EISER : hebbend als raadslieden meesters advokaten te Antwerpen, kantoor houdend, waarvoor ter zitting meester verschijnt en pleit.



Vergelijkbare documenten
Verschijnend in persoon, bijgestaan door mr.. te

, geboren te op ' met ondernemingsnummer ~ wonende te. eisende p a r tij: vertegenwoordigd door mr te

hebbende als raadsman Mr. J. VdE, advocaat te 1050 Brussel,

VONNIS. De Correctionele Rechtbank van het arrondissement HASSELT, 16 kamer, heeft het volgende vonnis uitgesproken : INZAKE

Hof van beroep Antwerpen

SOFIMO, naamloze vennootschap, met maatschappijke zetel te Roeselare, Noordstraat 4, ingeschreven in het handelsregister te

Fke: 2009/AR/296I EINDAR~~ST. Rep. rif.: Zitting van: Nummer:

Arbeidshof te Brussel

Hof van beroep Antwerpen

Hof van Cassatie van België

Arbeidshof te Brussel

Instelling. Onderwerp. Datum

Vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen dd. 16 december 2005

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

V O N N I S OPENBARE TERECHTZITTING VAN : 18 APRIL de kamer. 1 e blad ARBEIDSRECHTBANK GENT

M. Nuyens, enig rechter, P. Vanveldhoven, afgevaardigd griffier. afgeleverd aan: afgeleverd aan: bedrag: datum: bedrag: datum: blad 1/5

Het HOF VAN BEROEP, zitting houdend te ANTWERPEN, TWEEDE KAMER, recht doende in burgerlijke zaken, heeft volgend arrest gewezen: Zitting van:

6tt161. 4fi HET HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL. zetelend in burgerlijke zaken, na beraad, wijst volgend arrest

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST OPENBARE TERECHTZITTING VAN 2 JUNI DE KAMER Arbeidsongeval Tegensprekelijk Definitief.

Hof van Cassatie van België

Relevante feiten. Beoordeling. RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN Vonnis van 09 oktober Rol nr 00/2654/A - Aanslagjaar 1996

526C. Vrijetetring van e;q3faitierea.1 an, 280, 2' Wetboek reoistratierechten, B.V. 8914/2006 INZAKE: Mevrouw H. A, wonende te 9070 Destelbergen,

In zake: 2010/AR/3198

KBC verzekeringen NV - burgerlijke partij/partij in gedwongen tussenkomst en vrijwaring - ter terechtzitting vertegenwoordigd door Mr

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

* * ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. A.R.Nr. 2011/AB/139 le blad. Arbeidsongeval Op tegenspraak Heropening der debatten

Hof van Cassatie van België

OPENBARE TERECHTZITTING VAN 13 FEBRUARI In de zaak: Mevrouw D.M. Ann, wonende te [xxx],

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. A.R.Nr le blad. OPENBARE TERECHTZITTING VAN EENENTWINTIG NOVEMBER TWEEDUIZEND EN ZES.

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling leper

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

* * * Gezien de stukken van het door de Raad samengestelde en aan de Tuchtcommissie toegezonden dossiers; * * *

Hof van Cassatie van België

1tw ~~~ bedrag' {, lil f) / dd. 00>5974 ~ I ingeschreven in het. ...-d... e Blad -- 1\:1:, ~. ;'c', :(:)ren :(>::'~;,-, ;7S C,~:i~u wn.

Politierechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen, KAMER 1 Vonnis. Uitgifte p. 1. Niet aan te bieden aan de ontvanger 2019/ A008786

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST A.R. 2009/AA/408. Rep. Nr. Vierde kamer OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN JUNI TWEEDUIZEND EN TIEN

ARBEIDSRECHTBANK TE HASSELT.

Hof van beroep Antwerpen

HOF VAN BEROEP TE ANTWERPEN Arrest van 15 oktober Rol nr 2001/AR/ 328

Hof van Cassatie van België

appellante, hebbende als raadsman mr. Eric Pringuet, advocaat met kantoor te 9031 Gent (Drongen), [ ],

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Mevrouw *** X X X, wonend te 9070 Destelbergen, Vinkenstraat 4;

Hof van Cassatie van België

Arbeidshof te Brussel

Hof van Cassatie van België

chgf /[ ~30 ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

0377/08/N Tuchtcommissie van 3 februari 2009 (definitieve beslissing)

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

A.R. nr. 2011/AB/663. rep.nr. 2012/1332 ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. OPENBARE TERECHTZITTING VAN 10 MEl 2012

Rolnummer Arrest nr. 43/2014 van 13 maart 2014 A R R E S T

BIJLAGE 6. ARBITRAGEREGLEMENT ARBITRAGE VZW

Hof van Cassatie van België

0296/05/N en 0302/05/N Tuchtcommissie van 13 juni 2006 (tussenbeslissing; beroep aangetekend)

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Politierechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen, KAMER 2 Vonnis. Uitgifte p. 1. Niet aan te bieden aan de ontvanger 2019/ A007621

2) Mevrouw M. K, - geïntimeerde sub 2 - in persoon aanwezig

Rechtbank van Koophandel ANTWERPEN, afdeling TURNHOUT

VLAAMSE GEMEENSCHAP, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in de persoon van de Minister-President, wiens kabinet gevestigd

Hof van Cassatie van België

DE BURGERLIJKE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG, ZITTING HOUDENDE TE HASSELT, ELFDE KAMER, HEEFT HET VOLGENDE VONNIS UITGESPROKEN:

Hof van Cassatie van België

DE IDEALE WONING, coöperatieve vennootschap, arrondissement. Antwerpen, met maatschappelijke zetel te 2600 Berchem,

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Politierechtbank Antwerpen, afdeling Turnhout, Zaal A - 8e Kamer Vonnis. Uitgifte p. 1. Niet aan te bieden aan de ontvanger 2019/ T003036

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie 14/11/ Nr. C N

Hof van Cassatie van België

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Antwerpen.

Overeenkomst tussen Blienberg Advocaten en cliënt. Blienberg Advocaten met maatschappelijke zetel aan de Brusselstraat 7 te 2018 Antwerpen

Hof van Cassatie van België

ECLI:NL:RBALM:2010:BN8235

Rolnummer Arrest nr. 181/2009 van 12 november 2009 A R R E S T

RAAD advies van 7 januari De rol van de commissaris-revisor inzake halfjaarlijkse en jaarlijkse communiqués van beursgenoteerde vennootschappen

Hof van Cassatie van België

, weduwe van de heer. wonende te Zele, te Zele, wettelijke erfgenaam van de. heer, wonende te ZeleJ

Rolnummers 4767 en Arrest nr. 53/2010 van 6 mei 2010 A R R E S T

Hof van Cassatie van België

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

ECLI:NL:RBOVE:2014:1265

Instantie. Onderwerp. Datum

Overeenkomst tussen advocaat en private cliënt

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSRECHTBANK TE ANTWERPEN VAN 8 MEI 2014

Transcriptie:

BESTUURL IJl{ f-1. r--schrift" Kosteloos afrjeleverd aan A.R. 16.584195 zeventiende Kamer po Nr,.; ~' ~~ ~,.J i.j l ~ 1..... "-. Nr. ~) 1-} Nr. rep. "3vilf. VONNIS gewezen en uitgesproken inh...,. o'-'l"'"'htsgebouw te Antwerpen op maandag, twintig mei negentienhonderdzesennegentig. Aapgeboden op Niet te registreren De UrM:Jlnlger Verz.. in de openbare terechtzitting van de van de Rechtbank van Koophandel van het gerechtelijk arrondissement Antwerpen, waar zitting hadden : Voorzitter van de Kamer, Rechter in Handelszaken, Rechter in Handelszaken, Griffier. UITGIFTE Mr. INDEZAAKVAN: A.R. 16.584195 eiser I gedaagde nr. RU de heer,, bedrijfsrevisor, wonend te blz. F. dd. EISER : hebbend als raadslieden meesters advokaten te Antwerpen, kantoor houdend, waarvoor ter zitting meester verschijnt en pleit. en. te voornoemd UITGIFTE Mr. TEGEN: eiser nr. RU blz. I gedaagde naamloze vennootschap _ ' in 't kort n "', ingeschreven in het handelsregister te onder het nummer, met maatschappelijke zetel gevestigd te F. dd. VERWEERSTER: hebbend als raadsman meester., kantoor houdend dewelke ter zitting verschijnt en pleit.., advokaat te

r AR. 16.584/95 I Gelet op de stukken van de rechtspleging, vermeld op de inventa7 rissen van de dossiers van de rechtspleging; Gehoord partijen in hun middelen op de openbare terechtzitting van 22.04.1996, en gelet op de door hen neergelegde dossiers. L Eiser voert aan dat hij bij beslissing van de algemene vergadering dd. 01.06.1992 van verweerster werd aangesteld tot commissaris-revisor vanaf het boekjaar 1992, en dat de jaarlijkse bezoldiging was bepaald o,:- _ BEF. Hij zet uiteen dat hij, bij beslissing van de algemene vergadering van verweerster dd. 16.03.1993 ( deze datum is onjuist : de algemene vergadering ging door op 01.06.1993, wat in conclusie wordt rechtgezet ) werd ontslagen. Eiser vordert, bij toepassing van art. 64 quater Venn. W. schadevergoeding, en hij begroot deze op BEF, vermeerderd met 19,5 % B.T.W. 2. De rechtbank beoordeelt de geschilpunten, waartoe deze vordering aanleiding geeft, als volgt. 2.1. HET STATUUT VAN DE COMMISSARIS-REVISOR 2.1. 1. Er bestaat geen betwisting over dat verweerster een vennootschap is die voldoet aan de criteria van art. 12 2 van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen, zodat zij, krachtens art. 64 2 Venn. W. niet verplicht was tot de aanstelling van een commissaris-revisor over te gaan. Hieruit leidt verweerster af dat art. 64 V erin. W. te haren opzichte niet dwingend is. 2.1.2. Art. 64 Venn. W. werd vervangen door zijn huidige tekst ingevolge de wet van 21.02.1985 tot hervorming van het bedrijfsrevisoraal Art. 64 houdt, in haar eerste paragraaf, de algemene verplichting in tot het aanstellen van een commissaris- -BLAD 2-

AR. 16.584/95 revisor, wiens benoemingsvoorwaarden en statuut in de artikels 64 bis tot en met 64 octies werden vastgelegd. Art. 64 2 voorziet op de algemene verplichting tot aanstelling van een commissaris-revisor een afwijking ten aanzien van de vennootschappen, die aan de criteria van art. 12 2 van de wet van 17.07.1975 voldoen. Deze vennootschappen zijn niet verplicht een commissaris-revisor aan te stellen. Doen zij dat niet, dan kan ieder vennoot individueel de onderzoeks- en controlebevoegdheid van een commissaris uitoefenen. Dat dergelijke vennootschappen niet de verplichting hebben een commissaris-revisor aan te stellen belet echter niet dat, indien zij eenmaal hebben beslist toch hiertoe over te gaan - en zij dus kiezen voor de controle door een commissaris-revisor in plaats van het controlerecht van de individuele aandeelhouder dat alsdan wegvalt -, op deze aanstelling alle bepalingen van art. 64-64 octies gelden. Er bestaat, m.a.w., slechts één statuut voor de commissaris-revisor, en dit geldt voor alle vennootschappen die een commissaris-revisor aanstellen. (VEROUGSTRAETE 1., Le controle financier des sociétés anonymes, in Les sociétés commerciales, 1985, blz. 293, nr. 41; VAN HULLE K. & MAES J.P., De hervorming van het bedrijfsrevisoraal en de organisatie van het accountantsberoep, blz. 54; GEENS K. & LAGA H., Overzicht van Rechtspraak, T.P.R. 1993, nr. 185, blz. 1092) Het is in dit verband ook indicatief dat de omstandigheid, dat een vennootschap ophield een "grote" vennootschap te zijn, in haren hoofde geen wettige reden tot ontslag van de commissaris-revisor vormt. (VAN BRUYSTEGEM 8., De Vennootschappenwet '86, blz. 109) 2.1.3. Hieruit vloeit voort dat art. 64 quater Venn. W. geldt, volgens hetwelk eiser werd aangesteld voor een hernieuwbare termijn van drie jaar. 2.2. BEËINDIGING OM WETTIGE REDEN? In conclusie voert verweerster aan dat aan de aanstelling van eiser een einde werd gesteld «omdat het voor de vennootschap -BLAD 3-

~-? i) 0 f_, c.).. AR. 16.584/95 niet mogelijk was de eenzijdig en zonder akkoord van de algemene vergadering bepaalde bezoldigingen van de commissaris revisor te betalen». 2.2. 1. Partijen zijn het oneens over de vraag of de algemene vergadering, bij de aanvang van de opdracht van eiser, zijn jaarlijkse bezoldiging heeft vastgelegd, zoals voorgeschreven door art. 64 ter Venn. W. Verweerster besluit tot de afwezigheid van een door de algemene vergadering vastgelegde bezoldiging, omdat de notulen van de algemene vergadering dd. 01.06.1992 hiervan geen melding maken. Dit is juist, maar het feit dat de notulen de bezoldiging niet vermelden houdt niet noodzakelijk in dat er geen bezoldiging werd vastgelegd. Dit houdt enkel in dat de notulen er het bewijs niet van leveren. Overigens kan het gebrek aan notulering niet aan eiser worden toegerekend, en beschikt hij tegenover verweerster, die een handelsvennootschap is, over de vrije bewijsvoering. De rechtbank acht het bewezen dat de algemene vergadering de bezoldiging op BEF per jaar had vastgelegd op volgende gronden : a. In zijn brief dd. 15.07.1992 schreef eiser dat hij zijn bezoldiging raamde op een vast bedrag van BEF per jaar. Deze melding houdt, naar het oordeel van de rechtbank, geen nieuwe mededeling in, maar enkel de bevestiging van hetgeen op de algemene vergadering was besproken. Niet alleen heft eiser zijn brief aan met een verwijzing naar de algemene vergadering, maar hij schrjjft ook in de laatste zin «Andermaal wens ik nog op te merken dat alle andere bijzondere opdrachten afzonderlijk zullen gehonoreerd worden». Het gebruik van het woord andermaal wijst erop dat reeds voordien was gewezen op de bijkomende aanrekening van bijkomende prestaties. Welnu, wanneer besproken werd welke prestaties niet in de vaste bezoldiging begrepen zouden zijn, dan moet er noodzakelijk ook zijn besproken welke prestaties wél in de vaste bezoldiging begrepen waren, en welke deze vaste bezoldiging zou zijn. Bovendien verwijst eiser expliciet -BLAD 4-

~- AR. 16.584/95 naar art. 64 ter Venn. W., en bevestigt hij het consensualisme m.b.t. de bepaling van de bezoldiging. b. Deze brief lokte geen enkele reactie van verweerster uit, wat aangeeft dat hij de bevestiging vormde van hetgeen was overeengekomen. c. Eiser rekende driemaandelijks een voorschot aan van BEF, zijnde precies 25 % van BEF. De nota's dd. 09.10.1992 en 29.01.1993 werden aanvaard en voldaan, hetg~en nogmaals aangeeft dat er werd aangerekend wat was overeengekomen. 2.2.2. Dat de aanstelling van eiser werd beëindigd om financiële redenen blijkt overigens niet uit de brief van verweerster dd. 08.03.1993, waarbij zij ter kennis bracht eiser te willen ontlasten van zijn taak. Verweerster geeft immers aan dat haar beslissing voortvloeit uit de wijziging in de aandeelhoudersstructuur. In haar toelichtend schrijven zet verweerster uiteen dat de nieuwe aandeelhouders beslist hebben zelf de onderzoeks- en controlebevoegdheid waar te nemen. Zich steunende op de Memorie van Toelichting, omschrijft de rechtsleer als wettige redenen de lichamelijke ongeschiktheid van de commissaris, de nalatigheid bij het vervullen van het mandaat, omstandigheden te wijten aan de commissaris die het onmogelijk maken het vertrouwen van de vennootschap verder te genieten. (VAN BRUYSTE GEM B., De Vennootschappenwet '86, blz. 108; VEROUGSTRAE TE 1., Le controle financier des sociétés anonymes, in Les sociétés commerciales, 1985, blz. 287, nr. 33; VAN HULLE K. & MAES J.P., De hervorming van het bedrijfsrevisoraal en de organisatie van het accountantsberoep, blz. 77). Noch het aantreden van nieuwe aandeelhouders, noch de beweerde impact van het ereloon op de financiële toestand van de onderneming konden het ontslag wettigen (voor wat het laatste betreft: GEENS K. & LAGA H., Overzicht van Rechtspraak, T.P.R. 1993, nr. 185, blz. 1092) -BLAD 5-

6jj (").. f.) J ; AR. 16.584/95 2.3. DE GEVOLGEN VAN HET ONTSLAG 2.3.1.1. In de eerste plaats heeft erser recht op vergoeding voor de prestaties die hij heeft geleverd. Uit de voorgelegde stukken blijkt genoegzaam dat hij, binnen zijn mogelijkheden, zijn taken heeft vervuld met betrekking tot het boekjaar 1992 en zijn verslag opgesteld. Dat hij enkel een verklaring van niet-bevinding kon opstellen vloeit voort uit het feit dat verweerster hem alle medewerking heeft geweigerd, nog vooraleer de algemene vergadering op 01.06.1993 tot het ontslag had beslist. Eiser heeft dus recht op betaling van zijn ereloonnota dd. 18.05.1993 ten belope van BEF (B.T.W. incl.), verm'eerderd met,het niet gefactureerde saldo voor het boekjaar 1992 van BEF, ten titel van vergoeding voor geleverde prestaties. 2.3.1.2. Een tweede onderdeel, dat betrekking heeft op geleverde prestaties, bestaat uit de deurwaarderskosten die eiser heeft gemaakt, om het bewijs te leveren dat hem de deugdelijke vervulling van zijn taak onmogelijk was gemaakt. In principe blijven kosten, die een partij voor eigen bewijsvoering maakt, te haren laste. Eiser heeft zich echter door een gerechtsdeurwaarder laten vergezellen, om ook tegenover derden te kunnen bewijzen dat hij zijn wettelijk vastgelegde opdracht heeft vervuld binnen de perken van de hem door verweerster geboden mogelijkheden. Daar deze gerechtsdeurwaardersvaststellingen dus nodig waren binnen het kader van de wettelijke opdracht van eiser, dienen deze kosten hem door verweerster vergoed. Eiser vordert een bedrag van BEF. De rechtvaardigingsstukken werden door eiser niet voorgelegd, doch het bedrag op zich wordt door verweerster niet betwist. 2.3.2. Eiser streeft na dat hij de vatledige bezoldiging over drie jaar zou ontvangen, als had hij zijn opdracht verder uitgevoerd. Hij steunt zich hiervoor op art. 64 quater Venn. W., volgens hetwelk een commissaris-revisor voor de duur van drie -BLAD 6-

AR. 16.584/95 jaar wordt benoemd. De rechtbank volgt eiser niet, waar hij in conclusie (in de aanhef van rubriek 2.5., blz. 7) uit deze bepaling afleidt dat de commissaris-revisor niet kan worden ontslagen, behoudens om wettige reden. Art. 64 quater Venn. W. heeft de beëindiging van de opdracht zonder wettige reden immers niet onmogelijk gemaakt, maar heeft enkel in de tweede alinea aan de ten onrechte (hetzij zonder wettige reden) ontslagen commissarisrevisor het recht op schadevergoeding toegekend. Zo kan de commissaris-revisor geen rechtsvordering stellen teneinde het ontslag ongedaan te horen maken en hem in zijn functie hersteld te zien. (VAN HULLE K. & MAES J.P., De hervorming van het bedrijfsrevisoraal en de organisatie van het accountantsberoep, blz. 77-78) 2.3.3.1. Art. 1149 8. W. bepaalt dat het recht op schadevergoeding dat aan een schuldeiser - in geval van wanprestatie van zijn medecontractant - verschuldigd is, bestaat in het verlies dat hij heeft geleden en in de winst die hij heeft moeten derven. Deze regel, die tot het algemeen verbintenissenrecht behoort, is ook toepasselijk op het statuut van de commissaris-revisor. (VEROUG STRAETE I., Le controle financier des sociétés anonymes, in Les sociétés commerciales, 1985, blz. 288, nr. 34) Zo het statuut van de commissaris-revisor wettelijk vastligt (inbegrepen dus diens recht op schadevergoeding bij ontslag zonder wettige reden), belet zulks niet dat hij door de vennootschap wordt aangesteld en dat hij in een contractuele relatie tot de vennootschap staat. (VAN OEVELEN A., De rol en de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de commissaris-revisor, Handelsrecht, Economisch en Financiëe/ Recht, Cyclus De/va 1994/1995, blz. 270, nr. 42) 2.3.3.2. De goede uitvoering van de overeenkomst tussen partijen had erin bestaan dat eiser zijn opdracht gedurende drie jaren zou hebben uitgevoerd. De schade die eiser lijdt, en die moet worden vergoed, bestaat uit de kosten die hij met het oog op de uitoefening van zijn functie voor die periode heeft gemaakt, in de mate waarin deze uitgaven voor hem zonder nut zijn geworden, evenals uit de winst die hij gedurende de overblijvende twee jaar zou hebben behaald. -BLAD 7-

~ C} t_) u _{ I... '; I AR. 16.584/95 De stelling van verweerster, als zou enkel een vergoeding op basis een forfaitair te bepalen "redelijke" termijn kunnen verschuldigd zijn, kan niet worden bijgetreden. Het is precies omdat hij, ingevolge art. 64 quater Venn. W., was aangesteld voor een vaste termijn van drie jaar, dat zijn nadeel en zijn winstderving zich over deze periode uitstrekt. Een vergoeding die berekend wordt over de ganse periode waarin hij ten onrechte zijn prestaties niet kon vervullen is de enige berekening die de schade en de winstderving op een correcte wijze weergeeft. Dat de schade op die wijze moet worden berekend vloeit overigens voort uit art. 1794 B.W. Deze bepaling is immers een algemene regel die van toepassing is op iedere overeenkomst die betrekking heeft op het leveren van materieel en/of intellectueel werk, van zodra zij van vaste duur is (Cass. 4 september 1980, R.C.J.B. 1981, 523), en houdt enkel een bevestiging in van het algemeen verbintenissenrecht (zie het verhelderend commentaar van DE PAGE H., Traité, IV, nrs. 859 en 914). De rechtbank acht de regels van art. 1149 B.W. en 1794 B.W. toepasselijk, precies omdat het recht tot ontslag ad nuturn door de wet van 21.02.1985 ongedaan werd gemaakt.(vgl.: VAN OEVELEN A., De rol en de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de commissarisrevisor, Handelsrecht, Economisch en Financiëel Recht, Cyclus De/va 1994/1995, blz. 272-273, nr. 44) 2.3.3.3. Evenmin kan verweerster worden gevolgd, waar zij een vergoeding wil bepaald zien op grond van een lagere jaarlijkse vergoeding, en hiervoor inroept dat de door eiser bedongen vergoeding beduidend hoger ligt dan deze die andere revisoren voorzagen. Vermits hoger werd aangenomen dat er tussen partijen een overeenkomst bestond omtrent de jaarlijkse vergoeding van BEF, is het op basis van dit bedrag dat de schade dient berekend. 2.3.4. Op eiser rust de bewijslast dat de door hem gevorderde som overeenkomt met zijn schade. Zulks vloeit zonder meer voort uit art. 1315 B.W. en art. 870 Ger. W. Wellicht omdat hij uitging van een verderlopende bezoldiging tot aan het einde van -BLAD 8-

...:_:) ):.~ -,n laatste bla ") ' { [ t) u J AR. 16.584/95 de termijn van drie jaar, verschaft hij over de begroting van zijn schade helemaal geen toelichting, noch in conclusie, noch in zijn bundel. Verweerster suggereert de aanstelling van een deskundige. Alvorens te beoordelen of dergelijke onderzoeksmaatregel onafwendbaar is, verkiest de rechtbank aan eiser zelf de gelegenheid te bieden zijn eis alsnog_ te staven. 3. De vordering komt daarom op dit ogenblik gegrond voor ten belope van BEF, vermeerderd met de interesten, z.oals hierna bepaald, en dit te provisionelen titel. Alvorens over het meergevorderde over te gaan, heropent de rechtbank de debatten, teneinde eiser toe te laten zijn vordering overeenkomstig de hierboven gestelde principes te staven en toe te Hchten, en teneinde verweerster toe te laten hierop te repliceren. OM DEZE REDENEN DE RECHTBANK Gelet op de wet van 1 5 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken gewijzigd door de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek; Rechtdoende op tegenspraak; Alle andere en strijdige besluiten verwerpend; Verklaart de vordering ontvankelijk en in de hiernabepaalde mate gegrond;.,. -BLAD 9-

AR. 16.584/95 Veroordeelt verweerster om aan eiser te betalen de som van BEF, vermeerderd met de verwijlsinterasten vanaf 02.07.1993 en met de gerechtelijke interesten vanaf 05.11.1993; En alvorens te oordelen over het meergevorderde, heropent de debatten met het hierboven aangegeven doel, en stelt de zaak vast op de zitting van maandag, 21 oktober 1996 te 11.15 uur. Verklaart het vonnis uitvoerbaar. Getekend : \lbc,t eensluidend afschrift -BLAD 10-