Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI) Nr. 139 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 27 april 2004 De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid 1 heeft over de brief d.d. 3 februari 2004 van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid inzake een andere benadering van cyclische werkloosheid in de Werkloosheidswet (SZW ) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd. De vragen, alsmede de daarop op 26 april 2004 gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt. De voorzitter van de commissie, Hamer De griffier van de commissie, Nava 1 Samenstelling: Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GL), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), Voorzitter, Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), Ondervoorzitter, Huizinga- Heringa (CU), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF) en Hirsi Ali (VVD). Plv. Leden: Depla (PvdA), Dittrich (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GL), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GL), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Vacature (algemeen), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Egerschot (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF) en Schippers (VVD). KST tkkst ISSN SduUitgevers s-gravenhage 2004 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

2 Inleiding van de minister In mijn brief van 3 februari jl. (SZW ) heb ik een aantal beleidsvoornemens aangekondigd met betrekking tot de regeling voor cyclische werkloosheid. In reactie op mijn brief heeft de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid een aantal vragen gesteld. Hierbij zend ik ude antwoorden op deze vragen. Daarnaast maak ik van de gelegenheid gebruik om u te informeren over de stand van zaken over de invoering van premiegroepen in de wachtgeldfondsen. Premiegroepen in de wachtgeldfondsen Ik ben voornemens een systeem van premiegroepen met twee categorieën werknemers te introduceren in de wachtgeldfondsen. Een premiegroep voor werknemers die korter dan een jaar in dienst zijn en een premiegroep voor werknemers die een jaar of langer in dienst zijn. Om dit te bereiken wordt het Besluit vaststelling premiepercentage wachtgeldfondsen aangepast. Werkgevers maken in hun bedrijfsproces een afweging tussen kosten en baten. Werkgevers die niet het hele jaar dezelfde vraag naar arbeidskrachten hebben, maken daarom een afweging tussen het doorbetalen van loon en een tijdelijk ontslag van hun werknemers. In het huidige systeem van premiebetaling heeft een tijdelijk ontslag voor de individuele werkgever weinig financiële consequenties. De sector als geheel betaalt, via de wachtgeldpremie, de extra werkloosheidslasten. Om deze cyclus te doorbreken en werkgevers te stimuleren de betrokken werknemer in dienst te houden, stel ik voor de premies voor langdurende dienstverbanden te verlagen. Hoewel bij de afweging tussen tijdelijk ontslag en het loon doorbetalen niet alleen de hoogte van de premie doorslaggevend is, verwacht ik dat een premiekorting een positief effect heeft op het aantal langdurige dienstverbanden. Een tweede voordeel van een lagere premie voor langdurige dienstverbanden is dat werkgevers die de minste WW-lasten veroorzaken, minder meebetalen aan de werkloosheidslasten die ze zelf niet veroorzaakt hebben. Er wordt zo tegemoet gekomen aan het principe «de vervuiler betaalt». Immers indien de werknemer langer dan een jaar in dienst is bij de werkgever, is er in dat jaar geen WW-uitkering betaald voor die werknemer. Met deze wijziging van het Besluit vaststelling premiepercentage wachtgeldfondsen kunnen de bestaande premiegroepen in de wachtgeldfondsen geüniformeerd worden. Van groot belang bij de keuze voor deze vorm van premiedifferentiatie is de afweging dat deze differentiatie kan worden doorgevoerd met een minimum aan administratieve lasten en uitvoeringskosten. Immers de duur van het dienstverband kan door UWV nu al uit de administratie worden afgelezen, waardoor geen additionele uitvraag van gegevens nodig is. Ook vanuit het oogpunt van handhaafbaarheid verdient dit model de voorkeur. Omdat de premiekorting pas van toepassing is nadat betrokken werknemer een jaar in dienst is geweest en dit eenvoudig te concluderen is uit de administratie van UWV, zullen de mogelijkheden voor misbruik of oneigenlijk gebruik naar verwachting zeer beperkt zijn. Verdere procedure Op dit moment is het ontwerpbesluit van tot wijziging van het Besluit vaststelling premiepercentage wachtgeldfondsen nagenoeg gereed. Dit Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

3 conceptbesluit zal ik in mei 2004 met de sociale partners bespreken van de sectoren op wie de premiegroepen van toepassing zijn. Ik zal daarbij ook overleggen met de Raad van Werk en Inkomen, die eerder advies heeft aangeboden. Over de uitkomsten van het overleg met sociale partners zal ik u (uiterlijk 1 juli) informeren. Daarnaast wordt het conceptbesluit voorgelegd aan UWV, de Belastingdienst, Actal en IWI ter advisering en toetsing op uitvoerbaarheid, toezichtbaarheid en administratieve lasten. Daarna wordt het conceptbesluit ter advisering aan de Raad van State voorgelegd. Vragen en antwoorden 1 Is het niet te vroeg om conclusies te trekken en maatregelen te nemen, gezien het feit dat volgens het UWV-rapport 1 hoewel de cijfers pas officieel zijn als de cijfers over het eerste kwartaal van 2004 verwerkt zijn de cyclische werkloosheid in 2003 sterk is gedaald? In het UWV-rapport is inderdaad een afname te zien van het aantal cyclische werkloosheidsuitkeringen. De regeling voor cyclische werkloosheid kan hieraan bijgedragen hebben. De regeling voor cyclische werkloosheid heeft echter enkele nadelen. Ten eerste is de uitvoering van de regeling gecompliceerd, vooral omdat de grens tussen seizoensmatige en nietseizoensmatige arbeid niet altijd duidelijk is. De betrokken sectoren en UWV hebben aangegeven dat zij om deze reden moeite hebben met de bestaande regeling. Een ander nadeel is dat de regeling niet ziet op een cyclus waarbij men volgens een vast ritme werkloos is en vervolgens het werk hervat bij een andere werkgever. Hierdoor blijft een belangrijk deel van werkloosheid met een cyclisch karakter verborgen en onbestreden. 2 Welke ongewenste effecten heeft de regeling voor cyclische werkloosheid volgens de Raad voor Werk en Inkomen (RWI)? De RWI heeft in een brief van 9 mei 2003 zijn visie uiteengezet over cyclische arbeid in relatie tot premiedifferentiatie. De RWI onderschrijft als beleidsdoelstelling het voorkomen van oneigenlijk gebruik van de WW in de vorm van afwenteling van bedrijfsrisico s op de wachtgeldfondsen. De RWI constateert in deze brief verder dat de regeling met betrekking tot cyclische werkloosheid bij dit voorkomen van oneigenlijk gebruik van de WW een aantal ongewenste effecten heeft en acht deze niet in het belang van het optimaal functioneren van de arbeidsmarkt. De RWI beschrijft in zijn advies overigens niet welke deze ongewenste effecten zijn. 1 Cyclisch beroep op de werkloosheidswet 1999 t/m 2002, UWV, juli ,4en5 Op welke manier wordt druk uitgeoefend op de ministeries opdat de spreiding van aanbesteding door de ministeries door het jaar heen verbeterd wordt? Zijn er sanctiemogelijkheden? Wat is er in de opstelling van de ministeries en de gemeenten de afgelopen twee jaar gewijzigd? Welke zijn de concrete stappen van de minister van Verkeer en Waterstaat, van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van de lokale overheden om cyclische werkloosheid terug te dringen? Welke streefcijfers en mijlpalen hanteren zij daarbij? En hoe (en wanneer) wordt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Kamer hierover geïnformeerd? Is de regering van plan met de woningbouw corporaties, gemeenten en provincies bijvoorbeeld convenanten te sluiten om de spreiding van werk door de seizoenen te bevorderen? Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

4 Ik heb op 10 februari 2003 mijn collega s, de ministers van Verkeer en Waterstaat en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer verzocht om bijzondere aandacht te schenken aan de spreiding van opdrachten door Rijkswaterstaat en de Rijksgebouwendienst. Daarnaast heb ik op 27 oktober 2003 ook aan provincies en gemeenten gevraagd om bij opdrachten voor schilderwerk en grond-, water- en wegenbouwprojecten zoveel mogelijk te voorkomen dat er discontinuïteit van opdrachten plaatsvindt. Veranderingen in het aanbestedingspatroon betekenen het doorbreken van lang bestaande gewoonten. Dit kan niet op korte termijn gerealiseerd worden. Ik vertrouw echter op een open communicatie van ministeries en gemeenten richting opdrachtnemers om spreiding van opdrachten, waar mogelijk, te stimuleren en toe te passen. Ik verwacht voorts dat het voor werkgevers minder aantrekkelijk zal worden om personeel te ontslaan in tijden met minder bedrijvigheid. Immers het tijdelijk ontslaan en weer opnieuw aannemen van personeel wordt duurder en continuïteit in de bedrijvigheid wordt financieel aantrekkelijker. Werkgevers zullen dit financiële voordeel van continuïteit als opdrachtnemer kunnen doorberekenen in de prijsstelling. Hierdoor zal het zowel voor opdrachtgevers in de publieke sector als voor opdrachtgevers in de marktsector aantrekkelijk worden, te komen tot een spreiding van opdrachten. In deze filosofie, waarbij opdrachtnemende werkgevers en opdrachtgevers (overheid en markt) door financiële prikkels «verleid worden» tot spreiding van opdrachten, liggen regulerende instrumenten zoals sancties en convenanten minder voor de hand. 6 Hoe zal in de praktijk het stimuleren van de spreiding van werkzaamheden over het jaar door bedrijven vorm worden gegeven? Hoe wordt de Kamer hierover geïnformeerd? Sommige branches hanteren jaarmodellen, waarbij aan werknemers een jaarcontract wordt aangeboden. In ruil daarvoor zijn werknemers bereid tot een meer flexibele inzet, waarbij bijvoorbeeld in de zomer langer gewerkt wordt en in de winter minder. Met een jaarcontract wordt het merendeel van de werknemers «over de jaarcyclus heen getild». Met het voorgestelde systeem van premiegroepen, wordt hierbij aangesloten en wordt de systematiek van jaarmodellen gestimuleerd. Werkgevers gaan voor werknemers die langer dan een jaar in dienst zijn een lagere premie betalen. Door deze lagere premie wordt het voor werkgevers aantrekkelijker om werknemers voor langere tijd in dienst te nemen. In de overleggen die gevoerd worden met de sociale partners in deze sectoren, zullen de initiatieven van de branche en bedrijven zelf ook aan de orde komen. Op 1 juli zal ik de Kamer informeren over de stand van zaken. 7 Wat is er gebeurd met de ideeën om het werk tijdens het voorjaar en najaar te belasten ten gunste van het winterseizoen dat gepremieerd zou kunnen worden? Op dit moment is er binnen de sector schildersbedrijf een onderscheid gemaakt tussen een zomer- en een winterpremie. De zomerpremie is hoger dan de winterpremie, op deze manier wordt bereikt dat de loonkosten in de zomer zwaarder belast worden dan in de winter. Door de loonkosten in de winter te verlagen worden werkgevers gestimuleerd om in de winter door te blijven werken. Deze systematiek loopt synchroon met de cyclus in de schildersbranche. Met deze systematiek kan slechts een beperkte prikkelwerking bereikt worden. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

5 Ik ben voornemens als alternatief premiegroepen te introduceren die in alle wachtgeldfondsen toepasbaar zijn; de huidige premiegroepen worden geüniformeerd. Bij een dergelijk systeem is het niet mogelijk het systeem van de schildersbranche over te nemen, omdat niet elke cyclus in de sectoren gelijk loopt. Bovendien kan met de voorgestelde premiedifferentiatie naar duur van de arbeidsovereenkomst, een sterkere prikkelwerking bereikt worden dan in de systematiek die momenteel in de schildersbranche wordt toegepast. In het nieuwe systeem is het idee overgenomen om de loonkosten, van dienstverbanden die de periodes van verminderde economische activiteit overbruggen, te verlagen. 8 Wat zou het budget kunnen zijn om een besparing op uitkeringslasten te realiseren? Zie het antwoord op vraag 21. 9en10 Hoeveel mensen in de sectoren die door de aanscherping van de regelgeving uit 2001 niet meer onder de cyclische regeling vielen, zijn in de bijstand terecht gekomen? Wat waren de kosten voor de gemeenten door de verschuiving van de uitkering van het UWV naar de Algemene bijstandswet cq. Wet werk en bijstand? Is er zicht op de mate waarin werkloze werknemers door het verlies van de werkloosheidsuitkering geen toegang kregen tot de bijstand vanwege het eigen huis? Uit cijfers van de schildersbranche 1 blijkt dat het aantal werknemers in de schildersbranche dat als gevolg van de aanscherping van het besluit in 2001 in de bijstand terecht is gekomen zeer gering is. 20 tot 30 personen zijn afgelopen winterperiode afgewezen voor de WW en zouden aangewezen zijn op bijstand als de schildersbranche niet een eigen private regeling had getroffen. Voor andere sectoren zijn zulke cijfers weliswaar niet beschikbaar, maar aangenomen mag worden dat het beroep op de bijstand tot op heden zeer beperkt is. Dit hangt mogelijkerwijs samen met het herleven van oude rechten die ontstaan zijn vóór de aanscherping van de regeling voor cyclische werkloosheid. De kosten voor de gemeenten zijn dientengevolge tot nutoe eveneens gering. Het aantal werknemers dat door het bezit van een eigen huis niet in aanmerking komt voor een bijstandsuitkering is daardoor ook zeer gering. 11 Hoe groot is het probleem van de cyclische werkloosheid na de aanscherping van de regeling uit 2001? Wat zijn de meest recente cijfers? De meest recente cijfers dateren uit juli 2003 en zijn afkomstig uit het UWV-rapport «Cyclisch beroep op de werkloosheidswet 1999 t/m 2002». In dit rapport blijkt het totaal aantal cyclische rechten per jaar als volgt te zijn: Aantal cyclische rechten* exclusief uitzendbedrijven en overheidssectoren 1 Afkomstig van A&O Services, die een aantal sectorale regelingen uitvoert voor de schildersbranche. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

6 In deze tabel lijkt het aantal rechten in 2002 fors te zijn gedaald. Hierbij dient te worden aangetekend dat de cijfers over 2002 nog niet definitief waren. De definitieve cijfers voor 2002 zijn nog niet beschikbaar. 12, 13 en 14 Welk resultaat wordt nagestreefd door het afschaffen van de regeling voor cyclische werkloosheid en door het scherper toepassen van de reguliere entree- en poortwachterbepalingen en de premiedifferentiatie? Kan de meest actuele stand van zaken omtrent het overleg met het UWV over scherpere toepassing van reguliere entree- en poortwachtersbepalingen? Wanneer wordt het overleg afgerond en de Kamer hierover geïnformeerd? Wanneer zal de regering een standpunt innemen over de reguliere entreeen poortwachterbepalingen en de premiedifferentiatie? Wanneer wordt de Tweede Kamer hierover geïnformeerd? Met het introduceren van een systeem van premiegroepen en het afschaffen van de regeling voor cyclische werkloosheid wordt de uitvoering van de huidige vormen van premiedifferentiatie geüniformeerd en de complexe regeling inzake cyclische werkloosheid afgeschaft. Daarnaast verschuift het accent van werknemers naar werkgevers. Worden nu nog voornamelijk werknemers gestimuleerd om cyclische werkloosheid te voorkomen, in de toekomst zullen zowel werkgevers als werknemers geprikkeld worden. Door het afschaffen van de regeling voor cyclische werkloosheid zullen werknemers die cyclisch werkloos zijn, wel in aanmerking kunnen komen voor een werkloosheidsuitkering. Daar staat echter wel tegenover dat deze werknemers onderworpen worden aan een scherpere toepassing van de reguliere entree- en poortwachterbepalingen. Door het UWV-onderzoek heeft het UWV namelijk meer inzicht in situaties waarin cyclische werkloosheid speelt. Dit inzicht maakt het mogelijk de beoordeling van de verwijtbaarheid van de werkloosheid indringend te richten op een adequaat arbeidsmarkt- en sollicitatiegedrag van de cliënt. Nadere afspraken over de invulling van deze scherpere toetsing worden nog met het UWV gemaakt. Ik zal uhierover informeren. De combinatie van maatregelen maakt een tijdelijk ontslag onaantrekkelijker en zal cyclische werkloosheid terugdringen. 15 Waar wordt de grens gelegd wat betreft welk wachtgeldfonds wel of niet in aanmerking komt voor de invoering van premiegroepen? In het rapport van het UWV «cyclisch beroep op de werkloosheidswet 1999 tot en met 2002» heeft het UWV aangegeven dat in een aantal sectoren cyclische werkloosheid veel vaker voorkomt dan in andere sectoren. Daarbij komt naar voren dat een paar sectoren verantwoordelijk zijn voor 77% van alle cyclische werkloosheidslasten. Het kabinet heeft dan ook besloten om aan te sluiten bij de sectoren die in dit rapport genoemd worden. Het betreft hier de bouw- en schildersbranche, de agrarische sector, de horeca en de sector cultuur. Het invoeren van premiegroepen leidt tot uniformering van de huidige premiegroepen. Het kabinet is daarom tevens voornemens om het systeem van premiegroepen voor korte en lange dienstverbanden over te nemen voor de uitzendbranche, binnenscheepvaart en de grafische sector. 16 Kan een inschatting worden gegeven van de administratieve lasten die zullen ontstaan door: de invoering van premiegroepen; een werkgeversbijdrage in de uitkering; Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

7 een eigen risico van 6 weken. Kan daarbij een onderscheid worden gemaakt tussen de administratieve lasten voor de grotere bedrijven en het MKB? De gevolgen voor de administratieve lasten als gevolg van de invoering van premiegroepen is uiteraard afhankelijk van vormgeving van premiedifferentiatie. Hierbij zijn verschillende varianten mogelijk. Bij premiedifferentiatie die gebaseerd is op veroorzaakte WW-lasten, ligt er een relatie tussen de hoogte van die WW-lasten die door deze individuele werkgever «veroorzaakt» zijn en de hoogte van de premie die aan de werkgever in rekening wordt gebracht. Door deze koppeling tussen de individuele WW-lasten en de hoogte van de premie, zou de werkgever in een dergelijk systeem als belanghebbende moeten worden aangemerkt bij elke WW-beslissing. Dit zal tot een aanzienlijke administratieve belasting voor werkgevers en uitvoeringskosten voor UWV leiden. Van groot belang bij de keuze voor premiegroepen is de afweging dat deze vorm van premiedifferentiatie kan worden doorgevoerd met een minimum aan administratieve lasten en uitvoeringskosten. Immers de duur van het dienstverband kan door UWV nu al uit de administratie worden afgelezen, waardoor geen additionele uitvraag van gegevens nodig is. Naar verwachting kan hier mee ook worden aangesloten bij de informatie-uitvraag uit de polisadministratie (Walvis/SUB). Ook vanuit het oogpunt van handhaafbaarheid verdient dit model de voorkeur. Omdat de premiekorting pas van toepassing is nadat betrokken werknemer een jaar in dienst is geweest en dit eenvoudig te concluderen is uit de administratie van UWV; zullen de mogelijkheden voor misbruik of oneigenlijk gebruik naar verwachting zeer beperkt zijn. Het voorstel, vastgelegd in de gewijzigde algemene maatregel van bestuur zal nog aan Actal worden voorgelegd ter toetsing van de administratieve lasten. 17 Hoe worden de «uitwijkrisico s» van werkgeversbijdrage en eigen risico beoordeeld, namelijk het langer dan nodig voortduren van werkloosheid omdat daardoor bijvoorbeeld een nieuwe periode van eigen risico verdwijnt? Het introduceren van een eigen risico of een werkgeversbijdrage over een beperkte periode zouer inderdaad toe kunnen leiden dat werkgevers de werkloosheid langer laten voortduren dan nodig is omdat, nadat de eigenrisico-periode verstreken is of de maximale werkgeversbijdrage betaald is, geen bijdrage meer verschuldigd is. In de nu voorgestelde systematiek zal dit gedragseffect van werkgevers naar verwachting niet optreden omdat de werkgever altijd pas na een jaar dienstverband met een werknemer in aanmerking komt voor de lagere premie. Er is geen prikkel om werkloosheidsperiode langer te laten duren omdat dan ook de periode dat de hogere premie betaald wordt, naar achteren schuift in de tijd. 18 Bestaat door genoemde maatregelen (premiedifferentiatie, eigen risico) niet het gevaar van verdwijnen van banen en het invullen van deze banen door uitzendbanen of buitenlandse bedrijven met buitenlandse werknemers? Door premiedifferentiatie worden de loonkosten van werknemers beïnvloed. Bij een verhoging van de loonkosten van werknemers met een kortdurende arbeidsovereenkomst zullen werkgevers wellicht eerder de Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

8 inzet van andere arbeidskrachten, zoals uitzendkrachten of buitenlandse werknemers overwegen. Werkgevers kunnen dan het risico van een hogere premie afwentelen op het uitzendbureau. Er zal ook gesproken worden met de uitzendbranche over een invoering van een systeem van premiegroepen, is dat geval zal het uitzendbureau de hogere loonkosten echter wel weer moeten doorberekenen in de uitleenprijs. In het systeem van premiegroepen hoeft een buitenlandse werknemer geen aantrekkelijk alternatief te zijn. De Nederlandse werkgever is in de regel ook premie verschuldigd voor de buitenlandse arbeidskracht. 19 Wanneer zal de nadere analyse van de spanning tussen de plannen rond premiegroepen en de flexibiliteit van de arbeidsmarkt gereed zijn? Wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd? De kwantitatieve effecten van het voorstel dat nuis uitgewerkt worden op dit moment onderzocht. Hierbij wordt onder andere gebruik gemaakt van gegevens van het UWV. De gevolgen van de invoering van premiegroepen voor de flexibiliteit van de arbeidsmarkt zal ook bij de overleggen met sociale partners aan de orde komen en in mijn uiteindelijke besluitvorming meewegen. Ik zal de kamer uiterlijk 1 juli over de stand van zaken informeren. 20 Wat is precies het standpunt van de werknemersorganisaties over de voorstellen die nuop tafel liggen? Het voorstel dat nuis uitgewerkt zal het tweede kwartaal van 2004 met de sociale partners van de sectoren besproken worden. 21 Wat is het te bereiken streefniveauvoor cyclische werkloosheid met de voorgestelde maatregelen voor ? Het streven is er op gericht tot een zekere normalisatie van de organisatie van de arbeid in de betreffende sectoren te komen, waardoor het niveau van cyclische werkloosheid en andere vormen van herhalingswerkloosheid daalt tot een niveaudat vergelijkbaar is met andere sectoren. 22 In de bijlage bij de brief is te lezen dat een aantal mogelijkheden van premiedifferentiatie het gevaar met zich meebrengt dat er geen onderscheid gemaakt kan worden tussen de werkgever die zijn werknemer ontslaat om zijn hoofd boven het water te houden en de werkgever die bewust aanstuurt op cyclische werkloosheid. Waarom zou hierbij de invoering van premiegroepen geen sprake van zijn? Het bezwaar dat er geen onderscheid gemaakt kan worden tussen werkloosheidslasten als gevolg van cyclische werkloosheid en werkloosheidslasten als gevolg van een dreigend faillissement geldt met name voor een systeem van premiedifferentiatie waarbij een directe koppeling wordt gelegd tussen de werkloosheidslasten en de hoogte van de premie. Indien de hoogte van de premie afhankelijk is van de veroorzaakte werkloosheidslasten, zal er geen onderscheid gemaakt worden naar de oorzaak van de werkloosheidslasten. Bij het systeem van premiegroepen op basis van de duur van het arbeidscontract, is er geen sprake van een dergelijke koppeling. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr