Grondslagen StiPP verklaring gelijke aanspraken 2016 Inleiding Als, conform artikel 5 lid 1 van het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000, uit de performancetoets blijkt dat de zogenaamde z-score onvoldoende is geweest, dan dient op verzoek van de werkgever het bedrijfstakpensioenfonds vrijstelling te verlenen. Echter, hieraan zijn wel enkele voorwaarden verbonden. Een van die voorwaarden is vastgelegd in artikel 7 lid 6 van het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000. Op basis van dit artikel dienen aan de pensioenregeling van de vrijgestelde werkgever (hierna te noemen de nieuwe regeling) ten minste dezelfde aanspraken te worden ontleend als aan de pensioenregeling van StiPP. Kwalitatieve toetsing Aangezien aan de nieuwe regeling ten minste dezelfde aanspraken ontleend dienen te worden als aan de pensioenregeling van StiPP, dient de nieuwe regeling op alle onderdelen ten minste gelijkwaardig te zijn. Dit betekent bijvoorbeeld dat een lager partnerpensioen niet kan worden gecompenseerd door een hogere premiestaffel teneinde op totaalniveau ten minste gelijk uit te komen. Aangezien de nieuwe regeling op elk afzonderlijk onderdeel ten minste gelijk dient te zijn aan de pensioenregeling van StiPP, kan het lastig zijn om dit door middel van een berekening aan te tonen. StiPP stelt zich op het standpunt dat een kwalitatieve toets voldoende kan zijn. In de kwalitatieve toets dient de werkgever op alle onderdelen van de pensioenregeling aan te tonen dat de zijn pensioenregeling ten minste gelijk is aan de pensioenregeling van StiPP. Hierbij is het uitgangspunt dat getoetst wordt aan de Plusregeling van StiPP. Indien gekozen wordt voor een kwalitatieve toets, dan dient de in de bijlage opgenomen checklist op alle onderdelen ingevuld te worden. Speciale aandacht wordt gevraagd voor de volgende onderdelen: - Onregelmatigheidstoeslag: In de pensioenregeling van StiPP is de onregelmatigheidstoeslag onderdeel van het pensioengevend salaris. Indien dit niet het geval is in de nieuwe regeling, dan dient aangetoond te worden dat de werkgever geen onregelmatigheidstoeslag toekent aan het personeel. - Uitsluitingsbepalingen: Verzekeraars hanteren vaak uitsluitingsbepalingen. Op grond van deze uitsluitingsbepalingen kan worden gesteld dat een deelnemer niet op elk onderdeel ten minste gelijke aanspraken kan ontlenen aan de pensioenregeling van de werkgever als aan de pensioenregeling van StiPP. Er is een aantal wettelijk verplichte uitsluitingsbepalingen waar verzekeraars aan gebonden zijn op grond van onder andere oorlogssituaties en bij terrorisme. Deze clausules vallen buiten dit kader. Indien een uitsluitingsclausule echter niet wettelijk verplicht is, dan kan dit aanleiding vormen om het vrijstellingsverzoek af te wijzen. - Uit de aangeleverde juridische documenten dient duidelijk te blijken welke kosten en risicopremies aan de bruto staffel onttrokken worden en op welke wijze dit geschiedt. - Basisregeling: Het uitgangspunt voor de toetsing is dat alle werknemers deelnemen aan de Plusregeling. Actieve werknemers die nu nog deelnemen aan de Basisregeling worden dus geacht deel te nemen aan de Plusregeling vanaf de berekeningsdatum. De uittredende werkgever kan hier desgewenst van afwijken. In dat geval kan niet volstaan worden met een kwalitatieve analyse. De werkgever dient de gelijke aanspraken aan te tonen op basis van een berekening. Indien de werkgever de gelijke aanspraken wenst aan te tonen op basis een berekening, dan is hieronder een berekeningswijze beschreven, op basis waarvan de aanvrager van het verzoek tot vrijstelling de gelijkwaardigheid in de praktijk kan aantonen.
Opgebouwd pensioenkapitaal gedurende de actieve periode Door middel van een prognoseberekening dient voor iedere deelnemer afzonderlijk aangetoond te worden dat in de nieuwe regeling de te verwachten kapitalen (of de overdrachtswaarde als het geen beschikbare premieregeling betreft) op iedere leeftijd tenminste gelijk zijn aan de te verwachte kapitalen in de StiPP-regeling. Bij deze berekening zal rekening gehouden moeten worden met: 1. Ontwikkeling van de pensioengrondslag 2. De jaarlijkse beschikbare premie 3. Eventuele aftrek van de beschikbare premie (risico verzekeringen, kosten, etc.) 4. Het jaarlijkse rendement 5. De grondslagen die gelden bij waardeoverdrachten (in het geval dat de nieuwe regeling geen beschikbare premieregeling is) Ad 1. Ontwikkeling pensioengrondslag Bij de ontwikkeling van de pensioengrondslag wordt rekening gehouden met zowel de algemene verhogingen van het salaris en de franchise als van de individuele verhoging van het salaris. Voor de algemene verhogingen wordt uitgegaan van het advies van de Commissie Parameters d.d. 27 februari 2014. De verhogingen bedragen als volgt: Algemene loonontwikkeling: 2,5% Algemene prijsontwikkeling: 2% Voor de individuele salarisontwikkeling boven de algemene salarisontwikkeling kan uitgegaan worden van de onderstaande staffel: Tabel 1: individuele salarisstijging Leeftijd Individuele salarisstijging 20 tot en met 34 1,5% 35 tot en met 44 1,0% 45 tot en met 54 0,5% 55 tot en met 64 0,0% Als de uittredende werkgever van mening is dat afwijkende salarisstijgingen gehanteerd kunnen worden, dan dienen deze onderbouwd te worden. Ad 2. Jaarlijkse beschikbare premie De beschikbare premiestaffel hoeft in de nieuwe regeling niet exact gelijk te zijn aan de staffel van StiPP. Echter, het opgebouwde kapitaal moet op iedere leeftijd wel ten minste even hoog zijn als het kapitaal dat opgebouwd zou zijn bij StiPP. Geconcludeerd kan dus worden dat de staffel (na aftrek van kosten en risicopremies) van de nieuwe regeling voor iedere leeftijd ten minste gelijk moet zijn aan die van StiPP. Ad 3. Eventuele aftrek van beschikbare premie Bij de vaststelling van de aangroei van het kapitaal behoort ook rekening gehouden te worden met de aftrek van de bruto beschikbare premie of de aftrek van het kapitaal als gevolg van bijvoorbeeld aankoopkosten, premies voor risicoverzekeringen, etc. De netto premie die resulteert wordt toegevoegd aan het kapitaal. 2
Uit de aangeleverde juridische documenten dient duidelijk te blijken of en zo ja welke kosten en risicopremies aan de bruto staffel van de werkgever onttrokken worden en op welke wijze dit geschiedt. Ad 4. Jaarlijks rendement In geval van een vergelijking van twee beschikbare premieregelingen, zijn wij er voorstander van om het rendement in beide regelingen gelijk te stellen, ondanks een eventueel verschil in beleggingsbeleid. Een hoger verwacht rendement zal immers alleen mogelijk zijn door het nemen van meer risico voor de deelnemer. Verder dient rekening te worden gehouden met de kostenstructuur van de beleggingen. Voor StiPP kan uitgegaan worden van 0,48% Ad 5. Grondslagen die gelden bij waardeoverdrachten In het geval de nieuwe regeling een middelloon of een eindloonregeling is, dient het opgebouwde kapitaal bij StiPP vergeleken te worden met de overdrachtswaarde van de pensioenen in de nieuwe regeling. De actuariële grondslagen voor de vaststelling van de overdrachtswaarde zijn vastgelegd in de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. Verzekering nabestaandenpensioen Middels een prognoseberekening moet aangetoond worden dat voor iedere leeftijd bij overlijden geldt dat de hoogte van het nabestaandenpensioen voor de partner ten minste even hoog is als het nabestaandenpensioen van StiPP (risico deel + deel opgebouwd kapitaal). Voor de vaststelling van de hoogte van het nabestaandenpensioen dient eveneens uitgegaan te worden van dezelfde grondslagen (salarisontwikkeling, franchise, etc.) als hierboven beschreven staan. Ingekochte pensioenen Op de pensioendatum worden opgebouwde pensioenkapitalen met elkaar vergeleken. Er wordt, omdat er voor de deelnemer de mogelijkheid heeft om te shoppen, geen rekening gehouden met verschillen in aankoopfactoren. Bij de vergelijking van een middelloon of een eindloonregeling van de werkgever met de beschikbare premieregeling van StiPP, dient uitgegaan te worden van de overdrachtswaarde op de pensioendatum. Inkoop nabestaandenpensioen Bij overlijden van de hoofdverzekerde wordt bij StiPP, naast het risico nabestaandenpensioen, een nabestaandenpensioen ingekocht vanuit het opgebouwde kapitaal. Bij de berekeningen dient uitgegaan te worden van de onderstaande grondslagen. De grondslagen voor de inkoopfactoren van StiPP zijn als volgt: Sterfte Prognosetafel AG2014, met ervaringssterfte (zie bijlage) Verhouding M:V 70% mannen, 30% vrouwen Rente Zuivere swapcurve (zonder UFR) Kosten 4% voor excassokosten Solvabiliteitsopslag 8,5% Deze aanspraken voor het nabestaandenpensioen dienen dan ten minste gelijk te zijn aan de aanspraken in de StiPP regeling. 3
Toeslagverlening na ingang nabestaandenpensioen Het pensioenfonds heeft vanaf 1 januari 2013 geen toeslagambitie. Met andere woorden: Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken worden geen toeslagen verleend. Het bestuur kan evenwel besluiten om in enig jaar op discretionaire basis een toeslag te verlenen, rekening houdend met de financiële positie van het pensioenfonds. Voor de berekeningen inzake gelijkwaardigheid kan vanaf 1 januari 2013 uitgegaan worden van een verwachte toeslagverlening van 0% per jaar. 4
Bijlage: Ervaringssterfte StiPP (ES-P2) Leeftijd Man Vrouw Leeftijd Man Vrouw 21 0,4000 0,5835 66 0,7139 0,9076 22 0,4000 0,5835 67 0,7226 0,9117 23 0,4000 0,5835 68 0,7313 0,9154 24 0,4000 0,5835 69 0,7400 0,9189 25 0,4000 0,5835 70 0,7488 0,9221 26 0,4000 0,5835 71 0,7575 0,9250 27 0,4000 0,5835 72 0,7662 0,9277 28 0,4000 0,5835 73 0,7749 0,9300 29 0,4000 0,5835 74 0,7836 0,9322 30 0,4000 0,5835 75 0,7924 0,9340 31 0,4087 0,5972 76 0,8011 0,9356 32 0,4174 0,6107 77 0,8098 0,9369 33 0,4261 0,6238 78 0,8185 0,9379 34 0,4348 0,6368 79 0,8272 0,9387 35 0,4436 0,6494 80 0,8360 0,9392 36 0,4523 0,6618 81 0,8447 0,9394 37 0,4610 0,6739 82 0,8534 0,9394 38 0,4697 0,6857 83 0,8621 0,9394 39 0,4784 0,6973 84 0,8708 0,9394 40 0,4872 0,7086 85 0,8796 0,9394 41 0,4959 0,7196 86 0,8883 0,9394 42 0,5046 0,7304 87 0,8970 0,9394 43 0,5133 0,7409 88 0,9057 0,9394 44 0,5220 0,7511 89 0,9144 0,9394 45 0,5308 0,7611 90 0,9232 0,9394 46 0,5395 0,7707 91 0,9319 0,9394 47 0,5482 0,7802 92 0,9406 0,9394 48 0,5569 0,7893 93 0,9493 0,9394 49 0,5656 0,7982 94 0,9580 0,9394 50 0,5744 0,8068 95 0,9668 0,9394 51 0,5831 0,8151 96 0,9701 0,9455 52 0,5918 0,8232 97 0,9734 0,9515 53 0,6005 0,8309 98 0,9768 0,9576 54 0,6092 0,8385 99 0,9801 0,9636 55 0,6180 0,8457 100 0,9834 0,9697 56 0,6267 0,8527 101 0,9867 0,9758 57 0,6354 0,8594 102 0,9900 0,9818 58 0,6441 0,8658 103 0,9934 0,9879 59 0,6528 0,8720 104 0,9967 0,9939 60 0,6616 0,8779 105 1,0000 1,0000 61 0,6703 0,8835 106 1,0000 1,0000 62 0,6790 0,8889 107 1,0000 1,0000 63 0,6877 0,8940 108 1,0000 1,0000 64 0,6964 0,8988 109 1,0000 1,0000 65 0,7052 0,9034 110 1,0000 1,0000 5
Checklist: Kwalitatieve toets verklaring gelijke aanspraken Checklist bij kwalitatieve toets StiPP Werkgever Soort pensioenregeling Beschikbare premieregeling met het karakter van een premieovereenkomst. Pensioengrondslag Als pensioengrondslag geldt het bruto uurloon verminderd met de uurfranchise. Het bruto uurloon bestaat uit het brutoloon, waaronder wordt verstaan: - het loon over de normale gewerkte uren - loon over de onregelmatige uren (dat wil zeggen de uren in afwijkende dag- en tijdzones) - indien tijdens ziekte loon wordt doorbetaald: het werkelijk door de werkgever doorbetaalde loon - de vergoeding wegens loonderving van (een) wachtdag(en) in geval van ziekte ('wachtdagcompensatie') - de opgebouwde of uitbetaalde reserveringen voor vakantiedagen, bijzonder verlof, kort verzuim en feestdagen (indien van toepassing) en vakantiebijslag. Onder brutoloon wordt niet verstaan: het loon over overuren, compensatie-uren, reisuren en gebruteerde onkostenvergoedingen. Onregelmatigheidstoeslag Nabestaanden- en wezen pensioen Het bruto uurloon is voor boekjaar 2016 gemaximeerd op 28,19. Er wordt pensioen toegekend over de onregelmatigheidstoeslag -Basisregeling: Bij overlijden van de (gewezen) deelnemer vóór het bereiken van de pensioendatum verkrijgen de partner en/of de kinderen aanspraken op nabestaanden- en/of wezenpensioen. De hoogte van dit nabestaanden- en/of wezenpensioen is afhankelijk van het kapitaal op het tijdstip onmiddellijk voorafgaande aan het overlijden van de deelnemer. -Plusregeling: Bij overlijden van de (gewezen) deelnemer vóór het bereiken van de pensioendatum verkrijgen de partner en/of de kinderen aanspraken op nabestaanden- en/of wezenpensioen. Het nabestaandenpensioen bestaat uit een uitkering uit de risicodekking en een uitkering die afhankelijk is van de hoogte van het pensioenkapitaal. Het nabestaandenpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum is op risicobasis verzekerd en bedraagt 1,252% van de pensioengrondslag over de toekomstige diensttijd. Het opgebouwde kapitaal dekt de verstreken diensttijd, ook na uitdiensttreding.
Opbouw pensioenkapitaal -Basisregeling: Voor de deelnemer wordt periodiek een premie beschikbaar gesteld van 4,4% van de pensioengrondslag.. Er worden geen kosten onttrokken aan deze premie. De netto beschikbare premie wordt toegevoegd aan het saldo van de pensioenrekening. Het pensioenkapitaal bestaat uit het saldo van de pensioenrekening inclusief de waarde uit een eventuele waardeoverdracht. Het saldo van de pensioenrekening wordt periodiek vermeerderd of verminderd met het positieve of negatieve beleggingsresultaat. -Plusregeling: De volgende inleg wordt per leeftijdscategorie beschikbaar gesteld. Hier worden geen kosten aan onttrokken. Leeftijd Beschikbare premie als percentage van de pensioengrondslag 21-24 4,4 25-29 5,4 30-34 6,6 35-39 8,0 40-44 9,8 45-49 11,9 50-54 14,6 55-59 18,1 60-64 22,5 65-66 26,5 De beschikbare premie wordt toegevoegd aan het saldo van de pensioenrekening. Het pensioenkapitaal bestaat uit het saldo van de pensioenrekening inclusief de waarde uit een eventuele waardeoverdracht. Het saldo van de pensioenrekening wordt periodiek vermeerderd of verminderd met het positieve of negatieve beleggingsresultaat. Kostenopslagen en risicopremies Alle kosten en risicopremies worden separaat in rekening gebracht en derhalve niet onttrokken aan de beschikbare premie of de opgebouwde kapitalen. 7
Franchise Opbouwperiode Pensioendatum Premievrije deelneming De uurfranchise wordt jaarlijks vastgesteld door het bestuur en wordt afgeleid van de (wettelijke minimale) jaarfranchise. De franchise bedraagt in 2016 6,24 per uur. -Basisregeling: 21 jaar tot 67 jaar. De opbouw vangt aan zodra een deelnemer meer dan 26 weken voor één uitzendonderneming heeft gewerkt (referte-eis). -Plusregeling: 21 jaar tot 67 jaar. Zie reglement voor details. De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd bereikt van 67 jaar. -Basisregeling: n.v.t. Verhoging ingegane pensioenen -Plusregeling: De deelnemer die arbeidsongeschikt wordt volgens de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) kan een verzoek bij het fonds indienen tot voortzetting van het deelnemer schap. Als het verzoek wordt ingewilligd, komt de door de werkgever verschuldigde premie als bedoeld in het uitvoeringsreglement geheel of gedeeltelijk ten laste van het fonds, wordt aan de werkgever gehele of gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling verleend en blijven de pensioenaanspraken van de deelnemer geheel of gedeeltelijk in stand. De gehele of gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling en de gehele of gedeeltelijke voortzetting van de deelneming geldt zolang een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid wordt genoten. Het pensioenfonds heeft geen toeslagambitie. Met andere woorden: Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken worden geen toeslagen verleend. Het bestuur kan evenwel besluiten om in enig jaar op discretionaire basis een toeslag te verlenen, rekening houdend met de financiële positie van het pensioenfonds. Voor de berekeningen inzake gelijkwaardigheid kan uitgegaan worden van een verwachte toeslagverlening van 0% per jaar. Uitsluitingsbepalingen De uitsluitingsclausules staan vermeld in het pensioenreglement onder artikel 16, lid 4 en 5 van de Basisregeling en onder artikel 17 lid 6 en 7 van de Plusregeling. Namens werkgever Bedrijf: Naam: Datum: Plaats: 8
Checklist aanwezige documenten Informatie Pensioenreglement werkgever Uitvoeringsovereenkomst werkgever Startbrief werkgever Gelijkwaardigheidsverklaring met daarin: - Een afgevinkte checklist - Toelichting op de gehanteerde kansen indien deze afwijken van de door StiPP voorgeschreven kansen - Indien toetsing plaatsvindt op het deelnemersbestand van de werkgever dan dient de volgende informatie per persoon te worden bijgevoegd: o Geboortedatum o Geslacht o Salaris o Hoogte van de eventuele onregelmatigheidstoeslag o Parttimegraad - Uitkomst uit de gelijkwaardigheidstoets op totaalniveau - Uitkomst uit de gelijkwaardigheidstoets per deelnemer, dan wel per leeftijdscohort indien toetsing plaatsvindt op basis van het modelbestand van StiPP. Indien bij de toetsing rekening wordt gehouden met de basisregeling van StiPP, dan dient tevens de volgende informatie per deelnemer te zijn bijgevoegd: - Datum in dienst - Contractsvorm (onbepaalde/bepaalde tijd), indien de toetsingsperiode gelegen is voor 2013. Verklaring werkgever inzake onregelmatigheidstoeslag: - Zijn de onregelmatigheidstoeslagen in de regeling van de werkgever pensioengevend? Zo niet, dan dient er een verklaring van de werkgever bijgevoegd te worden waarin wordt opgenomen in welke mate er onregelmatigheidstoeslag worden toegekend. Indien de regeling met terugwerkende kracht wordt aangepast dan dient de volgende informatie opgenomen te zijn: - Toelichting op de berekeningswijze - De hoogte van de aanvullende stortingen per deelnemer - Een toelichting op de wijze waarop wordt omgegaan met: o Reeds gepensioneerde deelnemers o Overleden deelnemers o Deelnemers die arbeidsongeschikt zijn geworden o Deelnemers die reeds met ontslag zijn een uitgaande waardeoverdracht hebben gepleegd o Het gemiste rendement De juridische documenten (reglement/uitvoeringsovereenkomst/startbrief) die zijn meegezonden dekken de gehele periode waarover vrijstelling wordt aangevraagd. Aanwezig