DE GEREDUCEERDE KADASTERPLANS VAN HET DÉPÔT DE LA GUERRE ET DE LA TOPOGRAPHIE 1845-1855. Titel Ieder kaartblad draagt als titel: Carte de Belgique (Kaart van België), gevolgd door de vermelding réduction cadastrale (kadastrale reductie) of réduction des plans cadastraux (verkleining van de Kadastrale Plannen). De titel verwijst naar alle documenten die deel uitmaken van dit cartografisch oeuvre. Maar het is de vermelding naast de titel die in feite de bibliografische realiteit van deze archieven weergeeft. Elke afzonderlijke kaart draagt bovendien zijn eigen titel: de afgrenzing van elk document valt samen met de gemeentegrens op dat ogenblik. Bronnen De belangrijkste bronnen, die gebruikt werden voor de opmaak van de Kaart van België, zijn de Kadastrale Plannen. Deze plannen werden bewaard in de gemeenten, zonder dat we weten of ze ook bijgewerkt werden. Het geheel van cartografische inlichtingen dat verzameld werd voor deze Kaart, is vooral van bibliografische oorsprong; nader onderzoek van de kaartbladen doet veronderstellen dat waarschijnlijk documenten van spoorwegmaatschappijen en andere overheidsdiensten gebruikt werden. Data De documenten die worden bewaard in de cartotheek van het Nationaal Geografisch Instituut zijn de 2567 definitieve werkdocumenten. Voor elk kaartblad is de datum van nazicht, genoteerd in de inventaris, een terminus ante quem. De datum verwijst naar het tijdstip van de tekening, niet naar dat van de inhoud. De weergegeven topografie kan dus niet precies gedateerd worden, evenmin als de correcties en eventuele toevoegingen die op deze kaartbladen met identiek tekenmateriaal gebeurden. Deze collectie hertekende en met aquarel verluchte autografieën, werd als werkdocument gebruikt door vele diensten van het Instituut. Een groot aantal nota s en overdrukken getuigt hiervan; de laatste dateert van 1969.
Methode De redactie van deze documenten gebeurde zonder geodetisch netwerk; de triangulaties, nodig voor de opmaak van de mozaïeken van de gereduceerde plannen, werden in dezelfde periode uitgevoerd. De eerste geodetische opmetingen gebeurden pas in 1850; de enige gegevens die voordien beschikbaar waren, waren de punten van eerste orde van de triangulatie van ERZEY. Nochtans worden enkele punten weergegeven op de tekeningen van 1845; sommige met potlood, zonder te preciseren tot welk opmetingsnet ze behoren. Techniek De reductie tot op schaal 1/20.000 werd uitgevoerd d.m.v. een pantograaf die als ultieme verbetering het gebruik van de elasticiteit van het rubber had. Dit instrument werd naar de gemeenten vervoerd, zodat de originele minuten gekopieerd konden worden in verso en opnieuw met de hand ingetekend in recto. Deze, met potlood ingekleurde kopieën, werden naar het Dépôt de la Guerre in de Abdij ter Kameren overgebracht, waar de mozaïeken voor elke gemeente samengesteld werden; de afstanden die ter plaatse opgemeten werden, werden op schaal 1/100 mm op de mozaïeken nagekeken, éénmaal voor het drukken, na de eerste proefdruk en ook na de vierde. Dit werd uitgevoerd door het diensthoofd. Het mozaïekdocument werd ten slotte naar het register van gereduceerde gemeenten gestuurd. Wij bezitten alleen een geheel van fragmenten, in atlasvorm, uit het arrondissement Leuven. Eén van de vier met de hand getekende werkdocumenten werd hertekend, verlucht met aquarel, en vervolledigd met geschriften, om het geheel duidelijker verstaanbaar te maken. Vermits de drie andere documenten reservedocumenten waren, werd hier niet zoveel werk van gemaakt. Een tekening op overdrukpapier zal als basis dienen voor het opmaken van de kaartminuten. Legende De enige informatie die wij hierover bezitten is de vermelding van het verlies van een schrift waarin voorbeelden zouden gestaan hebben van de verschillende vegetatietypes. Weinig gegevens werden op het terrein verzameld; de cartografische objecten werden hoofdzakelijk beschreven aan de hand van kadastrale registers. In het begin komen er weinig symbolen voor op de tekeningen; na 1850 meer, hoewel hun aantal nog verschilt van streek tot streek. Hoogstwaarschijnlijk hing dit af van de dichtheid en/of van de interesse die de tekenaar er voor betoonde. De symbolisatie lijkt eerder bij consensus gebeurd te zijn, dan als gevolg van precieze instructies.
Een telkens weerkerend detail, nl. de onnauwkeurigheid van weergave van een kruising van twee verschillende types wegen doet ons denken dat het geen vooropgesteld doel was een inventaris te maken van cartografische objecten. Gebouwen worden in het rood getekend; houten constructies worden in het zwart getekend, als ze als zodanig herkenbaar zijn. Nochtans wordt deze conventie ook hier weer niet systematisch gevolgd, niet voor windmolens en evenmin voor bruggen. De voorstelling van een oversteek van rivieren d.m.v. een veerpont of gondel lijkt belangrijker dan de voorstelling van bruggen, sluizen en andere werken, die onduidelijk op kaart staan weergegeven. De geschriften, overgenomen van de kadastrale documenten, zijn niet altijd van die aard dat ze exact de bestemming van sommige gebouwen aangeven (cfr: de suikerfabriek van Grand Hornu). Constructies, verbonden aan erediensten, worden al dan niet nauwkeurig beschreven en gesymboliseerd. Versterkingen van garnizoensteden worden wit gelaten, behalve de citadel van Namen, die dan weer volledig beschreven wordt. Verharde wegen worden, vanaf 1850, systematisch gesymboliseerd d.m.v. een rode lijn in het midden; de richting word gepreciseerd d.m.v. een geschrift; andere wegen worden getekend volgens hun kadastrale, dus reële inplanting. De spoorwegen zijn in deze periode in volle ontwikkeling. Ze worden dikwijls aangebracht met een overtekening die niet aangepast is aan de context: sommige lijnen gaan dwars over gebouwen. Een eenduidige symbolisatie van deze ijzeren wegen maakt het nochtans niet mogelijk om af te leiden of het om enkele of dubbele lijnen gaat. Het reliëf wordt niet voorgesteld; alleen glooiingen rond versterkingen en dijken worden d.m.v. een grijs-blauwe gewassen tint weergegeven.
Toponymie De informatie, overgeschreven op de reducties van de kadastrale plannen, zijn viervoudig: namen van gemeenten, gehuchten of dorpen, namen van plaatsen of gebieden die niet precies af te bakenen zijn, namen die de richting van wegen en kanalen aangeven en tenslotte namen van puntelementen als constructies, vegetatieelementen, heuvels en hydrografische details. Een groot aantal geschriften slaat bovendien op niet gesymboliseerde cartografische objecten; de informatie schijnt te domineren op de tekening. De geschriften haalt men uit dezelfde bronnen als alle andere geografische informatie; ze werden nagekeken door de bediende waarvan de naam op het netwerk vermeld staat. Nochtans zijn ze dikwijls gekalligrafeerd door de tekenaar. Als men de kaartbladen vergelijkt met diegene die in 1841 opgesteld werden, op dezelfde basis en op dezelfde schaal, en bestemd voor de opmaak van het blad van Brussel, valt duidelijk op dat het er niet om te doen was om (in het geval van de gereduceerde Kadastrale Plannen) een echte kaart op te stellen. Het ging er eerder om, om een geometrisch stramien op te maken, dat vervolledigd kon worden met latere opmetingen en toch garant kon staan voor een redelijke termijn tussen de gegevensverzameling en de uitgave van de gedrukte kaart. De Kaart van België die we bekomen door een reductie van de Kadastrale Plannen, is dus geen echte kaart. De lezer van deze minuutbladen moet er kritisch tegenover staan en voorzichtig zijn met interpretaties. Juistheid van de cartografische informatie Sommige fouten keren systematisch terug. Zo worden grasperken rond kastelen altijd als moestuin (in het lichtbruin) weergegeven; dit volgens de gegevens van de kadastrale legger. Ze hadden evengoed als weide (in het donkergroen) kunnen weergegeven zijn. De reden hiervoor is het feit dat op die manier grasperken rond kastelen als moestuin belast konden worden. Het kadastrale barema voor weiden lag lager. Op de kaartbladen werd deze kadasterinformatie niet verbeterd; ze heeft dus geen topografische waarde. Kerken integendeel, zijn onroerende goederen, die niet aan belastingen onderworpen zijn. Op de kadastrale minuutbladen werden ze dan ook niet altijd exact weergegeven. Maar cartografen zijn wél erg geïnteresseerd in kerken; de kerktorens waren immers belangrijke geodetische referentiepunten tijdens de eerste geodetische waterpassing die toen aan de gang was. Daarom hebben alle kaartbladen van de kadastrale reducties ook een bijkomende verklarende tekening bewaard van het kerkgebouw op de originele kadastrale schaal van
1:2500; het bovenste punt van de klokkentoren wordt er exact op gelokaliseerd in verhouding tot het hele kerkgebouw en volgens de assen van de windroos