Zondag 26 juni 2016, Ysbrechtum Gelezen: 1 Koningen 19: 19-21 en Lucas 9:51-62 Gezongen: Psalm 84: 1 en 2, Lied 303, Lied 362, Lied 538, O, waar wil je heen gaan (Ionabundel 45), Fryske lieteboek, Gesang 51. LAAT DE DODEN HUN DODEN BEGRAVEN Ons verhaal begint met een plechtig en zwaar zinnetje: Toen de tijd naderde dat Jezus van de aarde zou worden weggenomen Letterlijk staat het er nog formeler: En het geschied als de dagen van zijn opneming in vervulling gaan Jezus is een grensganger. Zo eentje die op en neer pendelt tussen hemel en aarde. Op de een of andere wonderlijke manier verbindt zijn persoon die twee. Het was eventjes te zien voor dit verhaal begon. Op die berg, met dat licht en die wolk. Met twee oude bekenden: Mozes en Elia. Alsof de hemel en de aarde elkaar even raakten. Alles begon te glanzen. Hoe doet ie dat toch? Nou, Hij doet het niet door dood te gaan; Door zijn lichaam af te leggen en met zijn ziel over te gaan naar hemelse paradijzen. Daar is Jezus wat te dwars voor. Hij gaat zoals meestal de omgekeerde weg. Tegen onze verwachtingen in. Jezus verbindt de hemel en de aarde niet door dood te gaan, maar door op te staan. Niet de dood is een soort donkere tunnel die ons in ons dooie eentje van de aarde naar de hemel brengt. Maar het leven is de brug. Het samen leven brengt de hemel naar de aarde. En kijk: Alles begint te glanzen. Kijk vooruit, niet achterom. Hup, recht zo die gaat Waar naartoe? Naar Jeruzalem; het raakpunt van hemel en aarde. De stad die de navel van de wereld is: hier ligt volgens de joden de funderingssteen van de wereld. Hier werd Adam, de mens, tot leven gewekt. Vanuit die steen ontvouwde zich de hele wereld. Op die steen werd de tempel gebouwd. Het Heilige der Heiligen. Kijk vooruit, niet achterom. Hup, recht zo die gaat
Jezus neemt in dit verhaal ook letterlijk de kortste weg naar Jeruzalem. De meeste joden in zijn tijd maakten een ommetje: om Samaria heen. Daar woonden Samaritanen: anders denkenden. Anders gelovigen: met een eigen kijk op de bijbel en een ander tempeltje. Daar kun je je beter niet mee inlaten. Jezus gaat vrolijk bij ze langs. Hij vraagt zelfs of hij kan blijven slapen. Maar ze willen niet dat hij komt logeren. Woedend zijn Jezus leerlingen daarom: wat een belediging! Zo gaat dat als mensen hun eigen tempeltjes hebben. Dan zijn we over en weer snel beledigd. Wie in zijn eer wordt aangetast slaat ferme taal uit. Heer, wilt U dat wij vuur uit de hemel afroepen dat hen zal verteren? Het is geen vraag aan wiens kant de hemel staat: aan de onze natuurlijk. En mocht de hemel treuzelen met haar vuur, dan zijn wij niet te beroerd haar een handje te helpen. Maar Jezus was niet uit op vuur uit de hemel. Oordeel en vergelding scheidt de hemel van de aarde. Jezus was juist uit op verbinding. Die heeft te maken met vergeving. Geen vuur, maar glans van de hemel. De glans van vergeving. Let op. Jezus wijst niet degenen die hem beledigen terecht. Maar zijn eigen volgelingen, met hun lange tenen. Laat dat een les zijn voor alle gelovigen. Ook voor onszelf. Voor ieder mens die zo gelooft in het recht op vrije meningsuiting, dat hij bereid is het vuur uit de hemel af te roepen over iedereen die een andere mening is toegedaan. De glans van de hemel ontstaat niet waar wij het recht hebben om onze mening vrijuit laten waaien. De glans van de hemel kan ontstaan waar wij de plicht op ons nemen niet te snel beledigd te zijn. De weg naar Jeruzalem loopt dwars door het land van andersdenkenden. Je moet bereid zijn er te blijven slapen. Als je niet welkom bent? Schud dan het stof van je voeten en ga verder. Jezus is gebaat bij mensen die hem volgen. Niet bij mensen die anderen veroordelen die Hem in hun ogen niet volgen. Wat Jezus volgen inhoudt, daarvan tekent Lucas aan het slot van ons verhaal drie plaatjes. Jezus volgen is: Geen hol, geen nest, geen thuis hebben, maar op weg gaan. Dat vind ik wel mooi. Dat heeft iets avontuurlijks: op weg gaan, zekerheid achter je laten. Het lijkt wel een beetje een reclame van Bever: Geen mens is een binnenmens. Wel stoer zo vlak voor de zomervakantie
Maar die laatste twee, daar haak ik af. Jezus volgen is: De doden de doden laten begraven Jezus volgen is: Niet achterom kijken, maar zonder afscheid nemen van huis gaan. Hoezo, mijn vader niet begraven, hoezo geen afscheid nemen? Dat is mij te radicaal. Het klinkt een beetje als een sekteleider die je los wil weken van je thuis, je familie. Het is totalitair, alsof Jezus zegt: Ik wil jou helemaal. Ik eis totale inzet, totale overgave. Beste Jezus, zelfs als ik alles zou willen loslaten, niet mijn familie. Niet alleen omdat ik het niet kan, maar ook omdat ik het niet wil. Ik heb ze lief. Ze hebben mij gemaakt tot wat ik ben. En ik draag verantwoordelijkheid voor hen. Als hen in de steek laten een voorwaarde is om jou te volgen, dan krijg je mij niet mee. Ik begrijp deze teksten niet. Er zit iets radicaals in. Iets gehaasts, dat ik niet kan thuisbrengen. Alsof Jezus verwachtte dat het koninkrijk elk moment kon aanbreken. Maar in die tweeduizend jaar dat het op zich heeft laten wachten, was nog ruim de tijd om een vader te begraven of een afscheidskus te geven. Misschien was het zo. Misschien verwachtte Jezus dat het koninkrijk ieder moment kon aanbreken. En als iemand het mag verwachten, dan was Hij het, die de hemel met de aarde verbond. Maar als het zo was, als hij dat verwachtte, dan is het anders gegaan. Waarom? Misschien omdat wij Hem, die ons richtte op het leven, overgaven aan de dood. Misschien omdat wij dat leven wat Hij voor ogen had, niet wilden. Misschien omdat wij meer gericht zijn op de dood. Ik denk dat de sleutel tot deze teksten verborgen ligt in dat wonderlijke zinnetje: Laat de doden hun doden begraven. Dat betekent niet: laat de doden maar aan hun lot over, je hebt wel iets beters te doen. Dat zou zo niet-joods zijn, dat kan Jezus niet bedoelen. Daar zit iets anders onder. Voor Jezus kan de hemel zo met de aarde verbonden zijn dat de doden levend kunnen zijn. Maar ook andersom. Mensen kunnen de hemel zover weg houden bij de aarde dat de levenden dood kunnen zijn. De Zwitserse predikant Kurt Marti zocht de grenzen op van wat je als predikant wel en niet kon zeggen. Bij een begrafenis bijvoorbeeld.
Hoe eerlijk, mag je dan zijn? Hij schreef een boekje met heel eerlijke grafredes. Een daarvan gaat over doden die een dode begraven 1. Niet omdat hij gestorven is Omdat hij het nooit waagde Gelukkig te zijn Die niets anders was dan arbeid en plicht Omdat hij steeds heeft gedaan Wat van hem werd verlangd Die nooit met de vuist op tafel sloeg Omdat hij nooit maling had aan andermans oordeel En eenvoudig deed wat hem uitkwam Die foutloos functioneerde Omdat hij ruzie en vrouwen vermeed En nu door allen wordt geroemd Niet omdat hij gestorven is Omdat hij was zoals ook wij zijn Betreuren wij onszelf Dood is, wie zich niet durft overgeven aan het leven. Dood is wie zich vastklampt aan eer, aan verwachtingen, aan oordeel, aan patronen. Dood is wie niet durft los te laten. Dat is gek. Eigenlijk verwarren wij dood en leven. Dood is voor ons: het ultieme loslaten. Leven is voor ons: je hechten aan het bestaan met alles wat in je zit. Jezus is weer dwars. Hij gaat weer de omgekeerde weg. Hij leert dat leven juist niet hechten is, maar loslaten. Alleen wie de kunst van het loslaten verstaan, leeft echt. Niet doodgaan is het ultieme loslaten. Maar leven. 1 Kurt Marti, Lijkredes, Baarn 1982. p. 29
Wie Jezus volgen wil, moet kunnen loslaten.