De globale locatie van het energieopslagsysteem is ca. X = en Y =

Vergelijkbare documenten
De globale locatie van het energieopslagsysteem is ca. X = en Y =

De globale locatie van het energieopslagsysteem is ca. X = en Y =

De globale locatie van het energieopslagsysteem is ca. X = en Y =

De globale locatie van het energieopslagsysteem is ca. X = en Y =

De maaiveldhoogte is ca. NAP +0,5 m. In tabel 1 is een globale schematisatie van de bodemopbouw gegeven.

De globale locatie van het energieopslagsysteem is ca. X = en Y =

De globale locatie van het energieopslagsysteem is ca. X = en Y =

De globale locatie van het energieopslagsysteem is ca. X = en Y =

De globale locatie van het energieopslagsysteem is ca. X = en Y =

De globale locatie van het energieopslagsysteem is ca. X = en Y =

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

Dienst Water en Milieu

De duiker bevindt zich globaal op de volgende coördinaten: X = en Y =

Het centrum van het bouwrijp te maken gebied ligt op de coördinaten: X = , Y =

Het centrum van het gebied is gelegen op de coördinaten: X = en Y =

Besluit Watervergunning

Vergunningverlening. Besluit

Geachte heer Van Kraaij,

Open en gesloten WKO systemen. Open systemen

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

De winlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

Notitie. 1. Inleiding

Waterwet. Beschikking

{ PRINT "&l0s \* MERGEFORMAT } Dienst Water en Milieu

Projectnummer: D Opgesteld door: Ons kenmerk: Kopieën aan: Kernteam

VERGUNNING VOOR GRONDWATERONTTREKKING OP GROND VAN DE WATERWET

Effectenstudie. Onderwerp: Bodemenergiesysteem Hudson Bay Amstelveen Datum: Referentie: 16BB161

1 Inleiding en projectinformatie

Effectenstudie. Onderwerp: WKO woontoren HAUT te Amsterdam Datum: Referentie: 16BB128

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Ontwerpbeschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

(ONTWERP) VERGUNNING VOOR GRONDWATERONTTREKKING OP GROND VAN DE WATERWET

BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN DE WATERWET

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

WATERWET Ontwerpbeschikking

MTO Case Study: NIOO. Effecten van MTO op de bodem en grondwaterkwaliteit. 4 juni 2019 Workshop HTO bij Koppert Cress Gebruikersplatform Bodemenergie

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Ontwerpbeschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

MS_0100_GWL_1. Stroomgebiedbeheerplan - informatie per grondwaterlichaam. Karakteristieken. Quartair Aquifersysteem Maassysteem Maas.

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

KPS_0120_GWL_2. Stroomgebiedbeheerplan - informatie per grondwaterlichaam. Karakteristieken

67 Grondwateronttrekking voor huis, tuin en keuken en andere kleinschalige toepassingen

CKS_0200_GWL_1. Stroomgebiedbeheerplan - informatie per grondwaterlichaam. Karakteristieken

WATERWET Ontwerpbeschikking

CVS_0400_GWL_1. Stroomgebiedbeheerplan - informatie per grondwaterlichaam. Karakteristieken

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N BTM-V

Notitie. De kamp. Figuur 1 Locatie De Kamp in Cothen. Referentienummer Datum Kenmerk 4 oktober Betreft Geohydrologisch onderzoek Cothen

Ontwerp besluit ingevolge de Grondwaterwet / Verordening Waterhuishouding Limburg 1997

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek

Beschikking van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord Brabant

CVS_0160_GWL_1. Stroomgebiedbeheerplan - informatie per grondwaterlichaam. Karakteristieken

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Besluit Watervergunning

WATERWET Ontwerpbeschikking

64 Grondwateronttrekking voor drinkwater voor vee

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Modelberekeningen. 1 Geohydrologische berekeningen

Bemalingsplan Amsterdam, NUON Rhoneweg. Datum

voor het onttrekken van grondwater op de locatie Eerste Helmersstraat 130 in Amsterdam.

Geohydrologisch onderzoek Centrumplan Oldebroek

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Besluit Watervergunning

Waterwet. Ontwerpbeschikking Waterwet

Vergunningverlening. Besluit

Bijlage I Milieukwaliteiteisen en streefwaarden voor oppervlaktewater bestemd voor de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water...

BESLUIT ALS BEDOELD IN ARTIKEL

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Voor het onttrekken van grondwater tijdens funderingsherstel ter hoogte van De Lairessestraat 15 in Amsterdam.

omgevingsdienst HAAGLANDEN

SS_1300_GWL_4. Stroomgebiedbeheerplan - informatie per grondwaterlichaam. Karakteristieken

Waterwet. Beschikking Waterwet

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

GW 1. Bouwput, sleuf en proefbemaling en grondsanering

WATERWET Beschikking

Beschikking van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord Brabant

WKO-coach Drenthe Kansen gemeente Westerveld in beeld. Rutger Wierikx IF Technology 9 februari 2012

2. aan deze vergunning de onder hoofdstuk 6 vermelde voorschriften te verbinden.

Watertoets Klaproosstraat 13, Varsseveld

Waterwet. Beschikking

Effectenstudie bodemenergiesysteem

Effectenstudie bodemenergiesysteem

Berekening van effecten voor WKO systemen tot 50 m³/uur. Begeleidingscommissie BUM Bodemenergie provincies 17 Januari 2012

GW 1. Bouwput, sleuf en proefbemaling en grondsanering

Ons Kenmerk: IBZ7339. Versie. Definitief. Datum: 1 mei Kopiën aan:

Vaanster XII B.V. de heer H. Krebbers Rembrandtlaan AC Bilthoven. Betreft: Besluit Waterwet bodemenergiesysteem, Hudson Bay PNH1647

The Freshmaker. 1. Inleiding. 2. Beschrijving van de maatregel. 3. Hydrologische haalbaarheid Methoden Metingen Modellen. 4.

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs

White Paper Warmtepompsysteem

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Waterwet. Beschikking

1.2 Adres van de initiatiefnemer Naam bedrijf/instelling: Geomec4p realisatie en exploitatie bv Rietgorsweg 6, 3356 LJ Papendrecht

E Van. Hydrologisch onderzoek invloed bemaling tunnelbak op VOCL verontreiniging

Transcriptie:

Bijlage I: Technische beoordeling Technische beoordeling van de vergunningsaanvraag van Triodos Bank N.V. voor het onttrekken en infiltreren van grondwater ten behoeve van een energieopslagsysteem in de bodem ter plaatse van het nieuwe kantoorgebouw aan de Nieuwenoordlaan te Zeist. De globale locatie van het energieopslagsysteem is ca. X = 143.950 en Y = 455.700 1. Beschrijving energieopslagsysteem Triodos Bank N.V. in Zeist gaat uitbreiden door nabij het bestaande kantoor op het kruispunt Utrechtseweg / Nieuwenoordlaan een nieuw pand aan de Nieuwenoordlaan te bouwen. Men wil dit nieuwe kantoorpand van verwarming en koeling voorzien met behulp van een energieopslagsysteem in de ondergrond. De warmte en koude (energie) wordt onttrokken aan en opgeslagen in het grondwater. Door gebruik te maken van het energieopslagsysteem kan jaarlijks ca. 39.000 m 3 worden bespaard op conventioneel aardgasverbruik en ca. 23.000 kwh op elektriciteitgebruik. Hierdoor worden de emissies van koolstofdioxide (CO 2 ) en stikstofoxiden (NO x ) jaarlijks met respectievelijk ca. 82 ton en ca. 81 kg gereduceerd. Het energieopslagsysteem bestaat uit één warme en één koude bron. De afstand tussen de twee bronnen bedraagt ca. 100 m. Het filtergedeelte van de bronnen wordt aangebracht binnen het traject van ca. NAP -16 m en -31 m (ca. MV -20 m tot -35 m) in het eerste watervoerend pakket, de effectieve filterlengte per bron bedraagt naar verwachting 10 tot 12 m. Na een opstartperiode werkt het systeem zodanig dat in de zomerperiode, wanneer er voornamelijk een behoefte aan koude bestaat, ter hoogte van de koude bron koud grondwater wordt onttrokken met een gemiddelde temperatuur van 9 o C. Dit koude grondwater wordt langs een warmtewisselaar geleid, alwaar koude aan het water wordt onttrokken en aan het gebouw wordt afgestaan. Door het afstaan van koude warmt het water op. Het opgewarmde water wordt met een gemiddelde temperatuur van 22 o C via de warme bron terug de bodem in gebracht. In de winter is er voornamelijk vraag naar warmte. Om aan deze warmtevraag te voldoen, draait de stromingsrichting van het systeem om. Ter hoogte van de warme bron wordt warm grondwater onttrokken met een gemiddelde temperatuur van 17 o C en langs de warmtewisselaar geleid, alwaar warmte aan het water wordt onttrokken en aan het gebouw afgestaan. Door het afstaan van warmte koelt het water af. Het afgekoelde water wordt met een gemiddelde temperatuur van 7 o C via de koude bron terug de bodem in gebracht. Triodos Bank N.V. heeft een vergunning aangevraagd voor het onttrekken en infiltreren van maximaal 26 m 3 grondwater per uur en 57.200 m³ per jaar. De maximale onttrekkingshoeveelheid per uur wordt onttrokken in de zomermaanden, in de wintermaanden zal naar verwachting maximaal 18,4 m 3 per uur worden onttrokken. De maximale onttrekkingshoeveelheden zullen vermoedelijk alleen worden onttrokken tijdens de opstart van het systeem en tijdens klimatologisch extreme jaren. Gemiddeld zal 44.000 m³ grondwater per jaar worden onttrokken. Het onttrokken grondwater wordt volledig in de bodem teruggebracht met uitzondering van maximaal 100 m 3 spuiwater per jaar dat wordt onttrokken voor preventief onderhoud van het systeem. Dit water zal niet terug in de bodem worden gebracht. 2. Geohydrologische schematisering Bodemopbouw De gemiddelde maaiveldhoogte op de locatie bedraagt ca. NAP +4,25 m. In tabel 1 is een globale schematisering van de lokale bodemopbouw gegeven.

Tabel 1. Geohydrologische schematisering bodem Diepte (m tov NAP) Aard bodemmateriaal Geohydrologische betekenis Formatie +4,25 Maaiveld +4,25 tot -20 à -21 ZAND, matig fijn tot matig grof -20 à -21 tot -31 à -32 ZAND, matig fijn tot matig grof, met siltrijke zandlagen Eerste watervoerend pakket Twente, Kreftenheye, Drenthe, Urk, Sterksel -31 à -32 tot -32 à -33 KLEI, met siltrijk zand Eerste waterremmende laag Sterksel, Kedichem Dieper dan -32 à -33 ZAND, matig fijn tot uiterst grof Tweede watervoerend pakket Kedichem, Harderwijk Geohydrologie Grondwaterstanden en stijghoogten De freatische grondwaterstand in het eerste watervoerende pakket varieert tussen ca. NAP +1,4 m en +2,1 m. De grondwaterstroming in het eerste watervoerende pakket is richting het westen met boven in het pakket een gemiddelde snelheid van ca. 35 m per jaar en onderin een gemiddelde snelheid van ca. 22 m per jaar. De gemiddelde stijghoogte van het grondwater in het tweede watervoerende pakket bedraagt NAP +1,0 m à +1,5 m. De grondwaterstroming in het tweede watervoerende pakket is eveneens westelijk gericht. Grondwatertemperatuur De gemiddelde temperatuur van het grondwater in het eerste watervoerend pakket ter hoogte van de filters bedraagt in deze omgeving ca. 11 C. Grondwaterkwaliteit Het grondwater in het eerste watervoerend pakket is zoet, het chloridegehalte ter hoogte van het filter bedraagt ca. 80 mg Cl - per liter. De overgang van zoet naar brak water (chloridegehalte van 150 mg Cl - per liter) bevindt zich in ieder geval dieper dan NAP -230 meter. In tabel 2 zijn enkele grondwaterkwaliteitsgegevens ter hoogte van het filter gegeven. Tabel 2. Waarden grondwaterkwaliteitsparameters. Parameter Waarde Redoxpotentiaal 442 mv Zuurstofgehalte <0,01 mg/l IJzer (Fe) <0,05 mg/l Nitraat (NO 3 ) 85 mg/l Chloride (Cl - ) 80 mg/l Het grondwater is matig oxiderend en zuurstof- en ijzer arm. 3. Effecten energieopslagsysteem op de stand van het grondwater De hydrologische effecten van het energieopslagsysteem op de omgeving zijn stationair berekend met het grondwaterstromingsprogramma MicroFEM. Om de maximale hydrologisch effecten te kunnen bepalen, is gerekend met het maximale onttrekkingsdebiet van 26 m 3 /u (zomermaanden). Bij de modellering is gebruik gemaakt van de geohydrologische schematisering en geohydrologische parameters zoals gegeven in tabel 1 en 3. De waarden gegeven in tabel 3 zijn gebaseerd op ervaringen in het verleden en op de bij de vergunningsaanvraag gevoegde rapportage. Om de veranderingen ter hoogte van de filters goed te kunnen modelleren, is het eerste watervoerend pakket in het model opgedeeld in 2 watervoerende lagen die door een fictieve scheidende laag van elkaar zijn gescheiden.

Tabel 3. Geohydrologische parameters Diepte (m tov NAP) Modellaag Geohydrologische parameters c (dagen) kd (m 2 /dag) +4,25 tot -20 à -21 Eerste watervoerend pakket 1.200-20 à -21 tot -21 à -22 Fictieve waterremmende laag 0,1-21 à -22 tot -31 à -32 Eerste watervoerend pakket 300-31 à -32 tot -32 à -33 Eerste waterremmende laag 50 Dieper dan -32 à -33 Tweede watervoerend pakket 1.250 Veranderingen in de grondwaterstand en stijghoogte Het onttrekken en infiltreren van grondwater zal leiden tot een respectievelijke daling dan wel stijging van het grondwater in het eerste watervoerend pakket. De maximale veranderingen vinden plaats ter hoogte van de filters. De berekende grondwaterstandsveranderingen zijn weergegeven in tabel 4. Uit de berekeningen is gebleken dat het effect van het energieopslagsysteem op de stijghoogte van het grondwater in het tweede watervoerend pakket verwaarloosbaar klein is. Tabel 4. Maximale grondwaterstandsveranderingen en invloedsgebieden Verandering (m) Eerste watervoerend pakket, bovenin 0,20 Eerste watervoerend pakket, onderin 1,30 Het hydrologisch invloedsgebied, het gebied waarbinnen de grondwaterstand in het eerste watervoerend pakket meer dan 0,05 m verandert, bedraagt zowel onderin als bovenin maximaal 60 m. 4. Effecten energieopslagsysteem op de temperatuur van het grondwater Het energieopslagsysteem gaat jaarlijks een hoeveelheid water verpompen die warmer en kouder is dan de natuurlijke grondwatertemperatuur. Als gevolg van afstroming, geleiding en vrije convectie (stroming onder invloed van dichtheidsverschillen en zwaartekracht) gaat deze warmte en koude in de bodem gedeeltelijk verloren. De grootte van deze thermische verliezen hangt onder andere af van de heterogeniteit van de ondergrond (dispersie), de stromingssnelheid van het grondwater en de geleidbaarheid van de bodem en het grondwater. De verliezen kunnen gevolgen hebben voor de rendabiliteit van het systeem maar ook voor de omgeving. De effecten van het energieopslagsysteem op de temperatuur in de ondergrond zijn berekend met behulp van HstWin. Uit de berekeningen is gebleken dat het thermisch invloedsgebied waarbinnen na 20 jaar temperatuursveranderingen groter dan 0,5 C op zullen treden maximaal 40 meter bedraagt. De temperatuursveranderingen zullen maximaal zijn ter hoogte van de filters. Richting maaiveld zal het thermisch invloedsgebied vele malen minder groot zijn. In het tweede watervoerend pakket zullen geen thermische veranderingen merkbaar zijn. 5. Invloed van het energieopslagsysteem op bij het grondwater betrokken belangen Het energieopslagsysteem kan effect hebben op bij het grondwater betrokken belangen. In het onderstaande wordt ingegaan op de belangen die als gevolg van de voorgenomen onttrekking en infiltratie in het geding kunnen komen.

Invloed op de kwaliteit van het grondwater Verandering van de kwaliteit Zowel chemische als microbiologische processen die in de bodem optreden zijn temperatuursafhankelijk. Een stijging of daling van de bodemtemperatuur kan daardoor leiden tot veranderingen in de waterkwaliteit. Uit recent onderzoek mag worden aangenomen dat deze kwaliteitsveranderingen aanvaardbaar zijn als de temperatuur van het te infiltreren water niet lager dan 5 C en niet hoger dan 25 C is. Gezien de bodemopbouw en de geringe temperatuursveranderingen binnen het invloedsgebied van de opslag wordt verwacht dat de effecten op de chemische en microbiologische samenstelling van het grondwater verwaarloosbaar zullen zijn. Om een mogelijke toch optredende kwaliteitsverandering te kunnen bepalen, moet de kwalitatieve uitgangssituatie van het grondwater ter hoogte van beide filters worden bepaald. Vervolgens wordt, indien nodig, een kwalitatieve herbemonstering uitgevoerd om mogelijke kwaliteitsveranderingen vast te kunnen stellen. De temperatuur van het onttrokken en geïnfiltreerde grondwater wordt continue geregistreerd in het gebouwbeheersysteem (GBS). Aan de hand van deze gegevens worden de maximale, gemiddelde en minimale temperatuur van het onttrokken en geïnfiltreerde grondwater afgeleid. De resultaten van de kwaliteits- en temperatuursmetingen moeten worden gerapporteerd. In het provinciaal beleid is vastgelegd dat bij het in de bodem brengen van water met een temperatuur anders dan de natuurlijke grondwatertemperatuur moet worden gestreefd naar een zoveel mogelijk gesloten energiebalans. Het energetisch rendement van de installatie met een vergelijking ten opzichte van de berekende waarden en een berekening van de energiebalans per seizoen inclusief de procentuele afwijking van de eindbalans dient te worden gerapporteerd. Wanneer sprake is van een relatief dunne of afwezige waterremmende laag boven het opslagpakket kan het grondwater in het opslagpakket nog wel eens zuurstof bevatten. Zuurstof kan redox-reacties doen ontstaan welke de kwaliteit van het grondwater negatief kunnen beïnvloeden doordat bijvoorbeeld ijzer met zuurstof reageert en neerslaat in de bodem. Uit bemonstering ter hoogte van de koude bron is gebleken dat het grondwater in het eerste watervoerend pakket ter hoogte van het filter matig oxiderend, maar ijzerarm is. Hoewel dit slechts een momentopname is, worden er, zolang het systeem onder druk wordt gehouden, geen problemen als gevolg van redox-reacties verwacht. Verontreiniging van het grondwater door interactie met gebouwcircuit Kwaliteitsveranderingen kunnen ook optreden wanneer uitwisseling plaatsvindt tussen het water in het grondwatercircuit en het gebouwcircuit. De energie-uitwisseling van het grondwatercircuit met het gebouwcircuit vindt plaats door middel van een warmtewisselaar in de transportleiding. Dit betekent dat het grondwater niet in contact komt met het water in het gebouwcircuit. Bovendien wordt het gebouwcircuit gevuld met leidingwater waaraan verder geen stoffen worden toegevoegd. Daardoor zal eventuele lekkage geen meetbare verslechtering van de grondwaterkwaliteit veroorzaken. Het is niet te verwachten dat de materialen (als leidingen e.d.) waarmee het water in het grondwatercircuit in contact komt een significante verandering in de samenstelling van het grondwater als gevolg hebben. Het grondwatercircuit wordt tevens luchtdicht gehouden, zodat het grondwater niet met zuurstof in aanraking komt. Verplaatsing bodemverontreinigingen Het onttrekken en infiltreren van grondwater beïnvloed de stromingssnelheid en -richting van het grondwater. Hierdoor kunnen bodemverontreinigingen binnen het invloedsgebied sneller en over grotere oppervlakten worden verplaatst. In de omgeving van de Triodos Bank bevinden zich meerdere bodemverontreinigingen. De meeste bevinden zich echter op grotere afstand. Op de locatie zelf (Utrechtseweg 60) zijn voor zink licht verhoogde waarden aangetroffen. De aangetroffen waarde is echter dermate laag (79 µm t.o.v. streefwaarde van 65 µm) dat hier wordt uitgegaan van een achtergrondwaarde. Verder komen binnen het invloedsgebied van het energieopslagsysteem voor zover bekend geen verontreinigingen voor. Er bestaat dus geen verhoogd verspreidingsrisico voor bodemverontreinigingen door de realisatie van het energieopslagsysteem.

Verzilting Het verpompen van water zal leiden tot vervaging van grondwaterkwaliteitsgradiënten in zowel verticale als horizontale richting. Deze menging is vooral bezwaarlijk wanneer in de watervoerende lagen sprake is van een sterk verticale chloride gradiënt. De zoet-/brakwatergrens op de projectlocatie bevindt zich dieper dan NAP -230 m. De verticale weerstand van waterremmende lagen tussen het energieopslagsysteem en de zoet-/brakwatergrens is dermate hoog dat van beïnvloeding van de zoet-/brakwatergrens geen sprake zal zijn. Invloed op bebouwing en infrastructuur Zettingen De grondwaterstand in het eerste watervoerend pakket wordt door het onttrekken van grondwater gedurende bepaalde perioden van het jaar verlaagd. Deze verlaging leidt tot een afname in de waterspanning en toename in de korrelspanning in zettingsgevoelige lagen waardoor zettingen op kunnen treden. Gezien de bodemopbouw en de beperkte grondwaterstandsveranderingen boven in het watervoerend wordt geen zettingschade aan bebouwing, infrastructuur, kabels en leidingen verwacht. Wateronder- en overlast Het onttrekken van water leidt gedurende bepaalde perioden van het jaar tot een grondwaterstanddaling van maximaal 0,2 m. Deze stijging treedt op direct ter hoogte van de bronnen op het Triodos terrein. Op korte afstand van de bronnen neemt de daling snel af. De daling ter hoogte van de meest nabij gelegen bebouwing bedraagt minder dan 0,1 m. Een eventuele houtenpaalfundering zou als gevolg van een grondwaterstandsdaling droog kunnen komen te staan. Gezien de bodemopbouw wordt verwacht dat alle bebouwing in de omgeving op staal op het zand is gefundeerd. Er wordt daarom niet verwacht dat, mede ook gezien de zeer beperkte daling ter hoogte van de eerste bebouwing, de grondwaterstandsdaling tot wateronderlast zal leiden. Het infiltreren van water kan gedurende bepaalde perioden van het jaar leiden tot wateroverlast ter plaatse van bebouwing. De stijging bedraagt maximaal 0,2 m direct ter hoogte van de bronnen. Op korte afstand van de bronnen neemt de stijging snel af. De stijging ter hoogte van de meest nabij gelegen bebouwing bedraagt minder dan 0,1 m. De natuurlijke grondwaterstand ter plaatse bedraagt gemiddeld ca. MV -2,5 m. Er wordt niet verwacht dat de berekende stijging ten opzichte van de van nature aanwezige lage grondwaterstanden tot wateroverlast zal leiden. Invloed op overige grondwateronttrekkingen Drinkwaterpompstation Zeist Energieopslagsysteem Triodos Bank bevindt zich ca. 1.700 m ten zuidwesten van drinkwaterpompstation Zeist. Hydron Midden Nederland heeft een vergunning om ter plaatse van het pompstation jaarlijks op een diepte tussen ca. NAP -54 m en -70 m maximaal 5,0 Mm 3 grondwater te onttrekken voor de bereiding van drinkwater. Ter bescherming van de grondwaterkwaliteit voor de drinkwaterwinning wordt rondom drinkwaterpompstations een zogenaamd 50-jaars intrekgebied aangehouden waarbinnen geen energieopslagsystemen mogen worden aangelegd. Uit berekeningen is gebleken dat energieopslagsysteem Triodosbank zich ruim buiten het 50-jaars intrekgebied van drinkwaterpompstation Zeist bevindt. Energieopslagsysteem TNO TNO heeft haar gebouw aan de Utrechtseweg 48 van een energieopslagsysteem voorzien. Dit systeem bevindt zich ca. 500 m ten noordwesten van energieopslagsysteem Triodos Bank. TNO heeft een vergunning om jaarlijks op een diepte tussen ca. NAP -19 m tot -39 m maximaal 160 m 3 /u te onttrekken en infiltreren. Energieopslagsysteem Triodos Bank zal, gezien de afstand waarop het zich bevindt, geen negatieve hydrologische en hydrothermische effecten hebben op het TNO systeem. Vice versa zal het TNO systeem geen negatieve effecten hebben op het systeem van de Triodos Bank. Invloed op landbouw, natuur en stadsgroen De effecten van het energieopslagsysteem op landbouw, natuur en stadsgroen kunnen divers zijn. De stijging en daling van de grondwaterstand kan leiden tot vernatting dan wel droogteschade. Daarnaast kan de vegetatie nadelige effecten ondervinden van temperatuursstijgingen van het grondwater of een

verandering in de kwaliteit. De grondwaterstand in de omgeving van de Triodos Bank bevindt zich gemiddeld op een diepte van ca. MV -2,5 m. De vegetatie zal daardoor grotendeels afhankelijk zijn van regen- en hangwater. De berekende minimale verlagingen of verhogingen van de grondwaterstand zullen hierdoor slechts een zeer minimaal effect hebben. Het energieopslagsysteem zal dientengevolge naar verwachting geen schadelijk effect hebben op landbouw, natuur of stadsgroen. Tevens worden geen negatieve effecten verwacht ter plaatse van de direct ten zuiden van de warme bron gelegen begraafplaats. De grondwaterstandveranderingen bedragen hier maximaal 0,1 m. De stijgingen zullen optreden in de zomermaanden, wanneer van nature sprake is van een relatief lage grondwaterstand en de dalingen treden op in de wintermaanden gedurende van nature hogere grondwaterstanden. Verwacht wordt daarom dat de stijgingen en dalingen binnen de natuurlijke grondwaterstandfluctuatie blijven.

Bijlage II: Voorschriften 1. Algemeen 1.1. De te onttrekken hoeveelheid grondwater mag niet groter zijn dan 26 m³ per uur en niet groter dan 57.200 m³ per jaar. 1.2. De inrichting waarmee de grondwateronttrekking wordt uitgevoerd en via welke het water terug in de bodem wordt gebracht mag uit niet meer dan twee bronnen (één warme en één koude bron) bestaan en de plaatsen van de bronnen dienen overeen te komen met de plaatsen zoals die in de bij de vergunningsaanvraag behorende bijlagen zijn aangegeven. 1.3. Het grondwater mag uitsluitend op een diepte tussen MV -20 meter en MV -35 meter (ca. NAP -16 meter tot -31 meter) worden onttrokken. 1.4. Al het onttrokken water dient op dezelfde diepte in de bodem te worden terug gebracht als waarvan het is onttrokken. Het water dat gebruikt is voor het regenereren van de bronnen tot een maximum van 100 m³ per jaar behoeft niet in de bodem te worden terug gebracht. 1.5. De aanvangsdatum van de aanleg van de inrichting moet tenminste twee weken vooraf schriftelijk aan ons college worden gemeld. 1.6. De ingebruikname van de inrichting moet tenminste twee weken vooraf schriftelijk aan ons college worden gemeld. 2. Aanleg van de inrichting 2.1. Het gebouwcircuit mag alleen gevuld worden met water uit de drinkwaterleiding waaraan geen stoffen worden toegevoegd; het systeem moet op een zodanige wijze uitgevoerd zijn dat water uit het gebouwcircuit niet in de bodem terecht kan komen en moet voorzien zijn van een controlesysteem waarmee lekkage geconstateerd kan worden. Van de controle op lekkage wordt een administratie bijgehouden. 2.2. De bronnen moeten aangelegd worden volgens NEN 5119. Er dient een gedetailleerde boorbeschrijving bijgehouden te worden. De boorbeschrijving dient uit tenminste één beschrijving per geboorde meter te bestaan. De scheidende lagen die bij de aanleg van de bronnen worden doorboord moeten worden afgedicht met zwelklei. 2.3. Tenminste twee weken voorafgaand aan de ingebruikname van de inrichting of zo spoedig mogelijk daarna moeten van elke onttrekkings- / infiltratiebron de volgende gegevens aan ons worden toegezonden: a. de diepte van de boven- en onderzijde van het filter ten opzichte van NAP en ten opzichte van het maaiveld; b. de inwendige diameter van het filter; c. de lengte van het filter; d. een afschrift van de in voorschrift 2.2 bedoelde boorbeschrijving; e. een kaart waarop de coördinaten van de bronnen, de exacte plaats en de afwerking van de bronnen ten opzichte van maaiveld zijn aangegeven.

3. Beheer van de inrichting 3.1. De temperatuur van het water dat terug in de bodem wordt gebracht mag nooit hoger zijn dan 25 ºC en gemiddeld over het seizoen niet hoger dan 20 ºC en niet lager dan 5 ºC. 3.2. Gestreefd moet worden naar een zoveel mogelijk sluitende energiebalans die over een periode van 5 jaar in ieder geval niet meer dan 15% en over een periode van 10 jaar in ieder geval niet meer dan 10% afwijkt van de verplaatste hoeveelheid energie. 3.3. Aan het water dat terug in de bodem wordt gebracht mogen geen stoffen worden toegevoegd en de concentratie van stoffen daarin mag niet door een bewerking zijn veranderd ten opzichte van de concentraties in het opgepompte grondwater. 3.4. Het onderhoud van de bronnen dient mechanisch te worden uitgevoerd. Alleen als mechanische regeneratie niet afdoende is mogen bronnen chemisch geregenereerd worden. De gebruikte chemische middelen moeten volledig opgepompt en afgevoerd worden. Chemische regeneratie moet twee weken vooraf aan ons college worden gemeld. Bij die melding dienen in ieder geval de volgende zaken te worden aangegeven: a) De reden waarom chemische regeneratie wordt toegepast; b) Welke bronnen een chemische regeneratie zullen ondergaan; c) Opsomming, wijze van toepassing en afvoer van de stoffen die gebruikt worden; d) De wijze waarop het grondwater wordt onderzocht op achtergebleven verontreinigingen; 4. Registratie 4.1. De onttrokken hoeveelheid grondwater en de hoeveelheid water die terug in de bodem wordt gebracht moet worden gemeten met watermeters waarvan het type en de plaats van inbouw vooraf zijn goedgekeurd door de door ons college daartoe aangewezen ambtenaar. De watermeters moeten voldoen aan het Meet- en Registratiebesluit (AMvB, 27 augustus 1985, Stb. 531). 4.2. De stand van de watermeters op de eerste werkdag van elke maand moet worden geregistreerd op een door ons college verstrekte meetstaat. 4.3. Gedurende een periode dat meting niet kan plaatsvinden moet de onttrokken hoeveelheid geschat worden en als zodanig op de meetstaten worden aangegeven. 4.4. Er moet een logboek worden bijgehouden, waarin vanaf het van kracht worden van deze vergunning ten minste de volgende zaken worden opgenomen: a) Deze vergunning; b) De bewijzen, resultaten en/of bevindingen van de in deze vergunning voorgeschreven inspecties, onderzoeken, keuringen, onderhoud en metingen, zoals in de betreffende voorschriften wordt geëist; c) Datum, tijdstip en alle van belang zijnde gegevens (zoals tijdstip, tijdsduur, aard, plaats, hoeveelheid en oorzaak) van voorgevallen incidenten die van invloed zijn op het grondwater en het functioneren van de installatie, met vermelding van de genomen maatregelen. De onder b en c bedoelde documenten moeten ten minste vijf jaar worden bewaard. Het logboek moet te allen tijde beschikbaar zijn voor inzage door een door ons college aangewezen ambtenaar.

5. Monitoring 5.1. Ten aanzien van de temperatuur van het onttrokken en geïnfiltreerde grondwater geldt dat deze continue geregistreerd wordt in het gebouwbeheersysteem (GBS). Maandelijks dient aan de hand van deze continue metingen de maximale, gemiddelde en minimale temperatuur van het onttrokken en geïnfiltreerde water te worden afgeleid en geregistreerd. 5.2. Ten aanzien van de grondwaterstanden geldt het volgende: a) Ter plaatse van iedere bron dient één peilbuis te worden geplaatst met het filter in de filteromstorting van de bron, ter hoogte van het effectieve filter van de bronnen. De peilbuizen moeten worden geplaatst overeenkomstig het bepaalde in NEN 5766 en NPR 5741. b) Ter controle van de werkelijk optredende maximale geohydrologische effecten dient vóór ingebruikname van het systeem een proefonttrekking en -retournering te worden uitgevoerd op basis van onderstaande uitgangspunten: - vóór aanvang van de proefonttrekking en -retournering worden in de onder punt 5.2a bedoelde peilbuizen minimaal twee nulmetingen van de stijghoogte in het opslagpakket verricht; - vervolgens wordt gedurende minimaal 8 uur met een debiet van minimaal 23 m³ en maximaal 26 m³ per uur grondwater onttrokken uit de koude of warme bronnen en geretourneerd in de andere bronnen; - gedurende deze eerste 8 uur van de proefonttrekking wordt de stijghoogte in de onder 5.2a bedoelde peilbuizen minimaal ieder uur gemeten en geregistreerd; vervolgens wordt de stijghoogte minimaal eenmaal per dag gemeten en geregistreerd; - de proefonttrekking en -retournering wordt beëindigd op het moment dat de gemeten stijghoogte minder dan 5% afwijkt van de vorige meting. c) De resultaten van de onder punt 5.2b beschreven proefonttrekking dienen direct na afloop te worden gerapporteerd aan ons college. Dit rapport dient de volgende punten te bevatten: - een weergave van de gemeten stijghoogten, zowel in tabel als grafisch; - een vergelijking van de stijghoogteveranderingen uit de proefonttrekking met de berekende waarden; - een weergave van de debietmeting tijdens de proef middels een watermeter die voldoet aan het onder punt 4.1 aangegeven voorschrift. d) Indien uit de onder punt 5.2c uitgevoerde analyse blijkt dat de gemeten stijghoogteveranderingen groter zijn dan de berekende waarden, dient met ons college overleg te worden gevoerd over eventuele aanvullende maatregelen; e) Indien ons college dit nodig acht, dient op ons verzoek de stijghoogte in de onder punt 5.2a genoemde peilbuizen éénmaal per kwartaal te worden gemeten en geregistreerd. 5.3 Ten aanzien van de grondwaterkwaliteit geldt het volgende: a) Ter vaststelling van de chemische samenstelling van het grondwater in de referentiesituatie dient voorafgaand aan de ingebruikname van de inrichting in de onder punt 5.2a bedoelde peilbuizen het grondwater van het opslagpakket te worden bemonsterd en geanalyseerd volgens de methoden en parameters zoals in Bijlage III bij deze vergunning is aangegeven. b) De resultaten van de onder punt 5.3a beschreven bemonstering dienen direct na afloop te worden gerapporteerd aan ons college. c) Het grondwater van het opslagpakket dient in de onder punt 5.2a bedoelde peilbuizen volgens de onder punt 5.3a bedoelde methoden en parameters te worden herbemonsterd en geanalyseerd als er naar ons oordeel reden is om te veronderstellen dat er veranderingen in de kwaliteit van het grondwater ten opzichte van de referentiesituatie zijn opgetreden.

5.4 Ten aanzien van de energiehoeveelheid geldt het volgende: a) De energiehoeveelheid die aan het grondwater is toegevoegd en onttrokken dient per kwartaal te worden berekend en geregistreerd op basis van de gegevens uit de voorschriften 4.2 en 5.1. b) De resultaten van de onder punt 5.4a beschreven berekening dient op verzoek van ons college inzichtelijk te worden gemaakt. 5.5 Indien ons college hiertoe aanleiding ziet, kan worden verzocht om een wijziging van de meetfrequentie zoals genoemd in de voorschriften 4.2, 5.1, 5.2e en 5.4a. 6 Rapportage 6.1 Jaarlijks in de maand januari volgend op het jaar waarin onttrokken is, of bij beëindiging van de onttrekking binnen een maand na beëindiging, moeten de in de voorschriften 4.2, 4.3, 5.1, 5.2e en 5.4 bepaalde gegevens aan ons college worden toegezonden. 6.2 Voor de eerste keer na drie jaar na ingebruikname van het systeem en vervolgens eens per vijf jaar moet een evaluatierapport overgelegd worden waarin in ieder geval het volgende is opgenomen: a) Energetisch rendement van de installatie met een vergelijking ten opzichte van de berekende waarden; b) Berekening van de energiebalans per seizoen in de afgelopen periode inclusief de procentuele afwijking van de eindbalans; c) Een analyse van de chemische samenstelling van het grondwater als bedoeld in voorschrift 5.3a; d) Voorgedane calamiteiten; 7 Beëindiging onttrekking 7.1 Beëindiging van de onttrekking moet tenminste een maand van tevoren aan ons college worden gemeld. 7.2 Alvorens de onttrekking te beëindigen moet de temperatuur van het grondwater binnen het invloedsgebied van het systeem zodanig hersteld worden dat het verschil ten opzichte van de natuurlijke temperatuur van het grondwater niet groter is dan 5 ºC. 7.3 Binnen een week na beëindiging van de onttrekking dienen bodemtemperatuur en de grondwaterstijghoogten te worden gemeten zoals beschreven in voorschrift 5.1 en 5.2a en moet een analyse van de chemische samenstelling als bedoeld in voorschrift 5.3a worden gemaakt van het grondwater in alle onttrekkings- en infiltratiebronnen en in alle meetputten; de resultaten van de metingen en de analyse moeten binnen één maand na beëindiging van onttrekking en infiltratie aan ons college toegestuurd worden. 7.4 Binnen drie maanden na beëindiging van de onttrekking en infiltratie moeten de weerstandsbiedende bodemlagen onder toezicht van een door ons college daartoe aangewezen ambtenaar hersteld overeenkomstig het bepaalde in de Grondwaterverordening provincie Utrecht.

Bijlage III: Monstername en analyse grondwatermonsters Monstername uitvoeren volgens NEN 5744 en NEN 5745. Conservering monsters: uitvoeren volgens NEN-EN-ISO 5667-3. De monstername en analyse: uitvoeren door een NEN-EN-ISO 17025 geaccrediteerde instantie. Parameters Eenheid Analysemethode Algemene Parameters* Elektrisch geleidingsvermogen (EC) ms/m NEN-ISO 7888 Kleurmeting mg/pt/l NEN-EN-ISO 7887 Watertemperatuur o C - Zuurstof (O 2) mg/l NEN-ISO 5813 / 5814 Zuurgraad ph NEN 6411 Anorganische Parameters Ammonium (als N) mg/l NEN 6646 Chloride (als Cl) mg/l NEN-EN-ISO 10304-1 Nitraat (als NO 3) mg/l NEN-EN-ISO 10304-1 Nitriet (NO 2 -) mg/l NEN-EN-ISO 10304-1 Sulfaat (als SO 4) mg/l NEN-EN-ISO 10304-1 Totaal fosfaat (als P) mg/l NEN-EN-ISO 6878 Ortho-fosfaat (alsp) mg/l NEN-ISO 15681-1/2 Waterstofcarbonaathardheid ºD Berekend Organische parameters Dissolved organic carbon (DOC) mg/l NEN-EN 1484 Metalen NEN 6426 Arseen (As) Cadmium (Cd) Calcium (Ca) Chroom (Cr) IJzer (Fe) Kalium (K) Koper (Cu) Kwik (Hg) Lood (Pb) Magnesium (Mg) Mangaan (Mn) Natrium (Na) Nikkel (Ni) Silicium (Si) Zink (Zn) *De bepaling Algemene Parameters (m.u.v. kleurmeting) betreft een zogenaamde veldmeting. Dit betekent dat deze parameters rechtstreeks in de peilfilters moeten worden bepaald.