NOTITIE Vleermuizen Palmerswaard in het kader van Stroomlijn G.J. Brandjes, 5 juli 2013 Inleiding In het kader van project Stroomlijn is de Palmerswaard in 2013 op vleermuizen geïnventariseerd. Reeds in januari 2013 is de Palmerswaard vlakdekkend bekeken op de potenties voor vleermuizen, teneinde in het ontwerp reeds in een vroeg stadium zoveel mogelijk met vleermuizen rekening te kunnen houden. Deze veldcheck leidde tot een eerste inschatting van de betekenis van het plangebied voor vleermuizen op basis van terreinkenmerken (expert judgement, aangevuld met historische informatie over vleermuizen in de Palmerswaard en de ecologie van vleermuizen). Vervolgens hebben in de lente en voorzomer van 2013 twee onderzoeksronden aan vleermuizen plaatsgevonden. In voorliggende notitie worden de bevindingen van het winterbezoek aangevuld met de resultaten van deze twee onderzoeksronden. Methodiek Het winterbezoek vond plaats op 16 januari 2013. Tijdens dit veldbezoek zijn alle bomen (individueel en in samenhang: clusters, rijen) in de Palmerswaard bekeken op de potenties voor vleermuizen (verblijfplaatsen: holten, spleten, loszittend schors en vliegroutes / belangrijk foerageergebied: positie in het landschap etc.). De bomen zijn gefotografeerd en van top tot teen bekeken met een verrekijker. Bomen van eventuele betekenis voor vleermuizen zijn ingemeten en gemarkeerd op een veldkaart. De aard van de betekenis is genoteerd. Aanvullend op het terreinbezoek heeft beperkt bronnenonderzoek plaatsgevonden. Voor een actueel overzicht van vleermuizen die in de Palmerswaard en omgeving voorkomen zijn online beschikbare bronnen geraadpleegd, waaronder de NDFF (www.telmee.nl, www.zoogdieratlas.nl, www.waarneming.nl) en de parate gebiedskennis bij medewerkers van Bureau Waardenburg. De twee onderzoeksronden in voorjaar en voorzomer hebben plaatsgevonden op 23 mei 2013 [avondbezoek: ZO 1-2 draaiend en afnemend tot W 0-1 Bft; start 10 C, dalend tot 6 C na middernacht; vrijwel onbewolkt, max. 1/8] en op 11 juni 2013 [hele nacht: ZW 1
draaiend en afnemend tot Z 0 Bft; 17 C in de avond tot 13 C in de ochtend; bewolkt (8/8) en zwoel]. Alle ingreepzones en omliggende randzones (ter referentie) zijn hierbij onderzocht met een batdetector (Pettersson D240x). Nader te determineren vleermuisgeluiden zijn opgenomen met een Edirol R-09 en geanalyseerd met BatsoundPro. Terloopse waarnemingen van overige beleidsrelevante soorten (vogels Rode Lijst, bever etc.) zijn meegenomen (en opgenomen in de Bijlage). Resultaten Het overgrote merendeel van de te kappen bomen betreft wilgen (spontane opslag) met een geringe stamdiameter en dientengevolge een gebrek aan natuurlijke holten, spechtengaten, ouderdomsspleten, loszittend schors etc. (zie foto s). Potentiële verblijfplaatsen voor vleermuizen ontbreken dan ook, met uitzondering van enige (oude) spechtengaten in één relatief oude boom. Deze locatie is weergegeven op onderstaand ontwerpkaartje van het project Stroomlijn (en zie ook foto s). Kaart 1. Palmerswaard met de ontwerp ingrepen in het kader van Stroomlijn. Kap van bomen is gepland in de groen gearceerde vlakken. Het betreffen uitsluitend bomen die voor vleermuizen geen betekenis hebben als verblijfplaats of structurele vliegroute (wel als niet-essentieel foerageergebied) m.u.v. een klein cluster van relatief oude wilgen met een aantal holten, weergegeven door de roze stip (zie verder ook de foto s). 2
Gezien de voor vleermuizen weinig aantrekkelijke boomsoort (wilg) en de zeer geïsoleerde ligging van deze boom t.o.v. clusters van andere (oude) bomen met holten (bijvoorbeeld op de Lijstereng, de Grebbeberg etc.) en andere (oude) bomen in een aaneengesloten lijnverband (lanen, bomenrijen), werd de kans dat de boom onderdeel is van een netwerk van verblijven voor kraamgroepen van boombewonende soorten in de omgeving (watervleermuis, baardvleermuis, gewone grootoorvleermuis, rosse vleermuis) op voorhand uiterst klein geacht. Hooguit werd verwacht dat de boom in de nazomer een betekenis kan hebben als paarverblijf voor enkele ruige dwergvleermuizen (één man plus één of enkele vrouwtjes). Deze beoordeling wordt ondersteund door de beide veldbezoeken. In de omgeving van de holten is uitsluitend tijdens het veldbezoek op 11/12 juni 2013 één foeragerende ruige dwergvleermuis waargenomen. Concentraties van uitvliegende en zwermende vleermuizen rond bomen zijn nergens in de Palmerswaard vastgesteld. Sowieso zijn van boombewonende soorten vooral overvliegende exemplaren (rosse vleermuis) of foeragerende exemplaren in lage aantallen (watervleermuis, ruige dwergvleermuis) waargenomen. Zie Tabel hieronder. De (relatief jonge) boomgroepen staan verspreid over het gebied. Van structurele vliegroutes van vleermuizen langs opgaande beplanting in het gebied zal daarom geen sprake zijn, zo werd ingeschat tijdens het oriënterende bezoek in januari. Ook deze beoordeling wordt ondersteund door de beide veldbezoeken. Over-/langsvliegende vleermuizen in mei/juni 2013 betroffen (met uitzondering van rosse vleermuizen) vrijwel uitsluitend eenlingen die zich ogenschijnlijk random door de Palmerswaard leken te verplaatsen. Structurele vliegroutes voor meerdere exemplaren per soort zijn niet vastgesteld. De hoog overvliegende rosse vleermuizen vliegen breedfront vanaf de heuvelrug richting zuid over de uiterwaard heen en zijn voor deze verplaatsing niet afhankelijk van de begroeiing. In de Palmerswaard zelf wordt door rosse vleermuizen overigens weinig gefoerageerd (zie Tabel). Op voorhand werd ingeschat dat de Palmerswaard vooral een betekenis zou hebben als foerageergebied voor vleermuizen. Verwacht werd echter niet dat dit foerageergebied van essentieel belang zou zijn voor afzonderlijke kolonies van vleermuizen uit de omliggende bosgebieden en/of woonkernen, aangezien de Palmerswaard 1. een relatief kleine uiterwaard is en 2. in de omgeving van de Palmerswaard zeer veel potentieel jachthabitat voor vleermuizen voorhanden is. Inderdaad zijn in mei/juni 2013 met name foeragerende vleermuizen in de Palmerswaard waargenomen. In de Bijlage zijn alle waarnemingen van vleermuizen (en enkele andere soorten) opgenomen. In de onderstaande Tabel zijn de aantallen per datum per soort en per type landschapsgebruik (verblijfplaats, overvliegend, foeragerend) gesommeerd. De talrijkste soort gewone dwergvleermuis is verspreid over het hele gebied foeragerend waargenomen. Duidelijke concentraties ontbreken. Hetzelfde geldt voor ruige dwergvleermuis, maar dan in veel geringere aantallen. Laatvliegers foerageren met name op de overgang van de uiterwaard naar de heuvelrug. Rosse vleermuizen vliegen zoals gezegd vooral over de uiterwaard heen, een enkeling blijft er (even) foerageren. Geringe aantallen watervleermuizen tenslotte foerageren zowel boven de plassen van de uiterwaard zelf als boven de rivier. 3
Tabel 1. Aantal waargenomen vleermuizen per soort per type landschapsgebruik in de Palmerswaard op 23 mei 2013 en op 11/12 juni 2013. Voor exacte coördinaten per waarneming, zie Bijlage. Soort op 23 mei 2013 verblijvend over-/langsvliegend foeragerend gewone dwergvleermuis - 4 11 ruige dwergvleermuis - - - laatvlieger - - - rosse vleermuis - - - watervleermuis - - 4 Soort op 11/12 juni 2013 verblijvend over-/langsvliegend foeragerend gewone dwergvleermuis - 3 28 ruige dwergvleermuis - 3 4 laatvlieger - 1 6 rosse vleermuis - 11 2 watervleermuis - - 3 Effecten Door het kappen van de bomen in de Palmerswaard verdwijnt mogelijk een enkel paarterritorium van de ruige dwergvleermuis. Er is echter slechts één potentiële paarboom in het gebied gevonden. In de laanbeplanting langs de N225 (buiten de Palmerswaard dus) werd ter vergelijking op 16 januari 2013 al een tiental minstens gelijkwaardige potentiële paarbomen aangetroffen. Op de Lijstereng en in andere aanpalende bosrijke gebieden op de Heuvelrug is naar verwachting een veelvoud aan potentiële paarterritoria voor deze soort aanwezig. Wezenlijke vliegroutes zullen niet verdwijnen. Als foerageergebied voor vleermuizen van open, waterrijke gebieden (bijvoorbeeld rosse vleermuis) zal de betekenis van de Palmerswaard door project Stroomlijn niet in negatieve zin worden beïnvloed. Soorten die graag foerageren rond bosschages al dan niet in vochtige gebieden (gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger) raken door de ingreep een zekere oppervlakte geschikt jachtgebied kwijt. Voor deze soorten zijn in de omgeving echter voldoende alternatieve jachtlocaties voorhanden. Ingeschat wordt dat de Palmerswaard momenteel voor kolonies van deze soorten geen essentieel foerageergebied vormt. Conclusie en aanbeveling In het huidige ontwerp zal de potentiële paarboom voor ruige dwergvleermuizen verdwijnen. Er zijn echter vele alternatieve paarbomen in de omgeving net buiten de Palmerswaard aanwezig. Preventieve maatregelen (bijvoorbeeld het plaatsen van enkele paarkasten aan oude bomen langs en ten noorden van de N225) worden juridisch 4
gezien daarom niet noodzakelijk geacht: door het verwijderen van één mogelijke paarboom in een gebied met vele alternatieve paarbomen is de gunstige staat van instandhouding van de lokale populatie ruige dwergvleermuizen niet in het geding, worden (dan ook) geen verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet overtreden en is ontheffing niet aan de orde. Preventieve maatregelen kunnen uiteraard wél bijdragen aan het welzijn van de lokale vleermuispopulaties. Ook het ontzien van het cluster wilgen waarin de bewuste boom zich bevindt (zie kaart) in het ontwerp Stroomlijn, is een optie waarbij de enige potentiële paarplaats voor de ruige dwergvleermuis in de Palmerswaard in ieder geval gespaard blijft. Ook dit wordt evenwel juridisch niet noodzakelijk geacht (volop alternatieven voorhanden voor slechts één paarplaats). 5
Fotobijlage (alle foto s gemaakt door G.J. Brandjes op 16 januari 2013) 6 Foto 1. Palmerswaard: foerageergebied voor gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis en watervleermuis. Foto 2. Typische opgaande begroeiing van de Palmerswaard: relatief jong wilgenbos met bomen die over het algemeen (nog) een te geringe stamdiameter hebben om potentiële verblijfplaatsen voor vleermuizen te herbergen. Bosschages staan verspreid door de uiterwaard en vormen daardoor geen onderdeel van structurele vliegroutes voor vleermuizen.
Foto 3. Idem: bomen met (nog) een te geringe stamdiameter om potentiële verblijfplaatsen voor vleermuizen te herbergen. Foto 4. Idem. 7
8 Foto 5. Idem. Foto 6. Bosschage met relatief oudere wilgen en (dientengevolge) één boom (stambasis boven de pijl) met gaten die geschikt kunnen zijn als paarverblijf voor ruige dwergvleermuis. Deze bosschage is op het kaartje in deze notitie weergegeven met een roze stip. Tijdens de veldbezoeken in mei/juni 2013 is rond deze boomgroep een foeragerende ruige dwergvleermuis waargenomen die hier in augustus-oktober wellicht een paarterritorium zou kunnen betrekken.
Foto 7. Detailfoto van bovengenoemde wilg: de enige boom in de Palmerswaard waaraan op 16 januari 2013 potenties voor vleermuizen werden toegedicht (namelijk potenties voor een mogelijk paarverblijf voor ruige dwergvleermuizen). 9
Bijlage. 10 Alle waarnemingen Palmerswaard 2013 in het kader van Stroomlijn