd de zeekreeft en de oesters niet meer op te nemen in de korf. Bovendien worden de getuigen voor verse vis (kabeljauw, tong, forel en zalm) niet meer in een seizoenskorf opgenomen, maar, gezien ze het hele jaar ruim aanwezig zijn, met een vast gewicht in de productenkorf opgenomen. De wisselende korf beperkt zich tot de verse zeevruchten met grijze garnalen en mosselen als getuigen. In bijlage 2 vindt men de seizoenskorven voor de verse producten. 11. De berekeningsmethode voor de private huur wordt herzien om de prijsevolutie beter weer te geven, vooral door het opvangen en beperken van de non-respons en het gebruik van prijsimputatie. Voor het meten van de prijsevolutie op de private huurmarkt worden methodologische verbeteringen doorgevoerd op meerdere vlakken, om zo de vertekening van de gemeten prijsevolutie in te perken: - beperking van de non-respons door gerichte enquêtes, gebaseerd op adressen in HBO, SILC (enquête naar inkomens en levensomstandigheden) en AKE (arbeidskrachtenenquête) en in een tweede fase ook de gegevensbank van de geregistreerde huurcontracten bij de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie (AAPD) van de FOD Financiën. Dit jaar werd bij de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer een toegangsaanvraag ingediend en bekomen. Recent werd een eerste extract van deze databank aangeleverd; 6/10

- vertekening van de resterende non-respons wordt vermeden door toepassing van het bridged overlap principe, dat toegepast wordt vanaf de derde maand die volgt op de maand waarin het contract verjaart (ogenblik dat eigenaar kan indexeren); - het principe van de retroactiviteit (kunstmatig verhoogde huurprijs bij laattijdige mededeling van de geïndexeerde huur) wordt opgevangen door een schatting van de evolutie op basis van de prijsevolutie van de overige woningen van hetzelfde woningtype en dezelfde provincie (bridged overlap principe); - vertekening bij vervangingen van woningen in het staal - doordat de index in die gevallen constant gehouden werd - wordt eveneens weggewerkt door het bridged overlap principe toe te passen in plaats van de huidige link to show no price change methode; - het gebruik van de indexformule van Dutot index per provincie en per woningtype; - aggregatie van de indexcijfers per provincie en woningtype tot gewest-niveau volgens de bevolking van elke provincie; - aggregatie van de indexcijfers tot op nationaal niveau op basis van de uitgaven voor de huur per woningtype in elk gewest, waarbij de gewichten per gewest en woningtype afgeleid zijn uit de SILC-enquête van 2011. 12. Telecommunicatie (vaste en mobiele telefonie, internet, digitale televisie) houdt vanaf nu effectief rekening met de marktaandelen en de gebundelde diensten (packs). De methodologie dit gebruikt werd voor het meten van de evolutie van de prijsindexen voor telecommunicatie was eveneens aan een grondige herziening toe. De gewichten, die gebruikt werden om de deelindexen te aggregeren tot één cijfer en die dus een maat zijn voor het consumptiegedrag, dateerden, net zoals voor de andere producten in de korf, nog van 2004. Uit het huishoudbudgetonderzoek van 2012 blijkt dat de uitgaven voor vaste telefonie en internet als afzonderlijke producten sindsdien sterk gedaald zijn. De uitgaven van de gezinnen aan mobiele telefonie zijn relatief stabiel gebleven. Het verbruik ervan is wel sterk toegenomen maar de prijzen zijn sterk gedaald sinds 2004. Gezinnen doen verder als maar meer een beroep op het gebundelde aanbod van telecomdiensten van providers. Het gaat daarbij vooral om de combinatie digitale TV, internet en vaste telefonie. Enerzijds waren dus de gewichten aan een update toe. Anderzijds werd ook de methodologie herbekeken. Hiervoor werd nauw samengewerkt met het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie (BIPT) en de sector. Op die manier kon een nieuwe methodologie uitgewerkt worden die rekening houdt met het uitgavenpatroon van de consument per telecomdienst, en ook met het aantal klanten voor elke operator en elke representatieve tariefformule. Zo houdt men in het gewichtenschema nu volledig rekening met de evolutie van het consumptiegedrag van de consument zonder dat dit de gemeten prijsevolutie vertekent. Verder wordt ook het gebundelde aanbod aan telecomdiensten opgenomen in de indexkorf, gegeven het hoge gewicht ervan. Verder maakt men gebruik van verbruikersprofielen, waarbij men profielen heeft voor lichte verbruikers, gemiddelde verbruikers en zware verbruikers. Deze profielen zijn conform het huidige marktgebruik van de residentiële klanten in België. Het werken met een gemiddelde kostprijs per maand per verbruikersprofiel heeft het grote voordeel dat tariefplannen kunnen worden opgenomen in de berekening, onafhankelijk van de individuele structuur van de tariefformule. Het ondervangt daardoor een aantal problemen die zouden ontstaan wanneer bijvoorbeeld een gemiddelde kostprijs per gebelde minuut, sms, of MB data zou gevolgd worden. 13. Voor buitenlandse reizen wordt een efficiëntere seizoenszuivering toegepast. Seizoencorrectie van de index heeft een slechts geringe weerslag op de berekening van de jaarinflatie, aangezien seizoeninvloeden globaal gezien van jaar op jaar constant blijven. Evenwel, daar een afgeleide van de 7/10

consumptieprijsindex - de gezondheidsindex - gebruikt wordt voor indexeringsdoeleinden, en, gezien het hoge relatieve gewicht van deze getuige, is het toch aangewezen om over te gaan tot correctie voor seizoenschommelingen. De indexeringsmechanismen zijn immers vaak gebaseerd op indexniveaus en deze getuige veroorzaakt van maand tot maand grote schommelingen van de indexniveaus en dit zonder economische relevantie. De tot nu toe gehanteerde correctiemethode voor seizoenschommelingen leverde niet steeds een goed resultaat op omdat paas- of carnavalvakanties van het ene jaar op het andere niet telkens in dezelfde maand vallen. Om dit probleem te verhelpen wendt men vanaf nu econometrische technieken aan die ook bij de seizoencorrecties van kortetermijnstatistieken worden gebruikt (o.m. voor de omzetcijferindex en voor de index van de industriële productie). Deze methodes hebben tot doel om aan de hand van econometrische modellen de verschillende componenten van een economische reeks te schatten en op basis daarvan een seizoenszuivering uit te voeren. 14. Ook voor de vakantiedorpen (huur van vakantiewoningen) zal vanaf 2014 een seizoenszuivering toegepast worden. Gezien de vakantiedorpen (huur van vakantiewoningen), net zoals de buitenlandse reizen van maand tot maand grote procentuele prijsschommelingen vertonen, wordt vanaf januari 2014 ook voor deze getuige een seizoenszuivering toegepast op het indexcijfer, analoog met de voor de buitenlandse reizen gehanteerde methode. Tot nu toe werd voor de vakantiedorpen geen seizoenszuivering toegepast, gezien het relatief lage gewicht voor deze getuige. Daar echter de codering van de uitgaven voor deze rubriek in het huishoudbudgetonderzoek gewijzigd werd in vergelijking met de vorige onderzoeken, nam het gewicht sterk toe en is, vanuit het oogpunt van de indexeringsmechanismen, een seizoenszuivering noodzakelijk, om grote accidentele schommelingen van maand tot maand van de algemene indexaggregaten te vermijden. 15. De Indexcommissie zal samen met de administratie jaarlijks een werkprogramma opstellen inzake mogelijke methodologische verfijningen en wijzigingen aan de productenkorf. Het toepassen van een kettingindex voor de consumptieprijsindex garandeert dat de representativiteit van de index doorheen de tijd gegarandeerd kan worden. Onafhankelijk van de noodzaak van een correcte indexberekening, zullen bij de start van elk kalenderjaar door de Indexcommissie de te evalueren thema s afgebakend worden in een werkprogramma voor het betreffende jaar. Voorstellen voor onderwerpen van het werkprogramma kunnen gedaan worden door alle leden van de Indexcommissie en eveneens door de administratie. Dit werkprogramma wordt als advies aan de bevoegde minister voor economie overgemaakt. Het kan zowel onderzoek in functie van wijzigingen van de productenkorf als onderzoeken in functie van methodologische verbeteringen of verfijningen bevatten. Hierbij staat het bewaken van de representativiteit en correctheid van de inflatiemeting centraal. 16. In januari 2015 zullen scannerdata in de consumptieprijsindex geïmplementeerd worden; dankzij de kettingindex kan dit naadloos. De administratie heeft sinds oktober 2013 geleidelijk de eerste scannerdata binnengekregen van een aantal supermarktketens. Gezien de korte tijdspanne was het voor de administratie technisch onmogelijk om scannerdata reeds te implementeren in de index van januari 2014. Bij het gebruik van scannerdata of kassascangegevens voor de indexberekening, wordt verstaan dat de winkelketens wekelijks tot op individueel productniveau (op EAN-codeniveau) de productspecificaties, de omzet en de prijsinformatie doorsturen. Het gebruik van kassascangegevens heeft als doel de productenkorf van de consumptieprijsindex zo nauw mogelijk te laten aansluiten bij het werkelijk koopgedrag van de consumenten. Dit moet leiden tot een betere inflatiemeting. De productenkorf houdt op die manier immers systematisch rekening met het consumptiegedrag en blijft actueel doorheen de tijd. 8/10

9/10 Het gebruik van scannerdata heeft een aantal onmiskenbare voordelen. - Via scannerdata worden vrijwel alle verkochte goederen gevolgd, in plaats van een zeer beperkte fractie van momenteel ca. 230 strikte productdefinities voor courant verkochte producten (voeding, dranken, onderhoudsproducten, producten voor lichaamsverzorging). - Bovendien worden zo reële transactieprijzen gevolgd in plaats van geafficheerde prijzen. - Men houdt rekening met de producten die de consumenten daadwerkelijk kopen in plaats van bij de bepaling van het staal te moeten inschatten welke de meest representatieve goederen zijn. - Verder is er een correctere gewichtsbepaling door weging per winkelketen. Momenteel wordt slechts een impliciete weging toegepast, door het aantal prijsopnames te laten afhangen van het economisch belang van de winkel. Het gebruik van scannerdata is wel slechts mogelijk voor een deel van de indexkorf. Zo komt momenteel ca. 22% van het gewicht van de indexkorf in aanmerking voor opvolging via scannerdata. Gedeeltelijk zullen voor de voedingsproducten daarenboven nog steeds aanvullend prijsopnames uitgevoerd worden in een aantal speciaalzaken (v.b. bakkers en slagers). Bij de uiteindelijke indexberekening worden de twee datastromen gecombineerd op basis van omzetinformatie. Hierdoor wordt gegarandeerd dat de prijsevolutie op een representatieve manier gemeten wordt. Door het gebruik van de kettingindex zullen de scannerdata in januari 2015 naadloos geïmplementeerd worden in de CPI. Over het gebruik van deze kassascangegevens bestaan nogal wat misvattingen. Het moet echter duidelijk zijn dat de consumptieprijsindex het zuivere prijsverloop weerspiegelt. Dit prijsverloop mag geen rechtstreekse interferentie ondervinden van wijzigingen in het consumptiegedrag, bijvoorbeeld doordat consumenten massaal overschakelen tussen A-merken, distributeursmerken, discountmerken en premier prix -producten. Bij aggregatie van prijzen tot indexcijfers op het productniveau zullen daarom geen omzetcijfers gebruikt worden. Indien men prijzen zou aggregeren met omzetcijfers zou men immers een zogenaamde unit value index bekomen die niet het zuivere prijsverloop meet maar wel een combinatie van wijzigende prijzen én verkochte hoeveelheden. De administratie zal bij de implementatie van scannerdata in de consumptieprijsindex in januari 2015 hier uiteraard rekening mee houden.

10/10 Bijkomende inlichtingen Voor meer inlichtingen kan u terecht bij Stephan Moens: 02/277.63.47 stephan.moens@economie.fgov.be Bronvermelding Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie.