Soortenbeschermingsprogramma Antwerpse Haven: overzicht stand van zaken en voorziene maatregelen

Vergelijkbare documenten
De Antwerpse Haven Natuurlijker

Gewestplan 1978 tot GRUP

Haven en Natuur. 22/05/2013 Laura Verlaeckt (Havenbedrijf Antwerpen) Peter Symens (Natuurpunt)

Voorkomen van Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus) in Het Verdronken Land Van Saeftinghe Walter Van Kerkhoven

Naar een nieuw evenwicht tussen natuur en industrie in het Antwerpse Zeehavengebied. Brussel, 19 januari 2010

Bescherming van de oeverzwaluw Richtlijnen voor aannemers

Soortenbeschermingsprogramma Antwerpse Haven Referentierapport monitoring

Voorkomen van Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus) in Het Verdronken Land Van Saeftinghe Walter Van Kerkhoven

Monitoring Antwerps Havengebied

Soortenbeschermingsprogramma Antwerpse haven

Soortenbeschermingsprogramma Antwerpse Haven monitoringrapport 2015

De Antwerpse Haven natuurlijker

Veenweiden steeds belangrijker voor Zwarte sterns in Zuid-Holland. Verslag van monitoring van aantallen en broedsucces in 2013

Soortenbeschermingsprogramma Antwerpse Haven monitoringrapport 2016

Functioneren kunstmatige eilanden voor visdieven in de Inlaag Oesterput op Noord-Beveland en in de Inlaag Neeltje Jans: Broedseizoen 2016

Notitie flora en fauna

Notitie. Referentienummer Datum Kenmerk november Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk

Natuurdoelstellingen voor Vogelrichtlijngebied IJzervallei. Danny Maddelein Agentschap voor Natuur en Bos

Advies betreffende de inplanting van 10 windturbines in de haven van Antwerpen

18 februari Natuurwetgeving in het Westland Paul Moerman & Wouter Wubben

Memo. Commissie voor de m.e.r. Robbert Wolf en Chris Moes. Ter informatie. Aan. Havenbedrijf Rotterdam N.V. Datum 13 november 2017 Telefoon Fax

Terug een topjaar voor de bruine kiekendieven in de Westkustpolders

Aanvullend onderzoek beschermde soorten Wilhelminastraat e.o. Vianen

Huismus- en vleermuisinventarisatie op planlocatie de Marke III te Hengevelde

PROJECTPLAN ONTHEFFING AANSLUITING A9 - HEILOO Provincie Noord-Holland 16 DECEMBER 2016

(O, Omgevingsdienst regio Utrecht

Soortenbeschermingsprogramma Antwerpse Haven monitoringrapport 2017

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Boomcontrole vleermuizen boom 61145, Nieuwegracht te Utrecht

Monitoring Waaslandhaven 2015

Mitigatie effecten op de natuur bouwplannen Kleizuwe

Stichting Natuur- en Vogelwacht Dordrecht Noorderelsweg 2 A, 3329 KH Dordrecht, tel.: , info@vogelwacht.eu,

Habitat- en landschapsgebruik door vleermuizen in en rond de Waaslandhaven

De vroedmeesterpad in Vlaanderen. 28 november 2018 Dries Desloover Agentschap voor Natur en Bos

Effecten op de boomvalk van het Bp Lelylaan te Amsterdam

Notitie. Inleiding. Methodiek. J. de Waard (Trivire Wonen) aan. van A. de Baerdemaeker. betreft Vleermuis- en vogelonderzoek Patersweg Dordrecht

Bijlage 6: Oplegnotitie bij bijlage 5 Gevolgen voor beschermde en bedreigde natuurwaarden inrichting Skûlenboarch, Buro Bakker, 2011

Meer dan 400 paar Zwarte sterns in Zuid- Holland Verslag van monitoring van aantallen en broedsucces in 2014

Verkennend Ecologisch Onderzoek

Bescherming Weidevogels Zuid-Holland Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen

Bijlage 1 Onderzoek ecologie

Door Matthias Koster, Sovon districtscoördinator D13, Grote Rivieren

Nieuwe bedrijfslocaties

Bepalen van populatieniveaus van enkele doortrekkende en overwinterende watervogels ten behoeve van S-IHD Schorren en polders van de Benedenschelde

Quickscan flora en fauna voor bestemmingsplan Oostpoort Februari 2014

ACTIVITEITENPLAN KAAGSTRAAT/NORREMEERSTRAAT

PLANGEBIED EN VOORGENOMEN ONTWIKKELING

PLANGEBIED EN VOORGENOMEN ONTWIKKELING

Meetnetten Vlaams-Brabant

Art. 14. Art. 15. Art. 16.

Advies betreffende de impact van de verdere ruimte-inname in de voorhaven van Zeebrugge op het broedgebied van de kleine mantelmeeuw en de zilvermeeuw

Een (t)huis voor vleermuizen. Waar kunnen ze zich verschuilen

Beverwijkerstraatweg 44 - Castricum

De betekenis van een zandbank voor Heist voor de avifauna

Vleermuizen in Ermelo

Natuurtoets. Fort Oranje 27. Woerden

Aanvullend onderzoek aanleg woonwijk Hazenburg te Arnemuiden AANVULLEND ONDERZOEK AANLEG WOONWIJK HAZENBURG TE ARNEMUIDEN

2Bconnect Ecologie en bedrijventerreinen. Kennisdag Rollin Verlinde Inverde

Vleermuizen & vogels Pr. Steynstraat e.o. te Velsen

Advies over de impact op avifauna van werken aan wachtboezems in de Antwerpse haven

Aanvullend onderzoek Kempkensberg te Groningen. A&W-notitie 2588kev

B i j l a g e 2 : W e r k p r o t o c o l h u i s m u s

Rapportage onderzoeken vleermuizen, huismus en gierzwaluw

Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins. Quickscan. Spankerenseweg 20 Dieren

- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw,

Onderzoek flora en fauna

Quickscan natuur Mauritslaan Werkhoven

Koloniebroeders in 2017 in Zuid-Holland Noord

memo vaststelling bestemmingsplan aangaande Flora- en faunawet 'herontwikkeling perceel voormalig gemeentehuis' te 's Heerenberg.

Notitie quickscan Flora en fauna

Natuurwaarden onderzoek de Hallen

memo INLEIDING GEBIEDSBESCHERMING ZAND/ZON/ c.c.: datum: 22 augustus 2013 Achterweg 48, Lisse

Gemeente Nijmegen T. Martens Postbus HG Nijmegen. Quick scan Flora- en faunawet Mesdagstraat te Nijmegen

Bijlage 1 Natuurtoets

Resultaten veldbezoek vleermuizen en vogels Hotels van Oranje te Noordwijk

NATUURTOETS LANGE WEMEN HENGELO VERVOLGONDERZOEK GEMEENTE HENGELO

Afdoend onderzoek ecologie Kanaaldijk 63 te Watergang

Openbaar onderzoek en infomarkt over natuurgebied Prosperpolder Zuid

Projectplan ontheffingsaanvraag Flora- en faunawet drie bebouwingslocaties te Rozenburg (ZH)

2Bconnect Ecologie en bedrijventerreinen

Vleermuisonderzoek Kildijk

Bureaustudie natuurwaarden Nijverheidstraat te Nederhemert

Onderzoek flora en fauna

Natuurtoets Tugelawegblokken

Rapportage soortgericht onderzoek Cannerweg 8 & 10

Green Deal Bedrijven en Biodiversiteit. Tijdelijke natuur. 14 februari 2019, Lerend Toyota HQ

Notitie Flora- en faunaonderzoek Enter

Experts maakten zich in het voorjaar zorgen: waar blijven de zwaluwen? Nieuwsbrief augustus 2018

Natuurwaardenonderzoek Sloterdijk III

Vogels en Vleermuizen

Huidige situatie Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding, opgaande beplanting en watergangen.

Foeragerende kiekendieven nabij de Lage Knarsluis in 2015 A&W-rapport 2156

Deze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland

Advies over de kennisgevingsnota van het strategische MER voor een windturbinepark in het havengebied op de rechteroever van de Schelde in Antwerpen

Briefrapport. aanleiding en methode. SAB Arnhem B.V. datum: 30 januari betreft: Quick scan Flora en Fauna, Bloksteegweg 1

Vrij vertrouwd. Redelijk vertrouwd

2. ECOLOGIE VLEERMUIZEN...

memo Veldonderzoek centrumplan te Mijnsheerenland

BM-RAPPORT Onderzoek naar vleermuizen, gierzwaluw en huismus. T.P. Molenaar en L. Boon, 30 september DEFINITIEF

Notitie inspectie bomen Molenbeek Sittard 2011

Transcriptie:

Soortenbeschermingsprogramma Antwerpse Haven: overzicht stand van zaken en voorziene maatregelen Johan Baetens, Natuurpunt projectmedewerker Antwerpse haven natuurlijker, e-mail: johan.baetens@natuurpunt.be 1. Inleiding Sinds 2001 is er een actieve samenwerking tussen Natuurpunt en het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen en de Maatschappij Linkerscheldeoever voor het volledige gebied van de haven van Antwerpen. De samenwerking tussen alle partijen werd reeds uitvoerig besproken in de editie van ANTenne 2012/3 (juli-sept, blz. 38 42). Via het project "Antwerpse haven natuurlijker" werkt Natuurpunt met zoveel mogelijk andere (haven)actoren nauw samen om haven en natuur in harmonie te kunnen laten samenleven. De belangrijkste manier waarop dit wordt gedaan, is de realisatie van een netwerk van Ecologische Infrastructuur (EIN) 1 dat bestaat uit een aantal kerngebieden die onderling verbonden zijn via corridors (bermen en leidingstroken) en stapstenen (iets grotere restzones). Om dit netwerk te optimaliseren, werd binnen dit project ook werk gemaakt van een Soortenbeschermingsprogramma (SBP) voor het Antwerpse havengebied. Ondertussen is dit programa voltooid en werd het ook offcieel goedgekeurd per Ministerieel Besluit van 23/05/2014 (BS 21/08/2014) en zijn reeds de eerste maatregelen genomen. Het volledige programma is te raadplegen op de website van ANB (www.natuurenbos.be/ SBPantwerpsehaven). Via deze bijdrage willen we een overzicht geven van de stand van zaken en de voorziene maatregelen. VERDRONKEN LAND VAN SAEFTINGHE - NL Figuur 1: Netwerk van Ecologische Infrastructuur en netwerk van natuurkerngebieden Havenbedrijf 2. SBP Antwerpse haven Het SBP is opgebouwd rond 14 zorgvuldig geselecteerde zogenaamde paraplusoorten of aandachtssoorten voor dit uitgestrekt havengebied (zowel Linkerschelde (LSO) als Rechterscheldeoever (RSO)). De maatregelen die voor deze soorten worden genomen, moeten daarbij de garantie bieden voor de instandhouding van in totaal zo n 76 andere beschermde dier- en plantensoorten, de zogenaamde meeliftende soorten. Gedurende een periode van 5 jaar zal dankzij het SBP uitvoering worden gegeven aan zo n 125 maatregelen waarmee het netwerk van Ecologische Infrastructuur (EIN) zal worden geoptimaliseerd. Dit netwerk biedt de garantie op de duurzame instandhouding van levensvatbare populaties van alle beschermde havenspecifieke 2 doelsoorten. Het afgebakende netwerk bestaat uit ca 650 ha aan permanente onderdelen, aangevuld met 1. De term Ecologische Infrastructuur Netwerk (EIN) en Ecologische Infrastructuur (EI) komen nog uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV, 1997) waarin bepaald werd dat in alle Vlaamse havens max. 5 % ecologische infrastructuur moet worden gerealiseerd 2. Deze term werd gedefinieerd in het Soortenbeschermingsprogramma en duidt op soorten die relatief gezien meer frequent voorkomen in het havengebied dan in de rest van Vlaanderen. In de praktijk zijn het soorten van duin-, heidebiotopen en rietmoerassen, alsook soorten die gebonden zijn aan gebouwen of andere havengebonden infrastructuren. 12 ANTenne JANUARI - MAART 2016 NR 1

163 ha aan tijdelijke onderdelen 3 (zie figuur 1). Dit netwerk sluit daarbij aan op het bestaande en nog te realiseren netwerk van de grotere natuurkerngebieden 4 buiten de haven. Het merendeel van deze gebieden moet instaan voor de realisatie van de bij Europa aangemelde instandhoudingsdoelstellingen (IHD's) van de aanwezige Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. 3. Een overzicht van de 14 paraplusoorten uit het SBP 3.1. Blauwborst Aan de andere kant biedt het SBP ook het kader om afwijkingen op het soortenbesluit te verlenen bij geplande innames van braakliggende gronden door bedrijven. Zelfs voor zwaar beschermde soorten zoals de rugstreeppad biedt het SBP rechtszekerheid voor de bedrijven in het havengebied. Het EIN biedt immers de garantie voor de duurzame instandhouding van de beschermde soorten in het havengebied. In onderstaande bespreking wordt het SBP per paraplusoort beknopt besproken. Voor een meer gedetailleerde bespreking (inclusief de meeliftende soorten) verwijzen we naar het referentierapport van de monitoring 2012-2014: http://www.natuurpuntwal.be/2015 03-27_Monitoringsrapport-AH NAT-2014_DEF.pdf In dit rapport wordt de nulsituatie, voorafgaand aan de uitvoering van het SBP, beschreven. Het eerste monitoringsrapport van het SBP (waarin de resultaten van 2015 werden verwerkt) wordt tegen het voorjaar van 2016 gepubliceerd. Figuur 2: Blauwborst P. De Munck De doelstelling voor deze soort is 2-ledig: een populatiedoelstelling van 50-60 broedparen en een oppervlaktedoelstelling van 9-27 ha rietmoeras in combinatie met 65-79 ha open water. De oppervlaktedoelstelling werd geïntegreerd met de oppervlaktedoelstelling voor bruine kiekendief. In 2014 werd de populatiedoelstelling gehaald (67 broedparen), zij het dankzij de inzet van tijdelijke gebieden binnen het EIN (35 broedparen). 3.2. Bruine kiekendief De bruine kiekendief (figuur 3) doet het de laatste jaren slecht in heel Europa en ook in Vlaanderen. In het havengebied is het er zo mogelijk nog slechter mee gesteld. De doelstelling van het SBP voor deze soort bestaat eveneens uit een populatiedoelstelling (8 broedparen) en een oppervlaktedoelstelling (178 tot 214 ha waarvan min. 89 ha rietmoeras en 89 ha open water). De oppervlaktedoelstelling voor blauwborst zit vervat in deze doelstelling voor bruine kiekendief. Bijkomend Figuur 3: Bruine kiekendief J. Verheyden werd nog een oppervlaktedoelstelling van minimaal 1500 ha geschikt foerageergebied vastgelegd. Het merendeel van dit foerageergebied bevindt zich echter buiten het EIN (zowel in natuurkern- als in haven- en landbouwgebieden). In 2014 kwamen er slechts 4 koppels tot broeden in het havengebied. Daarvan bevond er zich slechts 1 koppel in permanente onderdelen van het EIN, 2 in tijdelijke onderdelen en 1 koppel buiten het EIN. Het netwerk omvat momenteel een 41 ha rietmoeras (waarvan een 16 ha in tijdelijke EI) en 122 ha open water (waarvan 62 ha in tijdelijke EI). Het is duidelijk dat hier nog een behoorlijke inspanning moet worden geleverd om de doelstelling te halen in de permanente onderdelen van het EIN. In de komende jaren zal dan ook vooral worden ingezet op bijkomende rietontwikkeling in de permanente onderdelen van het netwerk. Het voorbije jaar werd daartoe reeds 12 ha bijkomende plassen aangelegd in het gebied Haasop. Na vegetatieontwikkeling zal een deel van deze plassen omgezet zijn in rietmoeras. Om meer geschikt foerageergebied te creëren voor bruine kiekendief 3. De tijdelijke onderdelen van het netwerk blijven gedurende de looptijd van het SBP, tot midden 2019, bewaard. Na het SBP worden deze gebieden ingeschakeld voor verdere havenontwikkeling. De tijdelijke onderdelen worden voornamelijk ingezet als bijkomend foerageergebied voor bruine kiekendief (zie verder) 4. De weergegeven gebieden bestaan enerzijds uit natuurgebieden die reeds behoren tot het NATURA 2000 netwerk en een aantal andere gebieden (zoals het Rietveld Kallo) die daar (nog) niet toe behoren, maar wel werden aangelegd ter compensatie van het verloren gaan van natuurwaarden in het NATURA 2000 netwerk. In gebieden moet instaan voor de realisatie van de bij Europa aangemelde instandhoudingsdoelstellingen (IHD's) van de aanwezige Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. ANTenne JANUARI - MAART 2016 NR 1 13

Bruine kiekendief (Circus aeruginosus) in "Verdronken Land van Saeftinghe" Vorig jaar werd weer door vrijwilliger Walter Van Kerkhoven onderzoek gedaan naar het voorkomen, broedgedrag en broedresultaat van de bruine kiekendief in het Verdronken Land van Saeftinghe" (dat aan het havengebied grenst) (zie figuur 4 kaartje) Saeftinghe was tot 2012 het belangrijkste bolwerk voor de bruine kiekendief binnen Zeeland (NL). Dat jaar waren er maar liefst 32 paartjes aanwezig. Dat er na het broeden echter iets mis ging, was wel duidelijk. In hetzelfde jaar werden namelijk maar 3 uitgevlogen jongen waargenomen. In 2014 onderzocht vrijwilliger Walter Van Kerkhoven de Figuur 4: kaartje Verdronken Land van Saeftinghe (NL) broedpopulatie opnieuw en telde toen slechts 12 territoria. Weer was zijn gekomen, wordt hier vanuit het van Saeftinghe. Daarom werd het het broedsucces zeer laag. natuurbeleid minder positief tegen onderzoek ook in 2015 voort gezet. aangekeken. Binnen de Natura2000 Het is een zeer tijdrovende klus. De Een verklaring voor de afname van doelstellingen voor Saeftinghe en resultaten voor 2015 blijken beter het aantal broedparen en het slech- de Westerschelde is voor de bruine dan in 2014; er werden nu 14 territe broedresultaat is waarschijnlijk kiekendief immers het aantal van 20 toria van de bruine kiekendief waarte wijten aan de opkomst van de paartjes geformuleerd. Het Zeeuwse genomen. Ook het aantal grootvos. Hoewel men kan redeneren Landschap wil daarom graag weten gebrachte jongeren was hoger, hoedat we met de komst van de vos in hoeverre de soort zich nog kan wel nog steeds te laag voor een in een natuurlijkere situatie terecht handhaven in het Verdronken Land duurzame instandhouding van de populatie. Mogelijk komen vossen tegenwoordig minder in de rietvelden doordat ze hun lievelingsmaaltje (grauwe gans) daar al flink hebben teruggedrongen en het doorzoeken van de rietvelden niet veel voedsel meer oplevert. De broedende kiekendieven zouden daardoor minder snel gevonden worden. Of dit de enige verklaring is, weten we niet. Het Zeeuwse Landschap hoopt daarom dat het onderzoek te kunnen voortzetten, zodat we de ontwikkelingen rondom deze doelsoort goed kunnen opvolgen. 5 Figuur 5: Nest jongen bruine kiekendief, gefotografeerd tijdens het ringen W. Van Kerkhoven BRON: HTTP://WWW.SAEFTINGHE.EU/IMAGES/PUBLICATIES/BRUINEKIE KENDIEF2015.PDF HTTP://WWW.SCHELDESCHORREN.BE (GEPUBLICEERD: 28 SEPTEMBER 2015) 14 ANTenne JANUARI - MAART 2016 NR 1

werd de verbossing teruggedrongen in Steenlandpolder. In de komende periode worden nog ontbossingen voorzien in het Logistiek Park Waasland (voormalige delen van Haasop), de Bayervlakte, Haasop en de Verrebroekse Plassen. Tenslotte wordt in verschillende tijdelijke onderdelen van het EIN (zoals een deel van de voormalige Bayervlakte nabij het Ketenisseschor) een aangepaste teelt (gras-klaver combinaties) voorzien die voor een lokale toename van de muizenpopulaties moet zorgen. Er wordt ook onderzocht in hoeverre er, op vrijwillige basis ook maatregelen kunnen genomen worden door landbouwers in het omliggende landbouwgebied zodat ook hier meer geschikt foerageergebied voor bruine kiekendief kan worden gerealiseerd. 3.3. Gierzwaluw Figuur 6a: Gierzwaluw H. Adriaenssens Voor deze soort werd het behoud van de 2 gekende kolonieplaatsen op de Rechterscheldoever (RSO) als doelstelling opgenomen. In 2009 werden, bij het vervangen van de oude loodsen van Molenbergnatie, inbouwnestkasten voorzien in de nieuwe loodsen. Verder werden aan verschillende andere gebouwen in de omgeving nestkasten voorzien. De gierzwaluwen hebben de inbouwnesten al in beperkte mate bezet, maar nog niet in de mate dat de voormalige koloniegrootte opnieuw wordt bereikt. Wellicht heeft dit deels ook te maken met het feit dat de overige oude loodsen op het terrein nog veelvuldig door de dieren worden gebruikt. De andere kolonie zit nog veilig in de loodsen van Vollers. Vervanging van deze loodsen is voorlopig nog niet aan de orde. 3.4. Huiszwaluw Voor de huiszwaluw werd het behoud van de 4 gekende kolonieplaatsen in het havengebied (2 op elke oever) tot doel gesteld. Aan de kolonie op de Lanxess-vestiging van de Ketenislaan werden in 2014 18 kunstnesten opgehangen om de kolonie te versterken. In Doel werd medio 2011 een zwaluwtil geplaatst om de kolo- Figuur 6b: Zwaluwtitel in Doel Leo Bulkmans nie op te vangen wanneer Doel zou moeten verdwijnen. De zwaluwtil heeft tot nu toe echter nog geen enkele zwaluw weten verleiden. Een en ander heeft wellicht te maken met het feit dat er nog voldoende nestgelegenheid aanwezig is in de dorpskern (terwijl de zwaluwentil buiten de dorpskern staat). De kolonie aan de gebouwen van Boortmalt wordt dan weer bedreigd doordat het gebouw zal moeten gesloopt worden voor de realisatie van de Oosterweelverbinding. Om dit toekomstig verlies op te vangen werden reeds in 2014 kunstnesten opgehangen aan de nabijgelegen Hogere Zeevaartschool en zullen er o.m. 2 zwaluwtillen op enkele meters van bestaande kolonie geplaatst worden. Ook zal er extra nestgelegenheid in het toekomstige Droogdokkenpark voorzien worden. De kolonie aan de olietanks van Exxon doet het goed. Niettegenstaande er jaarlijkse fluctuaties zijn in de populatiegrootte blijft de kolonie stabiel. Tussen 2010 en 2015 schommelden de aantallen tussen 38 en 65 broedparen. Dergelijke fluctuaties zijn vergelijkbaar met die in andere kolonies. De reden daarvoor wordt meestal toegedicht aan de omstandigheden (vnl. beschikbaarheid van voedsel) tijdens het winterverblijf in Afrika. Met het bedrijf zijn afspraken gemaakt in verband met het korte- en langetermijnonderhoud van de tanks zodat de kolonie geen verstoring hiervan ondervindt en kan behouden blijven. 3.5. Oeverzwaluw Voor de oeverzwaluw werd een minimale populatiedoelstelling van 1000 broedparen, gespreid over de beide oevers vastgelegd. Daarvan moet er steeds minimaal 600 broedparen zitten in het Linkerscheldeoevergebied vanwege de instandhoudingsdoelstelling die er voor het Vogelrichtlijngebied werd vastgelegd. In 2014 werd deze doelstelling, net zoals de voorgaande jaren, vlotjes gehaald: 1254 broedparen waarvan 30 op RSO. In de komende jaren zal in het kader van het SBP vooral worden geëxperimenteerd met mobiele nestkasten. Figuur 6c: Oeverzwaluw H. Adriaenssens ANTenne JANUARI - MAART 2016 NR 1 15

groter was dan in 2012. Na 2013 bleef de populatie quasi constant. In 2013 werd op de bedrijfsterreinen van IBR op RSO ook een kleine kolonie visdieven van een goede 25 broedparen ontdekt. Het is niet duidelijk hoe lang de kolonie al op de terreinen gevestigd is. Dankzij de bereidwillige samenwerking van IBR kon deze kolonie worden opgevolgd en werd er tevens een specifieke biotoop aangelegd. De doelstellingen voor deze soort worden dus ruimschoots gehaald. Figuur 7: Slechtvalk H. Adriaenssens 3.6. Slechtvalk Van nature broeden slechtvalken vooral aan rotswanden en kliffen. In de haven vinden ze echter op vergelijkbare hoogte een broedgelegenheid, maar dan aan hoge gebouwen en schoorstenen. Voor deze soort werd enkel een populatiedoelstelling vastgelegd; 5-6 broedparen in het havengebied. Op RSO broeden ze succesvol in nestkasten bevestigd aan schoorstenen bij BASF en Lanxess en aan het hoge fabrieksgebouw van Boortmalt. Op LSO broeden ze aan de kerncentrale van Doel en tot vorig jaar nog aan de steenkoolcentrale van Kallo. Deze laatste werd ondertussen echter ontmanteld waardoor we in de komende periode op zoek moeten naar een extra locatie waar een nestkast kan worden opgehangen. 3.7. Visdief Voor deze soort werd een hoogkwalitatieve broedplaats op LSO en een tijdelijke broedlocatie op RSO tot doel gesteld. Er werd geen populatiedoelstelling vastgelegd. Op LSO broedt visdief afwisselend op verschillende locaties (op eilanden en vlotjes in Putten West, de Verrebroekse Plassen en de Vlakte van Zwijndrecht). Op RSO vestigde zich in 2012 onverwacht een kolonie op de werf voor de heraanleg van de Potpolder van Lillo. Na afronding van de werken in de Potpolder in 2013 vestigde zich hier opnieuw een kolonie, die zelfs twee keer 3.8. Zwartkopmeeuw Voor de zwartkopmeeuw werd 1 broedlocatie op RSO en 1 op LSO tot doel gesteld. Op LSO broedt de soort regelmatig op eilanden in de natuurkerngebieden Doelpolder Noord, Putten West en Prosperpolder Noord. Op RSO broedt de soort al jaren op een braakliggend terrein van Total. De aantallen nemen er de voorbije jaren wel geleidelijk aan af (wellicht door de ontwikkeling van meer geschikte locaties op LSO). In het najaar van 2015 (na het broedseizoen) werd dat braakliggend terrein door Total in gebruik genomen en ongeschikt gemaakt voor broedende zwartkopmeeuwen, waardoor de kolonie dus een alternatieve locatie zal moeten opzoeken. Daarvoor werd reeds in 2009 een broedplaats aangelegd in de lus van de A12/R2, Figuur 8: Zwartkopmeeuw Renaud Flamant Figuur 9: Meervleermuis Hugo Willocx 16 ANTenne JANUARI - MAART 2016 NR 1

vooralsnog zonder succes. Sinds 2014 komen er ook enkele koppels tot broeden in de Potpolder van Lillo. 3.9. Meervleermuis Voor de meervleermuis (en alle meeliftende soorten vleermuizen zoals watervleermuis, rosse vleermuis, laatvlieger, ruige en gewone dwergvleermuis) werd in hoofdzaak een goede connectiviteit tussen foerageergebieden onderling en tussen foerageergebieden en zomerkolonies tot doel gesteld. Nevendoelstellingen zijn het duurzaam creëren van zomerverblijfplaatsen, het voorzien van kolonieplaatsen van elk type (gebouw/ boomholte) op beide oevers en het creëren van een winterverblijfplaats. In de eerste periode wordt de nadruk gelegd op het identificeren van de bestaande verblijfplaatsen (o.a. via telemetrie-onderzoek) en de gebruikte vliegroutes van de verschillende soorten vleermuizen zodat eventuele knelpunten op de vliegroutes (vnl. m.b.t. lichtpollutie) kunnen worden aangepakt. Bij de aanleg van fase 2 van Opstalvallei is de integratie van een winterverblijfplaats in de bufferdijk van het gebied voorzien. De zomerverblijfplaatsen worden met behulp van nestkasten gerealiseerd. Deze zullen deels geïntegreerd worden in nieuwe gebouwen. 3.10. Rugstreeppad Figuur 10: Rugstreeppad Francois Van Bauwel Voor de rugstreeppad werd een populatie van 800 adulten op LSO, verspreid over 4 kerngebieden (Haasop, Steenlandpolder, Groot rietveld en de Golf van Kallo) tot doel gesteld. Deze kerngebieden moeten onderling worden verbonden via corridors en ecotunnels zodat een goede uitwisseling tussen de deelpopulaties kan worden verzekerd (zie ANTenne 2012/3; blz. 40-41). Bovendien moet een goede verbinding tot aan Blokkersdijk enerzijds en de noordelijke natuurkerngebieden (Doelpolder - Prosperpolder) anderzijds worden verzekerd. Begin 2015 werd een deel van Steenlandpolder als kerngebied voor rugstreeppad ingericht. In het voorjaar van 2016 zullen 17 bijkomende poelen worden aangelegd in de corridors van het netwerk. Tegen 2017 moeten tot slot alle migratieknelpunten worden weggewerkt door optimalisatie van bestaande tunnels, aanleg van bijkomende tunnels en realisatie van geleidingswanden om de uitwisseling te bevorderen. In 2015 werd bij de realisatie van het verhoogd kruispunt Haandorp een ecotunnel, geleidingswanden en enkele poelen aangelegd (zie figuur 11) die er voor moet zorgen dat de padden het kruispunt veilig en gemakkelijk kunnen passeren. Figuur 11: Aanleg van ecotunnel, geleidingswand en enkele poelen aan kruispunt Haandorp J. Baetens In 2015 werden in totaal 437 roepende mannetjes geteld tijdens een simultaantelling van Natuurpunt WAL. Bij een verhouding mannetjes/ vrouwtjes van 1/1 (wat algemeen wordt aangenomen) wordt daarmee de populatiedoelstelling gehaald. Van het totaal zaten er 182 in tijdelijke onderdelen van het netwerk. Wanneer enkel gekeken wordt naar de permanente onderdelen van het netwerk zijn we dus nog een 300 tal dieren verwijderd van deze doelstelling. Op RSO komt rugstreeppad eveneens voor, maar daar wordt gedurende de looptijd van het SBP eerst het voorkomen en de populatiegrootte in kaart gebracht. Tegen het einde van het SBP dienen we een goed beeld te hebben van het voorkomen en de populatiegrootte zodat duidelijk wordt in hoeverre deze populatie levensvatbaar is en welke mogelijkheden er zijn om de populatie duurzaam in stand te houden. 3.11. Bruin blauwtje Figuur 12: Bruin blauwtje B. Vogels Voor bruin blauwtje (en de vele meeliftende soorten zoals argusvlinder, bijenorchis, hondskruid en blauwvleugelsprinkhaan) werd een oppervlaktedoelstelling van 224 ha droge schrale graslanden binnen en 11 ha buiten havengebied vastgelegd. Bovendien dient een goede connectiviteit van het netwerk te worden gegarandeerd. De belangrijkste maatregel voor de realisatie van deze doelstelling is het ecologisch ANTenne JANUARI - MAART 2016 NR 1 17

(gefaseerde) beheer van de bermen en leidingstroken in het netwerk van ecologische infrastructuur. Daartoe werd een bestek gelanceerd dat vanaf begin 2016 zal worden uitgevoerd. Hoe ver we momenteel verwijderd zijn van de oppervlaktedoelstelling is vooralsnog onduidelijk. Daartoe werd een ruwe vegetatiekartering uitgevoerd gedurende de zomer/ het najaar van 2015. De resultaten zullen worden verwerkt in het eerste monitoringsrapport van het SBP (verwacht in voorjaar 2016). 3.12. Groenknolorchis Figuur 13: Groenknolorchis P. Symens Voor deze soort wordt het behoud van de populatie in Haasop tot doel gesteld. Bijkomend dienen potenties te worden gecreëerd voor een tweede, hydrologisch onafhankelijke groeiplaats. Het behoud van de huidige groeiplaats is gegarandeerd. De populatie neemt ook geleidelijk aan toe (van 150 exemplaren in 2007 tot ca. 4000 in 2014) doordat de spontane verbossing rond de groeiplaatsen geleidelijk aan wordt teruggedrongen. Op basis van gelijkenissen in de aangetroffen mossensoorten werden potenties voor een tweede groeiplaats geïdentificeerd in het gedeelte van het gebied ten oosten van de Koestraat. Deze locatie is hydrologisch onafhankelijk van de bestaande groeiplaats. Bij de opspuiting van deze zone werden namelijk rondom rond waterondoorlatende persdijken aangelegd die nog steeds in de ondergrond aanwezig zijn waardoor in het gebied voor de orchideeën geschikte hydrologische omstandigheden ontstaan. 3.13. Moeraswespenorchis Figuur 14: Moeraswespenorchis J. Baetens Voor deze soort werd een doelstelling van 6 groeiplaatsen (5 op LSO en 1 op RSO) van telkens minimaal 1 ha opgenomen. In 2014 waren er 6 groeiplaatsen in permanente onderdelen van het EIN, 3 in tijdelijke onderdelen en 3 in de rest van het havengebied. De doelstelling van het aantal groeiplaatsen wordt dus gehaald. Op de meeste groeiplaatsen in permanente EIN wordt de minimum oppervlaktedoelstelling echter nog niet gehaald. In de komende periode worden er dan ook bijkomende natte depressies voorzien zodat de populaties kunnen uitbreiden. 3.14. Wit bosvogeltje Voor het wit bosvogeltje wordt het behoud van de huidige groeiplaats tot doel gesteld. Bovendien dient bijkomend habitat van 10 ha te worden gecreëerd. Het behoud van de huidige zone is geregeld: alhoewel de zone via het GRUP voor de afbakening van het Zeehavengebied van Antwerpen was aangeduid als gebied voor spoorinfrastructuur is het ondertussen opgenomen als permanent onderdeel van het EIN. De populatiegrootte is voorlopig echter beperkt. Het onderzoek naar bijkomende habitat is lopende. 4. Besluit Via het project Antwerpse haven natuurlijker en het Soortenbeschermingsprogramma van de Antwerpse haven worden heel wat maatregelen getroffen die bijdragen tot de realisatie van duurzame populaties van tal van Europees en (zelfs) Vlaams beschermde soorten in het havengebied. Dankzij het SBP Antwerpse haven is er binnen het havengebied Antwerpen een rechtszeker kader gecreëerd waarbij het mogelijk wordt om in 1 gebied ecologie en economie samen te laten ontwikkelen. 5. Oproep Dankzij de inzet van vele vrijwilligers kan de evolutie van de populaties van deze soorten goed worden opgevolgd. Dat gebeurt enerzijds door gerichte tellingen zoals de simultaantelling van de rugstreeppad, maar er wordt evenzeer gebruik gemaakt van in waarnemingen.be ingevoerde waarnemingen. Zonder die vele vrijwilligers was dit alvast een onbegonnen klus. Aan al die vrijwilligers die in de haven rondlopen en waarnemingen ingeven, zou ik zeggen: Keep up the good work! Mensen die geïnteresseerd zijn om mee te werken aan gerichte monitoringsacties mogen steeds contact opnemen! LITERATUUR /BRONNEN Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen & Natuurpunt, 2014: Soortenbeschermingsprogramma voor het Antwerps havengebied 2014-2019. 480 pp. Baetens J., Martens D. en Jacobs I., 2015: Soortenbeschermingsprogramma Antwerpse Haven. Referentierapport monitoring 2012-2014. Natuurpunt. 186 pp. 18 ANTenne JANUARI - MAART 2016 NR 1