Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Vergelijkbare documenten
Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

KINDERBIJSLAG VOOR ZELFSTANDIGEN STATISTISCHE REEKSEN UITGAVE 2007

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

FOCUS De evolutie van gemiddelde maandelijkse kinderbijslag in het stelsel voor werknemers van 1997 tot 2010

DEMOGRAFISCH VERSLAG

DEMOGRAFISCH VERSLAG

DE STATISTISCHE REEKSEN HET STELSEL VAN DE KINDERBIJSLAG BIJ DE ZELFSTANDIGEN

Een terugblik op vijf decennia

FOCUS Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Gezinsbijslag in 15 vragen

FOCUS De sociale toeslagen in het stelsel voor kinderbijslag voor werknemers. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN PER KINDERBIJSLAGFONDS JAAR 2002

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

STATISTIEK VAN DE OVERHEID

FOCUS De toeslag voor gehandicapten in het kinderbijslagstelsel voor werknemers - kenmerken en evoluties

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG 2017/1

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG 2017/1

FOCUS Typegezinnen in de kinderbijslag: kenmerken, evoluties en bedragen. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Bijlage bij bericht 6 H-HR/ e bijvoegsel bij ARPS-Bundel 522. Uitreiking: typelijst 25/003

BIJZONDERE STATISTIEK VAN DE WERKNEMERS VAN VREEMDE NATIONALITEIT DIE IN BELGIË VERBLIJVEN MET HUN GEZIN. Telling 2004

Bijlage bij bericht 6 H-HR/ e bijvoegsel bij ARPS-Bundel 522. Uitreiking: typelijst 25/003

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

Evolutie van het aantal alleenwonenden in de volledige werkloosheid

FOCUS De kinderbijslag voor invalide rechthebbenden. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Juridisch bulletin. Wetgeving

STATISTISCH OVERZICHT VAN DE KINDERBIJSLAG 30 JUNI 2017

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

FAMIFED. Federaal agentschap voor de kinderbijslag GEOGRAFISCHE SPREIDING VAN DE KINDERBIJSLAG

STATISTISCH OVERZICHT 30 JUNI 2016

FOCUS De maandelijkse kinderbijslag per kind in het kinderbijslagstelsel voor werknemers. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Een overzicht per entiteit van de kinderbijslag voor kinderen met een aandoening.

DE BUITEN HET RIJK OPGEVOEDE KINDEREN. Tellingen Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat BRUSSEL

STATISTIEK VAN BEPAALDE CATEGORIEËN VAN RECHTHEBBENDEN OP KINDERBIJSLAG IN HET STELSEL VOOR WERKNEMERS. Tellingen 2004

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2010

DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2013

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2009

Nieuwe maatregelen ter bestrijding van de werkloosheidsvallen, toegelicht bij CO 1362 van 16 februari 2007

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2012

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2011

DEMOGRAFISCH VERSLAG

Sociale veranderingen: een rijke diversiteit aan rechthebbenden:

Gezinsbijslag (schaal van kracht vanaf 1 september maandelijkse bedragen in EUR)

Statistiek per kinderbijslagfonds

Bijlage 1 bij dienstbrief 996/93bis: vragen en antwoorden

Bedragen kinderbijslag

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Barema. Kinderbijslag voor werknemers KINDERBIJSLAG

Gezinsbijslag (schaal van kracht vanaf 1 januari maandelijkse bedragen in EUR)

DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN 1ste SEMESTER 2015

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Vragen en antwoorden over de toepassing van het gewijzigde artikel 48 KBW en de toepassing van de 240-uren norm

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Betreft: Toepassing van artikel 44bis KBW ingeval van plaatsing van het kind met een beschermd recht

Gezinsbijslag (schaal van kracht vanaf 1 mei (maandelijkse bedragen in EUR)

FOCUS De kinderbijslag voor kinderen met een aandoening: tien jaar na de hervorming. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

FOCUS HET STELSEL VAN DE GEWAARBORGDE GEZINSBIJSLAG. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

STATISTISCH OVERZICHT VAN DE KINDERBIJSLAG 30 JUNI 2018

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2013

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2012

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers T I T E TELLINGEN 2008

Barema. Kinderbijslag voor werknemers KINDERBIJSLAG

Departement Controle. Betreft: Eenoudergezinnen - Verhoging van de maandelijkse toeslag - Verhoging van de inkomensgrens

Focus. Loonkoppeling in de werkloosheidsuitkeringen

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Situatie van de kinderbijslag aan de vooravond van de splitsing. RKW - Studiedag 29 maart 2012

DE KINDERBIJSLAG IN DE OVERHEIDSSECTOR. Tellingen Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat BRUSSEL

Nr. Situatie Recht op toeslag voor eenoudergezinnen

DE BUITEN HET RIJK OPGEVOEDE KINDEREN. Tellingen Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat BRUSSEL

FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR KINDERBIJSLAG DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN 2 DE SEMESTER 2014

Juridisch bulletin.

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie

STATISTISCHE STUDIES

Studies. De werkloze vrijwillig deeltijdse werknemer: een profiel

INHOUDSTAFEL 1. KERNCIJFERS GEOGRAFISCHE TELLING OP 31 DECEMBER

Verantwoordelijke uitgever: Federaal Agentschap voor de Kinderbijslag. Voor inlichtingen:

Als zelfstandige arbeid je belangrijkste (of enige) beroepsactiviteit is, dan ben je zelfstandige in hoofdberoep.

Analyse van de uitkeringen voor volledige werkloosheid

Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Juridisch bulletin.

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2011

nr. 811 van TOM VAN GRIEKEN datum: 10 augustus 2015 aan JO VANDEURZEN Kinderbijslag - Kinderen die worden opgevoed in het buitenland

Samenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid

FOCUS De evolutie van de uitgaven voor het kinderbijslagstelsel voor werknemers Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Titel VII. Enkele statistische en financiële gegevens

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Verhoging van sommige uitkeringsbedragen voor zelfstandigen in het kader van het structureel mechanisme van welvaartsaanpassing

DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2014

LSLGEMEEN E3EHEERSCOMITE VOOR HET SOCIAAL STATUUT DER ZELFSTANDIGEN

Meewerkende echtgeno(o)t(e): informatiefiche

Transcriptie:

Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers ek se n Het kinderbijslagstelsel van de zelfstandigen 1992-2008 De stati Telling 2009 e r e h c stis

Statistische Reeksen - Kinderbijslagstelsel voor de zelfstandigen 1992-2008

Inhoudsopgave Inleiding...3 A) Overzicht van de belangrijkste wetswijzigingen...4 B) De gezinnen...7 1. Evolutie van het aantal aangesloten zelfstandigen...7 2. Het aantal rechthebbende gezinnen...9 3. De gemiddelde gezinsgrootte...10 C) De kinderen...11 1. Het aantal rechtgevende kinderen...11 2. Het aantal rechtgevende kinderen volgens rang...12 3. De leeftijdsstructuur van de rechtgevende kinderen...13 4. Gehandicapte kinderen < 21 jaar...15 5. Evolutie van de geboorten en adoptiepremies...17 D) De uitgaven...18 Conclusie...19 2

Inleiding Aan de hand van deze statistische reeks zal een beeld geschetst worden van de belangrijkste evoluties in het kinderbijslagstelsel voor de zelfstandigen. De statistiek bespreekt enerzijds de laatst gekende cijfers zoals deze opgetekend werden op 31 december 2008 en anderzijds wordt een beeld geschetst van de belangrijkste langetermijnevoluties sinds 1992. Om de cijfers binnen het perspectief van de gehele kinderbijslagsector te kunnen plaatsen zal waar mogelijk telkens een vergelijking gemaakt worden met de cijfers betreffende het kinderbijslagstelsel voor werknemers. Daarnaast zullen in de statistiek de belangrijkste wetswijzigingen die in 2008 in het stelsel van de zelfstandigen werden doorgevoerd, beknopt toegelicht worden. Er is tevens een bijlage aan de statistiek toegevoegd waarin alle gedetailleerde statistieken betreffende de periode 1992-2008 voor het kinderbijslagstelsel van de zelfstandigen zijn opgenomen. 3

A) Overzicht van de belangrijkste wetswijzigingen Toen in 1930 de gezinsbijslag voor de ambtenaren en werknemers werd geregeld, was er nog geen enkele tegemoetkoming voor de gezinslast voor de zelfstandigen. De juridische basis voor het kinderbijslagstelsel voor zelfstandigen werd gelegd in de wet van 10 juni 1937. De praktische uitwerking van deze wet liet op zich wachten tot na de Tweede Wereldoorlog. Aanvankelijk waren er nog vrij sterke verschillen tussen de verschillende stelsels. Met het KB van 8 april 1976 werden een aantal discriminatiepunten aangepakt en werd een belangrijke stap gezet in de richting van een convergentie tussen de stelsels. Zo werd ook de leeftijdsbijslag toegekend aan kinderen van zelfstandigen (aanvankelijk enkel voor kinderen met verhoogde kinderbijslag en later uitgebreid naar alle kinderen in de gewone schaal, uitgezonderd kinderen van rang 1 die de gewone schaal ontvangen en niet gehandicapt zijn). Het KB van 8 april 1976 bevatte weliswaar een onvolledige gelijkschakeling, maar het heeft de kloof tussen de stelsels wel verkleind. Recentelijk werd de kloof tussen de beide kinderbijslagstelsels verder verkleind door een aantal belangrijke wetswijzigingen. Het basisbedrag van de kinderbijslag voor het 1 ste kind (zelfstandigenregeling) werd met ingang van 1 januari 2009 opgetrokken van 74,07 EUR naar 78 EUR 1. Zo is het bedrag voor het kind van eerste rang opgetrokken tot het niveau van 78,00 EUR ten opzichte van 83,40 EUR in het werknemerstelsel. De kloof tussen de basisbedragen in de beide stelsels is dus een stuk verkleind. Daartegenover staat dat het jongste kind (gewone schaal) van een groep of het enig kind enkel het basisbedrag ontvangt en geen leeftijdsbijslag ontvangt in het zelfstandigenstelsel. Maar in tegenstelling tot de werknemersregeling bestaat er in het zelfstandigenstelsel geen halvering van de leeftijdsbijslag voor de kinderen van rang 1. In de meeste gevallen echter primeert de werknemersregeling nog altijd boven de zelfstandigenregeling. Voor één gezinsgtype is de kinderbijslag in het zelfstandigenstelsel nu zelfs hoger dan in het werknemersstelsel 2. Naast de vermelde leeftijdsbijslag en het bedrag voor een kind van rang 1 zijn er nog een aantal andere belangrijke verschilpunten 3. De rangorde bijvoorbeeld op basis waarvan men de bijslagtrekkende aanduidt verschilt. In het zelfstandigenstelsel is dit de vader, terwijl dit in het werknemersstelsel de moeder is. 1 Koninklijk besluit 23 december 2008 (BS 08/01/2009, 2 de alinea) 2 Dit is het geval voor een gezin met twee kinderen in de gewone schaal waarbij één kind tussen 6-11 jaar is bijvoorbeeld en het andere kind jonger dan 6 jaar. Een gezin bijvoorbeeld met een kind geboren in augustus 2002 en een ander kind in bijvoorbeeld maart 2008 ontvangt in de werknemersregeling 252,26 EUR en 261,31 EUR in de zelfstandigenregeling. 3 Onder meer het niet toepassen van de trimestrialisering van het recht zoals in de werknemersregeling. 4

In dit kader zou het wenselijk zijn om voor de verschillende stelsels te komen tot uniforme regels voor de bepaling van het bevoegde stelsel. Dit zou een grotere transparantie in de toe te wijzen regeling tot gevolg hebben en de administratieve last voor de bepaling van het recht verlichten. Een andere belangrijke wetswijziging die recentelijk werd doorgevoerd is het feit dat vanaf 1 juli 2008 de toegang tot het recht op kinderbijslag in de zelfstandigenregeling in belangrijke mate werd versoepeld. Voorheen moest een zelfstandige eerst de correcte sociale bijdragen hebben betaald als hij of zij kinderbijslag wilde voor zijn of haar kinderen. In de praktijk moesten de sociale bijdragen voldaan zijn die betrekking hadden op het tweede en het derde kwartaal voorafgaand aan de maand waarvoor men aanspraak meende te kunnen maken op kinderbijslag. Voor de kinderbijslag verschuldigd vanaf 1 juli 2008 vervalt die vereiste echter, voor alle voorafgaande maanden blijft de oude regel van kracht. Dit betekent dat ingeschreven zijn als zelfstandige volstaat om potentieel kinderbijslag te ontvangen, ook als daar geen bijdragen tegenover staan. Uit de statistische analyse die verder volgt blijkt dat deze verregaande versoepeling van de toegang tot het recht in het zelfstandigenstelsel niet zonder gevolg is gebleven en tot een onverwachte toename in de effectieven heeft geleid. De maatregel heeft zelfs tot een trendbreuk geleid waarbij het zelfstandigenstelsel sterker is toegenomen dan het werknemersstelsel(zie infra). In theorie zou dit tot een daling van het aantal kinderen in het stelsel van de Gewaarborgde gezinsbijslag leiden (in de schaal voor de zelfstandigen) 4, maar dit wordt niet bevestigd door de cijfers vermits het aantal dergelijke dossiers slechts met 36 gedaald is. Hoewel de toegang tot het zelfstandigenstelsel zoals net beschreven vergemakkelijkt is, dient er wel op gewezen te worden dat op basis van andere statistieken van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers blijkt dat het werknemersstelsel nog altijd een stuk toegankelijker is voor zelfstandigen dan omgekeerd. Uit de statistische telling van de rechthebbenden blijkt bijvoorbeeld dat er nog altijd 78.102 (cijfers 2007) vrouwelijke rechthebbenden zijn met een zelfstandige partner (doc. BC 11218 van 3 maart 2009, Sociale veranderingen: een rijke verscheidenheid aan rechthebbenden: 1987-2007 ). Deze tenlasteneming van dossiers is belangrijk, vermits er in het volledige zelfstandigenstelsel slechts 104.677 rechthebbenden zijn. Deze doorstroom naar het werknemersstelsel is voor een stuk te wijten aan de nog steeds 4 Zelfstandigen die vroeger voor de hervorming sinds 1 juli 2008 hun kinderbijslag in het zelfstandigenstelsel verloren door het niet betalen van de bijdragen konden een recht aanvragen in het stelsel van de Gewaarborgde gezinsbijslag en vanuit die optiek zou men kunnen verwachten dat deze categorie zou dalen vermits het betalen van de bijdragen geen voorwaarde meer is. Maar de cijfers bevestigen dit niet. Wellicht lieten vroeger heel wat zelfstandigen na om een recht aan te vragen binnen de regeling van de Gewaarborgde gezinsbijslag. 5

soepelere toegangsvoorwaarden die gelden in het werknemersstelsel. Sedert 1 januari 2003 bijvoorbeeld, wordt een deeltijdse werknemer beschouwd als hoofdzakelijk de hoedanigheid van werknemer te hebben, wanneer de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de betrokken werknemer ten minste de helft bedraagt van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de maatpersoon. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt naargelang het gaat om een tewerkstelling voor bepaalde dan wel voor onbepaalde duur. In de praktijk betekent dit dat één week, soms zelfs één dag, interimarbeid in de loop van een maand volstaat om bij samenloop een voorrangsrecht in het werknemersstelsel te doen ontstaan. Naast de genoemde verschillen zijn er nog een aantal andere verschillen inzake toegang tot het recht tussen de beide stelsels die uitvoerig werden toegelicht in de focus 2006-3 getiteld Het kinderbijslagstelsel van de zelfstandigen en dat van de werknemers vergelijkende studie van de wetgeving en de evolutie van de effectieven. De verschillen betreffen onder meer de toepassing van de trimesterialisering bij de overgang tussen de stelsels. Bij de overgang van de regeling voor werknemers naar de regeling van de zelfstandigen is de trimestrialisering van toepassing. Bij de overgang van de regeling van de zelfstandigen naar dat van de werknemers gaat het recht op kinderbijslag in het werknemersstelsel in vanaf de eerste dag van de maand zelf waarin een activiteit wordt aangevat, indien wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 59 KBW. Uitzondering hierop is het einde van het recht op de verhoogde wezenbijslag of verhoogde kinderbijslag voor invaliden dat uitwerking heeft vanaf de eerste dag van de volgende maand (M.O. 508 van 26 februari 1992). Naast de vermelde wijzigingen binnen de zelfstandigenregeling werden net als in de werknemersregeling de jaarlijkse bijslag en de éénouderpremie ingevoerd. 6

B) De gezinnen 1. Evolutie van het aantal aangesloten zelfstandigen Ondanks een dalende tendens (zie infra) van het aantal gezinnen dat ressorteert onder het kinderbijslagstelsel van de zelfstandigen vertoont het aantal aangesloten zelfstandigen een overwegend stijgende trend. Tot 2002 was de toename van het aantal zelfstandigen vooral toe te schrijven aan de toename van het aantal zelfstandigen in bijberoep, een trend die zich gestaag verderzette. Vanaf 2003 doet er zich een trendbreuk voor betreffende het aantal zelfstandigen in hoofdberoep. Er is immers een sterke toename van het aantal zelfstandigen in hoofdberoep tussen 2002 en 2003. De reden voor deze toename ligt bijna uitsluitend bij het statuut van de meewerkende echtgeno(o)t(e) van de zelfstandige 5. Begin 2003 werden meer dan 130.000 partners ambtshalve aangesloten 6. Op 31 december 2003 bleven er daarvan nog 64.424 actieven over: 57.084 in het mini-statuut 7 en 7.340 in het maxi-statuut 8. De toename is dus een gevolg van een aanpassing van de administratieve telling van het aantal zelfstandigen. Vanaf 2003 werden immers ook de meewerkende echtgeno(o)t(e)n van zelfstandigen opgetekend als zelfstandigen in hoofdberoep (in het kader van de hervorming van het mini-statuut 9 ). Na deze toename die eerder van administratieve aard was, is het aantal zelfstandigen in hoofdberoep een aantal jaren stabiel gebleven om nadien vanaf ongeveer 2006 opnieuw toe te nemen. De laatste stijging is vooral toe te schrijven aan een toename van bedrijven in de bouwsector voornamelijk uit Polen en andere nieuwe lidstaten van de Europese Unie. Een studie van UNIZO heeft uitgewezen dat een groot deel van de startende bedrijven zich in deze groep bevindt 10. 5 Een medewerkende echtgenoot is gehuwd met een zelfstandige (of samenwonende met een samenlevingscontract) en helpt deze in de zaak. 6 Het betreft een automatische aansluiting van de meewerkende echtgeno(o)t(e). 7 Dit statuut bestaat al sinds jaren maar vanaf 01.07.2005 geldt dit enkel nog voor meewerkende echtgenoten geboren voor 01.01.1956. Deze personen kunnen wel vrijwillig opteren voor het maxistatuut. In het mini-statuut ben je enkel verzekerd voor arbeidsongeschiktheid. Inzake sociale verzekering word je als persoon ten laste van de echtgeno(o)t(e) beschouwd, de kinderbijslag verloopt via de zelfstandige echtgeno(o)te en je hebt recht op een gezinspensioen. 8 In dit geval zijn de meewerkende echtgenoten onderworpen aan een volledig sociaal statuut, hebben ze een eigen inkomen en zijn ze verzekerd voor gezondheidszorg, uitkeringsverzekering, kinderbijslag en pensioen. 9 Sinds 1 juli 2005 zijn meewerkende echtgenoten verplicht zich aan te sluiten in het maxi-statuut. Hierdoor genieten ze een grotere dekking dan in het mini-statuut: pensioen, gezinsbijslagen, gezondheidszorg, arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en moederschap (geen faillissementsverzekering). Meewerkende echtgenoten die geboren zijn voor 1 januari 1956 kunnen nog opteren voor het ministatuut, maar zijn dan enkel verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en bij moederschap. 10 Niet-Belgische ondernemers in België, UNIZO-studiedienst, maart 2008 7

Grafiek 1: Evolutie van het aantal aangesloten zelfstandigen in absolute cijfers 1992-2008 700.000 600.000 500.000 Zelfstandigen in hoofdberoep Zelfstandigen die aanvullend werkzaam zijn Zelfstandigen werkzaam na de pensioengerechtigde leeftijd 400.000 300.000 200.000 100.000 0 2008 2007 Bron: RSVZ 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 1997 1996 1995 1994 1993 1992 De vorige grafiek 1 drukt de toename van het aantal zelfstandigen uit in absolute cijfers, in de onderstaande grafiek 2 wordt de toename van het aantal aangeslotenen uitgedrukt relatief ten opzichte van 1992 (index met basisjaar 1992) 11. De grafiek toont aan dat de zelfstandigen in bijberoep de categorie is die in de laatste 17 jaar het sterkst is toegenomen. De twee andere categorieën zijn jaren min of meer stabiel gebleven maar kennen recentelijk een lichte toename. De gepensioneerden bijvoorbeeld die aanvullend werkzaam zijn, nemen gestaag toe sinds 2003. Grafiek 2: Evolutie van het aantal aangesloten zelfstandigen 1992-2008, index met basisjaar 1992 180,00 160,00 140,00 Zelfstandigen in hoofdberoep Zelfstandigen die aanvullend werkzaam zijn Zelfstandigen werkzaam na de pensioengerechtigde leeftijd 120,00 100,00 80,00 60,00 2008 2007 Bron: RSVZ 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 1997 1996 1995 1994 1993 1992 11 In beide grafieken wordt geen rekening gehouden met de categorie andere aangeslotenen omdat deze categorie verwaarloosbaar is. De andere aangeslotenen zijn de zogenaamde nog niet uitgegeven gevallen. Het gaat om personen waarvan de bijdragecategorie nog niet kon worden vastgesteld. In 2008 was er geen enkel geval en in 2007 en 2006 waren er respectievelijk 3 en 2 gevallen. 8

2. Het aantal rechthebbende gezinnen In tabel 1 wordt de evolutie van het aantal rechthebbende gezinnen opgetekend. Voor het eerst sinds 1992 is het aantal gezinnen in het kinderbijslagstelsel van de zelfstandigen sterk toegenomen (+ 3,77 %). Ter vergelijking werden ook de cijfers in het werknemersstelsel opgenomen waaruit blijkt dat de toename daar 1,43 procent bedraagt. Voor het eerst in 2 decennia stijgt het aantal gezinnen bij de zelfstandigenregeling dus sterker (relatief gezien) dan in de werknemersregeling. Uit tabel 1 blijkt ook dat er in het werknemersstelsel twee keer zoveel kinderen zijn in de verhoogde schaal als bij de zelfstandigen, wat in zekere zin logisch is vermits de schaal voor langdurig werklozen bijvoorbeeld niet bestaat in het zelfstandigenstelsel. De cijfers op gezinsniveau geven binnen het stelsel van de zelfstandigen geen exacte weergave van de verdeling van de schalen omdat de gehandicapten van meer dan 25 jaar vaak nog opgenomen zijn in de schaal van de invaliden of de wezen, hoewel het uitgekeerde bedrag eigenlijk nagenoeg overeenstemt met de kinderbijslag die toegekend wordt in de gewone schaal. Verder in de studie wordt dit gecorrigeerd op het niveau van de kinderen per schaal. Tabel 1: Evolutie van het aantal gezinnen met recht op kinderbijslag in het werknemersstelsel en het zelfstandigenstelsel 2007 tot 2008 Zelfstandigenstelsel - aantal rechthebbende gezinnen op kinderbijslag totaal gewone bijslag verhoogde schalen % gewone bijslag % verhoogde schaal 2007 104.677 96.422 8.255 92,11% 7,89% 2008 108.623 100.498 8.125 92,52% 7,48% evolutie 3,77% 4,23% -1,57% Werknemersstelsel - aantal bijslagtrekkende gezinnen op kinderbijslag totaal gewone bijslag verhoogde schalen % gewone bijslag % verhoogde schaal 2007 1.097.711 919.950 177.761 83,81% 16,19% 2008 1.113.359 936.675 176.684 84,13% 15,87% evolutie 1,43% 1,82% -0,61% Bron: RSVZ & RKW Als de cijfers van het aantal gezinnen vanuit langetermijnperspectief geanalyseerd worden (zie grafiek 3), blijkt dat ondanks de recente toename van het aantal gezinnen in de zelfstandigenregeling de langetermijntrend nog altijd dalend is. Ten opzichte van 1992 is het aantal kinderen in het kinderbijslagstelsel voor werknemers met 9 procent toegenomen; daartegenover staat een daling met 26 procent in de zelfstandigenregeling. 9

Grafiek 3: Evolutie van het aantal rechthebbenden 1992-2008, index met basisjaar 1992 120 110 zelfstandigen w erknemers 100 90 80 70 60 1992 1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008 Bron: RSVZ & RKW De recent geregistreerde toename van het aantal gezinnen kan in grote lijnen verklaard worden door het feit dat vanaf juli 2008 het recht op kinderbijslag in het zelfstandigenstelsel niet meer gebonden is aan het betalen van sociale bijdragen. Een rechthebbende zelfstandige die geen sociale bijdragen gestort heeft voor de vorige trimesters kan toch nog aanspraak maken op kinderbijslag terwijl dit vroeger niet het geval was. Gecombineerd met een toestroom van nieuwe zelfstandigen van de nieuwe EU-landen (o.a Polen) heeft dit een vrij belangrijke impact gehad op de evolutie van het aantal rechthebbende gezinnen in het kinderbijslagstelsel van de zelfstandigen, in die mate zelfs dat er in 2008 sprake is van een trendbreuk in vergelijking met het verleden. Het valt af te wachten in welke mate de recente toename in het aantal gezinnen dat ressorteert onder de zelfstandigenregeling zich in de toekomst zal verderzetten. 3. De gemiddelde gezinsgrootte In de beide kinderbijslagstelsels is de gemiddelde gezinsgrootte na een toename begin de jaren 90 een aantal jaren stabiel gebleven tot in 2003 in het zelfstandigenstelsel en tot 2001 in het werknemersstelsel (zie grafiek 4). In het begin van het millennium is de gemiddelde gezinsgrootte in beide stelsels een aantal jaren gedaald en vervolgens was er opnieuw een toename van de gezinsgrootte (in het zelfstandigenstelsel) en een stabilisatie van het niveau in het werknemersstelsel. In 2008 tenslotte bereikte de 10

gemiddelde gezinsgrootte 1,74 kinderen per rechthebbende in het werknemersstelsel, het laagste peil sinds 1992. In het zelfstandigenstelsel is de gemiddelde gezinsgrootte de laatste jaren stabiel gebleven op het niveau van ongeveer 1,88 kinderen per rechthebbende. Grafiek 4: Evolutie van de gemiddelde gezinsgrootte in het werknemersstelsel en het zelfstandigenstelsel, 1992-1998 1,95 1,90 1,85 1,80 zelfstandigen werknemers 1,75 1,70 1,65 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 Bron: RSVZ & RKW C) De kinderen 1. Het aantal rechtgevende kinderen Net zoals bij de gezinnen doet zich binnen het zelfstandigenstelsel voor het eerst sinds twee decennia een toename van het aantal rechtgevende kinderen voor. In het zelfstandigenstelsel steeg het aantal kinderen in 2008 met bijna 4 procent, wat een vrij sterke toename is in vergelijking met de toename van iets meer dan 1 procent in de werknemersregeling. In de onderstaande tabel werd een correctie doorgevoerd die toelaat om het reële percentage kinderen in de verhoogde schalen te bepalen in het zelfstandigenstelsel. De gehandicapte kinderen van meer dan 25 jaar die in het zelfstandigenstelsel nog altijd de forfaitaire bijslag genieten, werden geteld bij de gewone schaal vermits dit het best het uitgekeerde bedrag benadert 12. De cijfers tonen aan dat in het zelfstandigenstelsel 12 In de beschikbare statistieken worden deze geteld bij de verhoogde wezenbijslag en de schaal art. 50ter KBW voor invaliden hoewel het uitgekeerde bedrag eigenlijk het best overeenstemt met de gewone schaal. 11

slechts 3,67 procent van de kinderen een verhoogde kinderbijslag ontving tegenover 15,87 procent in het werknemersstelsel. De verhoogde schaal bij de zelfstandigen bestaat vooral uit invaliden (werklozen art. 42bis KBW komen daar niet voor). Uit de statistieken blijkt dat bij de werknemers de categorie van de invaliden sterk toeneemt. De categorie werklozen art. 42bis KBW in het werknemersstelsel heeft gepiekt in 2005 en is sindsdien opnieuw in dalende lijn, maar verwacht wordt dat als gevolg van de economische crisis deze groep opnieuw zal toenemen. Tabel 2: Evolutie van het aantal kinderen in het werknemerstelsel en het zelfstandigenstelsel, 2007-2008 Zelfstandigenstelsel - aantal rechtgevende kinderen totaal gewone bijslag verhoogde schalen % gewone bijslag % verhoogde schaal 2007 197060 189545 7515 96,33% 3,81% 2008 204672 197152 7520 96,19% 3,67% evolutie 3,86 % 4,01% 0,07% Werknemersstelsel - aantal rechtgevende kinderen totaal gewone bijslag verhoogde schalen % gewone bijslag % verhoogde schaal 2007 1.906.500 1.574.724 331.776 82,60% 17,40% 2008 1.929.012 1.601.061 327.951 84,13% 15,87% evolutie 1,18% 1,67% -1,15% Bron: RSVZ & RKW (incl. correctie gehandicapten > 25 jaar toegevoegd aan gewone schaal) 2. Het aantal rechtgevende kinderen volgens rang In het eerste luik bleek duidelijk dat een gezin in de zelfstandigenregeling gemiddeld meer kinderen telt dan een gezin in de werknemersregeling. Dit heeft uiteraard ook zijn gevolgen op de rangverdeling van de kinderen zoals blijkt uit onderstaande tabel 3. Het feit dat een gezin binnen het stelsel van de zelfstandigen gemiddeld meer kinderen telt, leidt ertoe dat de hogere rangen beduidend meer vertegenwoordigd zijn in het zelfstandigenstelsel in vergelijking tot het werknemersstelsel. In de zelfstandigenregeling is 53 procent van de kinderen een kind van rang 1, in de werknemersregeling is dit bijna 4 procent meer (56,84 %). De kinderen van rang 3 of hoger daarentegen vertegenwoordigen bij de zelfstandigen 15,13 procent van het totaal, bij de werknemers is dat met 12,60 procent beduidend minder. 12

Tabel 3: Rangverdeling van de rechtgevende kinderen in het werknemersstelsel en het zelfstandigenstelsel, 2008 zelfstandigen werknemers abs. in % abs. in % rang 1 108.623 53,07% 1.096.504 56,84% rang 2 65.079 31,80% 589.441 30,56% rang 3 22.925 11,20% 177.745 9,21% rang 4 5.670 2,77% 46.678 2,42% rang 5 2.375 1,16% 18.644 0,97% totaal 204.672 100,-% 1.929.012 100,-% Bron: RSVZ & RKW Als tenslotte de evolutie van de rangverhoudingen van de kinderen in de zelfstandigenregeling vanuit het langetermijnperspectief bekeken wordt, dan blijkt dat het aantal kinderen van rang 1 sinds 1992 licht is gedaald. Ook het aantal kinderen van rang drie daalde lichtjes, terwijl het aandeel van de kinderen van rang 2 dan weer een toename kende van 1 procent sinds 1992. Algemeen zijn er geen sterke wijzigingen waar te nemen wat betreft de rangverhoudingen in het kinderbijslagstelsel voor zelfstandigen. Tabel 4: Evolutie van de rangverhoudingen sinds 1992, zelfstandigenregeling 1992 1995 1998 2001 2004 2007 2008 Rang 1 53,8 53,0 52,6 52,7 52,8 53,1 53,1 Rang 2 30,8 31,2 31,5 31,7 31,8 31,9 31,8 rang 3 en + 15,4 15,8 15,9 15,6 15,4 15,0 15,2 Bron: RSVZ Terwijl er verhoudingsgewijs meer kinderen waren van rang 1 in 1992 in de zelfstandigenregeling, geldt het omgekeerde voor de werknemersregeling waar het gewicht van de kinderen van rang 1 is toegenomen net zoals het aandeel van de groep kinderen van rang 2, en dit terwijl de groep kinderen van rang 3 aanzienlijk daalde. In vergelijking tot het zelfstandigenstelsel is het gewicht van de kinderen met rang drie in het totaal aantal kinderen dus sterker gedaald in het werknemersstelsel. Tabel 5: Evolutie van de rangverhoudingen sinds 1992, werknemersregeling 1992 1995 1998 2001 2004 2007 2008 Rang 1 56,41 55,77 55,61 56,25 56,52 56,87 56,84 Rang 2 29,80 30,29 30,.39 30,40 30,48 30,43 30,56 rang 3 en + 13,79 14,09 14,00 13,35 13,00 12,70 12,60 Bron: RKW 3. De leeftijdsstructuur van de rechtgevende kinderen Zoals in de statistische reeksen van de voorgaande jaren reeds werd vastgesteld, is de leeftijdsstructuur van de kinderen binnen het werknemersstelsel een stuk jonger dan in het zelfstandigenstelsel. Bij de werknemers is in 2008, 28,75 procent van de kinderen 13

tussen 0 en 5 jaar terwijl dit bij de zelfstandigen slechts 19 procent is. De kinderen van 12 tot en met 17 jaar vertegenwoordigen bij de zelfstandigen 31,9 procent en bij de werknemers 27,64 procent. Het grootste verschil ten slotte doet zich voor bij de 18-24 jarigen die 21,4 procent uitmaken van het totaal aantal kinderen bij de zelfstandigen en 15,46 procent bij de werknemers. Dit heeft verschillende oorzaken: enerzijds heeft het verschil in leeftijdsstructuur vooral te maken met de geringe instroom in het zelfstandigenstelsel via de geboorten, waardoor er sowieso proportioneel meer oudere kinderen zijn. Een andere mogelijke verklaring is dat er bij de zelfstandigen proportioneel meer kinderen zijn die verder studeren in vergelijking tot het werknemersstelsel. De precieze invloed van de verschillende factoren onderling is echter niet te bepalen. Tabel 6: Verschil in leeftijdsstructuur van rechtgevende kinderen werknemers/zelfstandigen december 2008 leeftijd werknemers zelfstandigen 0-5 554.470 28,74% 38.917 19,01% 6-11 526.602 27,30% 52.518 25,66% 12-17 533.139 27,64% 65.217 31,86% 18-24 298.223 15,46% 43.762 21,38% > 25 16.578 0,86% 4.258 2,08% totaal 1.929.012 100,- 204.672 100,- Bron: RSVZ & RKW De groep van meer dan 25 jarigen ten slotte is proportioneel sterker vertegenwoordigd bij de zelfstandigen en ook dit heeft een logische verklaring. De laatste twee decennia is het aantal kinderen in het zelfstandigenstelsel jaar na jaar afgenomen en dit leidt ertoe dat het aandeel van de meer dan 25 jarigen relatief hoog blijft vermits dit een groep is die slechts in geringe mate afneemt. In het werknemersstelsel was er een toename van de effectieven wat logischerwijs tot een afname van het proportioneel aandeel van de > 25 jarigen leidt. In tabel 7 op de volgende pagina wordt weergegeven in welke mate het aandeel van de kinderen per specifieke leeftijdsgroep in het totaal is geëvolueerd tussen 1998 13 en 2008. Uit de cijfers blijkt dat het aandeel van de jongste kinderen (0-5 jr) licht is toegenomen in het werknemersstelsel (van 28,67 naar 28,74 procent) terwijl het aandeel jonge kinderen bij de zelfstandigen gedaald is. Het aandeel van de 6-11 jarigen is in beide stelsels gedaald terwijl de 12-17 jarigen in beide stelsels het sterkst zijn toegenomen. Dit laatste is vooral een cohorte-effect resulterend uit de geboortepiek begin de jaren 90. Ook het aandeel van de groep 18-24 jarigen is in beide stelsels toegenomen. Dit laatste was vooral te merken binnen het 13 Door de wijzigingen in de leeftijdscategorieën beschikbaar in de statistieken is slechts een accurate vergelijking van de leeftijdscategorieën mogelijk vanaf 1998. 14

werknemersstelsel in 2008 (toename met 0,5 % in één jaar van het aandeel 18-24 jarigen). Dit is het gevolg van het feit dat de cohorten behorend tot de geboortepiek begin de jaren 90 stilaan doorstromen naar de leeftijdsgroep 18-24 jaar, gecombineerd met het feit dat meer jongeren verder studeren. Deze tendens zal zich verderzetten in de volgende jaren en leiden tot een toename in de studenten en een afname van het percentage kinderen tussen 12 en17 jaar. Tabel 7: Evolutie van de rechtgevende kinderen per leeftijdcategorie 1998-2008- Werknemers & zelfstandigenstelsel Kinderbijslagstelsel voor werknemers Leeftijd 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 0-5 jr 28,67% 28,51% 28,59% 28,62% 28,42% 28,21% 28,19% 28,31% 28,39% 28,53% 28,74% 6-11 jr 28,89% 29,16% 29,21% 29,13% 28,84% 28,47% 28,08% 27,80% 27,70% 27,58% 27,30% 12-17 jr 26,55% 26,54% 26,71% 27,02% 27,41% 27,97% 28,31% 28,47% 28,31% 28,07% 27,64% 18-24 jr 14,76% 14,67% 14,41% 14,16% 14,29% 14,33% 14,42% 14,44% 14,66% 14,91% 15,46% +25 jr 1,13% 1,12% 1,08% 1,07% 1,04% 1,02% 0,99% 0,97% 0,94% 0,91% 0,86% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% Kinderbijslagstelsel voor zelfstandigen Leeftijd 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 0-5 jr 19,65% 19,27% 18,97% 18,43% 18,09% 17,74% 17,66% 17,58% 17,94% 18,35% 19,01% 6-11 jr 27,89% 28,28% 28,26% 28,08% 27,57% 27,17% 26,66% 26,34% 26,16% 26,04% 25,66% 12-17 jr 29,42% 29,70% 30,07% 30,48% 30,99% 31,66% 32,20% 32,40% 32,56% 32,44% 31,86% 18-24 jr 20,73% 20,41% 20,34% 20,63% 21,00% 21,09% 21,14% 21,39% 21,13% 21,08% 21,38% 25+ jr 2,31% 2,33% 2,36% 2,38% 2,34% 2,34% 2,34% 2,29% 2,21% 2,09% 2,08% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% Bron: RSVZ & RKW 4. Gehandicapte kinderen < 21 jaar In tabel 8 worden de gehandicapte kinderen uit de beide kinderbijslagstelsels vergeleken met elkaar volgens de zelfredzaamheidsgraad en de graad van de ernst van de aandoening. Deze vergelijking is voor het eerst mogelijk vermits voor de vorige jaren nog geen cijfers beschikbaar waren hieromtrent voor het stelsel van de zelfstandigen. De nieuwe cijfers brengen een aantal belangrijke verschilpunten aan het licht tussen de beide stelsels. Bij de zelfstandigen is ongeveer 1,09 op de 100 kinderen jonger dan 21 jaar een gehandicapt kind, bij de werknemers is dit 1,92. Vermits uit de studies blijkt dat gehandicapte kinderen vooral voorkomen bij werklozen en invaliden is het interessant om het percentage van de zelfstandigen te vergelijken met het percentage van de categorie arbeidsprestaties in de werknemersregeling. Hieruit blijkt dat het verschil kleiner wordt: 1,56 op 100 van de kinderen jonger dan 21 jaar in de categorie arbeidsprestaties is een gehandicapt kind. 15

De vergelijking met de categorie arbeidsprestaties verkleint dus het verschil met het zelfstandigenstelsel, maar desondanks blijft er een aanzienlijk verschil. Tabel 8: Gehandicapte kinderen volgens ernst van de graad van de aandoening en zelfredzaamheidsgraad in het kinderbijslagstelsel voor werknemers cijfers december 2008 zelfstandigen zelfstandigen werknemers werknemers zelfstandigen arbeidsprestaties werknemers werknemers oud systeem abs. abs. % % % % 0-3 graden 167 3.640 8,32% 10,43% 20,69% 32,01% 27,84% 4-6 graden 392 5.400 19,53% 15,47% 48,57% 47,49% 49,40% 7-9 graden 248 2.330 12,36% 6,67% 30,73% 20,49% 22,76% totaal 807 11.370 40,21% 32,57% 100,0% 100,0% 100,00% nieuw systeem minder dan 6 punten in totaal waarvan minstens 4 voor de eerste pijler 10 59 0,50% 0,17% 0,83% 0,25% 0,33% 6-8 punten in totaal waarvan minder dan 4 voor de eerste pijler 324 7.563 16,14% 21,67% 27,00% 32,13% 32,70% 6-8 punten in totaal waarvan minstens 4 voor de eerste pijler 13 928 0,65% 2,66% 1,08% 3,94% 3,39% 9-11 punten in totaal waarvan minder dan 4 voor de eerste pijler 181 3.266 9,02% 9,36% 15,08% 13,88% 14,80% 9-11 punten in totaal waarvan minstens 4 voor de eerste pijler 56 2.828 2,79% 8,10% 4,67% 12,02% 10,51% 12-14 punten in totaal 269 3.520 13,40% 10,08% 22,42% 14,96% 14,91% 15-17 punten in totaal 141 2.155 7,03% 6,17% 11,75% 9,16% 9,29% 18-20 punten in totaal 76 1.355 3,79% 3,88% 6,33% 5,76% 6,01% + 20 punten in totaal 130 1.863 6,48% 5,34% 10,83% 7,92% 8,05% totaal 1.200 23.537 100,00% 100,00% 100,00% 100,00% 100,00% totaal beide systemen 2.007 34.907 % % aandeel gehandicapte kinderen in totaal < 21 jaar 1,09% 1,92% Bron: RSVZ & RKW 1,56% Proportioneel zijn er dus een stuk minder gehandicapte kinderen in het zelfstandigenstelsel in vergelijking met het werknemersstelsel. Maar als er gekeken wordt naar de interne schaalverdeling, blijkt dat er enerzijds minder gehandicapte kinderen zijn in het zelfstandigenstelsel, maar dat de gehandicapte kinderen proportioneel zowel in het oude als in het nieuwe systeem tot de hogere categorieën behoren. Bij de gehandicapte kinderen van zelfstandigen behoort 40,21 procent tot het oude systeem van de gehandicaptentoeslag, in het werknemersstelsel is dit 32,57 procent. Dit toont aan dat de instroom van de gehandicapten in het zelfstandigenstelsel via het nieuwe systeem beperkter is. Uit grafiek 5 blijkt dat de hervorming van de gehandicaptenbijslag blijkbaar een groter effect had binnen de werknemersregeling dan binnen de zelfstandigenregeling. Desondanks is in beide regelingen een toename te noteren van het aandeel 16

gehandicapte kinderen in het totaal aantal kinderen; in het zelfstandigenstelsel is deze toename echter beperkter. Grafiek 5: Evolutie van het aandeel gehandicapten van minder dan 21 jaar het totaal aantal kinderen voor zelfstandigestelsel en het werknemersstelsel 1992-2008 1,90 1,70 1,50 zelfstandigen werknemers 1,30 1,10 0,90 0,70 0,50 Bron: RSVZ & RKW 1992 1993 1994 1995 5. Evolutie van de geboorten en adoptiepremies 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 Uit grafiek 6 blijkt dat de evolutie van de geboorten binnen het werknemersstelsel de laatste twee decennia een U-vormig verloop kende. Na jarenlang stelselmatig te zijn gedaald klimt het aantal geboorten terug omhoog bijna tot het niveau van begin de jaren 90. Bij de zelfstandigen daarentegen doet zich een bijna onophoudelijke daling van de geboorten voor, die slechts recent tot stilstand kwam en waarbij vorig jaar zelfs een lichte toename in de geboorten was op te tekenen. De grafiek toont evenwel aan dat ondanks de recente toename van het aantal rechtgevende kinderen bij de zelfstandigen de natuurlijke instroom via de geboorten vrij beperkt is, het omgekeerde geldt voor het werknemerstelsel waar de natuurlijke instroom bijna het niveau bereikt heeft van begin de jaren 90. Het aantal adoptiepremies is met 28 adopties in 2008 eerder beperkt en dit betekent een verdere daling ten opzichte van 2007 toen er 38 adopties waren en een halvering in vergelijking tot de periode 2000-2006 toen er jaarlijks gemiddeld 55 adopties waren in het zelfstandigenstelsel. In het werknemersstelsel is er ook een afname van 17

het aantal adopties waar te nemen: 529 in 2005, 328 in 2007 en 288 in 2008. Deze daling kan wellicht toegeschreven worden aan de verstrenging van de procedure voor adoptieouders. Grafiek 6: Evolutie van de geboorten in het zelfstandigenstelsel en het werknemersstelsel, 1992-2008 110 100 zelfstandigen werknemers 90 80 70 60 50 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 1997 1996 1995 1994 1993 1992 Bron: RSVZ & RKW D) De uitgaven In de vorige twee luiken kwamen de gezinnen en de kinderen aan bod, in dit luik wordt de aandacht toegespitst op de evolutie van de uitgaven in de beide stelsels. In 2008 werd in het zelfstandigenstelsel 368.848.400,41 EUR (excl. kraamgeld en adoptiepremie) uitgegeven, wat neerkomt op gemiddeld 150,18 EUR per kind per maand. In het werknemersstelsel bedroegen de uitgaven 3.887.495.615,28 EUR, wat neerkomt op 167,64 gemiddeld per kind per maand. De bedragen tussen de beide regelingen zijn dan wel recentelijk meer en meer op elkaar afgestemd, toch is er in de praktijk nog altijd een grote kloof op het niveau van de gemiddelde bijslag per kind (verschil van ongeveer 17 EUR per kind). Maar dit verschil is naast de verschillen in de toegekende leeftijdsbijslag voor een groot stuk toe te schrijven aan het beperktere aandeel van de verhoogde schalen in de kinderbijslagregeling voor zelfstandigen, waardoor de gemiddelde bijslag over alle categorieën lager is. De totale uitgaven aan kraamgeld en adoptiepremies ten slotte bedroegen 5.600.639,07 EUR in het zelfstandigenstelsel in 2008. De corresponderende uitgaven in het werknemersstelsel voor 2008 bedroegen 99.022.172,27 EUR. 18

Conclusie Een eerste belangrijke vaststelling in deze statistiek toont aan dat er voor het eerst een kentering gekomen is in de dalende tendens van het aantal kinderen met recht op kinderbijslag in het kinderbijslagstelsel voor zelfstandigen. Een toename die onder meer kan toegeschreven worden aan de versoepelde toegangsvoorwaarden tot het stelsel, vermits het al dan niet toekennen van kinderbijslag niet meer afhankelijk is van het betalen van sociale bijdragen in de vorige kwartalen. Deze versoepeling viel trouwens samen met een toename van het aantal bedrijven in de bouwsector voornamelijk uit Polen en andere nieuwe lidstaten van de Europese Unie. Een studie van UNIZO heeft uitgewezen dat een groot deel van de startende bedrijven zich in deze groep bevindt. Deze versoepeling van de toekenningsvoorwaarden en de toename van nieuwe bedrijven leidde ertoe dat het aantal kinderen in het zelfstandigenstelsel voor het eerst is toegenomen sinds bijna 2 decennia, een proportionele toename die in 2008 trouwens bijna dubbel zo sterk is als in het werknemersstelsel. Zoals beschreven in de studie is ondanks de versoepeling van de voorwaarden in het zelfstandigenstelsel de toetreding, het behoud en de toekenning van het recht nog steeds toegankelijker in het werknemersstelsel in vergelijking tot het zelfstandigenstelsel. Een tweede vaststelling die in deze statistiek naar voren kwam is het feit dat uit de beschikbare cijfers blijkt dat er in het zelfstandigenstelsel proportioneel minder gehandicapte kinderen zijn van minder dan 21 jaar. Bovendien zijn de kinderen die in het zelfstandigenstelsel recht hebben op de premie voor kinderen met een handicap vaker terug te vinden in de hogere schalen van zelfredzaamheid of in de hogere puntenschalen voor kinderen met een aandoening. Voor de rest bevestigt deze statistiek in grote lijnen de resultaten van de vorige jaren. De gemiddelde gezinsgrootte binnen het zelfstandigenstelsel is met 1,88 nog altijd een stuk hoger dan in het werknemersstelsel met 1,74. Het feit dat een gezin binnen het stelsel van de zelfstandigen gemiddeld meer kinderen telt, leidt ertoe dat de hogere rangen beduidend meer vertegenwoordigd zijn in het zelfstandigenstelsel in vergelijking tot het werknemersstelsel. In de zelfstandigenregeling is 53 % van de kinderen een kind van rang 1, in de werknemersregeling is dat bijna 4 procent meer (56,84%). De kinderen van rang 3 of hoger daarentegen vertegenwoordigen bij de zelfstandigen 15,13 procent van het totaal, bij de werknemers is dat met 12,60 procent beduidend minder. Terwijl er verhoudingsgewijs meer kinderen waren van rang 1 in 1992 in de zelfstandigenregeling werd vastgesteld dat het aantal kinderen van rang 1 sterk is terug toegenomen in het werknemersstelsel. Ook het aandeel van de kinderen van rang 2 steeg terwijl het aandeel van de kinderen van rang 3 daarentegen 19

aanzienlijk gedaald is in het werknemersstelsel. In vergelijking tot het zelfstandigenstelsel is het gewicht van de kinderen met rang drie in het totaal aantal kinderen sterker gedaald in het werknemersstelsel. De kinderen van 12 tot en met 17 jaar vertegenwoordigen bij de zelfstandigen 31,9 procent en bij de werknemers 27,64 procent. Het grootste verschil ten slotte doet zich voor bij de 18-24 jarigen die 21,4 procent uitmaken van het totaal bij de zelfstandigen en 15,46 procent bij de werknemers. Dit heeft verschillende oorzaken. Enerzijds heeft het verschil in leeftijdsstructuur vooral te maken met de geringe instroom in het zelfstandigenstelsel via de geboorten, waardoor er sowieso proportioneel meer oudere kinderen zijn als in het werknemersstelsel waar er de laatste jaren een sterke toename is van de geboorten. Bij de zelfstandigen doet zich een bijna onophoudelijke daling van de geboorten voor die slechts recent tot stilstand kwam en waarbij vorig jaar zelfs een lichte toename in de geboorten was op te tekenen. Daarnaast is het zo dat de beslissing om zelfstandige te worden ook vaker op een latere leeftijd wordt genomen, met als gevolg dat de kinderen gemiddeld iets ouder zijn. Een andere oorzaak is wellicht dat de kinderen van zelfstandigen meer verder studeren. Wat de uitgaven betreft was er in 2008 een sterke toename die enerzijds is toe te schrijven aan de stijging van de effectieven maar ook in sterke mate aan het optrekken van het bedrag voor het kind van rang 1. Door het optrekken van het bedrag voor het kind van rang 1 is de kloof tussen het werknemersstelsel en het zelfstandigenstelsel verder verkleind in 2008. Bovendien werd op die manier een belangrijke stap gezet naar een gelijkschakeling van de toegekende bedragen per kind in de verschillende kinderbijslagstelsels. Het Beheerscomité van de RKW heeft zelfs kunnen vaststellen dat er voor het eerst één bepaald gezinstype is waarbij de kinderbijslag in het stelsel van de zelfstandigen voordeliger is geworden dan in het werknemersstelsel. 20

BIJLAGE

TABEL 1. DE ZELFSTANDIGEN AANGESLOTEN BIJ SOCIALE VERZEKERINGSFONDSEN - 31 DECEMBER JAREN Zelfstandigen in hoofdberoep Zelfstandigen die aanvullend werkzaam zijn Zelfstandigen werkzaam na de pensioengerechtigde leeftijd Andere aangeslotenen TOTAAL Bestand Index Bestand Index Bestand Index Bestand Index Bestand Index 1992 566.596 100,00 98.290 100,00 63.579 100,00 1.880 100,00 730.345 100,00 1993 577.007 101,84 110.834 112,76 63.639 100,09 1.682 89,47 753.162 103,12 1994 584.088 103,09 114.146 116,13 64.507 101,46 1.917 101,97 764.658 104,70 1995 587.886 103,76 120.378 122,47 65.658 103,27 1.637 87,07 775.559 106,19 1996 591.654 104,42 125.292 127,47 65.853 103,58 1.516 80,64 784.315 107,39 1997 590.857 104,28 129.702 131,96 65.054 102,32 300 15,96 785.913 107,61 1998 591.119 104,33 136.075 138,44 64.411 101,31 24 1,28 791.629 108,39 1999 588.244 103,82 140.775 143,22 64.071 100,77 35 1,86 793.125 108,60 2000 586.147 103,45 145.891 148,43 62.658 98,55 36 1,91 794.732 108,82 2001 581.411 102,61 150.631 153,25 61.382 96,54 7 0,37 793.431 108,64 2002 580.218 102,40 154.204 156,89 61.772 97,16 0 0,00 796.194 109,02 2003 641.427 113,21 158.333 161,09 59.135 93,01 1 0,05 858.896 117,60 2004 636.713 112,38 163.869 166,72 60.069 94,48 4 0,21 860.655 117,84 2005 636.899 112,41 170.791 173,76 60.966 95,89 0 0,00 868.656 118,94 2006 641.298 113,18 179.405 182,53 61.591 96,87 2 0,11 882.296 120,81 2007 652.718 115,20 190.499 193,81 63.423 99,75 3 0,16 906.643 124,14 2008 660.970 116,66 199.956 203,43 65.214 102,57 0 0,00 926.140 126,81

TABEL 2.1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDE GEZINNEN VOLGENS DE SCHAAL WELKE ZE ONTVANGEN - 31 DECEMBER JAREN Gewone bijslag Verhoogde wezenbijslag Bijslag voor kinderen van invaliden TOTAAL Abs % ind Abs % ind Abs % ind Abs % ind 1992 135.612 91,80 100,00 9.945 6,73 100,00 2.171 1,47 100,00 147.728 100 100,00 1993 135.005 91,87 99,55 9.830 6,69 98,84 2.109 1,44 97,14 146.944 100 99,47 1994 134.741 91,96 99,36 9.690 6,61 97,44 2.093 1,43 96,41 146.524 100 99,18 1995 133.093 92,02 98,14 9.560 6,61 96,13 1.987 1,37 91,52 144.640 100 97,91 1996 130.827 92,04 96,47 9.364 6,59 94,16 1.949 1,37 89,77 142.140 100 96,22 1997 127.357 92,02 93,91 9.243 6,68 92,94 1.794 1,30 82,63 138.394 100 93,68 1998 123.535 92,01 91,09 9.026 6,72 90,76 1.701 1,27 78,35 134.262 100 90,88 1999 118.394 91,95 87,30 8.762 6,81 88,10 1.596 1,24 73,51 128.752 100 87,15 2000 113.696 91,88 83,84 8.564 6,92 86,11 1.491 1,20 68,68 123.751 100 83,77 2001 109.757 91,71 80,93 8.451 7,06 84,98 1.476 1,23 67,99 119.684 100 81,02 2002 106.582 91,67 78,59 8.239 7,09 82,85 1.444 1,24 66,51 116.265 100 78,70 2003 103.875 91,57 76,60 8.138 7,17 81,83 1.431 1,26 65,91 113.444 100 76,79 2004 101.845 91,63 75,10 7.928 7,13 79,72 1.373 1,24 63,24 111.146 100 75,24 2005 102.922 91,88 75,89 7.786 6,95 78,29 1.316 1,17 60,62 112.024 100 75,83 2006 98.026 91,90 72,28 7.427 6,96 74,68 1.220 1,14 56,20 106.673 100 72,21 2007 96.422 92,12 71,10 7.089 6,77 71,28 1.166 1,11 53,71 104.677 100 70,86 2008 100.498 92,53 74,11 6.977 6,42 70,16 1.148 1,06 52,88 108.623 100 73,53

TABEL 2.2.1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDE GEZINNEN VOLGENS HET AANTAL RECHTGEVENDE KINDEREN ALLE CATEGORIEEN - 31 DECEMBER RECHTHEBBENDEN MET 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. 1 kind 62.865 61.914 60.955 59.404 57.966 55.971 53.854 51.330 49.127 47.622 46.218 45.095 44.257 46.594 42.874 41.905 43.544 Index 100,00 98,49 96,96 94,49 92,21 89,03 85,67 81,65 78,15 75,75 73,52 71,73 70,40 74,12 68,20 66,66 69,27 2 kinderen 54.204 54.138 54.247 54.088 53.228 52.285 51.001 49.244 47.666 46.116 44.770 43.950 43.078 42.303 41.509 40.863 42.154 Index 100,00 99,88 100,08 99,79 98,20 96,46 94,09 90,85 87,94 85,08 82,60 81,08 79,47 78,04 76,58 75,39 77,77 3 kinderen 22.282 22.434 22.774 22.662 22.340 21.883 21.431 20.582 19.668 19.047 18.605 17.955 17.612 16.945 16.595 16.452 17.255 Index 100,00 100,68 102,21 101,71 100,26 98,21 96,18 92,37 88,27 85,48 83,50 80,58 79,04 76,05 74,48 73,84 77,44 4 kinderen 6.209 6.291 6.406 6.358 6.416 6.269 6.061 5.804 5.599 5.275 5.112 4.950 4.743 4.767 4.387 4.191 4.325 Index 100,00 101,32 103,17 102,40 103,33 100,97 97,62 93,48 90,18 84,96 82,33 79,72 76,39 76,78 70,66 67,50 69,66 5 kinderen en + 2.168 2.167 2.142 2.128 2.190 1.986 1.915 1.792 1.691 1.624 1.560 1.494 1.456 1.415 1.308 1.266 1.345 Index 100,00 99,95 98,80 98,15 101,01 91,61 88,33 82,66 78,00 74,91 71,96 68,91 67,16 65,27 60,33 58,39 62,04 TOTAAL 147.728 146.944 146.524 144.640 142.140 138.394 134.262 128.752 123.751 119.684 116.265 113.444 111.146 112.024 106.673 104.677 108.623 Index 100,00 99,47 99,18 97,91 96,22 93,68 90,88 87,15 83,77 81,02 78,70 76,79 75,24 75,83 72,21 70,86 73,53

RECHTHEBBENDEN MET 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. 1 kind 53.495 52.716 51.893 50.570 49.390 47.602 45.732 43.455 41.523 40.112 38.927 37.951 37.276 39.708 36.351 35.708 37.532 Index 100,00 98,54 97,01 94,53 92,33 88,98 85,49 81,23 77,62 74,98 72,77 70,94 69,68 74,23 67,95 66,75 70,16 2 kinderen 52.236 52.178 52.343 52.190 51.330 50.431 49.180 47.504 45.939 44.408 43.063 42.224 41.390 40.677 39.971 39.358 40.588 Index 100,00 99,89 100,20 99,91 98,27 96,54 94,15 90,94 87,95 85,01 82,44 80,83 79,24 77,87 76,52 75,35 77,70 3 kinderen 21.718 21.872 22.177 22.068 21.724 21.302 20.864 20.048 19.147 18.540 18.104 17.445 17.165 16.540 16.169 16.041 16.852 Index 100,00 100,71 102,11 101,61 100,03 98,08 96,07 92,31 88,16 85,37 83,36 80,33 79,04 76,16 74,45 73,86 77,59 4 kinderen 6.052 6.130 6.249 6.200 6.260 6.108 5.910 5.658 5.462 5.135 4.987 4.813 4.606 4.630 4.266 4.077 4.212 Index 100,00 101,29 103,26 102,45 103,44 100,93 97,65 93,49 90,25 84,85 82,40 79,53 76,11 76,50 70,49 67,37 69,60 5 kinderen en + 2.111 2.109 2.079 2.065 2.123 1.914 1.849 1.729 1.625 1.562 1.501 1.442 1.408 1.367 1.269 1.238 1.314 Index 100,00 99,91 98,48 97,82 100,57 90,67 87,59 81,90 76,98 73,99 71,10 68,31 66,70 64,76 60,11 58,65 62,25 TOTAAL 135.612 135.005 134.741 133.093 130.827 127.357 123.535 118.394 113.696 109.757 106.582 103.875 101.845 102.922 98.026 96.422 100.498 Index 100,00 99,55 99,36 98,14 96,47 93,91 91,09 87,30 83,84 80,93 78,59 76,60 75,10 75,89 72,28 71,10 74,11 TABEL 2.2.2. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDE GEZINNEN VOLGENS HET AANTAL RECHTGEVENDE KINDEREN GEWONE BIJSLAG - 31 DECEMBER

RECHTHEBBENDEN MET 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. 1 kind 7.877 7.744 7.615 7.502 7.285 7.179 7.012 6.821 6.653 6.545 6.349 6.242 6.100 6.046 5.730 5.447 5.299 Index 100,00 98,31 96,67 95,24 92,48 91,14 89,02 86,59 84,46 83,09 80,60 79,24 77,44 76,76 72,74 69,15 67,27 2 kinderen 1.515 1.522 1.491 1.476 1.476 1.459 1.434 1.388 1.375 1.373 1.379 1.380 1.346 1.298 1.249 1.223 1.275 Index 100,00 100,46 98,42 97,43 97,43 96,30 94,65 91,62 90,76 90,63 91,02 91,09 88,84 85,68 82,44 80,73 84,16 3 kinderen 418 419 437 431 453 453 441 416 407 402 386 389 354 324 342 321 312 Index 100,00 100,24 104,55 103,11 108,37 108,37 105,50 99,52 97,37 96,17 92,34 93,06 84,69 77,51 81,82 76,79 74,64 4 kinderen 104 113 109 116 109 109 102 104 97 100 98 103 107 98 88 82 79 Index 100,00 108,65 104,81 111,54 104,81 104,81 98,08 100,00 93,27 96,15 94,23 99,04 102,88 94,23 84,62 78,85 75,96 5 kinderen en + 31 32 38 35 41 43 37 33 32 31 27 24 21 20 18 16 12 Index 100,00 103,23 122,58 112,90 132,26 138,71 119,35 106,45 103,23 100,00 87,10 77,42 67,74 64,52 58,06 51,61 38,71 TOTAAL 9.945 9.830 9.690 9.560 9.364 9.243 9.026 8.762 8.564 8.451 8.239 8.138 7.928 7.786 7.427 7.089 6.977 Index 100,00 98,84 97,44 96,13 94,16 92,94 90,76 88,10 86,11 84,98 82,85 81,83 79,72 78,29 74,68 71,28 70,16 TABEL 2.2.3. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDE GEZINNEN VOLGENS HET AANTAL RECHTGEVENDE KINDEREN VERHOOGDE WEZENBIJSLAG - 31 DECEMBER

RECHTHEBBENDEN MET 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. Abs. 1 kind 1.493 1.454 1.447 1.332 1.291 1.190 1.110 1.054 951 965 942 902 881 840 793 750 713 Index 100,00 97,39 96,92 89,22 86,47 79,71 74,35 70,60 63,70 64,63 63,09 60,42 59,01 56,26 53,11 50,23 47,76 2 kinderen 453 438 413 422 422 395 387 352 352 335 328 346 342 328 289 282 291 Index 100,00 96,69 91,17 93,16 93,16 87,20 85,43 77,70 77,70 73,95 72,41 76,38 75,50 72,41 63,80 62,25 64,24 3 kinderen 146 143 160 163 163 128 126 118 114 105 115 121 93 81 84 90 91 Index 100,00 97,95 109,59 111,64 111,64 87,67 86,30 80,82 78,08 71,92 78,77 82,88 63,70 55,48 57,53 61,64 62,33 4 kinderen 53 48 48 42 47 52 49 42 40 40 27 34 30 39 33 32 34 Index 100,00 90,57 90,57 79,25 88,68 98,11 92,45 79,25 75,47 75,47 50,94 64,15 56,60 73,58 62,26 60,38 64,15 5 kinderen en + 26 26 25 28 26 29 29 30 34 31 32 28 27 28 21 12 19 Index 100,00 100,00 96,15 107,69 100,00 111,54 111,54 115,38 130,77 119,23 123,08 107,69 103,85 107,69 80,77 46,15 73,08 TOTAAL 2.171 2.109 2.093 1.987 1.949 1.794 1.701 1.596 1.491 1.476 1.444 1.431 1.373 1.316 1.220 1.166 1.148 Index 100,00 97,14 96,41 91,52 89,77 82,63 78,35 73,51 68,68 67,99 66,51 65,91 63,24 60,62 56,20 53,71 52,88 TABEL 2.2.4. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDE GEZINNEN VOLGENS HET AANTAL RECHTGEVENDE KINDEREN BIJSLAG VOOR KINDEREN VAN INVALIDEN - 31 DECEMBER