Businessmodellen in de Belgische banksector, in relatie met rendabiliteit en risico

Vergelijkbare documenten
3. Kerncijfers en resultaten 2018 GRI 102-7, 103-2, 103-3, 201-1, FS 6

UCV UitwisselingsCentrum en Verrekening vzw

Distributiekanalen van de verzekering: cijfers 2012

Om de sector zo goed mogelijk te vertegenwoordigen, hebben we alle ondernemingen geïdentificeerd die hun jaarrekening op de website van de NBB

Kredietverlening aan Vlaamse ondernemingen

De banken in Individuele gegevens. de banken in individuele gegevens FEBELFIN

De Bancontact-app? Zo geïnstalleerd!

Klaar! De Bancontact-app? Zo geïnstalleerd! bancontact.com. Bent u klant bij één van de 19 deelnemende banken?* Perfect. U kunt de app nu downloaden.

Macroprudentieel verslag

De banken in 2005 Individuele gegevens

De banken in Individuele gegevens. Belgische Federatie van de financiële sector. de banken in individuele gegevens FEBELFIN

Rentabiliteitsratio s

Beschrijving van het Belgische Bankenlandschap 5 jaar na Lehman

ASPECTEN EN DOCUMENTEN

Spaarbank. Est. 1956

1) Toelichting op de componenten waaruit de rentevergoeding bestaat. De gevraagde rentevergoeding op de lening bestaat uit twee componenten.

De banken in Individuele gegevens. Belgische Federatie van de financiële sector. de banken in individuele gegevens FEBELFIN

De geconsolideerde winst van het boekjaar bedraagt 97,08 miljoen euro. Vergeleken met vorig jaar is dat 26,55 miljoen euro of 37,65 % hoger.

Interim-management en advies Financiële specialisten voor de overheid en not for profit

Uitdagingen voor een financiële sector ten dienste van mens en economie. Financial Forum Gent, 29 mei 1

BNP Paribas Fortis (Fortis Bank NV) Jaarresultaten 2011

NV BEKAERT SA OPROEPING TOT DE GEWONE ALGEMENE VERGADERING VAN AANDEELHOUDERS

De belangrijkste risico s verbonden aan hypothecaire leningen met kapitaalopbouw waarbij een levensverzekering wordt afgesloten, zijn de volgende:

De banken in Individuele gegevens. Belgische Federatie van de financiële sector. de banken in individuele gegevens FEBELFIN

Algemene vergadering van Aandeelhouders. 15 mei 2014

AXA Bank in één oogopslag. Augustus 2018

De banken in Individuele gegevens. Belgische Federatie van de financiële sector. de banken in individuele gegevens FEBELFIN

Spaarbank. Est. 1956

VERZEKERINGSMAKELAAR HOUDT STAND! - DISTRIBUTIEKANALEN VAN DE VERZEKERING, CIJFERS 2014 (ASSURALIA)

Bankverzekeren, klantentevredenheid, inkomstendiversifiëring: de kracht van een pertinent businessmodel PERSCONFERENTIE

Crelan: 100 % coöperatief verankerd

Fund Life Opportunity Index

Fund Life Opportunity Index 2

PERSBERICHT HALFJAARRESULTATEN. IMMOBEL kondigt sterke resultaten aan voor het eerste halfjaar van 2014.

AXA Life Protected Millesimo

Toestand op I. Kredietinstellingen. 1. Kredietinstellingen met vergunning in België Kredietinstellingen naar Belgisch recht

COUNTRY PAYMENT REPORT 2015

Bijlage 1 Banken waarmee FAMIFED een overeenkomst afgesloten heeft

Rapport Pag. FINANCIËLE INDICATOREN VAN DE HORECA 2015

Deze groeibeweging is te wijten aan koerswinsten van de onderliggende activa. Fondsen die overwegend beleggen in vastrentende effecten

Themaonderzoek 2011 Winst per aandeel (IAS 33)

De kracht van een pertinente en duurzame strategie PERSCONFERENTIE

AMADE V.Z.W. Blz 1 Lange Gasthuisstraat Antwerpen BALANS NA WINSTVERDELING OP 31 december 2012 ACTIEF

Syllabus. Leerdoelen voor de European Business Competence* Licence, EBC*L Niveau A

Structurele ondernemingsstatistieken

FACTSHEET 23 juli 2013

Luca Pacioli. Portret van Luca Paciolis door Jacopo de Barbari, Luca Bartolomeo de Pacioli was een Italiaans wiskundige.

Strategische review mei 2013

6. Zee- en luchthavens: poorten op Europa en de wereld

Persmededeling vanwege de Argenta Groep

Record aan hypothecair krediet in 2017

Verantwoord krediet voor de autofinanciering. Brussel, 9 januari 2013

205 aspecten en documenten 201 BELGISCHE VERENIGING VAN BANKEN

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2013

PERSBERICHT Argenta Bank- en Verzekeringsgroep nv. Geen stress voor Argenta-cliënten

Toestand op I. Kredietinstellingen. 1. Kredietinstellingen met vergunning in België Kredietinstellingen naar Belgisch recht

Ondernemerschap in Vlaanderen: een vergelijkende, internationale studie

Jaarcijfers Persconferentie. 27 februari 2014

Kredieten en beleggingen blijven groeien

Triodos Bank Private Banking

Hfst 6 : Solvabiliteit

Europese Centrale Bank maakt ons rijker en ongelijker?

Veranderingen in de internationale positie van Nederlandse banken

Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015

ASPECTEN EN DOCUMENTEN

Grafische sector West-Vlaanderen Werkt 2, 2009

Driemaandelijkse beslissing van de Nationale Bank van België inzake het contracyclische Bufferpercentage voor 2019K2: 0%

Fund Oxylife Opportunity 6

C a s e S t u d y E l k o f i n C o n t a c t i n f o r m a t i e

Driemaandelijkse beslissing van de Nationale Bank van België inzake het contracyclische bufferpercentage voor 2019K3: 0,5%

Fundamental Analyser (Bron: Reuters)

Kredietomloop aan ondernemingen bereikt nieuw record

Samenvatting onderzoek: Diversificatiestrategieën van accountantskantoren

Jaarrekening. Innovatieve medicijnen, gericht op het verbeteren. van mensenlevens. Geconsolideerde jaarrekening voor het boekjaar 2017

ASPECTEN EN DOCUMENTEN

53% 47% 51% 54% 54% 53% 49% 0% 25% 50% 75% 100% zeer moeilijk moeilijk komt net rond gemakkelijk zeer gemakkelijk

Stijging toegevoegde waarde in lijn met stijging volumes van 11% Stijging ebitda met meer dan 15% Stijging Resultaat na belasting met meer dan 40%

Fund Life Opportunity Selection 5 Dynamic

Kredietverlening aan Vlaamse ondernemingen

BI CARMIGNAC PATRIMOINE

Primavera Force Talents 1

Lage rentevoeten ondersteunen stijgende vraag naar hypothecaire kredietovereenkomsten in derde trimester

Informatie met betrekking tot de moedervennootschap

Circulation: VERSCHILLEN IN BELGISCH ZAKENMODEL ZIJN KLEIN BANKEN MIKKEN OP WOONKREDIETEN EN VERMOGENSADVIES

PMV: positie onder de Vlaamse investeringsmaatschappijen

Jaarcijfers Persconferentie. 26 februari 2015

Beste uitvoering. Kwaliteit van de uitvoering van de verrichtingen met financiële instrumenten en belangrijkste tegenpartijen.

ABN AMRO Groenbank B.V. ENKELVOUDIGE HALFJAARLIJKSE JAARREKENING VOOR DE PERIODE EINDIGEND OP 30 JUNI 2010

Aan het college van burgemeester en schepenen,

STAAT VAN HET VRIJ VERMOGEN

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2014

We gaan de winstgevendheid van een onderneming analyseren. DOEL: - hoe verliezen oplossen? - financieren met VV vanuit rentabiliteitsstandpunt?

HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN. Halfjaarcijfers per 30 juni Geen accountantscontrole toegepast

WKK-barometer najaar. Zwartzustersstraat 16, bus Leuven

West-Vlaamse bedrijven: fit, gezond en crisisbestendig?

AXA Life Protected Primavera OIT

Groesman International B.V.

Inverko NV boekt een operationele winst in 2013 van ,- en versterkt verder het eigen vermogen. Inverko Polymers B.V. draait beter dan verwacht.

EUROPESE RICHTLIJN BETREFFENDE MARKTEN VOOR FINANCIËLE INSTRUMENTEN (MIFID)

Enkelvoudige jaarrekening

Transcriptie:

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2015 2016 Businessmodellen in de Belgische banksector, in relatie met rendabiliteit en risico Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Handelswetenschappen Jorge Maes onder leiding van Prof. Jos Meir

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2015 2016 Businessmodellen in de Belgische banksector, in relatie met rendabiliteit en risico Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Handelswetenschappen Jorge Maes onder leiding van Prof. Jos Meir

PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. Naam student: Jorge Maes

I. Woord vooraf Voor u ligt de masterproef Businessmodellen in de Belgische banksector, in relatie met rendabiliteit en risico. Deze masterproef is geschreven in het kader van mijn masteropleiding Handelswetenschappen aan de Universiteit van Gent, met als afstudeerrichting Finance and Risk Management. Het onderwerp van deze masterproef situeert zich dan ook in dit vakgebied. Deze masterproef was echter niet tot stand gekomen zonder de medewerking van bepaalde personen. Deze wens ik dan ook allemaal uitvoerig te bedanken. Vooreerst mijn promotor, professor Jos Meir, die mij de mogelijkheid gaf om dit academiejaar toch mijn masterproef te schrijven, nadat ik na de eerste twee selectierondes nog geen onderwerp was toegewezen. Daarnaast hielp mijn promotor mij uitstekend tijdens het schrijven en was hij altijd bereid om mijn vragen te beantwoorden toen ik problemen had of meer uitleg wenste. Verder wil ik ook de mensen bedanken die deze masterproef hebben nagelezen en er nog heel wat fouten hebben uitgehaald, namelijk Wouter Peirlinck, Dieter Bauwens en Conny Vanassche. Tot slot wens ik natuurlijk ook mijn familie, vriendin en vrienden te bedanken voor hun steun wanneer ik deze nodig had, voor hun motiverende woorden en hun eindeloos begrip. Ik wens u veel leesplezier toe. Jorge Maes 1

II. Inhoudsopgave I. Woord vooraf... 1 II. Inhoudsopgave... 2 III. Lijst van gebruikte afkortingen... 4 IV. Lijst van tabellen, grafieken en figuren... 5 V. Businessmodellen in de Belgische banksector, in relatie met rendabiliteit en risico... 6 1. Inleiding... 6 1.1 Situering... 6 1.2 Doelstelling... 7 1.3 Opbouw... 7 2. Onderzoeksvragen... 9 3. Data en methodologie... 10 4. Businessmodellen in de banksector: literatuuroverzicht... 15 5. Resultaten... 18 5.1 Identificatie van de verschillende businessmodellen... 18 5.1.1 Retail banken... 19 5.1.2 Gediversifieerde banken... 20 5.1.3 Handelsbanken... 22 5.1.4 Spaarbanken... 23 5.2 Wijzigingen in de businessmodellen doorheen de tijd... 24 5.3 Relatie tussen rendabiliteit en de verschillende businessmodellen... 27 5.3.1 Return on assets (ROA)... 29 5.3.2 Return on equity (ROE)... 31 5.3.3 Algemeen... 33 5.4 Relatie tussen risico en de verschillende businessmodellen... 34 2

5.4.1 Z-score... 35 5.4.2 Tier 1 (EV/TA)... 38 6. Conclusies en besluit... 42 VI. Lijst van geraadpleegde werken... 45 VII. Bijlagen... 48 Bijlage 1: Voornaamste in België gevestigde banken volgens het balanstotaal (2013)... 48 Bijlage 2: Kredietinstellingen in België (lijst op 31/12/2015)... 50 Bijlage 3: Gegevens gebruikt uit de jaarrekeningen van de kredietinstellingen... 54 3

III. Lijst van gebruikte afkortingen EV TA NBB WCV BCV EER ROA ROE IVA RWA Eigen vermogen Totaal actief Nationale Bank van België Within-cluster variance Between-cluster variance Europees Economische Ruimte Return on assets Return on equity Immateriële vaste activa Risk-weighted assets 4

IV. Lijst van tabellen, grafieken en figuren Tabel 1: Banken in het onderzoek... 11 Tabel 2: Variabelen gebruikt in het onderzoek... 12 Tabel 3: Pseudo-F index... 14 Tabel 4: Beschrijvende variabelen verschillende businessmodellen... 18 Tabel 5: Wijzigingen in businessmodel doorheen de tijd... 27 Tabel 6: Beschrijvende variabelen rendabiliteit... 28 Tabel 7: Overzicht return on assets... 29 Tabel 8: Overzicht return on equity... 32 Tabel 9: Beschrijvende variabelen risico... 35 Tabel 10: Z-score... 36 Tabel 11: Overzicht Z-score per kredietinstelling... 38 Tabel 12: EV/TA... 40 Tabel 13: Overzicht EV/TA... 41 Grafiek 1: Overzicht retail banken... 20 Grafiek 2: Overzicht gediversifieerde banken... 21 Grafiek 3: Overzicht handelsbanken... 23 Grafiek 4: Overzicht spaarbanken... 24 Grafiek 5: Return on assets... 30 Grafiek 6: Return on equity... 33 Figuur 1: Wijzigingen in het businessmodel doorheen de tijd... 25 5

V. Businessmodellen in de Belgische banksector, in relatie met rendabiliteit en risico 1. Inleiding 1.1 Situering Banken zijn niet uit het straatbeeld weg te denken. In elk dorp, gemeente of stad zijn er wel één of meerdere terug te vinden. Iedereen komt er dan ook wel eens mee in contact. Is het niet om geld te sparen op een spaarboekje, dan wel om geld te lenen voor bv. de aankoop van een eigen woning of auto, of om geld te beleggen. Voor al deze zaken kunnen we een beroep doen op de banken. Naargelang eigen ervaringen, financiële situaties, specifieke voorkeuren, enz. kan een keuze gemaakt worden voor één of meerdere banken. De wetgever zelf kent geen banken. Juridisch gezien spreekt men van kredietinstellingen. In de wet van 22 maart 1993 betreffende het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, wordt een kredietinstelling als volgt omschreven: Een Belgische of buitenlandse onderneming waarvan de werkzaamheden bestaan in het van het publiek in ontvangst nemen van gelddeposito's of van andere terugbetaalbare gelden en het verlenen van kredieten voor eigen rekening (Raad van State, 2016). Banken doen dus aan intermediatie, ze zijn een tussenpersoon tussen deze die geld op overschot hebben (en dus willen sparen of beleggen), en deze die geld willen lenen (Febelfin vzw, 2014). Hoe de kredietinstellingen deze intermediatiefunctie precies uitoefenen, hangt af van bank tot bank. Het is hier dat het businessmodel van de bank komt kijken. Dit model zal bepalen op welk segment de bank zich precies zal focussen en waar ze zich specifiek gaat op toeleggen (Ayadi, Arbak, & De Groen, 2010). Het businessmodel kan dan ook worden beschouwd als een middel waarmee de banken hun doelstellingen willen verwezenlijken (Ayadi & De groen, 2014). In deze masterproef zal op dit onderwerp verder worden ingegaan. 6

1.2 Doelstelling Het doel van deze masterproef is om in een eerste fase na te gaan welke de verschillende businessmodellen in de banksector precies zijn. Dit zal gedaan worden aan de hand van een analyse van de reeds bestaande literatuur en van de reeds gedane onderzoeken. Deze onderzoeken zijn quasi allemaal op Europees niveau verricht. Er is echter nog geen enkel onderzoek uitgevoerd naar de businessmodellen specifiek gericht op de Belgische banksector. Op deze lacune probeert deze masterproef gedeeltelijk in te spelen. Dit onderzoek zal enkel uitsluitend gebaseerd zijn op banken die actief zijn in België. Op deze manier kunnen ook kleinere banken worden opgenomen in het onderzoek. Aan de hand van dit onderzoek wordt getracht om een beeld te krijgen van de banksector van één bepaald land. Verder zal er ook geprobeerd worden om na te gaan of er grote verschillen merkbaar zijn tussen de verschillende banken en modellen onderling, dit alles terwijl het onderzoek geografisch is beperkt. 1.3 Opbouw Eerst en vooral wordt er uitgebreid besproken hoe het onderzoek precies werd uitgevoerd. In dit hoofdstuk komt u meer te weten over de banken die in het onderzoek werden opgenomen, over de tijdsperiode van het onderzoek en dergelijke meer. Hierin wordt tevens kort besproken hoe de clusteranalyse werd uitgevoerd en hoe de banken in verschillende businessmodellen werden onderverdeeld. In het volgende hoofdstuk worden de reeds bestaande literatuur en de bestaande onderzoeken grondig onder de loep genomen. Deze onderzoeken worden één voor één besproken en er wordt een antwoord gezocht op de vraag welke de verschillende businessmodellen in de banksector precies zijn. Vervolgens komen we toe aan het onderzoek zelf. Dit onderzoek probeert een antwoord te bieden op de vragen welke de verschillende businessmodellen zijn in de Belgische banksector en hoe deze verschillende modellen onderling met elkaar kunnen vergeleken worden, zowel qua rendabiliteit als op risico. 7

In het eerste puntje van het eigenlijke onderzoek worden de vier businessmodellen elk afzonderlijk uitvoerig besproken. De specifieke kenmerken van een bepaald model worden uitgelicht en er wordt nagegaan welke banken precies tot welk model behoren. Nadien wordt er gekeken of er doorheen de periode van het onderzoek wijzigingen zijn in de businessmodellen van de banken, welke banken er veranderen van businessmodel en tussen welke modellen er wordt geswitcht. Vervolgens wordt er nagegaan wat de relatie is tussen de rendabiliteit en de verschillende businessmodellen. Dit wordt nagegaan aan de hand van de return on assets en de return on equity, beide maatstaven voor de rendabiliteit (Huysman, 2014). Ten slotte wordt ook de risicofactor van de vier businessmodellen geanalyseerd. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de Z-score en de Tier 1-ratio (EV/TA). Beide zijn indicatoren voor het risico waaraan een bank onderhevig is (Ayadi et al., 2010). Afsluitend wordt een algemene conclusie en besluit gegeven, worden de verbeterpunten aangehaald en wordt er een aanzet gegeven tot eventueel verder onderzoek. 8

2. Onderzoeksvragen In deze masterproef wordt een antwoord gezocht op de volgende onderzoeksvragen: Wat zijn de verschillende businessmodellen in de banksector? Tot welke businessmodellen behoren de verschillende Belgische banken? Zijn er verschuivingen tussen de verschillende businessmodellen in de Belgische banksector doorheen de tijd? Is er een relatie tussen de rendabiliteit en de verschillende businessmodellen in België? Is er een relatie tussen het risico waar banken onderhevig aan zijn en de verschillende businessmodellen in België? 9

3. Data en methodologie In België zijn meer dan 90 verschillende kredietinstellingen actief (Nationale Bank van België, 2015). Elk van deze kredietinstellingen heeft zijn eigen specialisaties en specifieke kenmerken en richt zich op een specifiek deel van de markt. Afhankelijk van de grootte van de kredietinstelling, kunnen deze zich op meerdere segmenten tegelijk focussen. De ene bank zal zich bijvoorbeeld manifesteren als spaarbank, terwijl een andere zich eerder zal focussen op het verlenen van kredieten. Dit onderzoek naar de verschillende businessmodellen in de Belgische banksector, werd uitgevoerd voor 23 verschillende banken die tot op heden nog steeds actief zijn op de Belgische markt. Het onderzoek omvat een periode van 10 jaar, namelijk van 2005 tot en met 2014. In totaal betreft het onderzoek dus een analyse van 230 verschillende bankjaren. De banken in het onderzoek werden geselecteerd op basis van het balanstotaal van het boekjaar 2013 (zie bijlage 1) (Febelfin, 2014-2015) en op basis van de beschikbaarheid van gegevens. Aangezien veel banken hun hoofdzetel hebben in een ander land, zijn deze niet verplicht om in België een volledige jaarrekening neer te leggen (Nationale bank van België, 2016). Een geconsolideerde jaarrekening volstaat, maar hieruit zijn te weinig gegevens beschikbaar. Hierdoor werden banken, waar enkel een geconsolideerde jaarrekening van beschikbaar was, niet opgenomen in het onderzoek. Van sommige andere banken werd er geen jaarrekening gevonden, of betrof het een jaarrekening zoals een gewoon bedrijf deze moet indienen. Hieruit konden niet alle benodigde gegevens worden gehaald, waardoor ook deze banken niet opgenomen werden in het onderzoek. Van bepaalde kredietinstellingen waren geen jaarrekeningen terug te vinden voor de volledige periode van het onderzoek. Om een representatief beeld te kunnen geven, werden deze banken dan ook niet onderzocht. 10

Voor de banken opgenomen in het onderzoek (voor een overzicht van alle kredietinstellingen in België, zie bijlage 2), is het belangrijk om te vermelden dat sommige doorheen de laatste 10 jaar onderhevig zijn geweest aan naamsveranderingen, fusies of overnames. In voorkomend geval, is dit bij de desbetreffende bank in tabel 1 ut infra terug te vinden. De jaarrekeningen gebruikt in het onderzoek zijn deze die onder het BTW-nummer van de banken terug te vinden zijn voor een periode van 2005 tot en met 2014 (voor het BTW-nummer, zie bijlage 2) (Nationale Bank van België, 2015). Banken in het onderzoek Vorige naam Tot jaar Argenta Spaarbank AXA Bank Europe AXA Bank Belgium 2006 Banca Monte Paschi Belgio Bank Degroof Petercam Bank Degroof 2014 Bank J. Van Breda & Co Bank Nagelmackers Delta Lloyd Bank 2014 Banque CPH Belfius Bank Dexia Bank België 2011 Beobank NV Citibank Belgium 2010 Beroepskrediet Crédit Professionel BNP Paribas Fortis Fortis Bank 2011 Bpost Bank Bank van de Post 2012 CBC Banque Crelan Landbouwkrediet 2012 Delen Private Bank Bank Delen 2014 Europabank ING Belgique SA KBC Bank NV Keytrade Bank Record Banque SA Santander Benelux Société Générale Private Banking SG De Maertelaere 2005 VDK Spaarbank Tabel 1: Banken in het onderzoek 11

Het onderzoek werd gevoerd gebruikmakend van de jaarrekeningen van deze kredietinstellingen. Deze jaarrekeningen zijn terug te vinden via de balanscentrale van de NBB (Nationale Bank van België, 2016). Aan de hand van verschillende variabelen die terug te vinden zijn in de balans en de resultatenrekening, werden de verschillende businessmodellen geïdentificeerd en beoordeeld. Een volledig overzicht van de verschillende variabelen die doorheen het onderzoek werden gebruikt, is terug te vinden in de tabel ut infra. Variabele Gemiddelde Standaardafwijking Minimum Maximum Financiële activiteiten Consumentendeposito s (% TA) 0,297 0,235 0,000 0,827 Consumentenkredieten (% TA) 0,425 0,249 0,002 0,925 Handelsactiva (% TA) 0,295 0,223 0,000 0,935 Leningen aan kredietinstellingen (% TA) 0,181 0,200 0,006 0,868 Schulden aan kredietinstellingen (% TA) 0,161 0,172 0,000 0,891 Eigen vermogen (% TA) 0,065 0,051 0,012 0,589 Rendabiliteit Return on assets (ROA) 0,007 0,010-0,042 0,064 Return on equity (ROE) 0,107 0,178-1,582 0,686 Risico Z-Score 25,946 23,486 1,502 132,243 Tier 1 (EV/TA) 0,065 0,051 0,012 0,589 Tabel 2: Variabelen gebruikt in het onderzoek Aan de hand van een clusteranalyse (= het classificeren of groeperen in clusters of klassen van objecten op basis van hun kenmerken (Meir, 2015)) wordt getracht om de verschillende modellen te identificeren (Ayadi et al., 2010). Het idee hierachter is dat er wordt vanuit gegaan dat banken binnen één cluster gelijkaardige beleidsbeslissingen nemen omtrent de samenstelling van hun activa en passiva op de balans (Roengpitya, Tarashev, & Tsatsaronis, 2014). Om het optimale aantal clusters of businessmodellen te bekomen zijn twee zaken van groot belang. De variantie tussen de clusters moet zo groot mogelijk zijn, terwijl de variantie binnen de clusters zelf zo klein mogelijk moet worden gehouden (Ayadi et al., 2010). 12

De clusteranalyse in dit onderzoek wordt uitgevoerd aan de hand van zes verschillende variabelen. Consumentendeposito s (Spaargelden/spaardeposito s), als % van het totale actief Consumentenkredieten (Vorderingen op cliënten), als % van het totale actief Handelsactiva (Obligaties en andere vastrentende effecten & aandelen en andere niet-vastrentende effecten), als % van het totale actief Leningen aan kredietinstellingen (Vorderingen op kredietinstellingen), als % van het totale actief Schulden aan kredietinstellingen (Schulden bij kredietinstellingen), als % van het totale actief Eigen vermogen, als % van het totale actief Al deze gegevens zijn terug te vinden in de jaarrekeningen van de verschillende banken (zie tussen haakjes voor de precieze omschrijving op de balans). Het is belangrijk om variabelen te selecteren waarover de banken een directe invloed hebben (Ayadi et al., 2010). Om die reden worden rentewinsten bijvoorbeeld niet opgenomen in de clusteranalyse, aangezien deze afhankelijk zijn van de economie en niet van de banken zelf. Gebruikmakend van het econometrische software pakket Stata werden de verschillende bankjaren toegewezen aan een bepaalde cluster. Om deze clusters te vormen, werden de verschillende observaties eerst aan elkaar gekoppeld door middel van wardslinkage (Stata, 2016). Vervolgens werd de clusteranalyse uitgevoerd. Om het optimale aantal clusters te bepalen, werd gebruik gemaakt van Calinski & Harabasz s (1974) Pseudo-F index. Deze index is een schatting van de ratio van de variantie tussen de clusters en de variantie binnen de clusters (WCV/BCV) (Wilkonson, Engelman, Corter, & Coward, 2016). Het aantal clusters met de hoogste Pseudo-F Index toont de optimale onderverdeling voor het betreffende onderzoek. Voor dit onderzoek betekent dit dat vier clusters optimaal zijn, met een Pseudo-F index van 151,23 (zie tabel 3 ut infra). 13

Aantal clusters Calinski/Harabasz Pseudo-F Index 2 81,39 3 136,06 4 151,23 5 139,29 6 133,20 7 139,54 8 144,47 9 143,62 10 137,97 11 133,79 12 131,56 13 128,98 14 125,96 15 123,39 Tabel 3: Pseudo-F index Het is belangrijk om te vermelden dat de clusteranalyse geen exacte wetenschap is (Ayadi & De Groen, 2015). De toewijzing van een bepaalde bank in een specifiek jaar aan een bepaalde cluster, is sterk afhankelijk van de variabelen waarmee de clusteranalyse is uitgevoerd, van de banken die in het onderzoek zijn opgenomen en van de methode die wordt gebruikt om de clusters te bepalen. 14

4. Businessmodellen in de banksector: literatuuroverzicht Naar de verschillende businessmodellen in de banksector werd in het verleden al heel wat onderzoek verricht. De resultaten in de verschillende studies zijn echter niet éénduidig. Het aantal businessmodellen varieert van drie tot vijf, naargelang de studie. Hieronder worden de verschillende studies en businessmodellen nader toegelicht. Ayadi, Arbak & De Groen analyseerden 26 belangrijke banken uit de Europese Unie over een periode van 4 jaar, namelijk van 2006 tot en met 2009 (Ayadi et al., 2010). Via hun clusteranalyse kwamen ze tot het besluit dat drie verschillende businessmodellen het beste waren voor hun onderzoek. Deze modellen waren de volgende: Retail banken Investment of investeringsbanken Wholesale of groothandelsbanken Retail banken, ook wel traditionele banken genoemd, zijn banken die zich vooral focussen op het omzetten van consumentendeposito s in leningen aan gezinnen en bedrijven. Dit type businessmodel heeft in vergelijking met de andere twee minder activiteiten op de financiële markt en minder intermediatie met andere banken. Investeringsbanken daarentegen focussen zich vooral op deze financiële activiteiten en investeren veel meer dan de andere modellen in allerhande financiële activa. Groothandelsbanken beleggen hun geld dan weer vooral bij andere banken en financieren zich ook bij andere banken. Dit type van kredietinstellingen probeert zijn activiteiten in grote mate te beperken tot het land waarin het actief is. Ook Roengpitya, Tarashev en Tsatsasonis hebben studie gedaan naar de verschillende businessmodellen in de banksector (Roengpitya et al., 2014). In hun studie onderzochten ze 222 banken uit 34 verschillende landen gedurende een periode van acht jaar, tussen 2005 en 2013. Net als in de studie van Ayadi, Arbak & De Groen (Ayadi et al., 2010) was ook bij hen het resultaat dat drie businessmodellen het beste waren: Retail-funded of retail banken Trading bank of handelsbanken Wholesale-funded of groothandelsbanken 15

Deze drie businessmodellen lagen sterk in lijn met de resultaten bekomen door Ayadi, Arbak & De Groen. Toch waren er ook enkele verschillen op te merken. Zo waren de banken die ondergebracht werden in de categorie handelsbank het meest actief in de interbankenmarkt, terwijl dit type banken in de voorgaande studie ondergebracht werd onder de groothandelsbanken. Qua activa op de balans neigde deze categorie echter naar de investeringsbanken, daar de handelsbanken ongeveer de helft van hun activa aanhielden in verhandelbare effecten. Ayadi & De Groen brachten in 2014 een Banking Business Models Monitor uit (Ayadi et al., 2014). In dit rapport gebruikten ze dezelfde werkwijze als in hun studie uit 2010. Deze keer werden echter veel meer banken opgenomen in het onderzoek: 147 banken uit Europa, die in totaal meer dan 80% van de totale activa uit de Europese banksector bezaten. Ook de tijdsperiode werd aanzienlijk uitgebreid, met data van 2006 tot en met 2013. Waar in hun vorige studie drie businessmodellen de hoogste pseudo-f index opleverde, was dit in deze studie niet het geval. In dit onderzoek kwamen ze aan de hand van de clusteranalyse tot vier businessmodellen, één meer dus dan in de voorgaande studies. Deze businessmodellen waren de volgende: Focused retail of gefocuste retail banken Diversified retail of gediversifieerde retail banken Investment of investeringsbanken Wholesale of groothandelsbanken Deze studie verdeelde de retail banken in twee verschillende categorieën, namelijk gefocuste retail banken en gediversifieerde retail banken. Het verschil tussen de beide categorieën zat hem vooral in de wijze van financiering. Gediversifieerde retail banken gebruikten een grotere waaier aan financieringsbronnen en waren in tegenstelling tot gefocuste retail banken meer afhankelijk van schuldfinanciering. Gefocuste retail banken rekenden daarentegen vooral op consumentendeposito s. 16

In 2015 brachten Ayadi & De Groen een vervolg uit op hun Banking Business Models Monitor uit 2014 (Ayadi et al., 2015). Deze uitgave was de meest uitgebreide studie op dat moment. Het onderzoek betrof 2528 banken en dochterondernemingen uit de EER en Zwisterland. Deze kredietinstellingen bezaten samen meer dan 95% van de totale activa in de banksector op het einde van 2014. Het onderzoek bestreek een periode van 10 jaar, van 2005 tot en met 2014. Deze keer kwamen ze tot de conclusie dat er een onderscheid was tussen vijf verschillende businessmodellen: Focused retail of gefocuste retail banken Diversified retail type 1 of gediversifieerde retail eerste type Diversified retail type 2 of gediversifieerde retail tweede type Investment of investeringsbanken Wholesale of groothandelsbanken In tegenstelling tot hun studie in 2014, splitsten ze de gediversifieerde retail banken op in twee verschillende types. Deze types hadden een grotere waaier aan financieringsbronnen dan de gefocuste retail banken, maar verschilden onderling ook ietwat. Waar het eerste type zich toch nog grotendeels focuste op consumentendeposito s, was het ook deels afhankelijk van financiering bij andere banken en schuldfinanciering. Type twee daarentegen focuste zich vooral op deze schuldfinanciering, zonder ook de consumentendeposito s uit het oog te verliezen. Uit de reeds verrichte onderzoeken, kan algemeen de conclusie getrokken worden dat er drie grote soorten businessmodellen bestaan in de banksector: retail banken, investeringsbanken en groothandelsbanken. Alle drie de categorieën spitsen zich toe op bepaalde activiteiten, die onderling sterk uiteenlopend zijn. Zo ligt de focus van de retail banken vooral op het aantrekken van consumentendeposito s, om deze vervolgens te kunnen omzetten in leningen aan zowel bedrijven als particulieren. Binnen de categorie van de retail banken kan nog een verder onderscheid gemaakt worden tussen gefocuste en gediversifieerde retail banken. Naargelang hun manier van financieren kunnen de gediversifieerde retail banken op hun beurt nog eens onderverdeeld worden in twee modellen. Investeringsbanken zijn dan weer vooral gericht op de financiële markten. Groothandelsbanken als laatste focussen zich vooral op de intermediatie met andere banken. 17

5. Resultaten 5.1 Identificatie van de verschillende businessmodellen Aan de hand van de clusteranalyse beschreven in hoofdstuk 3, data en methodologie, werd bekomen dat vier clusters optimaal waren voor dit onderzoek. De beschrijvende variabelen voor de vier clusters zijn weergegeven in tabel 4 ut infra. Het blijft belangrijk om te vermelden dat deze clusteranalyse geen exacte wetenschap is (Ayadi et al., 2015). Indien er andere banken of variabelen in het onderzoek zouden gebruikt zijn, dan zou het mogelijk kunnen zijn dat de verschillende clusters er anders zouden uitzien. Hiermee rekening houdend kunnen de vier modellen als volgt benoemd worden: retail banken, gediversifieerde banken, handelsbanken en spaarbanken. In wat volgt worden de verschillende businessmodellen uitgebreid besproken. Consumenten- Consumenten- Handels- Leningen Schulden EV/TA deposito s kredieten activa aan KI aan KI Model 1 Gemiddelde 52,521% 62,692% 25,310% 7,827% 5,700% 5.896% Retail banken (68 obs.) Std. afwijking Minimum Maximum 0,139 26,018% 82,742% 0,135 32,882% 92,526% 0,165 0,021% 58,888% 0,058 0,705% 24,493% 0,053 0,000% 26,688% 0,027 1,888% 12,138% Model 2 Gemiddelde 16,729% 50,179% 24,259% 13,791% 19,788% 5,925% Gediv. banken (99 obs.) Std. afwijking Minimum Maximum 0,119 0,000% 51,302% 0,145 27,226% 86,397% 0,085 3,453% 42,740% 0,095 0,589% 41,687% 0,117 0,312% 51,402% 0,031 1,155% 15,045% Model 3 Gemiddelde 4,442% 10,540% 14,410% 54,832% 34,151% 10,572% Handelsbanken (37 obs.) Std. afwijking Minimum Maximum 0,105 0,000% 38,990% 0,080 0,163% 32,844% 0,104 2,257% 38,174% 0,223 11,667% 86,816% 0,274 0,754% 89,137% 0,100 2,446% 58,874% Model 4 Gemiddelde 55,122% 6,200% 81,599% 8,886% 3,898% 4,152% Spaarbanken (26 obs.) Std. afwijking Minimum Maximum 0,112 29,958% 70,339% 0,071 0,993% 25,516% 0,083 63,586% 93,492% 0,082 1,372% 33,047% 0,045 0,002% 13,645% 0,023 2,230% 8,693% Alle Gemiddelde 29,674% 42,530% 29,467% 18,076% 16,137% 6,464% banken (230 obs.) Std. afwijking Minimum Maximum 0,235 0,000% 82,742% 0,249 0,163% 92,526% 0,223 0,021% 93,492% 0,200 0,589% 86,816% 0,172 0,000% 89,137% 0,051 1,155% 58,874% Tabel 4: Beschrijvende variabelen verschillende businessmodellen 18

5.1.1 Retail banken Model 1, of de zogenoemde retail banken, bevat 68 bankjaar observaties. In essentie gebruiken deze banken consumentendeposito s om kredieten te verlenen aan gezinnen en bedrijven. Dit blijkt uit hun relatief hoog percentage aan consumentendeposito s (52,521%) en consumentenkredieten (62,692%) in vergelijking met de andere businessmodellen. Deze banken hebben weinig activiteiten met andere banken, wat ook blijkt uit hun lage percentages van leningen aan kredietinstellingen (7,827%) en schulden aan kredietinstellingen (5,700%). Een uitgebreide vergelijking tussen dit businessmodel en alle banken in het onderzoek is grafisch weergegeven in grafiek 1 ut infra. Volgende banken behoren tot dit businessmodel: Argenta Spaarbank (2005 2014) AXA Bank Europe (2007, 2009, 2012) Bank Nagelmackers (2005 2010) Banque CPH (2005 2014) Beobank NV (2005 2014) Beroepskrediet Crédit Professionel (2014) Crelan (2013 2014) Europabank (2005 2009, 2011 2014) Record Banque SA (2005 2007, 2010, 2012 2014) VDK Spaarbank (2011 2014) 19

Grafiek 1: Overzicht retail banken 5.1.2 Gediversifieerde banken Model 2, of de gediversifieerde banken, bestaat uit 99 bankjaar observaties. Deze cluster bevat veruit de meeste banken in het onderzoek. De andere clusters zijn veel kleiner en daardoor ook homogener. De banken opgenomen in deze cluster houden zich bezig met alle verschillende takken en springen nergens echt bovenuit. Vandaar dat ze ook de naam gediversifieerde banken meekrijgen. Tussen de banken onderling zijn ook grote verschillen vast te stellen. Zo hebben sommige banken, zoals Bank Degroof Petercam en Crelan, helemaal geen consumentendeposito s, terwijl bij andere banken toch 20% tot 30% van hun balanstotaal uit consumentendeposito s is opgebouwd. Het gemiddelde aantal consumentendeposito s (16,729%) ligt voor deze cluster echter nog veel lager dan het gemiddelde voor alle banken (29,674%). Betreffende de andere variabelen opgenomen in het onderzoek, merken we dat de gemiddelden dicht aanleunen bij de gemiddelde waarden voor alle banken. Dit is ook duidelijk te zien in grafiek 2 ut infra. Dit in vergelijking met de andere businessmodellen, waar de waarden voor de verschillende variabelen sterker verschillen van de gemiddelde waarde. 20

In deze cluster zijn de vier grootbanken die actief zijn in België (Belfius Bank, BNP Paribas Fortis, ING Belgique SA en KBC Bank NV) opgenomen (BELGA, 2014). Deze banken zijn alle vier voor de volledige looptijd van het onderzoek in dit model ondergebracht, en veranderen niet van model doorheen de periode van het onderzoek. Verder zijn ook nog enkele kleinere banken onder dit businessmodel ingedeeld. In totaal zijn 15 van de 23 banken die werden onderzocht, minstens één jaar opgenomen in deze cluster. AXA Bank Europe (2005 2006, 2008, 2010 2011, 2013 2014) Banca Monte Paschi Belgio (2005 2014) Bank Petercam Degroof (2006 2014) Bank J. Van Breda & Co (2005 2014) Bank Nagelmackers (2011 2014) Belfius Bank (2005 2014) BNP Paribas Fortis (2005 2014) CBC Banque (2005 2008) Crelan (2005 2012) Europabank (2010) ING Belgique SA (2005 2014) KBC Bank NV (2005 2014) Record Banque SA (2008 2009, 2011) Santander Benelux (2005) Société Générale Private Banking (2013 2014) Grafiek 2: Overzicht gediversifieerde banken 21

5.1.3 Handelsbanken Model 3, of de handelsbanken, omvat 37 bankjaar observaties. Deze banken beleggen hun gelden vooral bij andere kredietinstellingen en financieren zich ook bij andere banken. Dit blijkt uit hun relatief hoog percentage leningen aan kredietinstellingen (54,832%) en schulden aan kredietinstellingen (34,151%). De handelsbanken houden ook nauwelijks consumentendeposito s aan. Enkel Société Générale is voor de jaren 2009 tot en met 2012 een uitzondering hierop. Ook de kredieten die handelsbanken verlenen aan gezinnen en bedrijven, liggen met gemiddeld 10,540% van het balanstotaal beduidend lager dan de andere banken. Verder houden de handelsbanken bijna dubbel zoveel eigen vermogen aan dan de andere businessmodellen (10,572% in vergelijking met 6,464% voor alle banken). Dit kan deels verklaard worden door de hoge waarden van Santander Benelux in de jaren 2006 tot en met 2008. Wanneer met deze bankjaren echter geen rekening wordt gehouden, bedraagt het gemiddelde eigen vermogen voor dit model 8,049%, wat nog altijd anderhalf procent hoger is dan het gemiddelde voor alle banken. Een volledige vergelijking tussen dit model en alle banken uit het onderzoek is terug te vinden in grafiek 3 ut infra. Vijf verschillende banken behoren één of meerdere bankjaren tot dit businessmodel: Bank Degroof Petercam (2005) Beroepskrediet Crédit Professionel (2005 2013) Delen Private Bank (2005 2014) Santander Benelux (2006 2014) Société Générale Private Banking (2005 2012) 22

Grafiek 3: Overzicht handelsbanken 5.1.4 Spaarbanken Model 4, of de spaarbanken, bevat 26 bankjaar observaties en zijn hiermee de kleinste groep binnen het onderzoek. Deze banken hebben enkele specifieke kenmerken. Zo beschikken de spaarbanken over heel wat consumentendeposito s. Met meer dan 55% van het balanstotaal hebben deze banken het hoogste gemiddelde van de vier modellen. Ook de retail banken beschikken over een groot deel aan consumentendeposito s. Deze deposito s worden dan omgezet in kredieten aan gezinnen en bedrijven. Bij de spaarbanken is dit niet het geval. Deze banken zorgen nauwelijks voor kredietverlening aan gezinnen en bedrijven. In tegenstelling tot de retail banken, beleggen ze deze deposito s grotendeels. Dit wordt duidelijk weergegeven door het grote aantal handelsactiva op de balans. Waar het gemiddelde voor alle banken een kleine 30% bedraagt, ligt het gemiddelde voor de spaarbanken met 81,599% meer dan 2,5 keer zo hoog. Verder hebben de handelsbanken weinig intermediatie met andere kredietinstellingen, wat duidelijk blijkt uit hun lage percentages van leningen en schulden aan kredietinstellingen. Een volledige vergelijking met de andere banken is terug te vinden in grafiek 4 ut infra. 23

Dit businessmodel is het kleinste van de vier modellen. Slechts drie banken houden dit businessmodel aan: Bpost Bank (2005 2014) Keytrade Bank (2005 2014) VDK Spaarbank (2005 2010) Grafiek 4: Overzicht spaarbanken 5.2 Wijzigingen in de businessmodellen doorheen de tijd In punt 5.1 werd per businessmodel besproken welk bankjaar tot het desbetreffende model behoort. Sommige banken veranderden echter van businessmodel doorheen de periode van het onderzoek. Een duidelijk overzicht van de veranderingen tussen de verschillende modellen is terug te vinden in figuur 1 ut infra. 24

Figuur 1: Wijzigingen in het businessmodel doorheen de tijd Van de 68 retail banken, bleven 91% retail banken in het daaropvolgende jaar. 9% switchte zijn businessmodel naar de gediversifieerde banken. Geen enkele retail bank veranderde zijn businessmodel naar een handelsbank of een spaarbank. Ook bij de gediversifieerde banken, veruit de grootste groep binnen het onderzoek, waren er wijzigingen doorheen de periode van het onderzoek. Van de 99 gediversifieerde banken, behielden er 90 (of 91%) dit businessmodel in het daaropvolgende jaar. 8% veranderde van een gediversifieerde bank naar een retail bank, terwijl 1% een handelsbank werd. Geen enkele gediversifieerde bank veranderde zijn model naar een spaarbank. Van de 37 handelsbanken, bleven 92% dit model aanhouden in het volgende jaar. 5% veranderde zijn businessmodel van een handelsbank naar een gediversifieerde bank, de overige 3% werd een retail bank. Geen enkele handelsbank wijzigde zijn businessmodel naar dat van een spaarbank. 25

De spaarbanken, met slechts 26 bankjaren veruit de kleinste groep in het onderzoek, waren de banken die het meest bij hun businessmodel bleven. 96% van de spaarbanken behield namelijk dit model, terwijl slechts 4% zijn model wijzigde in dat van een retail bank, het businessmodel dat er het dichtst bij aanleunt. Geen enkele spaarbank wijzigde zijn model naar een gediversifieerde bank of een handelsbank. Figuur 1 toont aan dat meer dan 90% van de banken in het volgende bankjaar hetzelfde businessmodel aanhield. De meeste wijzigingen vonden plaats tussen de retail banken en de gediversifieerde banken. Verder valt ook op dat geen enkele bank zijn businessmodel veranderde naar een spaarbank. Doordat slechts één bank zijn model wijzigde, is dit businessmodel het meest standvastige in dit onderzoek. 12 van de 23 banken, opgenomen in het onderzoek, veranderde zijn businessmodel niet doorheen de 10 jaar waarop het onderzoek was gebaseerd. Bij 11 banken waren er dus wel wijzigingen doorheen de jaren. In tabel 5 ut infra worden alle veranderingen in de businessmodellen weergegeven. 26

Jaar Oud businessmodel Nieuw businessmodel AXA Bank Europe 2007 Gediversifieerde bank Retail bank AXA Bank Europe 2008 Retail bank Gediversifieerde bank AXA Bank Europe 2009 Gediversifieerde bank Retail bank AXA Bank Europe 2010 Retail bank Gediversifieerde bank AXA Bank Europe 2012 Gediversifieerde bank Retail bank Bank Petercam Degroof 2006 Handelsbank Gediversifieerde bank Bank Nagelmackers 2011 Retail bank Gediversifieerde bank Beroepskrediet - Crédit Professionel 2014 Handelsbank Retail bank CBC Banque 2009 Gediversifieerde bank Retail bank Crelan 2013 Gediversifieerde bank Retail bank Europabank 2010 Retail bank Gediversifieerde bank Europabank 2011 Gediversifieerde bank Retail bank Record Banque SA 2008 Retail bank Gediversifieerde bank Record Banque SA 2010 Gediversifieerde bank Retail bank Record Banque SA 2011 Retail bank Gediversifieerde bank Record Banque SA 2012 Gediversifieerde bank Retail bank Santander Benelux 2006 Gediversifieerde bank Handelsbank Société Générale Private Banking 2013 Handelsbank Gediversifieerde bank VDK Spaarbank 2011 Spaarbank Retail bank Tabel 5: Wijzigingen in businessmodel doorheen de tijd Vooral AXA Bank Europe en Record Banque SA veranderden enkele keren van businessmodel, en veranderden hun model van een retail bank naar een gediversifieerde bank en omgekeerd. Bij de overige banken was de verandering meestal éénmalig, en behielden ze hun nieuw businessmodel in de daaropvolgende jaren. 5.3 Relatie tussen rendabiliteit en de verschillende businessmodellen De rendabiliteit, of kortweg de winstgevendheid, toont aan hoeveel de kredietinstelling uit haar activiteiten overhoudt. De beoordeling van de rendabiliteit kan vanuit verschillende invalshoeken gebeuren. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van twee ratio s waarmee een goed zicht kan verkregen worden op de rendabiliteit van de banken: Return on assets (ROA) en Return on equity (ROE). 27

De rendabiliteit van het totaal vermogen, of de return on assets, drukt de winst van de kredietinstelling uit als percentage van het totale vermogen. Deze ratio heeft een indicatie over hoe efficiënt de activa worden aangewend om winst te genereren (Investopedia, 2016). De rendabiliteit van het eigen vermogen, of de return on equity, drukt de winst van de kredietinstelling uit als percentage van het eigen vermogen. Deze ratio meet het vermogen van de kredietinstellingen om winst te genereren uit haar eigen vermogen, of met andere woorden, hoeveel winst een kredietinstelling genereert uit het geld dat de aandeelhouders hebben geïnvesteerd (Investopedia, 2016). Return on assets Return on equity Retail banken Gemiddelde 0,527% 9,678% (68 obs.) Std. afwijking 0,006 0,092 Minimum -1,683% -17,436% Maximum 2,170% 33,313% Gediv. banken Gemiddelde 0,541% 7,297% (99 obs.) Std. afwijking 0,010 0,201 Minimum -4,240% -158,228% Maximum 6,401% 43,227% Handelsbanken Gemiddelde 1,480% 18,623% (37 obs.) Std. afwijking 0,016 0,219 Minimum -0,496% -12,301% Maximum 5,784% 68,571% Spaarbanken Gemiddelde 0,547% 15,156% (26 obs.) Std. afwijking 0,005 0,138 Minimum 0,003% 0,114% Maximum 1,649% 47,885% Alle banken Gemiddelde 0,689% 10,711% Std. afwijking 0,010 0,178 Minimum -4,240% -158,228% Maximum 6,401% 68,571% Tabel 6: Beschrijvende variabelen rendabiliteit 28

5.3.1 Return on assets (ROA) Return on assets = winst (verlies) van het boekjaar totaal activa De return on assets drukt de winst van de kredietinstelling uit als percentage van het totale actief of vermogen (Investopedia, 2016). Het is duidelijk te zien dat de economische crisis een impact had op de winstgevendheid van de banken in België. In 2008 lag de ROA van alle vier de businessmodellen beduidend lager dan het jaar voordien (zie tabel 7 ut infra). In 2009 herstelden alle modellen zich ietwat, een trend die zich doorzette in 2010. In 2010 zakte enkel de ROA van de retail banken, bij de overige businessmodellen nam deze toe. In 2011 scoorden de retail banken dan weer beduidend beter dan de overige modellen. Gedurende de laatste drie jaar van het onderzoek bleef de ROA van de retail banken, de gediversifieerde banken en de spaarbanken ongeveer gelijk. Enkel de handelsbanken deden het beduidend beter. Bij deze banken nam de ROA elk jaar met ongeveer 1% toe. 2005 2006 2007 2008 2009 Retail banken 0,856% 0,807% 0,412% 0,195% 0,421% Gediv. banken 0,643% 0,844% 1,193% -0,019% 0,125% Handelsbanken 1,146% 1,314% 1,714% 0,673% 1,183% Spaarbanken 0,736% 0,870% 0,911% 0,312% 0,446% 2010 2011 2012 2013 2014 Retail banken 0,250% 0,605% 0,549% 0,587% 0,538% Gediv. banken 0,629% 0,343% 0,545% 0,627% 0,582% Handelsbanken 1,656% 1,351% 1,493% 2,105% 3,163% Spaarbanken 0,557% 0,316% 0,301% 0,398% 0,344% Tabel 7: Overzicht return on assets 29

In grafiek 5 ut infra worden deze trends visueel weergegeven. In deze grafiek is duidelijk te zien dat de handelsbanken beduidend beter scoorden op deze ratio dan de andere modellen. Tijdens de eerste jaren van het onderzoek was het verschil tussen de handelsbanken en de andere zakenmodellen niet al te groot. Waar na de bankencrisis in 2008 de ROA bij zowel de retail banken, de gediversifieerde banken als de spaarbanken ongeveer gelijk bleef gedurende de periode van 2010 tot en met 2014, nam de ROA van de handelsbanken gestaag toe tot meer dan 3%. Verder valt ook op dat de return on assets van de gediversifieerde banken in 2008 gemiddeld gezien negatief was. Dit kwam vooral door het slechte cijfer van BNP Paribas Fortis. In 2008 maakte BNP Paribas Fortis een verlies van meer dan 20 miljard euro. Met een totaal actief van iets meer dan 475 miljard euro, zorgde dit voor een ROA van -4,230%. Ook KBC had een negatieve ROA in 2008 (-0,320%), de andere gediversifieerde banken hadden een ROA die niet veel hoger lag dan 0%. Dit alles zorgde ervoor dat de ROA van dit model in 2008 globaal gezien negatief was. Grafiek 5: Return on assets 30

5.3.2 Return on equity (ROE) Return on equity = winst (verlies) van het boekjaar eigen vermogen De return on equity drukt de winst van de kredietinstelling uit als percentage van het eigen vermogen (Investopedia, 2016). Het is ook hier gemakkelijk te zien dat de crisis zijn impact heeft gehad op de winstgevendheid van de Belgische banken. In 2008 lag de ROE van alle vier de modellen beduidend lager dan de jaren voordien, een trend die zich ook voordeed bij de ROA, wat niet onlogisch is aangezien beide ratio s met elkaar in verband staan. Vanaf 2009 herstelden de businessmodellen zich. De ROE van de retail banken bleef nagenoeg gelijk tijdens de periode van 2009 tot en met 2014. De gediversifieerde banken, die met een ROE van meer dan -8% heel slecht scoorden in 2008, herstelden zich, al kenden ze in 2011 nog een moeilijk jaar met een ROE van slechts 2,455%. In de jaren nadien stabiliseerde de ROE van de gediversifieerde banken zich rond 7%. De handelsbanken scoorden het best op deze ratio. In de jaren volgend op de crisis herstelden ze zich meteen, en schommelde hun ROE rond 20%. Gedurende de laatste twee jaren van het onderzoek steeg hun ROE zelfs boven 25%. De spaarbanken als laatste hadden met iets meer dan 10% de hoogste ROE in 2008. In de jaren daaropvolgend steeg hun ROE eerst nog, maar gedurende de laatste jaren stabiliseerde hun ROE rond de 11-12%. 31

2005 2006 2007 2008 2009 Retail banken 16,8239% 13,3444% 7,5893% 5,2865% 7,6183% Gediv. banken 14,8102% 18,1299% 15,7955% -8,5366% 1,3843% Handelsbanken 18,2932% 19,4242% 21,5499% 6,1572% 15,0809% Spaarbanken 13,9687% 18,0375% 21,6951% 10,8855% 16,1241% 2010 2011 2012 2013 2014 Retail banken 6,1245% 9,8677% 9,5240% 10,5002% 9,7857% Gediv. banken 9,6776% 2,4547% 7,2547% 6,8846% 7,4347% Handelsbanken 20,8844% 20,9036% 19,0721% 23,2144% 26,9806% Spaarbanken 18,0387% 11,9057% 10,8174% 13,6356% 12,5399% Tabel 8: Overzicht return on equity In grafiek 6 ut infra is duidelijk te zien dat de handelsbanken op deze ratio beter scoorden dan de andere modellen, gevolgd door de spaarbanken, al lag de ROE van deze banken niet veel hoger dan de ROE van de andere twee businessmodellen. De gediversifieerde banken hebben over de gehele periode de laagste ROE. Dit komt door twee factoren, enerzijds een lager percentage eigen vermogen en anderzijds een winst die kleiner is dan deze van de andere modellen (in functie van hun totaal actief, want het is onmogelijk om de winst van een kredietinstelling met een totaal actief van 5 miljoen euro te gaan vergelijken met een kredietinstelling met een totaal actief van 400 miljoen euro). De retail banken lagen hier wat tussenin. Hun ROE lag vanaf 2007 niet erg hoog, maar deze banken waren wel het meest stabiel, gezien over de gehele periode. 32

Grafiek 6: Return on equity 5.3.3 Algemeen Wanneer er gekeken wordt naar beide ratio s samen, dan kunnen er meerdere gelijkenissen worden vastgesteld. Als er puur naar de ratio s zelf wordt gekeken, dan valt duidelijk op dat de handelsbanken over het algemeen het meest rendabel zijn gedurende de periode van het onderzoek. De ratio s van de andere modellen liggen dicht bij elkaar, al ligt de ROE van de spaarbanken wel hoger dan deze van de retail banken en de gediversifieerde banken. Als de vergelijking wordt gemaakt met de jaren voorafgaand aan de crisis (2005 tot 2007) en de jaren erna, dan is te zien dat enkel de handelsbanken zich volledig hebben hersteld, en ratio s halen die zelfs hoger liggen dan de jaren voor de crisis. De andere modellen halen deze ratio s niet meer. Claerhout (2015) stelt dat dit onder meer komt door een krimpende rentemarge, stijgende kosten en de hoge banktaksen. 33

De rente-inkomsten zijn gemiddeld goed voor zo n 75 tot 80 procent van de omzet. Aangezien de rente op een historisch laag peil staat en bijna niet meer verder kan zakken, dalen de inkomsten van de banken hieruit, wat nefast is voor hun rendabiliteit. Verder zijn de kosten van de Belgische banken aan de hoge kant. In vergelijking met andere Europese landen behoort de kosten/inkomsten-ratio tot de hoogste van Europa. Daarenboven komen ook nog eens een pak belastingen. Gemiddeld een kwart van de nettowinst gaat naar banktaksen (Claerhout, 2015). 5.4 Relatie tussen risico en de verschillende businessmodellen In de volgende paragraaf wordt nagegaan welke banken het risicovolst zijn gedurende de 10 jaar van het onderzoek. Om de relatie tussen het risico en de verschillende businessmodellen te onderzoeken, wordt gebruik gemaakt van 2 variabelen, namelijk de Z- score en de Tier 1-ratio (EV/TA). Beide variabelen geven een goede indicatie van het risico van de verschillende modellen en worden hierna uitgebreid besproken. 34

Z-score EV/TA Retail banken Gemiddelde 37,403 5.896% (68 obs.) Std. afwijking 33,471 0,027 Minimum 9,370 1,888% Maximum 132,243 12,138% Gediv. Banken Gemiddelde 20,975 5,925% (99 obs.) Std. afwijking 15,951 0,031 Minimum 1,502 1,155% Maximum 70,072 15,045% Handelsbanken Gemiddelde 21,414 10,572% (37 obs.) Std. afwijking 16,555 0,100 Minimum 5,936 2,446% Maximum 94,216 58,874% Spaarbanken Gemiddelde 21,359 4,152% (26 obs.) Std. afwijking 10,143 0,023 Minimum 7,468 2,230% Maximum 36,133 8,693% Alle banken Gemiddelde 25,946 6,464% (230 obs.) Std. afwijking 23,486 0,051 Minimum 1,502 1,155% Maximum 132,243 58,874% Tabel 9: Beschrijvende variabelen risico 5.4.1 Z-score De Z-score geeft een indicatie voor het risico waaraan een kredietinstelling onderhevig is. De Z-score kan als volgt worden berekend (Meir, 2015): Z score b,j = [( EV TA ) b,j + ( W TA ) b] SD ( W TA ) b Waarbij b = bank, j = jaar 35

De teller van de Z-score is de totale buffer van de kredietinstelling (als % van het TA) op het einde van het boekjaar (dus het eigen vermogen + de winst). De noemer van de Z-score vormt de variabiliteit van de winst ( als % van het TA) gedurende de periode van het onderzoek. De Z-score zelf is gelijk aan het aantal keer dat de buffer groter is dan de variabiliteit van de winst. Hoe groter de Z-score, hoe kleiner de kans dat de buffer ontoereikend is en hoe kleiner dus de kans op faling. Anders gesteld, als de Z-score toeneemt, zal de probability of default, of de kans op faling, dalen (Meir, 2015). Retail banken Gediv. banken Handelsbanken Spaarbanken Alle banken Z-score 37,403 20,975 21,414 21,359 25,946 Tabel 10: Z-score Met een Z-score van 37,403 scoren de retail banken veruit het best. Deze banken maken dus technisch gezien het minste kans om in faling te gaan. Het resultaat dat hier werd bekomen, is hetzelfde resultaat als in eerder gedane onderzoeken. Ook Ayadi, Arbak & De Groen (Ayadi et al., 2010) en Ayadi & De Groen (Ayadi et al., 2015) bekwamen in hun onderzoek de hoogste Z-score bij de retail banken. Dit resultaat wordt wel mede bekomen door de hoge Z-score van Banque CPH (zie tabel 11 ut infra). Met een gemiddelde Z-score van 114,437 scoren zij veruit het hoogst. Wanneer Banque CPH niet wordt opgenomen, bedraagt de Z-score van de retail banken nog 24,121. Dit is beduidend lager dan de Z-score van 37,403 als deze bank wel wordt opgenomen, maar de gemiddelde Z-score voor de retail banken ligt ook dan nog altijd hoger dan de gemiddelde Z-score van de andere businessmodellen. De Z-score van de andere businessmodellen is nagenoeg gelijk. Op basis van dit onderzoek kunnen dan ook geen verdere conclusies getrokken worden welke van deze businessmodellen risicovoller zijn dan de andere. 36

In tabel 11 ut infra wordt een overzicht gegeven van de gemiddelde Z-score van elke kredietinstelling afzonderlijk. Hierin vallen enkele zaken op. Vooreerst blijkt dat de Z-score van Banque CPH meer dan dubbel zo hoog ligt als de Z-score van Banca Monte Paschi Belgio, de bank met de tweede hoogste Z-score uit het onderzoek. Vervolgens valt ook op dat de Z- score van Belfius Bank, BNP Paribas Fortis en KBC Bank NV bij de laagste liggen van de banken die werden onderzocht. Dit betekent dat hun buffer (EV + winst) niet groot was, maar dat de variabiliteit van de winst (en/of verlies) voor de periode van 2005 tot en met 2014 wel hoog lag (Meir, 2015). Het bekomen resultaat wordt verder gestaafd door het feit dat zowel Belfius Bank, BNP Paribas Fortis en KBC Bank NV gedurende de economische crisis staatssteun nodig hadden om te overleven (De Morgen, 2012; European Commission, 2008; KBC, 2015). In dat opzicht is het niet meer dan logisch dat de Z-score van deze banken laag ligt, wat ook kan worden afgeleid uit het onderzoek. 37

Z-score Argenta Spaarbank 21,498 AXA Bank Europe 24,268 Banca Monte Paschi Belgio 53,713 Bank Degroof Petercam 9,284 Bank J. Van Breda & Co 15,612 Bank Nagelmackers 17,179 Banque CPH 114,437 Belfius Bank 9,387 Beobank NV 12,908 Beroepskrediet - Crédit Professionel 18,960 BNP Paribas Fortis 2,982 Bpost Bank 27,670 CBC Banque 25,445 Crelan 20,807 Delen Private Bank 7,666 Europabank 31,208 ING Belgique SA 38,810 KBC Bank NV 6,462 Keytrade Bank 9,148 Record Banque SA 37,920 Santander Benelux 31,417 Société Générale Private Banking 29,103 VDK Spaarbank 30,867 Tabel 11: Overzicht Z-score per kredietinstelling 5.4.2 Tier 1 (EV/TA) De Tier 1-ratio of kortweg Tier 1 geeft de solvabiliteitsgraad van een bank weer. De solvabiliteit is de mate waarin een bank in staat is om de deposito's van haar klanten terug te betalen, indien dit nodig zou zijn. Hoe groter de terugbetalingscapaciteit van de bank, hoe solvabeler deze is (Test Aankoop, 2016). 38