Drukregelaar zonder hulpenergie Drukreduceer type 2405 Drukreduceer type 2405 Inbouw- en bedieningshandleiding Uitgave mei 2010
Inhoudsopgave Inhoud 1 Constructie en werking.......................... 4 1.1 Regelmedium, toepassingsgebied...................... 4 2 Inbouw.................................. 4 2.1 Inbouwposities............................... 4 2.2 Vuilfilter................................. 6 2.3 Afsluitventiel............................... 6 2.4 Manometer................................ 6 2.5 Stuurleiding................................ 6 3 Bediening................................. 6 3.1 Inbedrijfname............................... 6 3.2 Gewenste waarde instellen........................ 8 3.3 Uit bedrijf nemen:............................. 8 4 Onderhoud en storingen oplossen..................... 9 4.1 Drukvariaties................................ 9 5 Typeplaat................................ 10 6 Service.................................. 10 7 Technische gegevens........................... 11 8 Afmetingen en gewichten zie tabel 2.................. 12 Betekenis van de instructies in deze inbouw- en bedieningshandleiding VOORZICHTIG! Waarschuwing voor gevaarlijke situaties, die lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. Opmerking: aanvullende verklaringen, informatie en tips OPGELET! Waarschuwing voor materiële schade. 2
Veiligheidsinstructies Algemene veiligheidsinstructies De regelaar mag alleen door deskundig en opgeleid personeel rekening houdend met de erkende regels der techniek worden ingebouwd, in bedrijf genomen en worden onderhouden. Daarbij moet worden gewaarborgd, dat werknemers of derden niet in gevaar komen. De in deze handleiding genoemde waarschuwingen, vooral betreffende de inbouw, de inbedrijfname en het onderhoud, moeten worden aangehouden. Vakpersoneel in de zin van deze inbouw- en bedieningshandleiding zijn personen, die vanwege hun vaktechnische opleiding, hun kennis en ervaring en hun kennis van de geldende normen, de hun opgedragen werkzaamheden kunnen beoordelen en mogelijke gevaren daarbij kunnen onderkennen. De regelaar voldoet aan de eisen van de Europese druktoestelrichtlijn 97/23/EG. Bij een apparaat, dat met een CE-teken is gemarkeerd, geeft de conformiteitsverklaring uitsluitsel over de gebruikte conformiteitscontrolemethode. De bijbehorende conformiteitsverklaring kan indien gewenst ter beschikking worden gesteld. Voor een correct gebruik moet worden gewaarborgd, dat de regelaar alleen wordt ingezet, waar de bedrijfsdruk en de temperatuur de ontwerpcriteria niet overschrijden, die aan de bestelling ten grondslag lagen. Voor schade, die ontstaat door externe krachten of andere externe invloeden is de leverancier niet verantwoordelijk! Gevaren, die op de regelaar van het medium, de bedrijfsdruk en bewegende delen kunnen uitgaan, moeten door geschikte maatregelen worden voorkomen. Deskundig transport en correcte opslag van de regelaar met montage en inbouw en ook zorgvuldige bediening en onderhoud worden vooropgesteld. Opmerking: De niet-elektrische ventieluitvoeringen zonder bekleding van het ventielhuis met kunststof coating hebben conform de ontstekingsgevaaranalyse, conform de EN 13463-1: 2001 par. 5.2, ook bij zelden optredende bedrijfsstoringen geen eigen potentiële ontstekingsbron en vallen daarom niet onder de richtlijn 94/9/EG. 3
Constructie en Werking 1 Constructie en werking Zie hiervoor ook afb. 1, pagina 5. De regelaar wordt in de richting van de pijl doorstroomd. De stand van de ventielklep (3) beïnvloedt daarbij de doorstroming via het tussen de ventielklep (3) en de zitting (2) vrijgegeven oppervlak. In ruststand (stuurleiding niet aangesloten of geen druk aanwezig) is het ventiel door de kracht van de setpoint-veren (7) geopend. De te regelen reduceerdruk p 2 wordt aan de uitgangszijde op de mediumleiding opgenomen, via een externe stuurleiding naar de aansluiting (9) op de aandrijfbehuizing (6) overgedragen en via de membraanschotel met membraan (5) in een stelkracht omgevormd. Deze verstelt via de klepstang (4), afhankelijk van de kracht de setpointveer (7), de ventielklep. De veerkracht kan met de setpointinsteller (8) worden ingesteld. Wanneer de uit de reduceerdruk p 2 resulterende kracht toeneemt tot boven de ingestelde setpointveerkracht, dan sluit het ventiel proportioneel met de drukverandering. In de uitvoering met drukontlasting worden de van de voor- en nadruk afhankelijke krachten op de klep via het ontlastingsmembraan (10) geëlimineerd; de klep is volledig ontlast. 1.1 Regelmedium, toepassingsgebied Drukreduceer type 2405 alleen voor regeling van gasvormige media in het temperatuurgebied 20 tot +60 C. 2 Inbouw Zie hiervoor ook afb. 1, pagina 5. OPGELET! Voor de regelaar een vuilfilter (bijv. SAMSON type 2 NI) inbouwen (zie 2.2 vuilfilter ). Regelaar spanningsvrij inbouwen. Indien nodig, de leidingen in de nabijheid van de aansluitingen ondersteunen. Breng de ondersteuningen nooit direct op het ventiel of de aandrijving aan. 2.1 Inbouwposities inbouw voorkeur inbouw in een horizontale leiding, aandrijfbehuizing met de setpointinstelling staat verticaal naar boven gericht, doorstroomrichting overeenkomstig de pijl op de behuizing, stuurleiding met ca. 10% afschot naar het drukopnamepunt installeren, zodat eventueel aanwezig condensaat in de container of leiding terug kan stromen. Andere mogelijkheid inbouw in een verticale leiding, aandrijfbehuizing met de setpointinstelling wijst opzij, Opmerking: In deze positie zijn regelafwijkingen mogelijk. doorstroomrichting overeenkomstig de richting van de pijl op de behuizing, van boven naar beneden. 4
Inbouw Type 2405 zonder drukontlasting (K VS 1,6 tot 4) aanstroming tegen de sluitrichting van de klep in Type 2405 zonder drukontlasting (K VS 0,1 tot 1) aanstroming in de sluitrichting van de klep 1 Ventielhuis 2 Zitting 3 Klep 4 Klepstang 5 Membraanschotel met membraan 6 Aandrijfhuis 7 Setpointveer Type 2405 met drukontlasting (K VS 6,3 tot 32) 8 Setpointinsteller (stelschroef SW27) 9 Aansluiting stuurleiding (aansluiting G ¼ voor reduceerdruk p2) 10 Ontlastingsmembraan 11 Beluchtingsplug of aansluiting lekleiding (speciale uitvoering) 12 Afdekkap Afb. 1 Constructie en werking, drukreduceer type 2405 5
Inbouw 2.2 Vuilfilter Het vuilfilter voor de regelaar inbouwen (zie afb. 2). De doorstroomrichting moet overeenstemmen met de richting van de op het huis aangebrachte pijl. Het filter moet, bij inbouw in horizontale leidingen, naar beneden wijzen. Voor eventuele demontage van het filter moet voldoende ruimte aanwezig zijn. 2.3 Afsluitventiel Voor het vuilfilter en na de regelaar een handafsluiter inbouwen (zie afb. 2). Daarmee kan de installatie voor reinigings- en onderhoudswerkzaamheden en bij langere bedrijfspauzen worden geïsoleerd. De stuurleiding dan aan de zijkant of boven op de horizontale hoofdleiding aansluiten. Indien mogelijk, het opnamepunt in een leidingexpansie installeren. Ingebouwde onderdelen, die stromingsturbulentie genereren zoals bijv. smoringen, bochten of aftakkingen moeten ook voldoende ver van de stuurleidingaansluiting af liggen, min. 6 x DN. Opmerking: Wanneer het te regelen gas vochtig is, kan in de gastransporterende stuurleiding condensaat worden gevormd dat schadelijk is voor de regelaar. Om "teruglopen" in de container mogelijk te maken, de stuurleiding met min. 10% afschot naar het drukopnamepunt op de tank of op de leiding installeren. 2.4 Manometer Voor het bewaken van de in de installatie heersende druk voor en achter de regelaar telkens een manometer inbouwen (zie afb. 2). 3 Bediening 3.1 Inbedrijfname Zie hiervoor ook afb. 1, pagina 5. 2.5 Stuurleiding Aansluiting G ¼ op de aandrijvingsbehuizing. Leiding lokaal bij voorkeur met een 18x1 mm stalen of RVS buis installeren (binnendiameter min. 6 mm). De aansluiting voor de stuurleiding voor de drukopname altijd direct op de tank of container aanbrengen, omdat hier het medium ontspannen is en niet turbulent. Bij een drukopname uit een rechte leiding een afstand van minimaal 6 x DN tot de regelaar aanhouden. VOORZICHTIG! Regelaar pas na de montage van alle onderdelen in bedrijf nemen. De stuurleiding moet vrij zijn van vervuilingen en de doorstroomdiameter moet open zijn. De leiding moet correct zijn aangesloten. Afsluiters bij voorkeur eerst aan de reduceerzijde langzaam openen. Voorkom drukstoten 6
1 Bediening 1 3 2 4 2 p2 10% afschot naar drukopname min. 5 x DN p1 DN Type 2405 1 min. 6 x DN min. 12 x DN 4 2 10% afschot naar drukopname p1 Type 2405 p2 1 3 2 OPGELET! Bij een druktest van de installatie met ingebouwde regelaar is de nominale druk (behuizing) toegestaan (zie "7 Technische gegevens"). De maximaal toegestane druk aan het membraan echter absoluut aanhouden. Wanneer dit niet is gewaarborgd, dan geldt: Stuurleiding van de aandrijving afschroeven en open leiding afsluiten. Wanneer drukstoten worden verwacht bij het starten of tijdens bedrijf, gebruik dan een regelaar met geïntegreerde krachtbegrenzer (speciale uitvoering); drukgrenswaarden zie "7 technische gegevens". Alle installatiedelen moeten voor de testdruk zijn gedimensioneerd 7
Bediening 3.2 Setpoint instellen Instellen van het gewenste setpoint door spannen van de setpointveren (7) via de stelschroef (8). Afdekkap (12) verwijderen. Met steeksleutel SW 27 de stelschroef (8) verdraaien. Rechtsom draaien geeft hogere, linksom draaien een lagere setpointdruk. Afdekkap (12) daarna weer plaatsen. 3.3 Uit bedrijf nemen: Bij voorkeur eerst de afsluiter aan de voordrukzijde en dan aan de reduceerzijde sluiten. Stelschroef SW 27 (3/4 ) Afb. 3 setpointinstelling; aanzicht van boven De lokaal aan de reduceerzijde ingebouwde manometer (zie afb. 2) maakt bewaking van het ingestelde setpoint mogelijk. 8
Onderhoud en oplossen van storingen 4 Onderhoud en oplossen van storingen De regelaars zijn onderhoudsvrij maar wel onderhavig aan natuurlijke slijtage, in het bijzonder bij de zitting, de klep en het membraan. Afhankelijk van de toepassingsomstandigheden de correcte regelaarfunctie regelmatig controleren, om mogelijke verkeerde functioneren te herkennen en te kunnen oplossen. VOORZICHTIG! Bij montagewerkzaamheden aan de regelaar moet het betreffende installatiedeel drukloos worden gemaakt en afhankelijk van het medium ook worden afgetapt. Wij adviseren, de regelaar uit de leiding te demonteren. Bij hoge temperaturen moet afkoeling tot omgevingstemperatuur worden afgewacht. De stuurleiding moet zijn onderbroken resp. afgesloten, om gevaar door bewegende onderdelen van de regelaar te vermijden. Omdat ventielen dode ruimten hebben, moet erop worden gelet, dat er nog mediumresten in het ventiel kunnen zijn achtergebleven. Drukopname van de stuurleiding controleren (zie "2.5 stuurleiding"); indien nodig het drukopnamepunt verplaatsen. SAMSON-smoorelement in de aansluiting voor de stuurleidingaansluiting (9) schroeven: artikelnr. 1991-7114 voor [1200/640 cm 2 ] of 1991-7113 voor [320/160 cm 2 ]. Dimensionering van de regelaar controleren. Indien nodig K VS -waarde, zitting- of membraanoppervlak veranderen. Neem contact op met SAMSON wanneer de storingen niet kunnen worden opgelost (zie "6 service"). 4.1 Drukvariaties. OPGELET! Drukvariaties kunnen de regelaar en de installatie beschadigen. Deze mogen daarom niet optreden resp. de oorzaak moet direct worden opgelost. Voor het opheffen van optredende drukvariaties kunnen de volgende maatregelen een oplossing bieden: 9
Typeplaat 5 Typeplaat SAMSON 1 2 3 4 2009 5 6 7 8 9 10 Verklaringen 1 Typecodering (2405) 2 Variant (nummer) Ordernummer of datum K VS 3-4 waarde 5 Setpointbereik 6 7 8 9 10 Nominale doorlaat DN Nominale druk (ventiel) Max. ingangsdruk (max. toel. druk aan het membraan) Toel. temperatuur Materiaal behuizing Afb. 4 Typeplaat 6 Service Bij het optreden van functionele storingen of een defect kan contact worden opgenomen met de SAMSON-klantenservice voor ondersteuning. De adressen van SAMSON AG en de dochterondernemingen en de vertegenwoordigingen vindt u op internet onder www.samson.de, in een SAMSON-productcatalogus of op de achterkant van deze EB. Voor de storingsdiagnose en bij speciale inbouwomstandigheden zijn de volgende specificaties van belang (zie 5 typeplaat ): Type en nominale doorlaat van het ventiel Variantidentificatie (nummer) Voordruk en reduceerdruk Temperatuur en regelmedium Min. en max. doorstroming (volumestroom) Is een vuilfilter ingebouwd? Inbouwschets met exacte positie van de regelaar en alle daarbij behorende componenten (afsluiters, manometer, enz.). 10
Technische gegevens 7 Technische gegevens Tabel 1 Technische gegevens Nominale doorlaat Nominale druk (ventiel) K VS -waarde Max. toel. voordruk Max. toel. temperatuurbereik (mediumtemperatuur) Lekkageklasse conform DIN EN 60534-4 Setpointbereiken 3) Max. toel. druk aan het membraan Drukontlasting 1200 cm 2 5... 15 mbar 10... 30 mbar 640 cm 2 5... 15 mbar 10... 30 mbar 25... 60 mbar 320 cm 2 25... 60 mbar 50... 200 mbar 320 cm 2 0,1... 0,6 bar 160 cm 2 0,2... 1 bar 80 cm 2 0,8... 2,5 bar 40 cm 2 2... 5 bar K VS = 0,1... 4 K VS = 6,3... 32 Drukopname Stuurleidingaansluiting (schroefdraad) DN 15... 25 DN 32... 50 PN 16 PN 25 PN 40 0,1 0,25 0,4 1 1,6 6,3 8 16 20 32 2,5 4 6,3 8 10 bar 12 bar 1) 20 tot +60 C 2) Zacht afdichtend, min. klasse IV 5... 15 mbar 10... 30 mbar 25... 60 mbar 50... 200 mbar 0,1... 0,6 bar 0,2... 1 bar 0,8... 2,5 bar 2... 5 bar 1 bar 4 bar (K VS = 0,1... 1) 2 bar (K VS = 1,6... 32) 8 bar (K VS = 0,1... 1) 4 bar (K VS = 1,6... 32) 1,5 bar 10 bar 4) 2,5 bar 20 bar 4) 5 bar 20 bar 4) 10 bar 20 bar 4) Zonder ontlastingsmembraan Met ontlastingsmembraan Externe stuurleiding G ¼ 1) Uitvoering met setpoint van 0,1 tot 5 bar 2) Hogere temperaturen op aanvraag 3) Hogere setpointbereiken op aanvraag 4) Uitvoering met krachtbegrenzer 11
Afmetingen en gewichten 8 Afmetingen en gewichten zie tabel 2 DN 15... 25 DN 32... 50 Afb. 5 afmetingen van de regelaar 12
Afmetingen en gewichten Tabel 2 maten in mm en gewichten in kg Nom. doorlaat Ventiel Setpointbereik 5... 15 mbar 5... 15 mbar 1) 10... 30 mbar 10... 30 mbar 25... 60 mbar 25... 60 mbar 50... 200 mbar 0,1... 0,6 bar 0,2... 1 bar 0,8... 2,5 bar 2... 5 bar 5... 15 mbar 10... 30 mbar 25... 60 mbar 50... 200 mbar 0,1... 0,6 bar 0,2... 1 bar 0,8... 2,5 bar 2... 5 bar DN Inbouwlengte L Overige materialen Hoogte H3 Smeedstaal Ventiel met aandrijving Gewicht 2) in kg, ca. 15 130 53 20 150 55 25 160 70 32 180 330 365 D = 490, A = 1200 cm 2 325 D = 380, A = 640 cm 2 365 D = 490, A = 1200 cm 2 325 D = 380, A = 640 cm 2 360 D = 380, A = 640 cm 2 325 D = 285, A = 640 cm 2 325 360 D = 285, A = 320 cm 2 325 360 D = 285, A = 320 cm 2 325 360 D = 225, A = 160 cm 2 320 355 320 28 18 14 10 8 8 D = 170, A = 80 cm 2 D = 170, A = 40 cm 2 40 200 72 92 355 40 30 26 22 20 20 50 230 98 1) voor K VS = 0,1... 1 2) Behuizing uit gietstaal 1.0619: +10 % 13
14
15
SAMSON AG MESS- UND REGELTECHNIK Weismüllerstraße 3 60314 Frankfurt am Main Telefoon: 069 4009-0 Telefax: 069 4009-1507 Internet: http://www.samson.de S/Z 2010-02
Omzetten van verchromen naar iriserend passiveren Omzetten van verchromen naar iriserend passiveren De productie van SAMSON is bezig met het wijzigen van de oppervlaktebehandeling van gepassiveerd stalen onderdelen. Als gevolg hiervan kunt u een apparaat ont vangen wat is samengesteld uit delen die zijn onderworpen aan verschillende oppervlaktebehandelingsmethoden. Dit betekent dat het oppervlak van sommige onderdelen verschillende reflecties kan laten zien. Bepaalde onderdelen kunnen een zwak gele glans of zilverachtige reflectie hebben. Dit heeft geen effect op de bescherming tegen corrosie. Voor meer informatie, ga naar u www.samson.de/chrome-en.html