DE NEDERLANDSCHE BANK NV

Vergelijkbare documenten
DE NEDERLANDSCHE BANK N.V. Beleidsregel reikwijdte geconsolideerd en solotoezicht op beleggingsondernemingen en kredietinstellingen Wft

Aanvraagformulier voor het gebruik van een interne modellenmethode voor de berekening van de solvabiliteitseisen voor het kredietrisico

Uitzondering behandeling operationeel risico voor bepaalde categorieën effecteninstellingen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

- 1 - Regeling van De Nederlandsche Bank N.V. van [PM] 2013, kenmerk 2013/712998, tot wijziging van de Regeling staten financiële ondernemingen Wft

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

MODEL financieringsmaatschappijen; invoering Wet op het financieel toezicht

De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie. CRD III Implementatie in toezichthouderregelingen en nader beleid van DNB. 1 april 2011

Regeling prudentieel toezicht financiële groepen Wft

Toelichting bij aanvraagformulier voor een verklaring van geen bezwaar (vvgb) artikel 3:96 Wft. Alleen van toepassing op banken met zetel in

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie. CRD II Implementatie (nieuwe) Regeling Hybride kapitaalinstrumenten banken 2010

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

c) overeenkomstig de artikelen 260 tot en met 263 op verzekerings- of herverzekeringsondernemingen of gemengde financiële holding die

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie. CRD III Implementatie in toezichthouderregelingen en nader beleid van DNB.

INFORMATIEFORMULIER PRUDENTIЁLE EISEN DERDELANDEN BELEGGINGSONDERNEMINGEN IN NEDERLAND

T.a.v. de directie. Geachte directie,

Consultatievoorstel Wet beloningsbeleid Wft CRD IV Consultatievoorstel CRD IV Samenhang CRD IV

Gelet op de artikelen 61, vijfde lid, 72, eerste lid, 73, tweede lid, van het Besluit prudentiële regels Wft;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

2 ALGEMENE AANWIJZINGEN VOOR HET GEBRUIK VAN HET HANDBOEK WTK

Relevante wetsartikelen aanvraag verklaring van geen bezwaar uit hoofde van artikel 3:96 Wet financieel toezicht

Wijzigingsregeling in verband met de implementatie van de richtlijn beheerders van alternatieve belegginginstellingen

Gelet op de artikelen 2:26d, derde lid, en 3:3 van de Wet op het financieel toezicht;

[Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje Nassau, enz. enz. enz.]

Valkuilen bij aanvragen voor vergunningen. en verklaringen van geen bezwaar. Toezichthouder beleggingsondernemingen en -instellingen.

Reactie op ontvangen commentaar naar aanleiding van de consultatie CRD II implementatie

Regeling liquiditeit kredietunies Wft 2017

CRR en CRD IV: laatste loodjes voor de start

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

- 1 - De Nederlandsche Bank NV (DNB) legt een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1:80 en 1:81 van de Wft, op aan:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Toepassingsveld Deze mededeling is gericht aan alle kredietinstellingen naar Belgisch recht.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

De Minister van Financiën, Besluit: De Tijdelijke regeling invoering Wft wordt als volgt gewijzigd:

De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie Regeling staten financiële ondernemingen 3 maart 2014

Richtsnoeren voor de behandeling van verbonden ondernemingen, waaronder deelnemingen

De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie Beleidsregel ICAAP beleggingsondernemingen en beleggingsinstellingen 2 februari 2015

RJ-Uiting : Ontwerp-richtlijn C2 Microrechtspersonen

HOOFDLIJNEN NIEUWE DNB-RAPPORTAGE BELEGGINGSINSTELLINGEN

RJ-Uiting : Gevolgen van aanpassingen in boek 2 van het Burgerlijk Wetboek als gevolg van Richtlijn 2006/46/EG van 14 juni 2006

KAPITAALBELANGEN EN CONSOLIDATIE

(Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing)

Financieringsmaatschappijen onder de Wet op het financieel toezicht

Artikel 1. Onderwerp en werkingssfeer

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Na raadpleging van de betrokken representatieve organisaties;

Gelet op de artikelen 2:6, tweede lid, 2:8, tweede lid, en 2:104, eerste en tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht;

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Gelet op de artikelen 5, tweede en derde lid, 6, derde lid, en artikel 21, tweede lid, van het Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft;

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 127, lid 6, en artikel 132,

CONSULTATIE WET BELONINGSBELEID FINANCIËLE ONDERNEMINGEN

Afspraken tripartiet overleg financiële onderneming, externe accountant, De Nederlandsche Bank

Verlening van de aanvankelijke verklaringen van geen bezwaar

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Nadere regeling gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft wordt als volgt gewijzigd:

RJ-Uiting : Richtlijn Microrechtspersonen

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

CONSOLIDATIE. Belgian GAAP en IFRS

CONSOLIDATIE. Inhoudsopgave

Overzicht van markttoegang regelgeving Wft BANKEN met zetel in Nederland

Circulaire. Brussel, 2 juni Inwerkingtreding liquiditeitsdekkingsvereiste

Besluit van houdende regels ter uitvoering van de artikelen 89 en 90 van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni

GECONSOLIDEERDE JAARREKENING

Wat was de aanleiding voor de AFM om onderzoek te doen naar vermogensscheiding?

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Na raadpleging van de betrokken representatieve organisaties;

Het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft wordt gewijzigd als volgt:

Publicatieblad van de Europese Unie

Auditcommissie wettelijk verplicht voor organisaties van openbaar belang

EXTERNE LEIDRAAD VOOR DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 62 VAN DE BANKWET

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Toelichting op belangen in ondernemingen. Kwaliteit Accountantscontrole en Verslaggeving

Vrijstelling van tussenconsolidatie: een paar praktische issues

Wijs & van Oostveen B.V. Publicatiestukken per 30 juni 2014

Toezichtsbeleid betreffende de eenvoudige benaderingen van het operationele risico

Toezicht op financiële conglomeraten. Vennootschap. Onderneming. V&O juli/aug. 2003, nr. 7/8

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Vrijstellingsregeling Wet toezicht effectenverkeer 1995

Aanvraagformulier voor het gebruik van een geavanceerde benadering (AMA) voor de berekening van de solvabiliteitseisen voor het operationeel risico

Publicatieblad van de Europese Unie BESLUITEN

Inverko NV boekt een operationele winst in 2013 van ,- en versterkt verder het eigen vermogen. Inverko Polymers B.V. draait beter dan verwacht.

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag. Datum 20 maart 2013 Betreft Beantwoording vragen lid Van Hijum

Nieuwe solvabiliteitsrichtlijnen DNB vanaf 2009

Wetsvoorstel Titel 9 handhaaft. bepalingen die strijdig zijn. met EG-richtlijn G.-P. den Hollander RA

Uniforme brief aan de kredietinstellingen en de beursvennootschappen

(Niet-wetgevingshandelingen) BESLUITEN

NOTA VAN WIJZIGING. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1 Ontwerp-Richtlijn 120 Prijsgrondslagen, paragraaf 4

Mededeling. Brussel, 18 juli Herstelplannen Verplichtingen inzake bezwaarde activa. Geachte mevrouw Geachte heer

Beleidsregel Deskundigheid dagelijks beleidsbepalers artikel 4:9 en 5:29 Wft

No.W /III 's-gravenhage, 2 juni 2017

Gelet op de artikelen 16, 16b, onderdeel c, en 16 c, onderdeel c, van het Besluit bedrijfsvergunning en veiligheidscertificaat hoofdspoorwegen;

Externe Verslaggeving 2 proeftentamen nieuwe stijl - uitwerking

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Transcriptie:

DE NEDERLANDSCHE BANK NV REIKWIJDTE PRUDENTIEEL TOEZICHT OP KREDIETINSTELLINGEN EN BELEGGINGSONDERNEMINGEN - CONSULTATIEDOCUMENT (IMPLEMENTATIE BAZEL II) - NR. SC02A/NL MAART 2007

De Nederlandsche Bank geeft marktpartijen de gelegenheid commentaar te leveren op dit consultatiedocument. Reacties dienen uiterlijk op 15 mei 2007 via e-mail of post te zijn ontvangen door: Derk Visser De Nederlandsche Bank NV. Divisie Toezicht Beleid Postbus 98 1000 AB Amsterdam E-mail: h.j.t.visser@dnb.nl 2

INHOUD I Inleiding pag. 4 II Ingangsdatum pag. 4 III Geconsolideerd toezicht pag. 4 IV Solotoezicht...pag. 8 3

CONCEPT Datum: 19 maart 2007 BELEIDSDOCUMENT REIKWIJDTE PRUDENTIEEL TOEZICHT OP KREDIETINSTELLINGEN EN BELEGGINGSONDERNEMINGEN 1. INLEIDING Het voorliggende beleidsdocument behandelt de reikwijdte van het prudentieel toezicht op beleggingsondernemingen en kredietinstellingen 1 in het kader van de implementatie van de nieuwe Europese Capital Requirements Directive in de Wet op het financieel toezicht (Wft). In de navolgende paragrafen worden de kenmerken van geconsolideerd en solotoezicht verduidelijkt en wordt aangegeven hoe de werking is van de wettelijke vrijstellings- en ontheffingsbepalingen. 2. INGANGSDATUM De nieuwe reikwijdteregels zijn onderdeel van het Bazel 2-raamwerk. De ingangsdatum van het regime, inclusief de opties zoals beschreven in dit document, valt daarom voor de individuele instelling samen met de datum van overgang van die instelling op Bazel 2. Uiterste datum is 1 januari 2008, wanneer Bazel 1 definitief vervalt. De overgang van een instelling op Bazel 2 vindt uiteraard plaats in nauw overleg met de betrokken toezichthouder van DNB. 3. GECONSOLIDEERD TOEZICHT 3.1 Inhoud geconsolideerd toezicht Geconsolideerd toezicht betekent toezicht op basis van de geconsolideerde toezichtbalans van de instellingen. Het kan hierbij gaan om consolidatie op het niveau van vergunninghoudende instellingen of van financiële holdings. Deelnemingen in kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, instellingen die nevenactiviteiten uitoefenen en overige financiële instellingen worden geconsolideerd, conform voorgeschreven in de Wft en het Besluit Prudentiële regels Wft. Het geconsolideerde toezicht richt zich in beginsel op de Nederlandse vergunninghoudende moederinstelling dan wel de Nederlandse financiële holding die daarboven staat en bevat alle elementen van de pijlers 1 (incl. regeling betreffende grote posities), 2 en 3 van het Bazel II-raamwerk en de regels over de bedrijfsvoering. Ten aanzien van pijler 3 wordt opgemerkt dat hier de regels in principe aangrijpen op het Europese niveau in plaats van op het nationale niveau (zie ook 3, tweede bullet). De kwantitatieve wettelijke criteria met betrekking tot het vvgb-beleid gelden eveneens geconsolideerd, inclusief de limitering van deelnemingen in niet-financiële instellingen 2. 3.2 Richting van de consolidatie Vanuit het oogpunt van de vergunninghoudende instelling zijn er twee richtingen van de consolidatie: 1 In dit document worden kredietinstellingen en beleggingsondernemingen samen aangeduid als instellingen. 2 De totale verwervingsprijs van één niet-financiële deelneming mag 15% van het toetsingsvermogen bedragen. Voor alle niet-financiële deelnemingen samen geldt 60%. 4

1. Consolidatie naar beneden: een vergunninghoudende instelling consolideert (financiële) dochtermaatschappijen (Wft art. 3:276, eerste lid) Financiële dochterondernemingen, zowel vergunninghoudende (banken, beleggingsondernemingen) als niet-vergunninghoudende, dienen volledig te worden geconsolideerd, met uitzondering van verzekeraars, in welk geval het regime voor financiële conglomeraten geldt (Wft afdeling 3.6.4). Eveneens geconsolideerd worden ondernemingen die nevendiensten verrichten en beheerders van instellingen voor collectieve belegging. Proportionele consolidatie kan worden toegestaan in het geval van een beperkte aansprakelijkheid van de moeder, in het bijzonder bij joint ventures. In de Wft (art 3:279) wordt nog een aantal speciale gevallen genoemd waarin DNB kan verlangen dat consolidatie plaatsvindt en in welke vorm dat dan moet. In overleg met DNB kan consolidatie van een dochter achterwege blijven indien er sprake is van het niet beschikbaar zijn van de voor consolidatie benodigde informatie over een (dochter)onderneming, de (dochter)onderneming van te verwaarlozen betekenis is, of consolidatie misleidend zou zijn. In dergelijke gevallen dient in de solvabiliteitstoetsing de boekwaarde van de desbetreffende deelneming te worden afgetrokken van het toetsingsvermogen van de moederinstelling. Ook minderheidsdeelnemingen van meer dan 10% in financiële ondernemingen dienen te worden afgetrokken. 2. Consolidatie naar boven: consolidatie wordt uitgevoerd op het niveau van de financiële holding van de vergunninghoudende instelling (Wft art. 3: 276, tweede lid) Consolidatie op het niveau van de niet-vergunninghoudende financiële holding van een beleggingsonderneming en/of een kredietinstelling wordt ook wel aangeduid als holdingtoezicht. Deze vorm van toezicht impliceert dat op het niveau van de financiële holding op geconsolideerde basis alle prudentiële toezichtregels, zoals aangeduid in 3.1, van toepassing zijn. Uitzondering hierop vormt de regelgeving ten aanzien van het aanvragen van verklaringen van geen bezwaar voor het verwerven van gekwalificeerde deelnemingen, welke alleen is opgelegd aan de vergunninghoudende instelling. De kwantitatieve criteria voor het aanvragen en verlenen van verklaringen van geen bezwaar worden overigens wel op geconsolideerde basis vastgesteld. Er is sprake van een financiële holding als de deelnemingen van deze holding uitsluitend of hoofdzakelijk kredietinstellingen, beleggingsondernemingen of financiële instellingen (geen verzekeraars) 3 zijn. Een precieze kwantitatieve invulling van het begrip hoofdzakelijk wordt in de Wft niet gegeven. DNB gaat ervan uit dat er sprake is van een financiële holding als minimaal 80% van de geconsolideerde activiteiten financieel van aard is. Is de financiële holding van een Nederlandse vergunninghoudende instelling in Nederland gevestigd, dan is DNB verantwoordelijk voor het holdingtoezicht. In het geval van een niet-nederlandse EU financiële holding van een Nederlandse vergunninghoudende instelling geeft de wetgeving criteria ter bepaling wie de bevoegde toezichthouder is. Ten slotte kan de financiële holding van de vergunninghoudende moederinstelling gevestigd zijn in een derde land. In dat geval is de equivalentie 4 van het toezicht in dat land met het Europese geconsolideerde toezicht van doorslaggevend belang. De volgende indeling kan worden gemaakt (Wft artikel 3:275). Top van de groep binnen Europa Financiële holding in Nederland met naast de Nederlandse vergunninghoudende instelling tevens vergunninghoudende dochter(s) in andere lidstaat: DNB bevoegd tot holdingtoezicht. 3 Een financiële instelling is volgens de Wft degene die, geen kredietinstelling zijnde, in hoofdzaak zijn bedrijf maakt van het verrichten van een of meer van de werkzaamheden, bedoeld onder 1 tot en met 14 in bijlage I van de herziene richtlijn banken, of van het verwerven of houden van deelnemingen. Genoemde werkzaamheden bestaan uit: deposito s en spaarbedrijf, kredietverlening, leasing, betalingsverrichtingen, betalingsmiddelen, garanties en borgtochten, handel in financiële waarden, emissiebedrijf, financiële advisering, interbancair bedrijf, vermogensbeheer/advisering, bewaarneming/beheer van effecten, commerciële inlichtingen, verhuur van kluizen. 4 Equivalentie van het toezicht in derde landen wordt in principe beoordeeld op Europees niveau, maar kan ook door individuele lids taten die bij een bepaalde financiële holding betrokken zijn, worden bekeken. Equivalentie is in ieder geval vastgesteld voor de Zwitserse en de Amerikaanse toezichthouders. 5

Financiële holding in andere lidstaat zonder dat er naast de Nederlandse vergunninghoudende instelling sprake is van enige andere vergunninghoudende dochter: DNB bevoegd tot holdingtoezicht. Financiële holding in lidstaat A met naast de Nederlandse vergunninghoudende instelling een vergunninghoudende dochter in lidstaat B: bevoegde toezichthouder is DNB of de toezichthouder in lidstaat B, afhankelijk van de dochter met het hoogste balanstotaal. In overleg met betrokken buitenlandse toezichthouders kan eventueel worden afgeweken van bovengenoemde criteria. Vergunninghoudende moederinstelling van de Nederlandse vergunninghoudende instelling is gevestigd in een andere lidstaat: in de andere lidstaat wordt geconsolideerd toezicht uitgeoefend: DNB is subgeconsolideerd toezichthouder op Nederlandse dochter. Top van de groep buiten Europa Financiële holding dan wel vergunninghoudende moederinstelling van Nederlandse vergunninghoudende instelling staat onder geconsolideerd toezicht in een derde land waar het toezicht equivalent is: overleg met desbetreffende toezichthouder over informatievoorziening staat centraal; in het uiterste geval kan in overleg worden besloten tot DNB-toezicht op het niveau van de topholding. Financiële holding dan wel vergunninghoudende moederinstelling van Nederlandse vergunninghoudende instelling is gevestigd in derde land waar het toezicht niet equivalent is: DNB kan in overleg met andere betrokken Europese toezichthouders tot nadere toezichtmaatregelen besluiten zoals holdingtoezicht in het derde land, geconsolideerd toezicht op het Europese bedrijf en/of ring fencing. De consolidatieplicht geldt voor financiële holdings en niet voor andersoortige holdings. Andere typen holdings, waarvoor in de Wft specifieke toezichtregimes zijn voorgeschreven zijn verzekeringsholdings, gemengde financiële holdings (=holdings van financiële conglomeraten 5 ), gemengde verzekeringsholdings en gemengde holdings. Voor laatstgenoemde categorie (holdings boven niet-financiële ondernemingen + een kredietinstelling en/of een beleggingsonderneming) geldt geen geconsolideerd solvabiliteitstoezicht, maar een rapportage van intragroeptransacties, die is opgenomen in COREP. De plicht tot consolidatie op het niveau van de holding is in juridische zin opgelegd aan de vergunninghoudende instelling. Laatstgenoemde moet er dus in overleg met de toezichthouder voor zorgen dat de holding geconsolideerde rapportages en toetsingen (COREP/FINREP) aanle vert en kan op die plicht worden aangesproken. 3.3 Niveau van de consolidatie, vrijstelling subconsolidatie In de wetgeving bestaat onderscheid tussen: Consolidatie: aan de top van de groep op het niveau van de vergunninghoudende moederinstelling dan wel de financiële topholding in de lidstaat en Subconsolidatie : op het niveau van vergunninghoudende dochterinstellingen onder de lokale moederinstelling dan wel onder de lokale financiële topholding. Ten aanzien van subconsolidatie wordt opgemerkt dat pijler 3 niet van toepassing is, tenzij de desbetreffende dochteronderneming belangrijk is. Dit geldt ook als de moederinstelling of topholding een andere lidstaat gevestigd is. Een criterium voor het begrip belangrijk is nog niet voorhanden. (Wft art 280a). 5 De uitoefening van zogenaamd ficotoezicht op combinaties van banken en/of beleggingsondernemingen en verzekeraars op een hoger niveau in de groep heeft geen invloed op de voorgeschreven reikwijdte van het toezicht in deze groep op banken en beleggingsondernemingen. 6

Het onderscheid in consolidatie en subconsolidatie vormt de basis voor het vrijstellingsregime. Consolidatie op het niveau van de Nederlandse moedermaatschappij (vergunninghoudende instelling dan wel financiële holding) is altijd vereist. Daarentegen bevat de Wft ten aanzien van subconsolidatie een generieke vrijstellingsbepaling (Wft art. 3:277a, eerste lid). Deze vrijstelling houdt in dat dochterinstellingen van een lokale moederinstelling vrijgesteld zijn van de plicht om subgeconsolideerd aan de toezichteisen te voldoen als zij: zelf geen financiële dochterinstellingen in niet EU-lidstaten hebben én, in het geval zij opereren onder een Nederlandse financiële topholding, deze topholding geen financiële deelnemingen in niet-lidstaten heeft Financiële subholdings (hangend onder een onder geconsolideerd toezicht staande EUvergunninghoudende instelling, dan wel financiële holding) zijn eveneens vrijgesteld van subgeconsolideerd toezicht. Het generieke karakter van de vrijstelling van subconsolidatie impliceert dat deze automatisch van toepassing is en daarom niet individueel hoeft te worden aangevraagd. Niet alle Nederlandse dochterinstellingen voldoen aan bovengenoemde voorwaarden. Het nieuwe regime voorziet bovendien niet meer in een vrijstellingsmogelijkheid van subconsolidatie op basis van een garantie van de moederinstelling op basis van artikel 403 BW. (Dergelijke garanties vervullen nog wel een functie in het ontheffingenbeleid van het solotoezicht, zie Hoofdstuk 4.) 3.4 Ontheffingen consolidatie beleggingsondernemingen Voor beleggingsondernemingen die opereren in een financiële groep zijn specifieke ontheffingsmogelijkheden van geconsolideerd (holding)toezicht gecreëerd, afhankelijk van de samenstelling van die groep (Wft artikel 280b). Het verlenen van een ontheffing op het niveau van de financiële holding is niet mogelijk als er sprake is van een groep met kredietinstellingen en beleggingsondernemingen. Een vrijstelling van subconsolidatie op het niveau van de vergunninghoudende instelling is onder de voorwaarden van 3.3 dan uiteraard wel mogelijk. Als beleggingsondernemingen onderdeel zijn van groepen waarvan niet tevens een kredietinstelling deel uitmaakt, is er wel een mogelijkheid tot ontheffing van geconsolideerd holdingtoezicht. Voorwaarde is dat alle beleggingsondernemingen in een dergelijke groep zogenoemde 50k instellingen zijn (met vrijstelling voor operationeel risico) en dat alle beleggingsondernemingen in een dergelijke groep solo en geconsolideerd voldoen aan de solvabiliteitsvereisten en de vaste-kosteneis (de hoogste van de twee is maatgevend). Een dergelijke ontheffingsmogelijkheid van geconsolideerd toezicht geldt eveneens als alle beleggingsondernemingen in de groep zogenoemde 730k-instellingen zijn, aan welke toestemming is verleend om de operationeel risico-eis op alternatieve wijze te berekenen, zoals bepaald in het Besluit prudentiële regels Wft, artikel 62a, lid2 en 3. In dat geval moeten de desbetreffende beleggingsondernemingen solo en geconsolideerd aan de solvabiliteitseisen voldoen (eisen met betrekking tot marktrisico en kredietrisico + vaste-kosteneis, welke laatste eis in de plaats treedt van de operationeel risico-eis). Ten slotte kan er sprake zijn van groepen met verschillende typen van beleggingsondernemingen als dochter (50k, 730k met en/of zonder alternatieve berekening van de operationeel risico-eis). Ook dan bestaat er een ontheffingsmogelijkheid van geconsolideerd toezicht, die overigens in het algemeen zal leiden tot hogere solvabiliteitseisen op het groepsniveau doordat de kapitalisatie van de financiële holding de kapitalisatie van de dochterinstellingen dient te overstijgen. 7

4. SOLOTOEZICHT 4.1 Inhoud solotoezicht Het solotoezicht omvat alleen pijler 1 (incl. regeling grote posities) en heeft de vennootschappelijke balans als basis. 6 Op die balans worden deelnemingen in dochtermaatschappijen evenals de vorderingen op en schulden aan die deelnemingen niet-geconsolideerd weergegeven. Deze solobenadering leidt potentieel tot grote verschillen met de bekende geconsolideerde benadering, vooral op het gebied van de solvabiliteitstoetsing. Een belangrijke issue is de behandeling van de financiële dochters, onder wie dochterkredietinstellingen en dochterbeleggingsondernemingen, en vorderingen op deze deelnemingen. In Nederland is besloten om in het geval er sprake is van solotoezicht gebruik te maken van de mogelijkheid die de Europese richtlijn biedt om deelnemingen die in het geconsolideerde toezicht zijn betrokken niet af te trekken van het toetsingsvermogen 7. In plaats daarvan krijgen deze deelnemingen solo een risicoweging van 400% 8. Vorderingen op deze deelnemingen die in de solobalans wel en in de geconsolideerde balans niet zijn opgenomen krijgen een behandeling conform de Regeling solvabiliteitseisen voor het kredietrisico 9. Eventuele garanties die afgegeven zijn ten behoeve van dochtermaatschappijen worden in de solo solvabiliteitstoetsing eveneens betrokken 10. Overigens is van belang dat de regeling betreffende grote posities (die is opgenomen in eerdergenoemde Regeling solvabiliteitseisen) niet van toepassing is op posities die zijn ingenomen ten opzichte van de eigen dochteronderneming, de eventuele moederonderneming en dochterondernemingen van de moederonderneming (zusterondernemingen). In beginsel dient op elke vergunninghoudende instelling naast geconsolideerd toezicht ook solotoezicht plaats te vinden. Er bestaan echter diverse individuele ontheffingsmogelijkheden. Deze ontheffingsmogelijkheden van solotoezicht en bijbehorende voorwaarden worden in de volgende paragrafen behandeld. 4.2 Ontheffing solotoezicht dochterinstellingen A. Ontheffing van solotoezicht voor Nederlandse dochterinstelling van Nederlandse vergunninghoudende moederinstelling (Wft, artikel 3:278, eerste lid), met als voorwaarden: 1. De dochter wordt meegenomen in geconsolideerd toezicht en valt evenals de moeder onder DNB toezicht 2. Er zijn geen feitelijke of juridische belemmeringen aanwezig voor de overdraagbaarheid van eigen vermogen of betaling van schulden van de moeder naar de dochter 3. De dochter voert voorzichtig beleid en wordt door moeder gegarandeerd (403 BWgarantie) OF de risico s van de dochter zijn van verwaarloosbaar belang 4. De dochter is geïntegreerd in het risicomanagement van de moeder 5. De moeder houdt meer dan 50% van het aandelenkapitaal van de dochter en mag de meerderheid van het management benoemen Voorbeelden: gegarandeerde dochters van de grootste Nederlandse banken. 6 In het geval dat een instelling geen enkele financiële dochtermaatschappij heeft, valt het solotoezicht samen met het geconsolideerde toezicht, waarbij het toezicht de elementen bevat die in 3.1 (geconsolideerd toezicht) genoemd worden. 7 Niet-geconsolideerde financiële deelnemingen, waaronder minderheidsdeelnemingen in financiële instellingen, blijven in het solotoezicht dus wel onderhevig aan de aftrekregeling. 8 Optelling van 370% (percentage dat geldt voor aandelen in de RWA in de standaardbenadering) + 30% (percentage voor provisions shortfall voor expected loss= 2,4% x12,5). 9 De in de Capital Requirements Directive opgenomen nationale discretie om in de standaardbenadering vorderingen op lokale dochters met 0% te wegen (CRD artikel 80 lid 7) is in Nederland vooralsnog niet geïmplementeerd. 10 Uiteraard tenzij er soloconsolidatie van de desbetreffende dochter plaatsvindt. 8

B. Ontheffing van solotoezicht voor een dochterinstelling van Nederlandse financiële holding (Wft artikel 3: 278, tweede lid). Behalve de hiervoor genoemde vijf bovengenoemde voorwaarden voor dochters van vergunninghoudende instellingen geldt in het geval van dochters van een financiële holding tevens de eis dat de financiële holding onder soortgelijk geconsolideerd toezicht staat als een vergunninghoudende instelling. Voorbeelden: de onder B genoemde ontheffing zal naar verwachting alleen in uitzonderlijke gevallen verleend (kunnen) worden omdat holdingconstructies betrekkelijk schaars zijn en het in het geval van holdings moeilijker is aan de gestelde voorwaarden A1 t/m 5 te voldoen. 4.3 Ontheffing solotoezicht moederinstellingen De Wft (artikel 3:278, derde lid) biedt een mogelijkheid voor ontheffing van solotoezicht van een moederinstelling wanneer deze een dochter is van een in een andere lidstaat gevestigde vergunninghoudende instelling en alle dochters van deze moeder voldoen aan de volgende voorwaarden: 1. Elke dochter wordt meegenomen in de consolidatie door de Nederlandse moeder 2. Er zijn geen belemmeringen voor de overdraagbaarheid van eigen vermogen naar of terugbetaling van schulden van dochters aan moeder 3. De risicobeoordeling, -meting en -controleprocedures welke relevant zijn voor het geconsolideerde toezicht op de Europese groep hebben mede betrekking op de moeder in Nederland Voorbeelden van mogelijke toepassing: Nederlandse dochterinstellingen van EU-moederinstellingen, die op hun beurt weer financiële dochters hebben (kleindochters van de moeder). Dit type ontheffing heeft betrekking op de Nederlandse dochter. 4.4 Gedeeltelijke ontheffing solotoezicht moederinstelling in de vorm van soloconsolidatie De gedeeltelijke ontheffing in de vorm van soloconsolidatie (Wft artikel 3:278a) maakt het mogelijk om in de solotoets van de moeder bij wijze van uitzondering bepaalde dochters toch mee te consolideren. De toetsingsbalans is als gevolg van deze ontheffing dus in hoofdzaak solo, met enkele geconsolideerde uitzonderingen. De bij uitzondering mee te consolideren dochters moeten voldoen aan al de volgende voorwaarden: 1. De dochter is geïntegreerd in het risicomanagement van de moeder 2. De moeder houdt meer dan 50% van de dochter en mag de meerderheid van het management benoemen 3. Er bestaan materiële exposures of materiële schulden van de dochter ten opzichte van de moeder: dit betekent dat minimaal 25% van het balanstotaal van de dochter moet voortvloeien uit relaties met de moeder 4. De moeder toont aan dat er geen belemmeringen zijn (te voorzien) voor de overdraagbaarheid van eigen vermogen naar of betaling van schulden door de dochter aan de moeder Deze ontheffing zal naar verwachting in enkele gevallen verleend kunnen worden aan Nederlandse moederbanken met betrekking tot sterk geïntegreerde dochters. Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan zogenaamde Special Purpose Vehicles. Soloconsolidatie is ook mogelijk in het geval van gegarandeerde dochters die voldoen aan de voorwaarden zoals genoemd in 4.2, onderdeel A. Aan de hierboven genoemde voorwaarde betreffende materiële exposures wordt dan voldaan in de vorm van de 403 BW-garantie. 9

4.5 Invulling voorwaarde 2 van 4.3 en voorwaarde 4 van 4.4 betreffende onbelemmerde overdraagbaarheid van eigen vermogen en aflossing van schulden De afwezigheid van belemmeringen voor de overdraagbaarheid wordt door DNB aan de hand van de volgende factoren beoordeeld: i. mogelijke snelheid en eenvoud van betaling; ii. betrokkenheid/belangen van derden bij de dochter; iii. de locatie/verdeling van kapitaalsurplussen binnen de groep iv. eventuele fiscale problemen; v. eventuele valutarestricties; vi. beschikbaarheid van liquideerbare activa bij de dochter; vii. invloed van toezicht- en regelgevingeisen; viii. voorzien de doelstellingen van de dochter in overdraagbaarheid van vermogen; ix. voorziet de juridische structuur van de moeder cq de dochter in overdraagbaarheid; x. contractuele overeenkomsten met de moeder of met derden die voorzien in overdraagbaarheid; xi. track record en verwachtingen ten aanzien van overdraagbaarheidmogelijkheden; xii. de mate waarin soloconsolidatie wordt toegepast door de moeder. Het betreft hier een kwalitatieve beoordeling met een subjectief karakter. Bij ontheffingen als bedoeld in 4.3 (algemene ontheffing moeder) maakt DNB de beoordeling, terwijl in het geval van soloconsolidatie ( 4.4) de instelling zelf actief per dochteronderneming waarvoor soloconsolidatie wordt aangevraagd, dient aan te tonen dat belemmeringen voor kapitaaloverdraagbaarheid niet aanwezig en niet te voorzien zijn. 4.6 Rapportage solotoezicht De berekening van de solo solvabiliteitsratio dient ieder kwartaal te geschieden door invulling van het CA template van COREP. De minimale ratio is 8%. 4.7 Aanvraagprocedure ontheffingen Al de in de paragrafen 3.4, 4.2, 4.3 en 4.4 genoemde ontheffingen dienen in overleg met de betrokken toezichthouders individueel te worden aangevraagd, voorzien van motivering en bewijsmateriaal. Gelet op de nieuwe juridische context komen de bestaande ontheffingen onder het Bazel 1- regime (met name op 403 BW-garanties gebaseerde ontheffingen) te vervallen bij overgang op Bazel 2 en dienen ook hiervoor nieuwe aanvragen te worden ingediend. 10