Rapportage Proces vergunningverlening Offshore Windpark Egmond aan Zee. Document No: OWEZ_R_192_20070820 Custodian: Johan Dekkers Date: August 2007



Vergelijkbare documenten
TEKST VAN DE PROJECT-PLANOLOGISCHE KERNBESLISSING. Zoals deze luidt na goedkeuring door de Tweede en Eerste Kamer der Staten Generaal.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Windenergie op zee. Anita Nijboer

Bij brief van 18 juni 2002 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Project Mainportontwikkeling Rotterdam Procedurewijzer

Waarom windenergie? Steeds meer schone energie Het Rijk kiest voor een betrouwbare en steeds schonere energieopwekking voor de samenleving.

Startnotitie Milieueffectrapportage inrichting Offshore Windpark Den Haag I

Raadsvoorstel. Agendapunt: 12b. Onderwerp: Bestemmingsplan Windturbines Netterden-Azewijn. Portefeuillehouder: wethouder F.S.A.

< '2 E 3. I? 3 CD co

Inrichtings-milieueffectrapport Near Shore Windpark

Windturbinepark Hogezandse Polder, gemeente Cromstrijen

De Minister van Economische Zaken; In overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, Overwegende,

Dat hiertoe onder andere het operationeel windvermogen op zee wordt opgeschaald naar MW in 2023;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

: Vaststelling bestemmingsplan windpark Eemshaven

Dit besluit wordt van kracht overeenkomstig artikel 20.3 van de Wet milieubeheer.

Project Mainportontwikkeling Rotterdam. Zienswijzer

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Windparken op zee, risico s tijdens ontwikkeling en bouwfase. Jaap Olthoff. head of technology Vattenfall Benelux 24/11/09

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Nieuwsbrief. Inhoudsopgave NR 5. december 2016

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Bijeenkomst Tender Borssele 2015

Inleiding. 1.1 Wat is de omgevingsvergunning?

VOOROVERLEGNOTITIE 150 KV-VERBINDING DINTELOORD-ROOSENDAAL

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage

Raadsvoorstel Start m.e.r.-procedure windpark Spinder

Definitieve beschikking

Windpark Wieringermeer

Startbijeenkomst Klankbordgroep 21 november

Rijnstraat 8 Postbus GX Den Haag Technische Universiteit Delft Interne postcode 645 (Rector Instituut Delft) Postbus 5

OMGEVINGSVERGUNNING Datum: 6 augustus 2015

De Minister van Economische. Zaken en. De Minister van Infrastructuur en Milieu. Overwegende dat:

2.1 Global Wind Support Offshore NL1. Wind Support Offshore NL 1. BARD -Group ZEE ENERGIE. "The Offshore Wind Specialist" IN COOPERATION WITH THE

Toelichting bij de procedure voor de bouw van een 2 de kerncentrale te Borssele (Nederland)

Proactieve aanwijzing Windpark Kabeljauwbeek, Woensdrecht

NET OP ZEE HOLLANDSE KUST (WEST BETA)

Bijlage 1 - Stand van zaken windparken in ontwikkeling

Voortgangsrapport windenergie op zee. Programma windenergie op zee

Waarom windenergie op land?

Vraag- en antwoordlijst Windenergie op Goeree-Overflakkee Aanleiding

GEDRAGSLIJN INZAKE DE TER BESCHIKKING STELLING VAN RIJKSOBJECTEN VOOR HET PLAATSEN VAN ANTENNE-INSTALLATIES (GEDRAGSLIJN ANTENNES OP RIJKSOBJECTEN)

OMGEVINGSVERGUNNING. werkzaamheden (realisatie van watercompensatie) ten behoeve van de aanleg en exploitatie windpark N33, Deelgebied 'Vermeer-Noord'

Hoogspanningsverbinding Noord-West 380 kv

Parafering besluit PFO Hou I Conform Geparafeerd door: Heusden, S. van D&H I - Geparafeerd door: Cuypers, M.P.

Waarom windenergie (op land)?

Bestemmingsplan Buitengebied Midden-Drenthe

: beslissing op bezwaarschrift afwijzing verzoek inpassingsplan Lage Weide, gemeente Utrecht. Besluit pag. 4. Toelichting pag. 5

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Ontwerp omgevingsvergunning - activiteit bouwen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Referentienummer Datum Kenmerk GM februari

3 december 1992, houdende plaatsing in het

Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Voor de activiteit vellen of doen vellen van een houtopstand

Nota Van Beantwoording

Bijlage 3: Conclusies Milieu- en ruimtelijke aspecten Hotel Wormerland

Ruimtelijke onderbouwing. Aanleg carpoolvoorziening Noorderhogeweg Drachten

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Datum 19 maart 2018 Betreft Uitslag van de derde tender windenergie op zee voor kavels I en II van het windenergiegebied Hollandse kust (zuid)

Aanvulling Notitie Reikwijdte en Detailniveau. Document Reference: VKL J A01

Windinitiatief AkzoNobel. Bijeenkomst klankbordgroep oktober 2017

6 mei Inhoudsopgave

Beheerplannen in de praktijk

Windplan Wieringermeer onder de Omgevingswet

Windmolens aan de kust

ONTWERP Omgevingsvergunning Zaaknummer

De gehouden presentaties kunnen worden bekeken op

Dirk van der Cammen en Raoul van Lambalgen ILVO seminar 30 juni 2011, Oostende

WATERVERGUNNING D /

Zienswijzenrapport. 1 e Herziening Zeelandsedijk 28-30a te Volkel. NL.IMRO.0856.BPZlndsedyk2830a01-ON01

beschikking Rijkswaterstaat Ministerie van infrastructuur en Waterstaat Inhoud 1. Aanhef

Gemeente Bergen Datum besluit Datum verzending: Nummer

Ringweg 4 en 4a (herstel)

Procedureel De aanvraag voor de onderhavige vergunning werd gedaan bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (hierna: EL&I).

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

Beleidsregels voor de uitvoering van artikel 7A van de Woningwet

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Meeting Bijeenkomst tender Borssele December 2015

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vragen van de heer D.J. van der Sluijs (PVV) over Windturbines, hogedruk gasleidingen en veiligheid

Activiteitenplan 380 kv hoogspanningsstation Vijfhuizen

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend voor de volgende activiteiten: Afwijken van het bestemmingsplan

Directoraat-generaal Energie, Telecom & Mededinging Bezoekadres Postadres Factuuradres Overheidsidentificatienr Behandeld door Besluit

Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 22 oktober 2014, kenmerk

Ontwerp besluit. Aan XL Wind B.V. t.a.v. de heer W. Meerkerk Overslingeland 24-II 4225 NK Noordeloos

Wij willen u erop attenderen dat het hier gaat om een ontwerp weigering omgevingsvergunning.

CCS Maasvlakte (ROAD-project)

ONTWERP BESCHIKKING. Inhoudsopgave

Startnotitie voor de milieueffectrapportage. Samenvatting. Hoogspanningsverbinding Doetinchem-Wesel 380kV Traject Doetinchem Duitse grens

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend onder de bepaling dat de gewaarmerkte stukken en bijlagen deel uitmaken van de vergunning.

Rapport. Datum: 14 juni 2000 Rapportnummer: 2000/213

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

380 kv cabling - Randstad North Ring

Aanvraag compleet De aanvraag is getoetst op volledigheid. Alle gegevens zijn aangeleverd. De aanvraag is compleet en in behandeling genomen.

HOOFDSTUK 2 VOOROVERLEG OF GLOBAAL HAALBAARHEIDSONDERZOEK

Ruimtelijke onderbouwing

Het door TenneT TSO B.V. ingediende plan van aanpak maatregelen scheepvaart kabels wordt separaat behandeld.

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)

Kavelbesluiten I en II Hollandse Kust (Zuid)

Transcriptie:

Document No: OWEZ_R_192_20070820 Custodian: Johan Dekkers Date: August 2007 Rapportage Proces vergunningverlening Offshore Windpark Egmond aan Zee OWEZ_R_192_20070820 Pagina 1 van 76

Rapportage Proces vergunningverlening Offshore Windpark Egmond aan Zee Monitoring- en Evaluatie Programma onderdeel 1.9.2 OWEZ_R_192_20070820 Opgemaakt door WEOM Ir. J. Dekkers Opdrachtgever NoordzeeWind NV NUON Duurzame Energie Shell Wind Energy BV OWEZ_R_192_20070820 Pagina 2 van 76

SAMENVATTING...4 SUMMARY...6 AFKORTINGEN...8 1. INLEIDING...9 1.1 Inleiding...9 1.2 Doel rapport...9 1.3 Leeswijzer...10 2. BELEIDSKADER...11 2.1 Inleiding...11 2.2 Locatiekeuze...11 2.3 Doel OWEZ...13 2.4 Selectie uitvoerder...15 3. BENODIGDE VERGUNNINGEN...17 3.1 Inleiding...17 3.2 Het windpark en de bekabeling offshore...17 3.3 De duinkruising, van strand tot transformatorstation...21 3.4 Het transformatorstation en de bekabeling tot het OS Velsen...22 4. PROCES VERGUNNINGVERLENING OWEZ...24 4.1 Inleiding...24 4.2 Het windpark en de bekabeling offshore...24 4.3 De duinkruising, van strand tot transformatorstation...28 4.4 Het transformatorstation en de bekabeling tot het OS Velsen...29 5. OPMERKELIJKE VOORSCHRIFTEN IN VERGUNNINGEN...37 5.1 Inleiding...37 5.2 Het windpark en de bekabeling offshore...37 5.3 De duinkruising, van strand tot transformatorstation...41 5.4 Het transformatorstation en de bekabeling tot het OS Velsen...42 6. VERSCHIL WETGEVING BINNEN EN BUITEN DE 12-MIJLSZONE...43 6.1 Inleiding...43 6.2 Vergelijking...43 7. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN...46 7.1 Inleiding...46 7.2 Beleid...46 7.3 Vergunningen...46 7.4 Proces...48 7.5 Voorschriften...48 BIJLAGEN...49 1. Lijst benodigde vergunningen...50 2. Schema MER proces OWEZ...51 3. Compensatieplan...52 4. Schema overzicht vergunningen en toestemmingen Continuon...53 5. Wm vergunning...54 6. Wbr vergunning...60 7. Ingediende bedenkingen...72 8. Instellingsbesluit veiligheidszone...73 OWEZ_R_192_20070820 Pagina 3 van 76

SAMENVATTING Het Offshore Windpark Egmond aan Zee (OWEZ) is het eerste offshore windpark dat in de Noordzee voor de Nederlandse kust is gebouwd. Het park bestaat uit 36 windmolens met ieder een vermogen van 3 MW. Samen leveren zij duurzame elektriciteit voor meer dan 100.000 huishoudens. Dat is vergelijkbaar met een stad als Eindhoven. De locatie van het park ligt 10 tot 18 kilometer uit de kust bij Egmond aan Zee. Het totale gebied van het park beslaat zo n 27 km 2. Bij helder weer is het park zichtbaar vanaf het strand. In dit rapport is het beleid en de totstandkoming van de vergunningen voor het OWEZ beschreven en worden conclusies en aanbevelingen getrokken met het oog op de verdere ontwikkeling van offshore windparken in Nederland. In 1997 start het denken over een offshore windpark in Nederland met een haalbaarheidsstudie naar de mogelijkheden. Het OWEZ is door het ministerie van Economische Zaken opgezet als een demonstratieproject, naast een commerciële exploitatie is leren en ervaring opdoen voor windparken verder op zee het hoofddoel. De locatie voor het OWEZ is door middel van een LocatieMER geselecteerd en in een Planologische Kernbeslissing (PKB) ruimtelijk vastgelegd. De overheid besloot het project vanaf dat moment door een marktpartij verder te laten ontwikkelen. NoordzeeWind, een consortium van Shell WindEnergy en Nuon Duurzame Energie, wint in maart 2002 de uitgeschreven tender en mag het windpark gaan exploiteren. Na de tenderuitslag begint de vergunningenprocedure. Diverse vergunningen zijn benodigd, zowel offshore als onshore, om het windpark uiteindelijk te kunnen realiseren. Vanaf de start van de vergunningprocedures verlopen minder dan 3 jaar om alle vergunningen onherroepelijk te krijgen. Door middel van een InrichtingsMER wordt de layout voor het OWEZ gekozen. Tegen de offshore vergunningen op basis van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) en de Wet milieubeheer (Wm) wordt uiteindelijk een tweetal beroepen ingediend. Door middel van het in de vergunning voorgeschreven compensatieplan wordt deels tegemoet gekomen aan de bezwaren van natuur- en milieuorganisaties. De Raad van State verklaart het overblijvende beroep in januari 2005 ongegrond en daarmee zijn alle offshore vergunningen onherroepelijk. De onshore vergunningen betreffen met name vergunningen en toestemmingen voor het bouwen van het transformatorstation, het leggen van kabels en het kruisen van de duinen en van andere kabels. De locatie voor het transformatorstation en het kabeltracé worden uitgebreid geïnventariseerd op aanwezigheid van beschermde flora en fauna. De hiervoor benodigde ontheffingen worden aangevraagd en waar nodig worden mitigerende en compenseren maatregelen genomen. De meeste vergunningen kennen een relatief korte doorlooptijd en worden eenvoudig verkregen. Knelpunten deden zich voor in de locatiekeuze voor het transformatorstation en het deels gezamenlijk moeten leggen van de kabels voor het OWEZ en het Windpark Q7. Door een nieuwe, landschappelijk betere, locatie voor het transformatorstation te vinden op het Corus terrein, en door het komen tot goede afspraken over het gelijktijdig aanleggen van de kabels met de gemeente Beverwijk en de exploitanten van Q7 worden ook deze knelpunten opgelost. OWEZ_R_192_20070820 Pagina 4 van 76

Uit het proces van vergunningverlening van het OWEZ is lering te trekken voor de ontwikkeling van nieuwe windparken offshore. Volgende windparken zullen buiten de 12-mijlszone worden geplaatst waardoor een aantal vergunningsaspecten waarschijnlijk zullen afwijken van die van het OWEZ. Zo is buiten de 12-mijlszone een milieuvergunning niet nodig en geldt ook een ander natuurbeschermings- en compensatiekader. Dit laatste wordt met name ingegeven door het inmiddels van kracht geworden Integraal Beheersplan Noordzee, de aanwijzing van de Natura 2000 gebieden en de mogelijke verruiming van de Natuurbeschermingswetgeving naar de EEZ. Met de grotere afstanden naar de kust zullen de transformatorstations ook offshore gebouwd worden en meteen onder de Wet beheer rijkswaterstaatswerken kunnen vallen. Voor de keuze van de volgende offshore windparken is het aan te bevelen een locatiestudie te doen en de geselecteerde gebieden in een PKB te bestemmen als windparken. Middels tenders kunnen vervolgens locatie en financiële ondersteuning gelijktijdig worden uitgegeven. Het OWEZ model heeft hier zijn waarde bewezen. Geadviseerd wordt ook de vergunningvoorschriften van het OWEZ te evalueren en hier lering uit te trekken voor de nieuwe vergunningen. Met name moet bekeken worden hoe in de toekomst de monitorings- en evaluatieprogramma s worden opgezet. Met de lopende onderzoeken van het OWEZ en andere offshore windparken wordt veel kennis en ervaring opgedaan. Deze kennis kan gebruikt worden voor de locatiekeuze en het ontwerp voor nieuwe windparken en kan een groot deel van de huidige kennisleemte invullen. Toekomstig onderzoek kan zich dan met name richten op de nog openstaande, nieuwe en locatiespecifieke vragen. Onshore verdient het aanbeveling in een vroeg stadium het kabeltracé af te stemmen met de betreffende gemeenten. Mogelijk kunnen de nieuwe instrumenten rijksprojectenprocedure en omgevingsvergunning van nut zijn en het aantal procedures reduceren. Zonder de constructieve en voortvarende samenwerking met de diverse overheidsinstanties, natuur- en milieuorganisaties en private partijen zoals Corus zou het vergunningsverleningsproces van het OWEZ niet zo soepel zijn verlopen. OWEZ_R_192_20070820 Pagina 5 van 76

SUMMARY The Offshore wind farm Egmond aan Zee (OWEZ) is the first offshore wind farm that has been built in the Noordzee at the Dutch coast. The wind farm is consisting out of 36 wind turbines with a capacity of 3 MW each. Together they generate renewable electricity for over 100.000 households. This can be compared with the energy consumption of a city as Eindhoven. The site of the wind farm is laying 10 till 18 kilometres off the coast at Egmond aan Zee. The total area of the wind farm is about 27 km2. At clear skies the wind farm will be visible from the beach. This report describes the policy and the realization of the permits for OWEZ and conclusions and recommendations are made with a view to the further development of offshore wind farms in the Netherlands. Thinking about an offshore wind farm in the Netherlands started in 1997 with a feasibility study that was made. The OWEZ project had originally been set up by the Ministry of Economics Affairs as a demonstration project. Besides the commercial exploitation, project aims were learning by doing and gaining experience for the benefit of wind farms further into the North Sea. The site for OWEZ has been selected by means of a site selection EIA (environmental impact assessment) and was subsequently confirmed in a so called Planologische Kernbeslissing (PKB), what can be seen as a zoning plan in which the area was appointed for wind energy. Dutch government decided that from that moment on further development should be done by a market party. In March 2002 NoordzeeWind, a joint venture of Shell Wind Energy and Nuon Renewable Energy, won the tender and was allowed to further develop, construct and operate the wind farm. Following the outcome of the tender the permit procedures started. Several permits were required offshore as well as onshore to finally realize the wind farm. From the start of the permit procedures it took less than 3 years to obtain all irrevocable permits. By means of a micro siting EIA (InrichtingsMER) the layout of the OWEZ has been chosen. In the end two appeals against the offshore permits were brought in, based on applicable law (Wet beheer Rijkswaterstaatswerken (Wbr) and Wet milieubeheer (Wm)) The objections of nature and environmental stakeholder organisations were rewarded to a certain extent. This was done by projects to compensate for expected environmental damage of landscape and birds. These projects are described in the obligatory compensation plan attached to the environmental permit. The Council of State declared the remaining appeal of January 2005 unfounded and by that all offshore permits became irrevocable. The onshore permits mainly concerned permits and consents of the construction of a substation, laying cables and the crossing of the dunes and other (off shore) cables. The site of the substation and the cables are extensively examined on the presence of protected flora and fauna and an apply for the necessary exemptions was made. Mitigation and compensation measures were taken where required. Most permits were easily obtained after a smooth procedure. Bottlenecks were the choice of a suitable site for the substation and the cable laying for OWEZ partly together with those of the Q7 Wind farm. These bottlenecks were overcome by finding a new location for the substation at the Corus premises and good arrangements that OWEZ_R_192_20070820 Pagina 6 van 76

could be made with the Municipality of Beverwijk and the owners of Q7 about simultaneously cable laying. Lessons can be learnt from the permits granted to OWEZ in relation to the development of new offshore wind farms. The next wind farms will be built outside the 12 miles zone and therefore some aspects of the permit will differ from those of OWEZ. For instance an environmental permit won't be necessary beyond the 12 mile zone and different terms of conservation and compensation are applicable. The lastmentioned is mainly executed by the "Integraal Beheersplan Noordzee" which by now has come into effect, the indication of the "Natura 2000" areas and the possible widening of environmental protection laws to the EEZ. Because of the greater distances from the cost the substations will also be built offshore and probably be subject to the Law "Beheer Rijkswaterstaatswerken". It is recommended that a site selection study is made to choose the areas of next offshore wind farms and allocate those selected areas in a PKB as specific wind farm area. By means of tenders the location and financial support can be issued simultaneously. The OWEZ model has proven it's usefulness. Recommended is also to evaluate the permit regulations of the OWEZ and learn from this with a view to new permits. In particular the set up of the monitoring and evaluation programs in the future needs a good look at. With the ongoing research of the OWEZ and other offshore wind farms a lot of knowledge and experience will be gained. This knowledge can be used for site selection and detailed design of new wind farms and could fill for the greater part the lack of our current knowledge. Future research can therefore aim at the yet unanswered, new and site specific questions. It deserves recommendation to agree in an early stage on the on shore cable route with all parties concerned. Probably the new "Government project procedure" and the "Environmental permit" can be of use in decreasing the number of procedures. Without the constructive and energetic cooperation with several government agencies, nature and environmental stakeholder organizations and private parties such as Corus, the process of granting the permits of OWEZ wouldn't have run as smoothly as it did. OWEZ_R_192_20070820 Pagina 7 van 76

AFKORTINGEN APV Awb BCE CBB Cie MER DEIO EHS EEZ EZ Ffwet IBN I-MER LNV L-MER MEP m.e.r. MER MVA MW Nbw NCP NSW NZW OWEZ PEHS PKB Q7-WP RvS RWS SEV SGR TWIN V&W VROM Wbr WEOM Wm Wro Algemene Plaatselijke Verordening Algemene wet bestuursrecht BouwCombinatie Egmond (Ballast Nedam en Vestas) Concrete BeleidsBeslissing Commissie voor de milieueffectrapportage Duurzame Energie In Opmars Ecologische HoofdStructuur Exclusieve Economische Zone Ministerie van Economische Zaken Flora en faunawet Integraal Beheersplan Noordzee Inrichtings MER Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij Locatie MER Monitorings- en Evaluatieprogramma (procedure van de) milieu-effectrapportage Milieueffect-rapport Mega Volt Ampère MegaWatt (1000 kilowatt) Natuurbeschermingswet Nederlands Continentaal Plat Near Shore Windpark NoordzeeWind (Shell WindEnergy en Nuon) Offshore Windpark Egmond aan Zee Provinciaal Ecologische HoofdStructuur Planologische KernBeslissing Windpark Q7 Raad van State Rijkswaterstaat Structuurschema Elektriciteitsvoorziening Structuurschema Groene Ruimte Toepassing Windenergie In Nederland Ministerie van Verkeer en Waterstaat Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Wet beheer rijkswaterstaatswerken WindEnergie OntwikkelingsMaatschappij Wet milieubeheer Wet ruimtelijke ordening OWEZ_R_192_20070820 Pagina 8 van 76

1. INLEIDING 1.1 Inleiding In 2006 is in opdracht van NoordzeeWind, een samenwerkingsverband van Shell en Nuon, het Offshore Windpark Egmond aan Zee (OWEZ) gebouwd en in bedrijf genomen. Het OWEZ is het eerste offshore windpark van Nederland. Tien jaar eerder werden de eerste voorbereidingen voor dit windpark getroffen. De lange aanloop is de weerslag van een zorgvuldig voorbereidingsproces, waarin consultatie met een breed scala van belanghebbenden heeft plaatsgevonden. Terugkijkend in de tijd is het project Offshore Windpark Egmond aan Zee (OWEZ) door verschillende fasen gegaan. De eerste fase begint in 1997 met het ministerie van Economische Zaken ( EZ ) als initiatiefnemer van een demonstratieproject. In de periode tot 2002 heeft EZ de bestuurlijke en financiële randvoorwaarden geschapen, waaronder het vastleggen van een offshore locatie middels een Planologische Kern Beslissing (PKB). Deze periode wordt afgesloten met een openbare selectieprocedure, waar private partijen zich kunnen inschrijven voor de concessie voor ontwikkeling en bouw van het windpark. Met het winnen van de selectieprocedure en het ondertekenen van de concessieovereenkomst begint in juni 2002 de tweede fase van het project. Het initiatief ligt nu bij NoordzeeWind. Deze ontwikkelingsfase loopt tot eind mei 2005 toen de definitieve investeringsbeslissing is genomen en het contract met de Bouwcombinatie Egmond (BCE) is getekend voor de bouw van het project. De derde fase is de constructiefase van het OWEZ. Deze fase loopt van juni 2005 tot de oplevering eind 2006. Eind 2006 leverde het OWEZ de eerste stroom, in april 2007 is het OWEZ officieel geopend. Dit proces is tot nu toe uniek in de sector, en een voorbeeld van efficiënte publiekprivate samenwerking. Ofschoon de totale doorlooptijd van tien jaar niet kort te noemen is, zijn er na concessieverlening minder dan vijf jaar nodig geweest om een operationeel windpark op te leveren. Dat is snel voor een project met deze complexiteit, en is een goed model voor verdere ontwikkelingen in de sector. Meer informatie over de derde fase is te vinden in het rapport dat de constructie fase beschrijft (rapport OWEZ_R_141_20070901). De eerste twee fasen en het beleidskader zijn te vinden in dit deelrapport waarin een kijkje achter de schermen wordt gegeven van het proces om de vergunningen voor het project te verkrijgen. In veel officiële stukken wordt het OWEZ nog het Near Shore Windpark (NSW) genoemd. Dit is de benaming die het project had voor de bouw begon. In deze rapportage wordt de naam en afkorting OWEZ gebruikt, tenzij het verwijzingen naar titels van officiële publicaties betreft. 1.2 Doel rapport Dit rapport is geschreven als onderdeel van het Monitorings- en EvaluatieProgramma (NSW-MEP) van het OWEZ (onderdeel 1.9.2). Het rapport beschrijft de gang van zaken rond de vergunningverlening van het OWEZ. Het doel van dit rapport is: het geven van een overzicht van het beleid en de benodigde vergunningen; het beschrijving van het proces van vergunningverlening en de vergunningsvoorschriften; OWEZ_R_192_20070820 Pagina 9 van 76

het geven van aanbevelingen en het trekken van conclusies voor toekomstige offshore projecten. 1.3 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt aan de hand van de geschiedenis van het OWEZ het relevante beleidskader rond dit windpark beschreven. In Hoofdstuk 3 komen de benodigde vergunningen aan de orde. Beschreven wordt waaraan vergunningsaanvragen dienen te voldoen. In Hoofdstuk 4 wordt het proces van de vergunningverlening voor het OWEZ beschreven, hoe het is gelopen, welke knelpunten zich hebben voorgedaan, en voor welke oplossingen is gekozen. Hoofdstuk 5 gaat in op de verschillende voorschriften die zijn opgenomen in de vergunningen. Vervolgens komt in Hoofdstuk 6 aan de orde wat het verschil van de regelgeving rond het OWEZ (binnen de 12- mijlszone) is met de offshore wet- en regelgeving. Dit als vergelijk ten behoeve van de verdere ontwikkeling van offshore windparken buiten de 12-mijlszone. Tenslotte worden er in Hoofdstuk 7 conclusies getrokken over het hele proces van vergunningverlening van het OWEZ, en worden er aanbevelingen gedaan met het oog op de verdere ontwikkeling van offshore windenergie. OWEZ_R_192_20070820 Pagina 10 van 76

2. BELEIDSKADER 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt het beleidskader rond het Offshore Windpark Egmond aan Zee geschetst aan de hand van de ontstaansgeschiedenis van het OWEZ. Ook wordt ingegaan op de selectie van NoordzeeWind (NZW) als uitvoerder. 2.2 Locatiekeuze Het denken over offshore windenergie in Nederland begint op gang te komen met het verschijnen van de Derde Energienota in 1995. Doel is dan om minimaal 3000 MW windenergie te realiseren, waarvan de helft op zee. In het Actieprogramma Duurzame energie in opmars 1997-2000 (DEIO) wordt aangekondigd dat er een plan van aanpak voor de ontwikkeling van offshore windparken moet komen. In het subsidieprogramma Toepassing Windenergie in Nederland (Twin-2) wordt een haalbaarheidsstudie naar een demonstratieproject Near Shore Windpark (NSW) aangekondigd. Deze haalbaarheidsstudie omvat het in beeld brengen van de economische, technische, juridische en bestuurlijk maatschappelijke haalbaarheid van offshore wind in Nederland. Bovendien wordt er al verkennend onderzoek gedaan naar een mogelijk geschikte locatie. In 1997 wordt de haalbaarheidsstudie naar een demonstratie offshore windpark uitgevoerd. Naar aanleiding van de positieve resultaten van de haalbaarheidsstudie wordt in 1997 besloten dat de beleidsvoorbereidingen starten om het demonstratieproject voor de Nederlandse kust mogelijk te maken. De ministers van Economische Zaken (EZ) en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) wilden voor dit proefproject ruimte reserveren in het Tweede Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEV). Hiervoor was een Planologische KernBeslissing (PKB) nodig, die zou worden ondersteund door een milieu-effectrapport (MER). In 1998 wordt begonnen met het LocatieMER (L-MER) en wordt de procedure van de PKB gestart. In het L-MER worden een aantal potentiële locaties beoordeeld op hun milieueffecten. Met name op basis van de resultaten van het L-MER heeft de overheid besloten tot het aanwijzen van een concessiegebied (de locatie) voor de kust van Egmond aan Zee. In dit concessiegebied moest het windpark gebouwd worden. Ongeveer tegelijkertijd met publicatie van het L-MER heeft het kabinet in deel één van deze PKB, de ontwerp-planologische kernbeslissing ("Project-planologische kernbeslissing Locatiekeuze Demonstratieproject Near Shore Windpark"), de locatie bij Egmond aan Zee vastgelegd. Deze PKB was tevens een partiele herziening van het Tweede Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEV). Ondertussen wordt er een Evaluatiecommissie maximale waterdiepte Milieu effectenrapport ingesteld (de Commissie Verbruggen, genoemd naar haar voorzitter, professor dr. H. Verbruggen, milieu-econoom aan het Instituut voor Milieuvraagstukken, Vrije Universiteit Amsterdam). Deze Commissie wordt ingesteld omdat er diverse geluiden te horen zijn dat de stap van een demonstratieproject near shore overgeslagen kan worden en dat er meteen verder op zee kan worden gebouwd. Deze signalen worden met name ingegeven door het initiatief voor het OWEZ_R_192_20070820 Pagina 11 van 76

Windpark Q7(Q7-WP) dat buiten de 12-mijlszone zal worden gebouwd. Als een dergelijk initiatief technisch en economisch haalbaar kan worden gebouwd waarom is er dan een demonstratieproject nodig, zo wordt de commissie gevraagd. Op 8 november 2000 presenteert de commissie een aanvullend onderzoek naar de maximale waterdiepte voor het proefpark. In dit onderzoek, de Evaluatie maximale waterdiepte Milieueffectenrapport NSW werd de conclusie uit het L-MER NSW onderschreven, namelijk dat op grond van de huidige informatie en binnen de gestelde voorwaarden ten aanzien van technische en economische risico s het verstandig is de waterdiepte waarin kan worden gebouwd te beperken tot 15 meter met een mogelijke uitloop naar maximaal 20 meter. Hoewel er in technisch opzicht geen strikte grens kan worden gelegd bij 15 à 20 meter stelt de commissie vast dat er bij locaties verder uit de kust en in dieper water een cumulerend effect optreedt voor zowel de investerings- als de operationele kosten van windturbines. De commissie heeft geen aanleiding gevonden om de keuze voor de locatie Egmond aan Zee te heroverwegen. De reacties op de ontwerp-planologische kernbeslissing zijn vastgelegd in PKB deel twee. Deze werd op 15 maart 2001 aan de Staten-Generaal aangeboden en bevat een overzicht van de inspraakreacties, de ontvangen adviezen en de verslagen van het gevoerde bestuurlijk overleg. De PKB deel drie, het kabinetsstandpunt waarin de keuze voor Egmond is bevestigd, is met een begeleidende brief van 27 maart 2001 ter goedkeuring voorgelegd aan de Staten-Generaal. Op 4 oktober 2001 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de PKB deel drie, op 4 november heeft de Eerste Kamer hiermee ingestemd. De parlementaire instemming is in december 2001 gepubliceerd als deel vier van de PKB Locatiekeuze Demonstratieproject Near Shore Windpark, tevens partiële herziening Tweede Structuurschema Elektriciteitsvoorziening. Daarmee was de PKB definitief vastgesteld. Gedurende de periode van ter inzage legging van de PKB deel vier, van 28 januari tot en met 11 maart 2002, worden tegen de in de PKB opgenomen concrete beleidsbeslissingen (CBB s) 1 van locatie en kabeltracé offshore twee beroepen ingediend bij de Raad van State. Tegen de PKB werd beroep aangetekend door de Stichting Duinbehoud en door een aantal bewoners van de Boulevard in Egmond aan Zee. Belangrijkste argumenten in hun beroep waren de zichtbaarheid vanaf de kust, de beschermde status van het gebied, de vermeende aantasting van de ecologische situatie (met name vogels) en de noodzaak om dit park nog te bouwen nu er al vergunning is verleend voor Q7-WP, verder op zee. Uiteindelijk doet de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 9 april 2003 uitspraak en worden de beroepen ongegrond verklaard. De PKB Locatiekeuze Demonstratieproject Near Shore Windpark, tevens partiele herziening Tweede Structuurschema Elektriciteitsvoorziening wordt hiermee onherroepelijk. 1 Bepaalde onderdelen van de pkb zijn bindend. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer kabinet of Tweede Kamer bepaalde locaties willen vrijhouden of juist willen bestemmen voor een bepaalde functie. Het beleid wordt dan vormgegeven als een zogenaamde concrete beleidsbeslissing. Tegen concrete beleidsbeslissingen kan in beroep gegaan worden bij de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. OWEZ_R_192_20070820 Pagina 12 van 76

2.3 Doel OWEZ Het doel van het OWEZ wordt als volgt omschreven in de PKB. Het demonstratieproject Offshore Windpark Egmond aan Zee (OWEZ), dichtbij de kust, is een noodzakelijke eerste stap naar verdere schaalvergroting. Het is de bedoeling dat het OWEZ kennis en ervaring oplevert, waarmee de weg wordt vrijgemaakt voor de bouw van grotere windparken verder op zee. Daarbij gaat het om kennis over de plaatsing, de milieufactoren en ecologie, de techniek, het beheer en de opname van 'zeestroom' in het elektriciteitsnet. De kennis en ervaring die het OWEZ oplevert, kan marktpartijen helpen bij het verder ontwikkelen van de techniek. De Nederlandse overheid kan op basis hiervan haar beleid voor plaatsing van windturbines op zee formuleren. De PKB vormt een belangrijk document. Niet alleen wordt de locatie Egmond aan Zee en het kabeltracé naar land als Concrete BeleidsBeslissing (CBB) planologisch vastgelegd, ook staan in deze PKB diverse bepalingen die later terugkomen in de vergunningen voor het OWEZ. De volgende randvoorwaarden aan het OWEZ worden in de PKB genoemd: Er dient een InrichtingsMER (I-MER) te worden opgesteld voor de beoordeling van de milieueffecten van de inrichting van het windpark en ten behoeve van de vergunningverlening. De gebruiksperiode van het park zal niet meer zijn dan 15 tot 20 jaar. Er komt een veiligheidszone van 500 meter rondom het windpark. Het windpark en deze zone worden gesloten voor alle scheepvaart, visserij en recreatievaart inbegrepen, onderhoudsschepen van het park uitgezonderd. Het OWEZ zal maximaal 100 MW constant geïnstalleerd turbinevermogen leveren. Naast de maximaal 100 MW dient er ruimte vrij gehouden te worden voor de plaatsing van 1 à 2 testturbines van 3-5 MW die gedurende korte tijd worden opgesteld. Na afloop dienen de funderingen tot een diepte van 6 meter onder de zeebodem geheel verwijderd te worden. De turbines dienen een vermogen van minimaal 1,5 MW te hebben. De initiatiefnemer dient compenserende en mitigerende maatregelen te treffen. Er zal een monitorings- en evaluatieprogramma (MEP) worden gekoppeld aan het OWEZ. InrichtingsMER Of een I-MER kan worden geëist is een vraag die aan discussie onderhevig is geweest. Op zich bestaan de figuren LocatieMER (L-MER) en InrichtingsMER (I-MER) niet in de Wet milieubeheer. Doordat er al een L-MER was opgesteld voor de selectie van de locatie van het OWEZ is het de vraag of juridisch een I-MER kon worden afgedwongen. De overheid heeft in de PKB gesteld dat een I-MER uitdrukkelijk gewenst is. In het I-MER staat niet de locatie ter discussie, maar wordt alleen onderzoek gedaan naar milieueffecten van verschillende varianten van inrichtingen binnen de locatie. 100 MW constant vermogen In de PKB is aangegeven dat er op de locatie maximaal 100 MW constant geïnstalleerd turbinevermogen mag worden opgesteld. In het L-MER en de PKB wordt nog uitgegaan van 66 turbines van 1,5 MW. In het I-MER wordt uitgegaan van 36 OWEZ_R_192_20070820 Pagina 13 van 76

turbines van 2,75 MW. Als later blijkt dat de beoogde turbineleverancier van het OWEZ wordt overgenomen door een andere turbinefabrikant en de 2,75 MW turbine niet meer leverbaar is wordt overgestapt op een 3 MW turbine. Het aantal turbines dat wordt geplaatst wordt gelijk gehouden. Dit betekent dat op 108 MW totaal geïnstalleerd vermogen wordt uitgekomen. De uitspraak over het turbinevermogen in de PKB heeft de status van gewone PKB-uitspraak, niet de status van uitspraak van wezenlijk belang. Daarmee is er een afwijkingsbevoegdheid voor het kabinet van de tekst aanwezig zonder dat daarvoor de tekst van de PKB hoeft te worden worden gewijzigd. NZW heeft de melding van de gewijzigde turbine ingediend bij Rijkswaterstaat (RWS) als vergunningverlenende instantie voor de Wm en Wbr vergunning. Tevens is aan de ministeries van EZ en VROM als bevoegd gezag van de PKB gevraagd 108 MW (36 x 3 MW) te mogen toepassen. Hierop is positief geantwoord. Testturbines In het PKB is beschreven dat 1 à 2 testturbines van 3-5 MW gedurende korte tijd kunnen worden opgesteld in het OWEZ gebied. NZW diende hier bij het ontwerp van het windpark rekening mee te houden. Met het beschikbaar stellen van de testlocatie wil de Staat de ontwikkeling van offshore windenergie stimuleren. Na afloop van de openbare inschrijving voor belangstellenden voor deze testsites (14 september 2005) bleek dat er zich geen belangstellenden hadden gemeld. Vooralsnog is aan deze bepaling dus geen uitwerking gegeven. Veiligheidszone In de PKB is reeds aangegeven dat het OWEZ inclusief de 500 meter veiligheidszone rondom het park voor alle scheepvaartverkeer afgesloten wordt. Dit ter bevordering van de veiligheid van schepen en van het windpark. In de Wm en Wbr vergunningen is dit later nader gespecificeerd. Instelling van de veiligheidszone gebeurt middels een besluit van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat (V&W) en publicatie hiervan in de Staatscourant. Het gesloten gebied dient te worden beschouwd als een veiligheidszone als bedoeld in artikel 60 van het op 10 december 1982 te Montego- Bay tot stand gekomen Verdrag inzake het recht van de zee (Trb. 1983, 83), ook wel het VN-Zeerechtverdrag genoemd. Vlak voor de bouw bleek dat de noodzakelijke nationale wetgeving waarop een instellingsbesluit voor de veiligheidszone kon worden gebaseerd niet gereed was. Hiervoor was een wetswijziging van de Wbr nodig. De wetswijziging is gedurende de bouw van het OWEZ alsnog ingezet. Om gedurende de bouw het gebied af te kunnen sluiten voor scheepvaart is het gebied door de minister van Verkeer en Waterstaat gesloten op grond van het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer (artikel 13, derde lid). Dit besluit is gepubliceerd in de Staatscourant van 7 juni 2006. Na voltooiing van de bouw had dit besluit echter geen rechtskracht meer. De sluiting middels dit Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer was alleen toepasbaar vanwege de ligging van het OWEZ in het aanloopgebied van IJmuiden, bedoeld in het Scheepvaartreglement territoriale zee. Gedurende de bouwfase is de juridische basis voor de veiligheidszone gereed gekomen middels een aanpassing in de Wet beheer rijkswaterstaatswerken. Deze OWEZ_R_192_20070820 Pagina 14 van 76

wijziging is opgenomen in de veegwet "Opheffing van het Scheepvaartfonds 1955, wijziging van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken en herstel van enkele gebreken in andere wetten op het terrein van verkeer en waterstaat", met dossiernummer 30643. De veegwet is in november 2006 door de Tweede Kamer aangenomen. De veegwet is uiteindelijk op 13 december 2006 in werking getreden. Op 29 januari 2007 is het Besluit tot instelling van de veiligheidszone gepubliceerd in de Staatscourant. 31 januari, twee dagen na publicatie, is het besluit van kracht geworden en de veiligheidszone een feit geworden. In Bijlage 7 is de tekst van dit besluit opgenomen. Wettelijk kader Veiligheidszone Het VN-Zeerechtverdrag kent de kuststaat de bevoegdheid toe tot het instellen van veiligheidszones rondom kunstmatige eilanden, installaties en inrichtingen (zie artikel 60, vierde tot en met zevende lid, van dat verdrag) in de exclusieve economische zone (hierna: EEZ). Voor de onder de Wbr vallende installaties en andere werken biedt artikel 6 Wbr een instrument dat in beginsel mede voor het instellen van een veiligheidszone geschikt is: het voorziet erin dat de Minister van Verkeer en Waterstaat de toegang tot een waterstaatswerk geheel of gedeeltelijk kan verbieden of beperken door middel van een daartoe strekkende bekendmaking, geplaatst bij het betrokken waterstaatswerk. Artikel 6 Wbr kent een algehele uitzondering op de mogelijkheid een bepaald gebruik van een waterstaatswerk, zoals de zee, te kunnen tegengaan, namelijk waar het gaat om het gebruik door het openbaar verkeer. Onderdeel B van de nieuwe Wbr wetswijziging voegt aan de bepaling dat de bevoegdheid van de minister om de toegang tot een waterstaatswerk te beperken in de EEZ niet van toepassing is op het gebruik door het openbaar verkeer, toe: tenzij het verbod of de beperking van de toegang betrekking heeft op een veiligheidszone als bedoeld in artikel 60 van het VN-Zeerechtverdrag, dus in de exclusieve economische zone. 2.4 Selectie uitvoerder Nadat de Tweede Kamer akkoord was gegaan met deel drie van de PKB voor de locatiekeuze van het OWEZ zijn op 26 oktober 2001 de Beleidsregels Near Shore Windpark gepubliceerd. Hierin is vastgelegd welke procedure een aanbieder moet doorlopen om het OWEZ te mogen bouwen en exploiteren. De procedure is stapsgewijs als volgt: Marktpartijen dienen projectvoorstellen in tijdens de uitgeschreven tenderperiode. Op basis van de in de Beleidsregels vastgestelde criteria adviseert een commissie de Minister van Economische Zaken over de selectie. Met de geselecteerde partij wordt de overeenkomst gesloten betreffende het windpark. In deze overeenkomst wordt onder meer bepaald dat de Staat binnen een maand nadat de uitvoerder alle voor de uitvoering van het OWEZ benodigde vergunningen heeft verkregen, met de geselecteerde partij een erfpachtovereenkomst sluit. OWEZ_R_192_20070820 Pagina 15 van 76

De Beleidsregels zijn afkomstig van de Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Financiën. In de Beleidsregels Near Shore Windpark worden de randvoorwaarden aan het OWEZ uit de PKB nogmaals herhaald. Er wordt in de Beleidsregels een periode opengesteld waarin projectvoorstellen kunnen worden ingediend. Deze periode loopt van 1 november 2001 tot en met 11 januari 2002. Uiteindelijk dienen vier consortia een projectvoorstel in. Dat waren E.ON Benelux Services BV, NoordzeeWind (een consortium van Shell WindEnergy en Nuon Duurzame Energie), North Sea Wind Power (een consortium bestaande uit Siemens Nederland, Heijmans en Van Oord ACZ) en een consortium van de partijen Electrabel Nederland NV, Vestas Nederland Windtechnologie BV, Jan de Nul NV en Fabricom Electrical BV. Op 21 maart 2002 heeft de adviescommissie advies uitgebracht aan de Minister van Economische Zaken omtrent de selectie. Het consortium NoordzeeWind (NZW) is aangemerkt als eerste keuze. NoordzeeWind wordt dus gekozen als partij die het windpark mag gaan ontwikkelen en realiseren. In juni 2002 sluiten NZW en de ministeries van EZ en Financiën een overeenkomst waarmee o.a. het exclusieve gebruiksrecht van de OWEZ locatie voor NZW wordt vastgelegd. Dit betekent dat NZW de verdere ontwikkeling van het windpark ter hand kan gaan nemen en kan starten met het verwerven van de vergunningen voor het OWEZ. NoordzeeWind voorzag al voor de tender een langdurig vergunningentraject. Dit vanwege het feit dat er eerst een InrichtingsMER zou worden opgesteld en vervolgens de vergunningsaanvragen pas in procedure konden gaan. Om tijd te besparen heeft NoordzeeWind voorafgaand aan het tenderproces het initiatief genomen om gezamenlijk met alle potentiële aanbieders in de tender een startnotitie MER in te dienen. Het bevoegd gezag, zijnde Rijkswaterstaat Noordzee, was bereid een dergelijke startnotitie te publiceren en daarmee het MER proces te starten indien alle potentiële initiatiefnemers zouden meedoen. Helaas kon dat niet worden bereikt omdat niet alle partijen wilden meedoen aan de gezamenlijke startnotitie. Hierdoor kon pas na de selectie van de tenderwinnaar worden begonnen met de eerste procedurele stappen in het vergunningentraject en het I-MER van het OWEZ. Met het uitbrengen van de "Startnotitie Milieu-effectrapportage Inrichting Demonstratiepark Near Shore Windpark door NoordzeeWind in juli 2002, is de eerste stap gezet in de m.e.r.-procedure van het InrichtingsMER OWEZ. In de startnotitie wordt informatie verstrekt over de achtergrond, de aard en omvang van de realisatie van het OWEZ. Tevens bevat het een overzicht van de te onderzoeken milieu-effecten en mogelijke inrichtingsvarianten (layout) van het OWEZ. De contouren van het OWEZ worden op dat moment zichtbaar. De m.e.r.-procedure en het vergunningenproces van het OWEZ worden in hoofdstuk 4 beschreven. OWEZ_R_192_20070820 Pagina 16 van 76

3. BENODIGDE VERGUNNINGEN 3.1 Inleiding Hieronder wordt in het kort beschreven welke vergunningen, concessies, ontheffingen en dergelijke benodigd waren om het OWEZ te kunnen bouwen en exploiteren. Er komt aan de orde welke documenten zijn opgesteld en ingediend ter verkrijging van de vergunningen. Daarbij is een opsplitsing gemaakt in vergunningen voor: het windpark en de bekabeling offshore de duinkruising, van strand tot transformatorstation het transformatorstation en de bekabeling tot in het OS (onderstation) Velsen In Bijlage 1 is een lijst opgenomen met de benodigde vergunningen. Figuur 1: Locatie van het OWEZ, de offshore kabeltracés en de offshore kabelkruisingen 3.2 Het windpark en de bekabeling offshore Wbr meetmast NZW heeft ten behoeve van een aantal metingen uit het NSW-MEP (o.a. golfbelasting en zogmetingen) en ter verkrijging van betrouwbare data betreffende het windaanbod een meetmast op zee opgericht aansluitend bij de locatie van het OWEZ. Deze meetmast was Wbr vergunningplichtig. Verder waren geen vergunningen benodigd voor deze meetmast. Op de locatie die, zoals de gehele zeebodem, eigendom is van de Staat (Domeinen) is een erfpachtrecht en opstalrecht gevestigd ten behoeve van NZW. OWEZ_R_192_20070820 Pagina 17 van 76

De Wbr aanvraag bestond uit ontwerp documenten van de onderbouw, ontwerp berekeningen van de vakwerkmast, grondonderzoek, berekeningen van het dynamisch gedrag van de constructie en tekeningen van o.a. de fundatie. Voor de meetmast was geen milieuvergunning en MER nodig. Een meetmast is niet genoemd in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer en dus niet Wm vergunningsplichtig. De milieubelangen zijn bij de vergunningverlening wel meegenomen; ingevolge de Wbr kunnen de voorschriften in de Wbr vergunning ook strekken tot bescherming van andere belangen, voor zover daarin niet is voorzien door andere wettelijke voorschriften (art. 3, lid 2, Wbr). Wbr vergunning windpark en kabels Er zijn twee aparte vergunningen afgegeven voor het OWEZ, de Wbr- en de Wmvergunning. De procedures voor deze vergunningen verliepen parallel. De vergunningenprocedures hebben de uitgebreide voorbereidingsprocedure zoals beschreven in afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doorlopen. Deze afdeling 3.5 is overigens vervallen per 1-7-2005. In het kort betekende deze procedure dat de vergunningsaanvragen en het I-MER 4 weken ter visie lagen en dat er in die periode een informatiebijeenkomst met aansluitende hoorzitting werd georganiseerd. Vervolgens werden er ontwerp vergunningen opgesteld die eveneens 4 weken ter visie lagen. De definitieve vergunningen stonden na publicatie 6 weken voor beroep open. Op grond van het bepaalde in artikel 2, lid 1, onder a, van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken is het verboden om zonder vergunning gebruik te maken van een bij het Rijk in beheer zijnd waterstaatswerk anders dan waartoe het is bestemd en daarin, daaronder of daarboven werken te maken of te behouden. Op grond van dit artikel is het windpark (en ook de meetmast) Wbr vergunningsplichtig. Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden ter bescherming van de bij het Rijk in beheer zijnd waterstaatswerken en ter verzekering van het doelmatig en veilig gebruik daarvan (art. 2, lid 2, Wbr). Bevoegd gezag ter verlening van de Wbr vergunning is de Minister van V&W. De Minister van V&W werd inzake het OWEZ vertegenwoordigd door Rijkswaterstaat Noordzee. Wm vergunning windpark en kabels Ingevolge artikel 8.1, onder a, van de Wet milieubeheer, almede op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit, Bijlage 1, Categorie 1 is voor het OWEZ een Wm vergunning vereist. De Ministers van V&W en VROM zijn aangewezen als bevoegd gezag. De Wm vergunning is verleend door de Minister van V&W in overeenstemming met de Minister van VROM. I-MER In het PKB-NSW staat dat het uitdrukkelijk gewenst is dat voor de inrichting van het windpark een inrichtingsmilieueffectrapport ten behoeve van de vergunningverlening op basis van de Wm wordt opgesteld. Hoewel er al een LocatieMER (L-MER) was opgesteld heeft NZW voldaan aan deze uitdrukkelijke wens door het opstellen van een I-MER. Dit I-MER werd opgesteld ten behoeve van de vergunningverlening ingevolge OWEZ_R_192_20070820 Pagina 18 van 76

de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) en Wet milieubeheer (Wm) en gevoegd bij de aanvragen voor deze vergunningen. NZW diende, naast het I-MER, de volgende documenten in als Wbr en Wm vergunningsaanvraag: Hoofddocument: beschrijving project; Constructie- en ontmantelingsplan; Verlichtingsplan; Veiligheids- en Calamiteitenplan; Onderhoudsplan; Notitie Kabeltracé; Uitgangspunten ontwerpberekeningen windturbine en fundering en voorlopige ontwerpberekeningen fundering en turbinemast (vertrouwelijk, zie voorschrift 1 Wbr en Wm vergunning). De aan te leveren documenten bij een aanvraag zijn opgenomen in de Beleidsregels inzake toepassing Wet beheer rijkswaterstaatswerken met betrekking tot installaties in exclusieve economische zone, gepubliceerd 6 mei 2002 in de Staatscourant. Recht van Opstal en Erfpacht Om uiteindelijk het windpark te kunnen bouwen en exploiteren was het noodzakelijk om over de grond te kunnen beschikken. Er was een zakelijk recht nodig, te sluiten tussen de exploitant NoordzeeWind en de eigenaar van de zeebodem in de territoriale wateren, de Staat der Nederlanden, en Domeinen als diens vertegenwoordiger. In de overeenkomst die NoordzeeWind met de Minister van EZ en de Staatssecretaris van Financiën heeft gesloten in juni 2002, na de tenderuitslag, staat dat de Staat de benodigde grond in erfpacht zal uitgeven aan NoordzeeWind. NoordzeeWind heeft voor de plaatsing van de windmeetmast en voor het windpark een erfpacht overeenkomst gesloten met Domeinen. Voor de meetmast is de erfpacht gesloten direct na het onherroepelijk worden van de Wbr vergunning en voordat de bouw was aangevangen. Betreffende het OWEZ zijn er uiteindelijk drie akten gepasseerd: Akte van vestiging erfpacht voor het gebied van het windpark; Akte van vestiging opstal voor de windturbines; Akte van vestiging opstal voor de kabels van het OWEZ naar de kust en de aanlanding. De opstalrechten gelden dus ook voor het landgedeelte voor zover de grond in eigendom is bij de Staat der Nederlanden (strand en duinen). Naast deze aktes is ook de borgtocht voor de verwijdering van de windturbines geregeld (zie ook pagina 39. Voordat met de bouwactiviteiten werd begonnen waren de akten notarieel gevestigd. Het opstalrecht geldt voor de ondergrond van de opstallen (windturbines) en niet voor het gehele gebied. Er is geen opstalrecht gevestigd voor de kabels binnen het erfpachtgebied. Het leggen van de kabels is toegestaan op grond van de erfpachtakte. Het erfpachtzaak mag worden gebruikt voor: het hebben en behouden van het OWEZ, met inbegrip van de daartoe nodige werken en daartoe behorende veiligheidszones." Het leggen van kabels behoort tot de voor het OWEZ benodigde werken. OWEZ_R_192_20070820 Pagina 19 van 76

Flora en Fauna wet De Flora en Fauna wet beschermt speciaal aangewezen planten en dieren door bepaalde potentieel schadelijke activiteiten te verbieden of ze aan een ontheffing met voorwaarden te koppelen. Een ontheffing (artikel 75) wordt dan alleen afgegeven als de bescherming van de soorten niet in gevaar komt en als er geen andere, minder schadelijke opties zijn. Daarnaast kan een ontheffing worden verkregen voor projecten die een dwingende reden van groot openbaar belang hebben. Of een ontheffingsactiviteit benodigd is hangt af van de aanwezigheid van beschermde flora en fauna en of er eventueel mitigerende maatregelen getroffen kunnen worden teneinde te voorkomen dat beschermde planten en dieren worden geschaad. De aanwezigheid van beschermde flora en fauna kan worden vastgesteld met een Flora en fauna inventarisatie. NoordzeeWind, en Continuon als verantwoordelijke partij voor het kabeltracé van transformatorstation naar Onderstation Velsen, hebben voor diverse activiteiten van het OWEZ een inventarisatie laten maken betreffende de aanwezigheid van flora en fauna. Zo zijn er flora en fauna inventarisaties gemaakt voor: het onshore kabelgedeelte van aanlanding en duinkruising, en het terrein waar oorspronkelijk het transformatorstation was gepland (en wat later als compensatieproject heringericht is) aan de Reijndersweg (Arcadis, Natuurtoets Flora en Faunawet kabelaanleg, duinboring en transformatorstation Wijk aan Zee, 7 oktober 2003). het Continuon kabelgedeelte van transformatorstation tot Onderstation Velsen (Arcadis, Kabelaanleg Velsen-Noord naar Beverwijk Natuurtoets, 14 juli 2004). het terrein van het uiteindelijke transformatorstation op het Corus-terrein en het stukje, als gevolg van de verplaatsing van het transformatorstation, gewijzigd kabeltracé (Arcadis, Aanvulling op de Quick Scan natuurwaarden Wijk aan Zee, terrein transformatorstation NoordzeeWind en kabeltracé Reijndersweg, 18 juli 2005). Betreffende het offshore gedeelte was het niet duidelijk of daarvoor een ontheffing moest worden aangevraagd en dus een inventarisatie van beschermde flora en fauna moest worden gemaakt. Het feit dat het OWEZ een demonstratie windpark is en dat er in het bijbehorende NSW-MEP uitgebreid naar de ecologische effecten wordt gekeken heeft NoordzeeWind doen besluiten niet vooraf een ontheffing aan te vragen voor het offshore gedeelte. De veronderstelling dat een ontheffing niet nodig was is tevens getoetst bij het ministerie van LNV (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit). NZW heeft het ministerie van LNV een tweetal brieven geschreven waarin de vraag wordt gesteld of een ontheffing Flora en Fauna wet nodig is voor de bouw en exploitatie van het OWEZ (NZW, brieven van 8 mei 2003 en 6 februari 2004). Het ministerie van LNV heeft geantwoord dat de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn de relevante Europese regelgeving vormen (ministerie van LNV, brief van 19 december 2003). Beide richtlijnen hebben een gebiedsbeschermingsspoor en een soortbeschermingsspoor. Het gebiedsbeschermingsspoor is hier niet aan de orde omdat het gebied niet aangewezen is als beschermd en dergelijke gebieden ook niet in de omgeving aanwezig zijn, er is dus geen sprake van externe werking. Het soortbeschermingsspoor is geregeld via de Ff wet. Voor vogels biedt de Vogelrichtlijn OWEZ_R_192_20070820 Pagina 20 van 76