Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

29200 XVI Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2004

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

vastgesteld 21 september 2004

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

INBRENG VAN EEN VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Het wetsvoorstel is op 11 maart 2014 aangenomen door de Tweede Kamer. Bontes, SGP, ChristenUnie, VVD, 50PLUS, D66 en PvdA stemden voor.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 258 Wijziging van de wijze van aanpassing van de kinderbijslag, de wet van 22 december 1994 tot nadere wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet, de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (Stb. 957) en de Algemene Kinderbijslagwet in verband met andere wijze van aanpassing kinderbijslagbedragen Nr. 5 VERSLAG Vastgesteld 10 november 2003 De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid 1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat te hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid. Inhoudsopgave blz. 1 Samenstelling: Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GL), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), voorzitter, Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga- Heringa (CU), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Van Loon-Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF) en Hirsi Ali (VVD). Plv. leden: Depla (PvdA), Dittrich (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GL), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GL), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Lazrak (SP), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Wilders (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Eerdmans (LPF) en Schippers (VVD). 1. Inleiding 2 2. Voorgestelde maatregelen 3 3. Budgettaire gevolgen van beide maatregelen 4 4. Koopkrachteffecten 4 5. Uitvoeringslasten 4 6. Inwerkingtreding (artikel IV) 4 7. Overig 5 KST71732 0304tkkst29258-5 ISSN 0921-7371 Sdu Uitgevers s-gravenhage 2003 Tweede Kamer, vergaderjaar 2003 2004, 29 258, nr. 5 1

1. Inleiding De leden van de CDA fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen die in dit verslag zijn verwerkt. De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetvoorstel. Zij betreuren in hoge mate dat de regering een dergelijk wetvoorstel aan de Tweede Kamer voorlegt. Vooral de wrange tegenstelling van een voorgenomen afschaffing van de onroerende zaakbelasting voor gebruikers versus het beknotten van de kinderbijslag komt hen ongerijmd voor. Deze leden vragen de regering om een uitleg en argumentatie waarom de kinderbijslag die een relatie naar de kosten van kinderen heeft wordt afgebroken. De leden van de SP-fractie willen in plaats van de voorgestelde aanpassingen graag een alternatief voorstel doen, dat budget-neutraal uitwerkt op de rijksbegroting. Zij zijn voorstander van een inkomensafhankelijke kinderbijslag. Daarbij zouden mensen met een bruto inkomen lager dan 16 336 euro per jaar 275 euro per jaar meer krijgen. Naar schatting behoren tot die huishoudens 360 000 kinderen. Momenteel leven deze kinderen op of onder de armoedegrens, en de 275 euro kan voor hen net dat kleine extraatje betekenen dat maakt dat zij minder hard door de budgettaire effecten van het totale kabinetsbeleid getroffen zullen worden. Voor huishoudens met inkomens tussen 45 378 en 90 756 zou een bedrag ter hoogte van de helft van de huidige kinderbijslag gaan gelden en voor huishoudens met een inkomen boven de 90 756 zou de kinderbijslag komen te vervallen. Het resultaat van dit voorstel zou zijn dat 75% van de gezinnen geen enkele invloed merkt, dat de 5% rijkste gezinnen van Nederland iets inlevert en de bijna 20% armste gezinnen de door dit kabinet doorgevoerde bezuinigingsmaatregelen iets beter zou kunnen opvangen. Voor wat betreft het onderhavige wetsvoorstel willen de leden van de SP-fractie dat in ieder geval wordt voorkomen dat op de uitkeringen van de genoemde bijna 20% armste gezinnen enigerlei bezuiniging wordt doorgevoerd. Deze gezinnen verkeren thans al in de situatie dat het niet meer mogelijk is het hoofd in financiële zin boven water te houden, wat blijkt uit de explosieve toename van het aantal gevallen van schuldhulpverlening, huisuitzettingen en dakloosheid onder gezinnen. De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennis van het voorliggende wetsvoorstel. Zij zijn niet enthousiast over de voorgestelde aanpassingen van de Algemene Kinderbijslagwet (hierna: AKW). Deze leden informeren waarom de toelichting op het wetsvoorstel niet in overeenstemming is gebracht met de passage in de begroting van SZW voor 2004 ter zake (pag. 97). Zij verzoeken de regering in het verlengde hiervan nader te onderbouwen waarom tegenvallers op het terrein van de sociale zekerheid in het algemeen moeten worden gecompenseerd door gezinnen met kinderen. Voorts vragen deze leden de regering de relatie tussen dit wetsvoorstel en de voorgestelde verhoging van de kinderkorting nader te belichten. De leden van de SGP-fractie hebben met kritische belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel en de daarbij behorende toelichting. Zij hebben nog een aantal kritische vragen en opmerkingen die in dit verslag zijn verwerkt. Tweede Kamer, vergaderjaar 2003 2004, 29 258, nr. 5 2

2. Voorgestelde maatregelen De leden van de CDA-fractie menen dat, gezien de afspraken die zijn gemaakt bij het Najaarsoverleg waarbij een nullijn voor contractlonen is overeengekomen voor 2004 en naderend tot nul in 2005, het voorstelbaar is dat de kinderbijslagbedragen voor deze jaren in dezelfde geest te laten ontwikkelen. Deze leden vragen zich wel af wat precies de consequenties zijn wanneer ten gevolge van een bepaalde volume-ontwikkeling in de sociale zekerheidsregelingen een betekenende premie- en belastingdrukverhoging noodzakelijk is. Wat zijn de gevolgen hiervan voor de ontwikkeling van de kinderbijslagbedragen en de effecten voor gezinnen van een dergelijke aanpassing? Ten aanzien van de afschaffing van de financiële ruimte voor een jaarlijkse verhoging voor het eerste kind tot en met 2012 vragen de leden van de CDA-fractie hoe deze maatregel zich verhoudt tot het streven van de regering om de lasten voor gezinnen met kinderen te beperken. Deze leden hebben gemengde gevoelens bij dit onderdeel van het wetsvoorstel. Bovendien vragen zij waarom deze wijziging moet gelden voor de gehele periode tot en met 2012. Immers, de regering beargumenteert deze maatregel met het ontbreken van de financiële ruimte en de leden van de CDA-fractie vragen zich af of dit argument wel voor de hele periode opgaat. In de memorie van toelichting wordt terecht gewag gemaakt van kinderbijslag als aanvullend inkomen. Met name bij een eerste kind, dat veel kosten meebrengt en waarbij in veel gevallen één van de ouders of beiden minder gaan werken, menen de leden van de CDA-fractie dat behoedzaam met deze aanvulling moet worden omgegaan. Zij vragen of afschaffing van de verhoging van de kinderbijslag voor het eerste kind daarom wel verstandig is en vragen de regering waarom niet kan worden volstaan met de eerste voorgestelde wijziging. Wanneer de effecten van het Najaarsoverleg op de gewenste wijze uitvallen en zich op een positieve wijze ontwikkelen, zou de tweede wijziging van de kinderbijslagwet niet nodig hoeven te zijn, zo menen de leden van de CDA-fractie. De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering het mogelijk acht dat bij een meevallende conjunctuur in 2004 dat er in 2005 alsnog tot indexatie wordt over gegaan. Tevens vragen zij wat na deze maatregel(en) het kostendekkendheidspercentage is van de kinderbijslag in kosten van kinderen in de drie leeftijdsgroepen voor het eerste kind? De leden van de SGP-fractie vragen om een nadere inhoudelijke onderbouwing waarom de kinderbijslagbedragen voor twee jaar worden gerelateerd aan de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (hierna: WML). De AKW is bedoeld als een tegemoetkoming in de kosten van kinderen. De kosten voor de ouders zijn daarom gerelateerd aan de consumentenprijsindex en hebben naar het oordeel van de leden van de SGP-fractie niets te maken met de ontwikkeling van de contractlonen. De leden van de SGP-fractie zien dit wetsvoorstel daarom als een ad hoc-maatregel om een bezuiniging door te voeren. Temeer, daar dit onderdeel van het wetsvoorstel is beperkt voor de jaren 2004 en 2005. Kan de regering aangeven waarom zij niet structureel is overgestapt op de ontwikkeling van de contractlonen? Wil de regering expliciet toezeggen dat deo volente in 2006 niet opnieuw van artikel 13, tweede lid AKW wordt afgeweken? De leden van de SGP-fractie zijn zeer kritisch over het laten vervallen van de bijzondere verhoging van de kinderbijslag voor het eerste kind. Deze verhoging was een compensatie voor de progressie in de kinderbijslag die werd afgeschaft. Een maatregel waar de aan het woord zijnde leden ook al op tegen waren. De leden van de SGP-fractie vragen hoe de regering dit Tweede Kamer, vergaderjaar 2003 2004, 29 258, nr. 5 3

voorstel beziet vanuit de filosofie van de betrouwbare overheid. Het argument dat er geen financiële ruimte meer is, vinden de aan het woord zijnde leden niet overtuigend. Dat is naar hun oordeel een kwestie van politieke keuzes maken en daarom kan dat niet als zelfstandig argument dienen. Kan de regering ook inhoudelijke argumenten geven om de bijzondere verhogingen af te schaffen? 3. Budgettaire gevolgen van beide maatregelen De leden van de CDA-fractie merken op dat het wetsvoorstel voor de jaren 2004 en 2005 de kinderbijslagbedragen niet langer koppelt aan de prijzen, maar aan het WML. Zij vragen wat de financiële gevolgen zouden zijn, wanneer ook na 2005 de bedragen aan loonontwikkeling zouden worden gekoppeld. De leden van de PvdA-fractie constateren dat de regering voor de AKW in 2004 en 2005 de nullijn wil volgen als het om de koppeling gaat. Waarom leidt het loslaten van de nullijn in 2006 toch nog tot een besparing ten opzichte van 2005 zo vragen de leden van de PvdA-fractie. 4. Koopkrachteffecten De regering heeft het financiële effect van de maatregel geraamd op zo n 15 per jaar zo merken de leden van de CDA-fractie op. Waarop is dit gebaseerd als nog aanpassing aan de orde kan zijn, zo vragen zij. De leden van de fractie van de ChristenUnie zouden graag informatie ontvangen over de koopkrachteffecten voor gezinnen van drie en meer kinderen. De leden van de SGP-fractie vinden het koopkrachtverlies voor gezinnen met kinderen ongewenst. Zeker voor grote gezinnen komen de voorstellen hard aan. Hoe beschouwt de regering deze voorstellen in het licht van de uitkomsten van een recent NIBUD-onderzoek waaruit bleek dat gezinnen met meer dan vier kinderen grote moeite hebben om rond te komen? Deelt de regering de mening van de aan het woord zijnde leden dat voor grote gezinnen deze bezuiniging hard aankomt? Kan de regering een overzicht geven wat het koopkrachtverlies is voor gezinnen met meer dan vier kinderen? 5. Uitvoeringslasten De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) heeft aangegeven dat invoering per 1 januari 2004 zonder problemen kan plaatsvinden, indien tijdig over de voor 2004 te hanteren bedragen kan worden beschikt. Wat moet in dit kader worden verstaan onder tijdig? Op welke datum dient de SVB over de benodigde informatie te beschikken om tot adequate uitbetaling na afloop van het eerste kwartaal te kunnen overgaan? De leden van de SGP-fractie vragen of de regering garanties heeft dat de SVB de wijzigingen op tijd kan doorvoeren? 6. Inwerkingtreding (artikel IV) De leden van de SGP-fractie zijn van mening dat de inwerkingtreding met terugwerkende kracht geen schoonheidsprijs verdient. Met name mensen in de lage inkomensgroepen met meerdere kinderen hebben het geld hard nodig. De leden van de SGP-fractie vinden het met terugwerkende kracht invoeren van een dergelijke maatregel niet fraai. Wil de regering Tweede Kamer, vergaderjaar 2003 2004, 29 258, nr. 5 4

toezeggen dat wanneer het wetsvoorstel niet vóór 1 januari 2004 is aangenomen in de Eerste Kamer, de wet pas ingaat per 1 januari 2005? 7. Overig De leden van de PvdA-fractie hebben er behoefte aan vragen te stellen aan de regering over het uitvoeringsbeleid van de SVB. Herinnert de regering zich de schriftelijke vragen die de leden Noorman-den Uyl en Timmer gesteld hebben over de uitvoering van de AKW (Vergaderjaar 2002 2003, vraagnummer 2 020 317 180)? De leden van de PvdA-fractie zijn teleurgesteld in het antwoord van de regering op deze vragen. Zij menen dat de door de SVB zelf ontwikkelde beleidsregel om het recht op kinderbijslag vast te stellen voor ouders die alleen in het weekend voor hun gehandicapte kinderen thuis zorgen, leidt tot ongelijke behandeling tussen ouderparen met een hoog inkomen die wel kinderbijslag krijgen omdat zij makkelijk aan de onderhoudseis kunnen voldoen in een vergelijkbare situatie en ouderparen die geen kinderbijslag krijgen omdat hun minimum inkomen te laag is om aan het bedrag van de onderhoudseis te voordoen. Waarom wordt geen bedrag als percentage van het inkomen gehanteerd om de onderhoudseis vast te stellen? Een zelfde benadering van de SVB die getuigt van een bureaucratische houding doet zich voor in Alkmaar waar een 25 jarige vrouw die voogdes is over haar 15 jarige zuster met wie zij een huishouden deelt: een volle wees. Ook aan haar wordt het recht op kinderbijslag ontzegd omdat zij moeite heeft aan te tonen aan de onderhoudseis te voldoen vanwege haar inkomen op minimumniveau. Ook valt op dat de voorlichting over welke kosten in aanmerking genomen kunnen worden ontbreekt evenals enige klantvriendelijkheid ontbreekt De leden van de PvdA-fractie nodigen de regering uit om het thans gevoerde beleid van de SVB uiteen te zetten en aan te geven op welke wijze voorlichting en klantvriendelijke ondersteuning wordt gegeven in situatie waarin aanvullende informatie wordt gevraagd. Voorts verzoeken de leden van de PvdA-fractie de regering aan te geven op welke inkomen de onderhoudsberekening, zoals die van het NIBUD, zij zich baseert bij het vaststellen van de onderhoudseis ten behoeve van het recht op kinderbijslag. De voorzitter van de commissie, Hamer Adjunct-griffier van de commissie, Esmeijer Tweede Kamer, vergaderjaar 2003 2004, 29 258, nr. 5 5