1 Lucas 4: 14-30 Heusden, ochtenddienst, 24 januari 2016. Gemeente van Christus, Geen mooier woord dan het woord genade. Genade heeft te maken met: vergeving en bevrijding. Genade heeft te maken met ruimte, met liefdevol aanvaard worden, met toekomst. Wanneer we leven van de genade van God, dan wordt het leven een dans. Zonder die genade wordt het leven een struikelbaan. Nogal wat christenen kunnen erg tobben over de vraag: die genade van God, is die er ook voor mij? Hoe weet ik dat? Op heel wat sterfbedden wordt geworsteld met die vraag. Maar daar gaan we het vanmorgen niet over hebben. We gaan het vanmorgen hebben over een vraag die voor velen minstens zo lastig is. De vraag: waarom vinden we het zo vaak moeilijk te aanvaarden dat God genadig is voor onze naaste? In het verlengde daarvan: waarom valt het ons zo zwaar elkaar een beetje genade te gunnen? - Die gelijkenis van de onbarmhartige dienstknecht (Mat. 18): een man, die een enorme schuld had bij de koning, krijgt die schuld kwijtgescholden. Diezelfde man vliegt vervolgens een ander mannetje naar de keel dat hem nog een paar tientjes schuldig is... - Griekenland met zijn onbetaalbare schuldenlast. Wij bidden wekelijks of misschien wel dagelijks: vergeef ons onze schulden, gelijk wij vergeven onze schuldenaren. Maar die Grieken hoeven niet op onze schuldvergeving te rekenen. - En bondkanselier Merkel, die zich genadig en royaal toont en zegt: Laat die vluchtelingen maar naar Duitsland komen, die kan rekenen op steeds meer kritiek en afkeuring. - Laten we eerlijk zijn: sommige vluchtelingen zelf kunnen er trouwens ook wat van. Eerst laten sommigen van hen zich zelf genadig opvangen in Europa, en vervolgens gedragen sommigen van hen zich ongenadig tegen vrouwen (in Keulen), of (in opvangcentra) tegen medevluchtelingen die een ander geloof aanhangen of homoseksueel zijn. Geen mooier en geen lastiger woord dan: genade. Wanneer Jezus voor het eerst komt preken in zijn moederstad Nazareth en daar opmerkelijke woorden vol genade spreekt, dan staan de mensen ook niet voor hem te klappen. In tegendeel, hij wordt bijna door hen gelyncht. Wat is er aan de hand?
2 Na zijn doop in de Jordaan en na de verzoeking in de woestijn keert Jezus in de kracht van de Geest, terug naar Galilea, zijn eigen provincie. Het nieuws over hem verspreidt zich in het hele gebied. Hij geeft onderricht in de synagogen en wordt door iedereen geprezen. Zo kwam hij ook in Nazareth, waar hij was opgegroeid. Volgens zijn gewoonte gaat Jezus in Nazareth op sabbat naar de synagoge (op vrijdagavond of zaterdagmorgen). In de synagoge is hij die sabbat de lector. Hij leest de Schrift voor. Dat is iets wat aan alle joodse mannen die hun bar mitswa hebben gedaan, kan worden gevraagd. En dan schildert Lucas hoe Jezus voor de eerste keer in het openbaar van zich laat horen in zijn eigen stad, Nazareth. Jezus staat op om voor te lezen; gegeven wordt hem de boekrol van de profeet Jesaja; hij opent de boekrol Dus: Jezus begint met het openen van de Schrift, van het Woord. Letterlijk en figuurlijk. We zeggen wel: Jezus is het levende Woord van God. Hij is ook degene die als geen ander het Woord van God weet te openen, zodat wij binnen kunnen komen in de Schriften. Jezus opent de boekrol van Jesaja en vindt de plaats waar geschreven staat: (een passage uit Jesaja 61, vanaf vers 1): De Geest van de Heer rust op mij want hij heeft mij gezalfd. Hij heeft mij gezonden om aan armen het goede nieuws te brengen (het evangelie!), om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden het herstel van hun gezicht, om onderdrukten hun vrijheid te geven. en om een genadejaar van de Heer uit te roepen. (Punt.) Bij dat genadejaar kunnen we denken aan het oudtestamentische jubeljaar. Het boek Leviticus geeft aanwijzingen dat eens in de vijftig een jubeljaar moest worden afgekondigd, waarin alle schulden moesten worden vrijgescholden, alle slaven worden vrijgelaten, alle gebrokenheid en iedere wanverhouding in de samenleving hersteld Een genade-jaar dus, waarin iedereen de genade krijgt om een nieuwe start te maken, en waarin de samenleving weer gaat lijken op de schepping van in den beginne (Stel u voor wat een zegen dat zou zijn voor een land als Griekenland. Of voor ons eigen land. Of misschien wel voor uzelf.) Dat Jezus de Jesajalezing met deze woorden afsluit, is opmerkelijk, want Jezus stopt eigenlijk midden in een zin. De zin van Jesaja gaat namelijk nog door:
3 Ik ben gezonden om een genadejaar van de Heer uit te roepen én een dag van wraak voor onze God. Jesaja bedoelt hier dat God wraak zal nemen op de volkeren die Israël in het verderf hebben gestort, die Israel hebben verslagen en vernederd en in ballingschap hebben geleid. God zal ons wreken, zegt Jesaja. Maar Jezus laat die dag van wraak achterwege. Waar Jesaja een komma zet achter de woorden over het genadejaar, daar zet Jezus een punt. Hij laat de wraak van Jesaja weg. Hij sluit de boekrol. Kan dat zomaar? Kan Jezus wraak van God, het oordeel, zomaar weglaten? Wij weten beter. Die wraak van God zal Jezus niet weglaten, hij zal die wraak op zichzelf nemen, om haar zo af te wenden van die mooie maar failliete wereld waarheen Zijn Vader hem gezonden heeft. Maar dat komt later, in Jeruzalem, op Golgotha. We zijn nu nog in Galilea. Maar we zien nu al hoe Jezus meteen bij zijn eerste openbare optreden in Nazareth radicaal inzet bij de genade. Jezus sluit de boekrol, geeft hem terug aan de dienaar en gaat zitten. (Een leraar in de synagoge sprak na de lezing vanuit een leerstoel, een echte preekstoel, om nog enige uitleg bij de tekst te geven). Alle ogen in de synagoge zijn gericht op hem. Hij begint en zegt tot hen: Vandaag/heden is deze schrifttekst in jullie oren in vervulling gegaan. Wat jullie net hebben gehoord, is vandaag werkelijkheid geworden. De evangelist Lucas gebruikt dat woord vandaag, of heden, graag. In totaal elf keer. Eerste keer in de kerstnacht (Heden/vandaag is u de heiland geboren). Laatste keer in de kruisnacht (Heden/vandaag zult gij mij met mij in het paradijs zijn.) Elf keer klinkt: heden, vandaag. Het evangelie is niet van vroeger, het is niet van de toekomst, het is niet tijdloos, het is van alle tijden, maar het is vooral van vandaag. Van de theoloog Miskotte is de uitspraak: In de verkondiging worden wij tijdgenoten van Christus. In zijn eerste preek in Nazareth legt Jezus alle nadruk op de genade als een even actuele als radicale werkelijkheid. In Jezus is het genade-jaar aangebroken. In Jezus is de genade-tijd begonnen. En de gemeente, die Hem hoort, mag zijn tijdgenoot zijn. Wij mogen zijn tijdgenoot zijn. Heden. Vandaag. De bezoekers van de synagoge van Nazareth kijken elkaar eens aan. Iemand begint goedkeurend te knikken: het is een tijd geleden dat er in hun synagoge zo actueel is gepreekt. Ja, de mensen voelen zich geraakt door de genaderijke woorden van Jezus. Wat is mooier dan genade? Wat is mooier dan weten dat God je mag, dat je God een oogje op je heeft, dat God van jou houdt. Genade in het Hebreeuws is: gein.
4 Wat is er mooier te weten dan dat God jou geinig vindt? Een synagogeganger stoot zijn buurman trots aan en zegt: Dat is toch die jongen van onze eigen stadstimmerman Jozef? Eén van ons! Sst, zegt weer een ander, hij gaat nog iets zeggen. En dan krijgt de preek van Jezus een staart, en in die staart zit het venijn het venijn dat ervoor zorgt dat Jezus even later de synagoge wordt uitgegooid. Want, zoals het spreekwoord toen al luidde: een profeet wordt in zijn eigen vaderstad nu eenmaal niet geëerd. Jezus zegt: (ik vat zijn gedachtegang samen) dat er iets is dat nog mooier is dan weten dat God genadig is, namelijk dat God ook genadig is voor de ander. Dan verkondigt Jezus dat de genade van God niet alleen voor de mensen in de synagoge geldt, en ook niet alleen voor de inwoners van Nazareth, en ook niet alleen voor de mensen van Israël, maar ook voor de buren van Israël die ook vaak Israëls vijanden waren, ook toen al. Jezus haalt twee voorbeelden aan uit de profeten: Toen er een tijd van droogte en hongersnood was, stuurde God Elia niet naar een van de vele weduwen in Israel om hen bij te staan, maar naar een weduwe in Sarepta bij Sidon in Libanon, in het buitenland. En toen er een epidemie van melaatsheid heerste, toen genas de profeet Elisa geen landgenoot, maar een Syriër, Naaman geheten. Dus: eigen volk niet altijd eerst. Dan lezen we: Toen de aanwezigen in de synagoge dat hoorden, ontstaken ze in grote woede. Ze sprongen op dreven hem de stad uit, naar de rand van de berg, om hem in de afgrond te storten. Een genadige God, dat willen we wel. Maar een God die niet alleen genadig is voor ons, joden of christenen, of voor ons Nederlanders, maar ook voor buitenstaanders, buitenlanders, vluchtelingen willen we dat ook? De bezoekers van die synagoge van Nazareth weten wel wat ze willen. Zoveel genade hoeft niet voor hen. Daar gaan ze dus niet voor klappen. Jezus nam de dag der wrake uit Jesaja 61 niet in de mond. Dat kreeg hij niet over zijn lippen. Maar de gemeente van Nazareth laat de profetische wraak en hun eigen woede als nog op Jezus neerdalen. Ze gooien hem de synagoge uit en voeren hem naar de rand van een berg, waar ze hem vanaf willen gooien. Ze gaan hem nog net niet kruisigen, maar het begint er al aardig op te lijken.
5 Na je eerste preek direct de synagoge uitgegooid worden - met zo n preek zou je in onze Protestantse Kerk als een baksteen zakken voor je predikantenexamen. Het is maar goed dat Jezus geen kerkelijk examen heeft hoeven doen. Zijn genadeverkondiging is ook zo enorm radicaal, ook/zelfs voor ons die zich naar hem noemen, zo radicaal dat het nooit went. Maar Jezus liep midden tussen hen door en vertrok. Jezus liet zich niet tegenhouden, door niemand niet. Dat is evangelie: de genade van God laat zich niet tegenhouden. De genade laat zich niet stoppen door haat of onverschilligheid of dood of duisternis. En niet door joden en niet door christenen en niet door onszelf - door niemand niet. Jezus liep midden tussen hen door en vertrok. Koninklijk. Soeverein. Ongrijpbaar. Genade, wat een prachtig en wat een moeilijk woord. Wij zullen wel nooit echt raad weten met de genade van God. Maar het evangelie vertelt ons dat Jezus zich daar tot op heden, tot op de dag van vandaag niets van aantrekt. God zij dank. Amen.