Datum: 18 sep. 2016 (wk 37) Votum / zegengroet Openingsliederen Kinderlied (Kompas) NLB 513 'God heeft het eerste woord" GKB Psalm 105 : 1 en 5 "Looft looft verheugd de HEER der Heren" GKB 3 "Abraham, Abraham" Gebed Schriftlezing (tevens tekst) Genesis 11 : 27 t/m 12 : 9 zingen NLB 542 "God roept de mens op weg te gaan" Preek Amenlied na de Preek Gezongen formulier, (melodie GKB 176b) Uitleg Avondmaal en voorbede zingen bij tafeldekken: NLB 400 : 1-3 tafel 1 Lezen: Genesis 14 : 17-20 Zingen: NLB 400 : 4 tafel 2 Lezen: Genesis 21 : 1-7 Zingen: NLB 400 : 5 Afsluitend gebed Offers Wet Slotzang Zegen (zie slotzang) GKB 176a "Wij kiezen voor de vrijheid" (vrouwen melodie 1, mannen melodie 2) Een vreemde belofte... Tineke heeft een vreemde brief gekregen. En ze leest hem inmiddels voor de tiende keer door: Beste Tineke. Ik wil dat je op zondag 18 september naar me toekomt in Maastricht. Je moet helemaal alleen komen. Ik ontmoet je daar in de St. Janskerk op het Vrijthof. En daar geef ik je dan een envelop met tienduizend euro. Tot zondag Oom Peter "Wat moet ik hier in vredesnaam mee" denk Tineke? "Zal ik gaan of niet?" 1 / 6
God draagt op, Abram gehoorzaamt "Trek weg uit je land, verlaat je familie ook je naaste verwanten en ga naar het land dat ik zal wijzen." Die opdracht krijgt Abram. En dat is geen gemakkelijke opdracht. We kunnen ons als westerse mensen niet goed meer voorstellen hoe moeilijk die opdracht is. Wij vinden het tegenwoordig heel gewoon dat kinderen op zichzelf gaan wonen, en daarbij kunnen ze ook aan de andere kant van het land terechtkomen. Maar voor een Oosterse familie, 2000 jaar voor Christus, was dit een heel moeilijke opdracht. Families waren heel hecht, en de leden hadden elkaar hard nodig om te overleven. Je familie achter je laten, was heel riskant. Toch had de familie van Abram hier al wel ervaring mee. Van zijn vader Terach lezen we al dat hij op reis ging. Hij verliet Ur en ging op weg naar Kanaän. Samen gingen ze op weg. En we gaan er van uit dat ook deze reis werd gemaakt omdat God het had opgedragen. Terach gaat op weg, neemt de hele familie mee, maar blijft plakken in Charan, een belangrijke handelsstad in die tijd. En dus komt God opnieuw met zijn opdracht. Nu voor Abram, en deze keer heel radicaal. Verlaat dit land, maar ook je vaders huis. Want, even voor alle duidelijkheid, vader Terach leefde toen nog. Die is pas gestorven toen Abram al zo'n 60 jaar in Kanaän woonde. Abram moest dus letterlijk breken met zijn vader, en zijn broer, die gesetteld waren in Charan, en helemaal alleen de lange reis gaan maken. Dat droeg de HEER hem op. En we mogen er van uitgaan dat de HEER voor Abram geen onbekende was. Hun familiegeschiedenis gaat terug op Sem, en we nemen aan dat in die familie herinneringen bestonden aan de God van Noach en Sem. Sem zelf was onvoorstelbaar oud geworden. In Abrams tijd leefde deze oervader nog steeds. Ze moeten het verhaal van de God van Noach gekend hebben. Maar, ze vereerden daarnaast ook andere goden. Daarover is de Bijbel heel duidelijk. Ze vereerden hoogstwaarschijnlijk de maangod, want twee vrouwen die hier worden genoemd, Sarai en Milka, zijn vernoemd naar de vrouwen van die maangod. De God van Sem komt is dus geen onbekende, maar hij moet werd hard roepen om boven het rumoer van de andere goden uit te komen. En kennelijk vaker dan eens. En dat is voor ons herkenbaar, en het zet ons aan het denken, over onze eigen relatie met God. God, de HEER, die we vanuit onze opvoeding kennen, die we een plek geven in ons religieuze leven. Maar die in de praktijk van alle dag maar een heel kleine plaats heeft. Er zijn veel dingen die ons van hem afleiden, en veel andere zaken waarop we ons vertrouwen stellen. En dan komt de HEER, hij roept je, haalt je uit je vertrouwde leven, en heeft een compleet nieuwe en onbekende bestemming voor je. Wat is dan je reactie? Vasthouden aan alles wat je hebt? Blijven geloven in allerlei aardse zekerheden? Of gehoorzaam volgen? Abram doet dat laatste. Hij breekt met zijn vader en zijn broer, en gaat naar het land dat God wijst. God roept, Abram luistert. God draagt op en Abram gehoorzaamt. God belooft, Abram gelooft 2 / 6
God roept niet alleen, hij komt ook met een serie beloften.. Abram, die de gewaagde stap zet, naar de onbekende bestemming, wordt overladen met mooie beloften. Je wordt een groot volk, je wordt aanzienlijk, je wordt een bron van zegen voor alle volken. Die laatste belofte trekt natuurlijk sterk onze aandacht. Alle volken... daar horen wij ook bij! De geschiedenis van Abram en zijn volk, is kennelijk ook van belang voor onszelf. Via deze man en zijn nageslacht, zoekt God contact met mij. En dat niet alleen, via deze man en zijn nageslacht wil hij mij redden en zegenen. Wanneer Abram zo'n royale belofte meekrijgt, dan wordt het voor hem een stuk gemakkelijker om zijn vaders huis achter zich te laten, zou je denken. Hij doet het allemaal niet voor niets. Ja,... dat zal wel. Maar, hoe waarschijnlijk is het dat al deze beloften gaan uitkomen? Abram had alle reden om daar weinig vertrouwen in te hebben. Een groot volk? Terwijl hij al lang weet, dat Sarai, (de koningin van de nacht-hemel), geen kinderen had. En ze was niet slechts kinderloos, maar onvruchtbaar lezen we in het familieregister. Als die eerste belofte dus al heel onwaarschijnlijk klinkt, wat moet je dan nog met de rest? Maar, Abram gaat. En hij neemt zijn vrouw Sarai, de onvruchtbare, mee. Abram gaat, want hij neemt Gods belofte serieus. Hij gelooft God. En ook daar zit voor ons eigen geloofsleven een aanknopingspunt. Geloven is altijd een reactie op beloven. God belooft, en wij geloven die belofte. Vandaar dat in de hele Bijbel de woorden geloven en vertrouwen uitwisselbaar zijn. Ik zeg dat met name tegen de mensen die het moeilijk vinden om te geloven. En dat zijn er nogal wat. Geloven dat God bestaat, dat de hemel bestaat, en dat Bijbel echt Gods woord is. Daarbij wordt "geloven" als het ware los gemaakt van een concrete belofte of bewering. Bij Abram, en in het complete Oude Testament, is geloven altijd gekoppeld aan een belofte. Ze geloven niet in God. Ze geloven God. En ze doen vervolgens wat hij zegt. God roept, en ik kom. God doet een belofte en ik ga er van uit dat hij zijn woorden zal waarmaken. God geeft een leefregel, en ik houd me er aan. En ook wij mogen het weer zo concreet maken. De beloften die hier aan Abram worden gedaan, gaan ook over ons. Want ze lopen uit op de redding van alle volken. Wanneer we dan feitelijk kunnen vaststellen dat God de eerste beloften heeft waargemaakt, (het volk Israel is er gekomen, en het is er nog steeds, Abram heeft in de hele wereld aanzien) dan mogen we er ook van uitgaan dat de overige beloften worden waargemaakt. Inclusief mijn eigen redding. En de Bijbel is het concrete verslag van de verdere uitrol van Gods beloften aan Abram. Zo lezen we deze geschiedenis, als de geschiedenis van onze redding. Een heilsgeschiedenis die trouwens herhaaldelijk dwars tegen alle menselijke kansberekening ingaat. Het wemelt van de kinderloze echtparen, die toch nog een kind krijgen, piepkleine legertjes die grote overwinningen behalen, en eenlingen die voor het complete volk opkomen. En het wijst allemaal maar een kant op. God maakt zijn woorden waar. Hoe onwaarschijnlijk het ook klinkt. Hij bewijst zich steeds opnieuw. Hij maakt steeds een nieuw begin. Hij geeft kinderen aan onvruchtbare, hij brengt leven, waar de dood het leek te winnen, en hij is je vertrouwen waard. Abram gelooft. Hij vertrouwt Gods belofte, gaat op reis. 3 / 6
Laten we deze vader van alle gelovigen, op de voet volgen. God verschijnt, Abram vereert En, tenslotte, God verschijnt. God was tot nu toe een stem. Hij roept Abram en spreekt tegen hem. Maar wanneer Abram eenmaal de belofte serieus heeft genomen en de lange reis heeft gemaakt, dan ontmoet God hem. En er komt een nieuwe belofte overheen: dit land is bestemd voor het grote volk dat uit jou zal voortkomen. Het land Kanaän wordt hem beloofd. Ook al wonen er nu nog nog andere mensen. De Bijbel gebruikt hiervoor later de term vreemdelingschap. We gaan het daar in de komende preken over de aartsvaders nog veel over hebben. Vreemdelingschap. Hoe werkte dat voor hen, en hoe werkt het voor ons? Vreemdelingschap houdt in dat je, als buitenstaander, woont in een land waarvan je zeker weet: dit land is mij door God belooft. Ik ben van God, en dit land ook, en hij heeft het voor mij bestemd. Maar de mensen om mij heen beseffen dat niet. Dit denken dat het land van hen is, en altijd zal blijven. Als christenen in West Europa worden we inmiddels weer vreemdelingen. In de eerste eeuwen waren christenen een vervolge minderheid, die er tegen de verdrukking in op moesten vertrouwen dat God de eigenlijke Koning van de aarde was, die hen uiteindelijk de aarde zou laten beërven. Vanaf de vierde eeuw werd dat anders. De Romeinse keizers en later ook andere machthebbers werden zelf christen. De Paus van Rome werd een machtig man. En Europa werd gekerstend, desnoods met harde hand. Dat is geen vreemdelingschap, maar kerkelijke machtspolitiek. En het is niet het model dat Christus voor ogen stond. Hij heeft nooit een christelijke natie als ideaalbeeld geschetst, maar mensen die hem volgen, en die bereid zijn om, net als Hij, hun kruis op zich te nemen. Een minderheid zijn, vervolgd worden, dat is de normale situatie. En aan die situatie moeten wij in Europa en in Nederland weer behoorlijk wennen. We moeten weer leren om vreemdeling te zijn. Hoe doe je dat? Hoe deed Abram dat? Na zijn ontmoeting met God, bouwt hij een altaar. En het ligt voor de hand dat hij daar offers op heeft gebracht. En zo trekt hij het hele land door en laat een spoor van offerplaatsen achter. Want dit land behoort niet aan de mensen en goden van Kanaän, maar aan de God van Abram. De God die mij op reis stuurt, maar die zelf mee gaat. De God die ik in dit land ontmoet, die God wil ik vereren. Ik verover dit land niet, maar laat wel in het openbaar merken dat aan God alle eer toekomt, ook in dit land. Alleen zijn naam roep ik aan. Gods verschijning, brengt ons tot verering. En dan niet als een eenmalig gebaar, maar als een geregelde en terugkomende eredienst. Want de HEER is de God die mijn roept, die zijn beloften waarmaakt, die ik vertrouw en die elke dag met mij meegaat. De God die aan Abram verschijnt, verschijnt die God ook aan mij? Ja, dat doet hij. We horen niet op welke manier God is verschenen aan Abram. We gaan er van uit dat het een zichtbare verschijning was. Naast het horen was er nu ook het zien van God. En die verschijning gunt God aan al zijn volgelingen. 4 / 6
In Jezus Christus is God voluit verschenen, 2000 jaar na het verhaal van Abram. Wij leven nog eens 2000 jaar later en hebben Jezus van Nazareth niet persoonlijk ontmoet. Maar we kunnen zijn woorden nog steeds horen. En hij laat, ook voor ons, een zichtbaar en tastbaar teken na. In het Avondmaal mogen we hem ontmoeten, in de zichtbare en tastbare genademiddelen van brood en wijn. Dit is mijn lichaam zegt de Heer, dat voor jullie gebroken wordt. Dit is het ultieme offer, en de ultieme vervulling van alle beloften die ik in Abram heb gedaan. Neem, eet gedenk en geloof. Ik heb je innig lief, ik maak je brandschoon, vertrouw je maar helemaal toe aan mij en leef zoals ik je heb voorgeleefd. En verkondig in dit land, als vreemdeling, mijn dood. Zet het land voor avondmaalstafels, want dit land behoort mij toe. In mijn dood en opstanding is er redding voor alle volken. Geef dat door aan elkaar en aan iedereen die het wil horen.... gaan of niet? "Zal ik gaan of niet? Ik vind het best spannend" Tineke heeft het mailtje aan Mamma laten lezen, en wacht nu af wat die te zeggen heeft. En tot haar verbazing zegt Mamma: "Ja hoor, dat kun je gerust doen." Toen ik 16 werd heb ik ook zo'n brief gehad. En nog veel langer geleden oma ook. Die is gegaan, en ze heeft het geld inderdaad gekregen. En ik dus ben ook gegaan. En ik heb het ook allemaal gekregen. Je mag het helemaal zelf weten, maar die oom Peter is in elk geval heel betrouwbaar." "O.K.", denkt Tineke, "Als het zo zit... dan weet ik genoeg." Amen Verwerkingsvragen Algemeen Bespreek eerst eens met elkaar wat je in z'n algemeenheid aan deze preek hebt gehad en besteedt daarbij aandacht aan hoofd, hart en handen. - Wat heb je van de preek geleerd, wat waren nieuwe feiten of inzichten? - Welke gevoelens heeft de preek opgeroepen? Wat deed hij met je? - Welke goede voornemens heb je aan de preek ontleend? Heeft de preek je in beweging gezet? En in welke richting dan? 5/6
Welke plaats heft God nog? Aan het eind van de eerste move leg ik de verbinding tussen onszelf en Abram. Hij kende God waarschijnlijk wel, maar God had in zijn leven een plek naast allerlei andere goden. Ga eens samen na of je je hierin herkent, en ook wat dan die "andere goden" zijn. Waar vertrouw je op, wat kun je heel moeilijk missen in je leven? Je kunt dat b.v. afmeten aan de hoeveelheid tijd geld en/of aandacht die er aan besteed. Of de momenten waarop. En bespreek ook wat je geholpen heeft om wel weer beter naar God te leren luisteren. Zo kun je elkaar hopelijk versterken in het geloof en in je dagelijkse eredienst. Vreemdelingschap Ik stel in de preek dat we weer moeten leren om vreemdelingen te zijn. Je kunt met elkaar bepalen of je het daarmee eens bent. Dat wordt al gauw een wat klagerig geheel, waarbij we onze verliezen in kaart brengt als christen. Maar waar zit de winst? En welke vaardigheden zou jij moeten ontwikkelen om een goede vreemdeling te zijn? Tineke De illustratie bij de preek (Tineke met haar brief) zinspeelt op Gods betrouwbaarheid. Zijn grote daden in het verleden, geven ook vertrouwen voor de toekomst. Deel die daden eens persoonlijk met elkaar. Noem allemaal in elk geval een daad van God in je leven, die je vertrouwen in Hem vergroot heeft. 6 / 6