Wetgeving ondiepe geothermie en wijzigingen VLAREL 12 mei 2015 Afdeling Operationeel Waterbeheer Dienst Grondwaterbeheer
Opbouw 1. Wettelijke basis voor de reglementering 2. Bescherming van het grondwater 3. Welke rubriek 4. Voorwaarden 5. Erkenningsregeling 2
1.1 Grondwaterdecreet 1. Wettelijke basis voor de 1.2 Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid 1.3 Milieuvergunningendecreet reglementering 3
1.1 Grondwaterdecreet Decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer Definities Decretale basis bescherming grondwater (zie ook deel 2. Bescherming van het grondwater) Heffingen 4
1.2 Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid Decretale basis van o.a. handhaving, toezicht, 5
1.3 Milieuvergunningendecreet Decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning Decretale basis voor vergunningen en meldingen (procedures, voorwaarden, ) 6
2. Bescherming van het grondwater 2.1 Handelingen binnen waterwingebieden en beschermingszones 2.2 Belangrijkste elementen uit het VLAREM m.b.t. grondwaterbescherming 7
2.1Handelingen binnen de watergebieden en de beschermingszones In de waterwingebieden en beschermingszones type I zijn uitsluitend volgende handelingen toegelaten : 1 de handelingen die noodzakelijk zijn voor de productie van drinkwater; 2 de handelingen die de bescherming van het grondwater tot doel hebben; 3 de handelingen die de kwaliteit van het grondwater niet kunnen verontreinigen op voorwaarde dat : a) de betrokken drinkwatermaatschappij een gunstig advies verleent; b) het geen behandeling betreft, verboden overeenkomstig artikels 3 en 5. 8
2.1Handelingen binnen de watergebieden en de beschermingszones In de beschermingszones type II zijn de volgende handelingen verboden : 1 het direct lozen van stoffen van lijst I of II; 2 het indirect lozen, deponeren, opslaan op of in de bodem, uitstrooien en het vervoeren van stoffen van lijst I of II uitgezonderd indien : - bedoelde stoffen slechts in zulk een geringe hoeveelheid en concentratie de stoffen van lijst I of II bevatten, dat elk gevaar voor een verontreiniging van het ontvangende grondwater nu of in de toekomst is uitgesloten. De Vlaamse regering kan voor elke stof van lijst I of II deze hoeveelheid en concentratie vaststellen; - bedoelde stoffen nodig zijn voor de productie van drinkwater; - het opslag van koolwaterstoffen betreft, voor zover de opslagtank voldoet aan de bepalingen van titel II van het VLAREM; - bedoelde stoffen nodig zijn voor een normale bemesting van landbouwgronden, voor zover de bemesting gebeurt overeenstemming de bepalingen van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen en zijn uitvoeringsbesluiten. 3 het besproeien en bevloeien met afvalwaters; 9
2.1Handelingen binnen de watergebieden en de beschermingszones In de beschermingszones type II zijn de volgende handelingen verboden : 4 het inrichten van stortplaatsen; 5 het inrichten van begraafplaatsen; 6 het installeren van rioolwaterzuiveringsinstallaties of installaties voor verwerking van afval; 7 boringen, ontgrondingen, graafwerken van meer dan 2,50 m onder het maaiveld, uitgezonderd peilputten; 8 de opslag van drijfmest in ondergrondse of bovengrondse opslagruimten; 9 het gebruik van sleuf- grondsilo's; 10 het aanleggen van mestvaalten; 11 het aanleggen van leidingen met een minimumlengte van 100 m voor het transport van stoffen van de lijst I of II. 10
2.1Handelingen binnen de watergebieden en de beschermingszones In de beschermingszones type III zijn de volgende handelingen verboden : 1 het inrichten van stortplaatsen; 2 het direct lozen van stoffen van lijst I of II; 3 het indirect lozen, deponeren, opslaan op of in de bodem, uitstrooien en het vervoeren van stoffen van lijst I of II, uitgezonderd indien : - bedoelde stoffen slechts in zulk een geringe hoeveelheid en concentratie de stoffen van lijst I of II bevatten, dat elk gevaar voor een verontreiniging van het ontvangende grondwater nu of in de toekomst is uitgesloten. De Vlaamse regering kan voor elke stof van lijst I of II deze hoeveelheid en concentratie vaststellen; - bedoelde stoffen nodig zijn voor de productie van drinkwater; - het opslag van koolwaterstoffen betreft, voor zover de opslagtank voldoet aan de bepalingen van titel II van het VLAREM; - bedoelde stoffen nodig zijn voor een normale bemesting van landbouwgronden, voor zover de bemesting gebeurt overeenstemming de bepalingen van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (bijlage aan besluit met die beschermingszones waar geen beperking geldt). Wat verboden is in beschermingszone type II is vergunningsplichtig in beschermingszone type III 11
2.2 Belangrijkste elementen uit het VLAREM m.b.t. grondwaterbescherming Titels I en II van het VLAREM (uitvoeringsbesluiten van het Milieuvergunningendecreet) Rubriek 52 en afdelingen 2.4.3, hoofdstuk 4.3 van titel II van het VLAREM Directe lozing van stoffen van lijst I en II is verboden Indirecte lozing van stoffen van lijst I is verboden Indirecte lozing van stoffen van lijst II is vergunningsplichtig stoffen van lijst II van bijlage 2B kunnen slechts in het grondwater worden geloosd mits alle vereiste voorzorgsmaatregelen zijn getroffen opdat deze lozing: a) de gezondheid van de mens of de watervoorziening niet in gevaar kan brengen; b) het leven en de eco-systemen in het water niet kan schaden; 12 c) een ander rechtmatig gebruik van het water niet kan hinderen.
2.2 Belangrijkste elementen uit het VLAREM m.b.t. grondwaterbescherming Lijst I omvat de afzonderlijke stoffen van onderstaande families of groepen van stoffen, met uitzondering van die stoffen welke, gezien het geringe risico van toxiciteit, persistentie en bio-accumulatie, niet geschikt voor lijst I worden geacht. Dergelijke stoffen die gezien de toxiciteit, de persistentie en de bio-accumulatie geschikt zijn voor lijst II, moeten op die lijst worden opgenomen. 1. Organische halogeenverbindingen en stoffen waaruit in water dergelijke verbindingen kunnen ontstaan 2. Organische fosoforverbindingen 3. Organische tinverbindingen 4. Stoffen die in of via het water een kankerverwekkende, mutagene of teratogene werking hebben 5. Kwik en kwikverbindingen 6. Cadmium en cadmiumverbindingen 7. Minerale oliën en koolwaterstoffen 8. Cyaniden 13
2.2 Belangrijkste elementen uit het VLAREM m.b.t. grondwaterbescherming Lijst II omvat afzonderlijke stoffen en categorieën van stoffen van de onderstaande families en groepen van stoffen die een schadelijke werking op het grondwater zouden kunnen hebben. 1. De volgende metalloïden en metalen alsmede verbindingen daarvan: 1. Zink 2. Koper 3. Nikkel 4. Chroom 5. Lood 6. Selenium 7. Arsenicum 8. Antimoon 9 Molybdeen 10. Titaan 11. Tin 12. Barium 14
2.2 Belangrijkste elementen uit het VLAREM m.b.t. grondwaterbescherming Lijst II omvat afzonderlijke stoffen en categorieën van stoffen van de onderstaande families en groepen van stoffen die een schadelijke werking op het grondwater zouden kunnen hebben. 1. De volgende metalloïden en metalen alsmede verbindingen daarvan: 13 Beryllium 14. Borium 15. Uranium 16. Vanadium 17. Kobalt 18. Thallium 19. Tellurium 20. Zilver 2. Biociden en derivaten daarvan, die niet in lijst I genoemd zijn 3. Stoffen met een schadelijke werking op de smaak en/of de geur van het grondwater alsmede verbindingen waaruit dergelijke stoffen in het water kunnen ontstaan en die het water ongeschikt voor menselijke consumptie kunnen maken. 15
2.2 Belangrijkste elementen uit het VLAREM m.b.t. grondwaterbescherming Lijst II omvat afzonderlijke stoffen en categorieën van stoffen van de onderstaande families en groepen van stoffen die een schadelijke werking op het grondwater zouden kunnen hebben. 4. Organische siliciumverbindingen die toxisch of persistent zijn en stoffen waaruit dergelijke verbindingen in het water kunnen ontstaan, met uitzondering van die welke biologisch onschadelijk zijn of die in het water snel worden omgezet in onschadelijke stoffen. 5. Anorganische fosforverbindingen en elementair fosfor. 6. Fluoriden. 7. Ammoniak en nitrieten 16
3. Welke rubriek? 3.1 Indelingslijst (bijlage 1 aan titel I van het VLAREM) 3.2 Stroomschema rubriek 55.1 17
3.1 Indelingslijst Rubriek 53.6 Rubriek 55.1 18
Rubriek 53.6 53.6. grondwaterwinning voor thermische energieopslag in watervoerende lagen Maximaal 30.000m³/jaar (2) Meer dan 30.000m³/jaar (1) 19
53.11 werken voor onttrekken van grondwater Rubriek 53.6 Grondwateronttrekkingen van netto meer dan 2.500m³/dag (1) Grondwateronttrekkingen met capaciteit van 1.000m³/dag en meer als er aanzienlijke invloed kan zijn op kustduinen of betekenisvolle aantasting van SBZ mogelijk is (1) 20
Rubriek 55.1 55.1 verticale boringen Tot diepte volgens dieptecriterium en buiten beschermingszone type III (3) Dieper dan dieptecriterium (en minder dan 500 meter) of binnen beschermingszone type III (2) Uitzonderingen (deze zijn niet-ingedeeld => vwn uit hoofdstuk 6.9 van VLAREM II): o.a. boringen in het kader van thermische energieopslag in boorgaten waarvan de diepte beperkt blijft tot maximaal het dieptecriterium zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2quinquies aan dit besluit en gelegen buiten een beschermingszone type III 21
Dieptecriterium rubriek 55.1 vroegere kaart 22
Dieptecriterium rubriek 55.1 huidige kaart 23
3.2 Stroomschema rubriek 55.1 3. Welke rubriek? 24
Is de boring gelegen binnen waterwingebied of in een beschermingszones type I of type II en is de boring meer dan 2,5 meter diep? Ja Verboden! N e e n Betreft het een boring die onder de uitzonderingen van rubriek 55.1 valt? J a Bepaling rubriek 55.1 55.1.1 => klasse 3 rubriek Ja Neen Diepte van alle boringen telkens dieptecriterium en gelegen buiten beschermingszone type III N e e n 55.1.2 => klasse 2 rubriek Betreft het een boring in het kader van thermische energieopslag in boorgaten? N e e n Niet-ingedeelde boring Ja Ja N e e n Diepte van alle boringen telkens dieptecriterium en gelegen buiten beschermingszone type III
Uitzonderingen rubriek 55.1 boringen voor de aanleg van peilputten in het kader van bodem- en grondwateranalyses; boringen voor de aanleg van peilputten ter naleving van de milieuvoorwaarden voor de exploitatie van inrichtingen; boringen ter naleving van wettelijke verplichtingen; geotechnische boringen voor het onderzoek naar de stabiliteit van de grond; boringen in het kader van thermische energieopslag in boorgaten waarvan de diepte beperkt blijft tot maximaal het dieptecriterium zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2quinquies aan dit besluit en gelegen buiten een beschermingszone type III Terug naar bepaling rubriek 55.1
4.1 Rubriek 53.6: hoofdstuk 5.53 4.2 Rubriek 55.1: hoofdstuk 5.55 4.3 niet-ingedeelde inrichtingen 4.4 code van goede praktijk 4 Voorwaarden 27
4.1 Voorwaarden rubriek 53.6 Winning van grondwater: hoofdstuk 5.53 1. algemene bepalingen 2. algemene voorwaarden 3. debietmeting 4. grondwaterwinningen > 30.000 m³/jaar 5. aanleg, wijziging, verbouwing, buitendienststelling 6. specifieke voorschriften 7. bijzondere voorwaarden 28
1. Algemene bepalingen goed vakmanschap vereist voor de aanleg van een grondwaterwinning schade te voorkomen Binnen waterwingebied type I en II verbod op boringen dieper dan 2,5m 29
2. Algemene voorwaarden Boorgaten af te dichten - kleistoppen te voorzien grondwaterpeil moet steeds, zowel in werking als in rust kunnen gemeten worden (peilbuis, tenzij afwijking bekomen) herboren van putten in bepaalde omstandigheden toegelaten 30
3. Debietmeting Locatie is geregeld via specifieke voorwaarden meetinrichting moet van een voorgeschreven type zijn of moet expliciet aanvaard worden allerhande bepalingen m.b.t. plaatsing, aflezing, ijking, onderhoud, vervanging, verzegeling, registratie van de meterstanden 31
4. Grondwaterwinningen Verplichting tot aanleggen van peilput(ten) >30.000m³/jaar maximum afpompingspeil kan worden opgelegd 32
5. Aanleg, wijziging, 33 verbouwing, buitendienststelling Afdekken om verontreiniging te voorkomen + afdeling van VMM, bevoegd voor grondwater, verwittigen wanneer gevaar voor verontreiniging : verplichting tot opvullen volgens code van goede praktijk (bijlage 5.53.1 aan titel II van het VLAREM) Toezichthouder 2 dagen tevoren verwittigen
6. Specifieke voorschriften Thermische energieopslag in watervoerende laag: Onderafdeling 5.53.6.2, van titel II van het VLAREM Dimensioneren Nazicht en onderhoud (periodiek, afhankelijk van ligging) Retour in zelfde laag Grondwater fysiek gescheiden van water in gebouwsysteem drukmonitoring en veiligheid Debietmeter(s) 34
6. Specifieke voorschriften Thermische energieopslag in watervoerende laag: Onderafdeling 5.53.6.2, van titel II van het VLAREM Temperatuur (25 C) Spui (500m³ per put per jaar) Regeneratie Niet herinjecteren niet onttrekken! 35
6. Specifieke voorschriften Thermische energieopslag in watervoerende laag: Onderafdeling 5.53.6.2, van titel II van het VLAREM Klasse 1: analyses en peilmetingen, registratie van temperatuur- en drukmetingen en werking drukbeveiliging Overgang voor vergunde inrichtingen tot 1 januari 2015 36
7. Bijzondere voorwaarden Winning van grondwater: hoofdstuk 5.53 Mogelijke bijzondere voorwaarden: datalogger contactelektrode 37
4.2 Voorwaarden rubriek 55 Boringen: hoofdstuk 5.55 Verbod dieper dan 2,5m in beschermingszones type I en II Volgens code van goede praktijk (bijlage 5.53.1 aan titel II van het VLAREM) Boorgaten af te dichten volgens cvgp! 38
4.2 Voorwaarden rubriek 55 Boringen: hoofdstuk 5.55 Afdekken om verontreiniging te voorkomen + afdeling van VMM, bevoegd voor grondwater, verwittigen wanneer gevaar voor verontreiniging : verplichting tot opvullen volgens code van goede praktijk (bijlage 5.53.1 aan titel II van het VLAREM) Toezichthouder 2 dagen tevoren verwittigen 39
Specifieke voorwaarden Thermische energieopslag in boorgaten: Afdeling 5.55.2, van titel II van het VLAREM Dimensioneren Nazicht en onderhoud (periodiek, afhankelijk van indeling) Overgang voor vergunde inrichtingen tot 1 januari 2015 40
Specifieke voorwaarden Thermische energieopslag in boorgaten Materiaal- en constructievereisten Leidingen inert Inbouwen van leidingen met haspel of wiel (of methode opgenomen in vergunning) Opvullen met vorstbestendige grout met doorlatendheid van maximaal 10-8 m/s (afwisseling van kleistoppen en zand is niet meer toegelaten) 41
Specifieke voorwaarden Thermische energieopslag in boorgaten Materiaal- en constructievereisten Opvulling laten uitharden voor ingebruikname Druktesten 42
Specifieke voorwaarden Thermische energieopslag in boorgaten Vullen van leidingen met water en eventueel antivriesmiddel: monopropyleenglycol bietenderivaat Drukmonitoring met veiligheid Overgang voor vergunde inrichtingen tot 1 januari 2015 43
4.3 niet-ingedeelde inrichtingen 4 Voorwaarden goed vakmanschap vereist voor de aanleg van een grondwaterwinning werken volgend code van goede praktijk Cementeren (zie cvgp!) druktesten en drukmonitoring monopropyleen of bietensap als antivriesmiddel 44
4 Voorwaarden 4.4 code van goede praktijk (bijlage 5.53.1 aan titel II van het VLAREM), enkele aandachtspunten: Vooronderzoek naar kabels leidingen (KLIP-KLIM, 2m voorgraven) Weet welke boortechniek te gebruiken Noteer # boorstangen (essentieel om te weten hoe diep je zit) Noteer waarnemingen => Boorverslag!!!, maar ook om filterstelling correct te kiezen, welke omstorting nodig is (filterzand, waar kleistoppen, ) Enkel met zuiver water boren Gebruik stortkokers bij aanvullen (afh. van de diepte), bij grouten steeds onder druk vullen van onder uit 45
4 Voorwaarden 4.4 code van goede praktijk (bijlage 5.53.1 aan titel II van het VLAREM), enkele aandachtspunten: Zorg voor degelijke toezichtskamer (toegankelijk, ruim, droog, ) Opvullen van putten met slurry/grout (tenzij zéér ondiep of gedetailleerd putschema gekend => goedkeuring vragen) Specifieke voorwaarden voor bodemlussystemen: Inerte leidingen met voldoende levensduur inlaten met haspel of geleidingswiel Opvullen onder druk met vorstbestendig vulmiddel dat geattesteerde doorlatendheid heeft van minder dan 10-8 m/s Attest bij boorverslag Minimaal 3 druktesten druktesten en drukmonitoring monopropyleen of bietensap 46 als antivriesmiddel
Recente en geplande wijzigingen in VLAREL Rechtspersoon is niet langer vereiste In ontwerp-vlarem-trein 2015 erkenning niet meer verplicht voor funderingsboringen Aanpassing van de nummering van de artikels (geen inhoudelijke wijziging) 47
Vragen? grondwater@vmm.be 48