CPB Document. Woningmarkteffecten van aanpassing fiscale behandeling eigen woning. No 128 september, 2006



Vergelijkbare documenten
3 Effect van varianten zoals door de VROM-raad gevraagd

Ex-post effecten woningmarktmaatregelen

Effecten maatregelen fiscale behandeling eigen woning

De toekomst van het Nederlands woonbeleid (deel 2)

SP-voorstel fiscale behandeling eigen woning

CPB Document. Woningmarkteffecten van aanpassing fiscale behandeling eigen woning. No 128 september, 2006

Doorrekening varianten aanpassing aflossingseis Uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Financiën

Beschrijving en analyse van de vier fiscale varianten voor de koopmarkt

AWBZ-premie over vier schijven Uitgevoerd op verzoek van de Socialistische Partij

De opbouw van de notitie is als volgt. Sectie 2 beschrijft de varianten. Sectie 3 beschrijft de effecten op de werkgelegenheid.

Datum: 6 juli 2016 Betreft: Doorrekeningen varianten SDG werkgroep woningmarkt

2 Aflossing studieschuld bij leenstelsel

Aflossing studieschuld bij sociaal leenstelsel Uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Eindexamen vwo economie I

De toekomst van het Nederlands woonbeleid (deel 3) Omvang hypothecaire schuld

Informatiedocument De Erfpachter BV

Datum: 16 november 2015 Betreft: Structurele effecten 4e nota van wijziging Belastingplan 2016

Het disfunctioneren van de Nederlandse woningmarkt. Prof. dr. Johan Conijn

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vraag Antwoord Scores

Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten

Effect op huizenprijzen van het maximeren van hypothecaire leningen op basis van taxatiewaarde en bruto inkomen

Eindexamen economie vwo I

Datum: Betreft: Hoorzitting / rondetafelgesprek Evaluatie verhuurderheffing. Algemene reactie CPB op evaluatie verhuurderheffing

Bijlage 2: gevolgen verhoging energiebelasting op aardgas in de eerste schijf met 25%

Annuïtaire beperking hypotheekrenteaftrek

Wat moeten we met de hypotheekrente-aftrek? Miljoenennota 2013

Eindexamen havo economie 2013-I

NVM-Betaalbaarheidsanalyse Q1 tot en met 2012-Q1

Annuïtaire beperking hypotheekrenteaftrek. Effecten woningmarkt en bouwproductie

CPB Notitie. Samenvatting. Ministerie van SZW. Datum: 30 januari 2017 Betreft: Effecten van bodem in rekenrente voor pensioenfondsen

CPB Notitie. Samenvatting. Ministerie van SZW. Aan: Datum: 30 januari 2017 Betreft: Effecten van bodem in rekenrente voor pensioenfondsen

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 11 juni 2010 Betreft kinderopvangtoeslag vanaf 2011

Onderneming en omgeving - Economisch gereedschap

CPB Notitie 16 augustus Houdbaarheidsberekeningen. Uitgevoerd op verzoek van Flip de Kam

Hoofdstuk 5 : Afgeleiden van veeltermfuncties

Hoofdstuk 5: De rentevoet

COELO Woonlastenmonitor 2008

COELO Woonlastenmonitor 2010

De vraag naar woondiensten en de betaalbaarheid in de huursector

CPB-reactie op OESOstudie over de relatie tussen inkomensongelijkheid. economische groei

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Toepassen van Adjusted Present Value

NVM-Betaalbaarheidsanalyse Q1 tot en met 2014-Q4

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

Rapport De toegerekende huur van eigenaarswoningen in de CPI

2) Wanneer gaan de verschillende maatregelen in? Per 1 januari 2013

COELO Woonlastenmonitor 2010

Optimale stijging AOW- en pensioenleeftijd

Sociaal akkoord aow en Witteveenkader Op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-I

Vraag Antwoord Scores

Structurele effecten variant overdraagbaarheid. heffingskorting, inkomstenbelasting. Uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Financiën

SAMENVATTING

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-I

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur

Algemene informatie hypotheken (starter)

Geachte Voorzitter, Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Wijziging Gebruikelijkloonregeling

Perspectief voor de markt van koopwoningen

Eindexamen economie 1-2 vwo II

Het rapport van de commissie van Dijkhuizen "Naar een activerender belastingstelsel".

Stijging woningoverdrachten

Vraag Antwoord Scores

Hoofdstuk 5: De Consument

Algemene informatie. Hypotheken - starter VERZEKERING BEDRIJFSRISICO HYPOTHEEK PENSIOEN

Belastingplan 2013: Wet herziening fiscale behandeling eigen woning

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II

De Vrom-raad: Tijd voor keuzes en Stap voor Stap

Buy-to-let verandert spelregels woningmarkt Maartje Martens HousingAnalysis

CPB Notitie. Samenvatting. Aan: Ministerie van SZW

NVM-Betaalbaarheidsanalyse Q1 tot en met 2014-Q3

COELO Woonlastenmonitor 2009

Trends, discussies en hervormingen op de woningmarkt

Eindexamen havo economie oud programma I

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Kwartaalbericht Woningmarkt

UITSLAGEN WONEN ENQUÊTE

De gemiddelde vermogenskosten en optimale vermogensstructuur

Vermindering fiscaliteit eigenwoningbezit

Bijlage: vragen en opmerkingen bij Wonen 4.0 iari Basispad. Terugsiuls budgettaire opbrengsten

Vraag Antwoord Scores

Subsidies bij sociale koopwoningen. Behoefte aan sociale koop

Eindexamen economie vwo II

Veronderstellingen deelname-effecten van een sociaal leenstelsel in het hoger onderwijs

Hervorming van het Nederlandse woonbeleid

Hoe zit het met op al bestaande hypotheken vanaf ?

Keuzes in kaart CPB (mei 2010)

Woningprijzen in Vlaanderen. Paul de Vries OTB TU Delft (NL) Sien Winters HIVA K.U.Leuven

BUSINESS VALUATION UITWERKING TOPAAS B.V.

ECGF/U Lbr. 09/124

NOTITIE. Datum 10 september Taco van Hoek (020) Inlichtingen bij

Eindexamen economie havo I

RAMINGSTOELICHTINGEN. Toelichting op de ramingen van de budgettaire effecten van de maatregelen in de nota van wijziging bij het Belastingplan 2018.

Inkomensafhankelijke zorgpremie / nivelleren.

Perscommuniqué. Het Federaal Planbureau evalueert de gevolgen van de duurdere dollar en de hogere olieprijzen voor de Belgische economie

Hieronder de vergelijking tussen de annuïteitenhypotheek en de lineaire hypotheek.

Rendement, Effectief rendement, IRR, wat is het nu?

ECGF/U Lbr. 09/124

Transcriptie:

CPB Document No 28 september, 2006 Woningmarkteffecten van aanpassing fiscale beandeling eigen woning Martin Koning, Rafael Saitua Nistal en Jos Ebregt

Centraal Planbureau Van Stolkweg 4 Postbus 8050 2508 GM Den Haag Telefoon (070) 338 33 80 Telefax (070) 338 33 50 Internet www.cpb.nl ISBN 90-5833-29-8 2

Korte samenvatting De eigen woning wordt in et Nederlandse belastingstelsel impliciet fiscaal gesubsidieerd ten opzicte van andere vormen van vermogen. Eventuele vermindering van deze fiscale subsidie zal gevolgen ebben voor de woningmarkt. In deze studie wordt een eenvoudig model ontwikkeld om de gevolgen van veranderingen in de fiscale beandeling van de eigen woning te kunnen analyseren. Deze analyse rict zic op de prijsvorming van de eigen woning op korte en lange termijn en op de consumptie van woondiensten. De studie geeft de effecten voor een beperkte ervorming van de fiscale beandeling van de eigen woning, waarbij de renteaftrek, et eigenwoningforfait en de overdractsbelasting worden afgescaft. Het gaat in totaal om een netto subsidie van 7 miljard euro. De uitkomsten angen mede af van de tijdsorizon die consumenten in un koopbeslissing anteren. De prijsdaling op de woningmarkt die et gevolg is van de maatregel, loopt uiteen van 4½% tot 3½%. Het effect op et volume van de woningvoorraad varieert van minus 3½% tot minus 0½% ten opzicte van et scenario van ongewijzigde belastingregels. Steekwoorden: ypoteekrenteaftrek, woningmarkt, uizenprijs, woonsubsidies. Abstract At present, te fiscal rules for owner-occupied dwellings involve substantial subsidies of ouseold investment in ousing. Canging te rules as consequences for bot te treasury and te ouseold sector. Tis study analyses te consequences of a reduction of te deductibility of mortgage interest for te ousing market using a stylised model of te ousing market. We use te model to assess te effects of one possible modification of te fiscal system, in wic interest deductibility, te taxation of imputed ousing income, and te conveyance tax are all abolised. Te results are subject to considerable uncertainty. Te fall in te price of dwellings resulting from te combined fiscal canges varies from 4½% tot 3½%, depending on ow ouseolds adjust to te regime cange, wile te stock of owner-occupied dwellings decreases by 3½% to 0½%, relative to te scenario of no cange in fiscal rules. Key words: mortgage-interest deduction, ousing market, ousing price, ousing subsidies. A compreensive summary is available from www.cpb.nl. 3

4

Inoud Ten geleide 7 Samenvatting 9 Inleiding 7 2 Het woningmarktmodel 9 2. Algemene uitgangspunten en modelafbakening 9 2.2 Gebruikerskosten en uiswaarde 23 2.3 Consumentengedrag 26 2.4 Het aanbod van woondiensten 30 2.5 Bepaling van effecten op uizenprijs en woonvolume 34 3 Empirisce uitwerking 37 3. Waarden van exogene variabelen 37 3.2 Kalibratie van de parameterwaarden 40 4 Modelresultaten: ervorming van de fiscale beandeling van de eigen woning 49 4. Lange-termijneffecten in twee varianten 52 4.2 Gevoeligeidsanalyse 54 4.3 Aanpassingsproces 55 4.4 Verandering in woonconsumptie naar inkomensklasse 56 4.5 Fasering van beleid 57 4.6 Verouding tot andere studies 58 5 Conclusies 6 Literatuur 65 Bijlage A: De evenwictsprijs van woningen 67 Bijlage B: Ricardiaans model van de grondmarkt 69 5

6

Ten geleide De eigen woning neemt een bijzondere positie in binnen et Nederlandse belastingstelsel. Ten opzict van andere vormen van vermogen wordt de eigen woning impliciet fiscaal gesubsidieerd. Deze gunstige fiscale beandeling - in et bijzonder de ypoteekrenteaftrek - staat steeds meer ter discussie. Eventuele vermindering van deze fiscale subsidie zal gevolgen ebben voor de woningmarkt. In deze studie wordt een model ontwikkeld om de gevolgen van veranderingen in de fiscale beandeling van de eigen woning te kunnen analyseren. Deze analyse rict zic op de prijsvorming van de eigen woning en op de consumptie van woondiensten op korte en lange termijn. De analyse dient als bouwsteen voor een bredere studie van et CPB naar de fiscale beandeling van de eigen woning, die gelijktijdig zal verscijnen. Daarin zal ook aandact worden besteed aan de welvaartseffecten van ervorming van de fiscale regels en aan de inkomenseffecten voor alle typen uisoudens (de zogenaamde puntenwolken van koopkractveranderingen). Het model is ontwikkeld door Martin Koning en Rafael Saitua Nistal. Jos Ebregt eeft de buitenlandse ervaringen met beperking van de ypoteekrenteaftrek in beeld gebract. Dank gaat verder uit naar Henk Don, Casper van Ewijk, Marcel Lever, Ruud de Mooij, Harry ter Rele en Jan Rouwendal (Vrije Universiteit) voor inoudelijke bijdragen en commentaar, naar Peter Arts voor statistisce ondersteuning en Jannie Droog voor de bewerking van dit document. Coen Teulings Directeur 7

8

Samenvatting Doel en reikwijdte van de studie De fiscale beandeling van de eigen woning in Nederland oudt een relatieve subsidiëring in van de eigen woning ten opzicte van andere vormen van vermogen. De belastingsubsidie kan voor et jaar 2006 worden gescat op circa 4¼ miljard euro. Dat is zo n 20% van de uurwaarde die de eigen woningen in Nederland vertegenwoordigen. Deze subsidie eeft gevolgen voor de woningmarkt. Door stimulering van de vraag naar eigen woningen worden meer en betere woningen gebouwd en is de gemiddelde prijs van woningen oger dan bij afwezigeid van deze subsidie. Vermindering van de subsidie door ervorming van de fiscale beandeling zal leiden tot afname van de vraag naar woningen met prijsdaling als gevolg en op termijn geringere investeringen in de woningvoorraad. Inzict in de effecten op de woningmarkt is een sleutelelement in de analyse van de welvaartseffecten en verdelingseffecten van ervorming van de fiscale beandeling van de eigen woning. De eigen woning is voor veel uisoudens de belangrijkste investering binnen un vermogensportefeuille. Een verandering in de prijs werkt door in de vermogensverdeling. Een prijsdaling op de uizenmarkt gaat ten nadele van bezitters van woningen, en is een voordeel voor starters die van plan zijn een uis te kopen. In deze studie wordt een eenvoudig model ontwikkeld om de gevolgen van veranderingen in de fiscale beandeling van de eigen woning te kunnen analyseren. De analyse rict zic met name op de invloed op de prijsvorming van de eigen woning en de vraag naar woondiensten op korte en langere termijn. De analyse dient als bouwsteen voor een bredere studie van et CPB naar de fiscale beandeling van de eigen woning, die gelijktijdig zal verscijnen. Daarin zal ook aandact worden besteed aan de welvaart- en inkomenseffecten van ervorming van de fiscale regels. Subsidiëring van de eigen woning De omvang van de impliciete subsidie op de eigen woning kan worden bepaald door de fiscale beandeling van de eigen woning te vergelijken met de belasting op andere vormen van vermogen (spaartegoeden, aandelen e.d.), die worden belast in Box 3. Dit leidt tot de opstelling in tabel. Naast de ypoteekrenteaftrek en de belasting via et eigenwoningforfait wordt in deze berekening ook rekening geouden met de vrijstelling van de vermogensrendementseffing voor et deel van de eigen woning dat is gefinancierd met eigen vermogen. Onderdeel daarvan is ook de vrijstelling van de aan ypoteken gekoppelde kapitaalverzekering. Daar staat tegenover dat de eigen woning ook door andere effingen wordt belast, met name de overdractsbelasting. Ook gemeenten, waterscappen e.d. leggen lasten op aan de eigen woning. In de tabel wordt de som van de onroerendezaakbelasting (OZB) en 9

andere locale effingen apart weergeven. De totale subsidie van et Rijk op de eigen woning komt uit op circa 4¼ miljard euro. De OZB en de gemeentelijke effingen worden gescat op 2¼ miljard. Tabel Impliciete netto subsidie op de eigen woning, scatting voor 2006 Miljard euro Aftrek ypoteekrente a ¾ Gederfde vermogensrendementseffing 7½ Opbrengst eigenwoningforfait 2 Overdractsbelasting 3 Netto subsidie op de eigen woning (Rijk) 4¼ OZB & andere locale effingen 2¼ a Inclusief vrijstelling kapitaalverzekeringen. Bron: CPB, CEP 2006 en aanvullende berekeningen. Hervorming van de fiscale beandeling van de eigen woning kan op tal van manieren. Voor et effect op de uizenmarkt is vooral de omvang van de maatregel en de timing van belang. Afscaffing van de volledige subsidie kan worden bereikt door overeveling van de eigen woning naar Box 3 van de inkomstenbelasting. Deze maatregel gaat ecter verder dan wat in de regel onder afscaffing van de ypoteekrenteaftrek wordt verstaan. Om verwarring te voorkomen sluit deze analyse zic aan bij een meer gangbare opvatting van de ervorming, waarbij de aftrek van de ypoteekrente, et eigenwoningforfait, de vrijstelling van de kapitaalverzekering eigen woning en de overdractsbelasting worden afgescaft. Deze beperkte ervorming is weergegeven in tabel 2. De besparing voor de overeid wordt teruggesluisd via een uniforme tariefsverlaging van de scijven in de loon- en inkomstenbelasting (2¾%-punt). Tabel 2 Budgettair effect van een beperkte ervorming van de fiscale beandeling van de eigen woning, scatting voor 2006 Miljard euro Afscaffing van: Aftrek ypoteekrente ¾ Vrijstelling kapitaalverzekering eigen woning ¼ Eigenwoningforfait 2 Overdractsbelasting 3 Totaal 7 In vergelijking met een volledige ervorming waarbij de eigen woning volgens Box 3 wordt belast, blijft et eigen vermogen dat in et uis is gestoken in deze beperkte variant buiten de vermogensrendementseffing. Deze ervorming kan daarom ook worden opgevat als een maatregel waarbij de eigen woning wel in Box 3 wordt ondergebract maar met een vrijstelling voor et eigen vermogen in de woning. 0

De vormgeving van deze variant luistert nauw. Defiscalisering eeft als risico dat er belastingarbitrage plaats vindt tussen ypotecaire sculden die niet aftrekbaar zijn, en andere sculden, die in Box 3 aftrekbaar zijn. Om deze reden is ook een stelsel waarbij et feitelijk ingebracte vermogen in de woning wordt vrijgesteld, kwetsbaar. In deze studie ricten wij ons deralve op een variant met een genormeerde of forfaitaire vrijstelling voor et in de woning ingebracte eigen vermogen. Door deze vrijstelling te baseren op de gemiddelde leenquote is deze ervorming in omvang gelijk aan de defiscaliseringsvariant, waarbij de ypoteekrenteaftrek, eigenwoningforfait en overdractsbelasting worden afgescaft. De vrijstelling wordt ier gemodelleerd als percentage van de waarde van de woning. Effectief betekent dit dat de woning voor de elft van zijn waarde onder de vermogensrendementseffing valt, ofwel dat de woning aangeslagen wordt tegen 44% van de vermogensrendementseffing, dus 0,5% in plaats van,2%. De omvang van deze beperkte ervorming bedraagt 7 miljard euro, minder dan de elft van de ierboven berekende totale subsidie van 4¼ miljard. De effecten op uizenprijs alsmede de welvaartseffecten zijn daardoor navenant kleiner. In de basisvariant gaat de maatregel direct in. Er zijn argumenten om de ervorming geleidelijk in te voeren. Dat stelt uisoudens in staat om te anticiperen op de maatregel en vermindert daardoor de kans op acute verstoringen. Bij fasering van de maatregel zullen de effecten op de woningmarkt in de eerste jaren meer gedempt zijn. Effecten op de woningmarkt Voor de effecten op de woningmarkt worden twee gevallen ondersceiden: et basismodel waarin consumenten bewust over de levenscyclus plannen, en een modelvariant waarin consumenten wellict gedwongen door de omstandigeden meer gewict geven aan de financieringslasten op korte termijn. In et basismodel ouden kopers rekening met et gemiddelde toekomstige fiscale voordeel over de levenscyclus. In de variant met de kortere tijdsorizon tellen bij aankoop van een woning vooral de lasten op korte termijn. Kopers financieren gemiddeld 80% van de waarde van de woning met vreemd vermogen. Gemiddeld over de levenscyclus ligt dit percentage ecter lager, in de buurt van 45%. In et basismodel wordt ervan uitgegaan dat de koper meer over de levenscyclus kijkt en dus rekent met een gemiddeld percentage vreemd vermogen van 50%. In de variant met de kortere tijdsorizon rekenen wij met een leenquote van 70%. Ook wordt in et basismodel uitgegaan van een meer marktconform vereist rendement op woningen (7%), terwijl in de variant met een kortere tijdsorizon een lager rendement (5,5%) wordt geanteerd, dat dicter ligt bij de feitelijke ypoteekrente. Op voorand valt niet te zeggen welke variant et feitelijke gedrag et beste voorspelt. Daarom zetten wij steeds beide varianten naast elkaar als indicatie voor de variatie in mogelijke reacties op de woningmarkt.

Tabel 3 geeft een overzict van de uitkomsten voor de prijs en et volume van woningen. Tevens geeft de tabel inzict in de gevoeligeid van de uitkomsten voor andere veronderstellingen voor de aanbodelasticiteit en de vraagelasticiteit van woningen. Een grotere aanbodelasticiteit leidt tot meer volumeaanpassing en een kleinere prijsreactie. Bij een grotere vraagelasticiteit nemen zowel et prijseffect als et volume-effect toe. Deze varianten illustreren de grote onzekereid rond deze effecten. Tabel 3 Lange-termijneffect op prijs en volume van koopwoningen bij beperkte ervorming, procentueel verscil ten opzicte van de situatie zonder ervorming Basismodel Variant met kortere tijdsorizon Prijs Volume Prijs Volume Basis 4½ 3½ 3½ 0½ Grotere aanbodelasticiteit 3½ 4 0½ ½ Grotere vraagelasticiteit 5½ 4½ 6½ 2½ Een vermindering van de fiscale subsidie op de eigen woning met 7 miljard euro leidt tot een prijsdaling van 4½% in et basismodel en 3½% wanneer consumenten een kortere tijdsorizon ebben. Net als bij prijzen van financiële activa doet dit prijseffect zic voor onmiddellijk na (aankondiging van) de maatregel. Er is weinig verscil tussen et prijseffect op korte en op lange termijn. De uizenkoper oudt immers rekening met de waardeontwikkeling van de woning in de toekomst. Wanneer bekend is dat de uizenprijzen in de toekomst dalen door vermindering van de fiscale aftrek, dan werkt dat in beginsel onmiddellijk door in de uidige uizenprijs. Het kopen van een uis wordt immers minder aantrekkelijk als bekend is dat de prijzen in de nabije toekomst lager zullen zijn. De genoemde effecten zijn ecter met grote onzekereden omgeven, zoals ook blijkt uit de verscillen tussen de twee varianten. Niet alleen angen de berekeningen af van enkele cruciale veronderstellingen omtrent bijvoorbeeld vraag- en aanbodelasticiteiten. Ook kunnen zic in de prijsvorming in werkelijkeid tal van verstoringen voordoen. Net als financiële prijzen kunnen ook uizenprijzen gevoelig zijn voor erratisce of speculatieve bewegingen. Tenslotte is onzeker in oeverre consumenten nu al met de aanpassing van de fiscale subsidie rekening ouden. In dat geval is een deel van et negatieve effect op de uizenprijs al gerealiseerd, en is de te verwacten prijsdaling kleiner. Naast een prijseffect is er ook een volume-effect op de woningmarkt. Door de dalende vraag neemt de druk op de woningmarkt af en wordt op termijn de groei van de woningvoorraad geremd. Ook zal er minder worden geïnvesteerd in uitbreiding en verbetering van woningen. Naar verwacting neemt et volume op termijn af met 3½% in et basismodel en 0½% in de variant. Op korte termijn verandert et volume weinig aangezien de woningvoorraad praktisc vast ligt. Het prijseffect kan daardoor op korte termijn iets groter zijn dan op langere termijn 2

wanneer de woningvoorraad zic aanpast. Figuur geeft een illustratie van et aanpassingsproces voor et volume en de prijs. Figuur Aanpassingsproces in volume en prijs bij beperkte ervorming, procentueel verscil ten opzicte van de situatie zonder ervorming 0% Volume jaren 5 0 5 20 25 0% Prijs jaren 5 0 5 20 25-5% -5% -0% -0% -5% -5% -20% basismodel variant met kortere tijdsorizon -20% basismodel variant met kortere tijdsorizon Omdat wonen een basisbeoefte is, zal de woonconsumptie van ogere inkomens meer veranderen dan van de lagere inkomens. De substitutiemogelijkeden voor lagere inkomensgroepen zijn beperkt. Dit wordt geïllustreerd door figuur 2 die de lange-termijn volume-effecten naar inkomensdeciel weergeeft voor de twee basisvarianten. De volumeaanpassing varieert van 0% voor de laagste inkomensgroep tot meer dan 6% voor et oogste inkomensdeciel. In de variant met een korte tijdsorizon zijn de effecten en ook de verscillen groter. Figuur 2 Verdeling volume-effect naar inkomensdeciel voor de twee basisvarianten, procentueel verscil ten opzicte van de situatie zonder ervorming verscil in % 0% -4% -8% -2% -6% Basismodel Variant met kortere tijdsorizon verscil in % 0% -4% -8% -2% -6% -20% 2 3 4 5 6 7 8 9 0 inkomensdecielen -20% 2 3 4 5 6 7 8 9 0 inkomensdecielen Fasering Wanneer de maatregel geleidelijk in de tijd wordt ingevoerd, zijn de effecten op korte termijn kleiner. Bijvoorbeeld bij geleidelijke afbouw van de subsidie over 5 jaar zijn de prijseffecten in et eerste jaar ruwweg ¾ van et effect in et geval van onmiddellijke invoering. Dit gaat er van uit dat consumenten goed rekening ouden met de toekomst. Hanteren consumenten een kortere tijdsorizon en negeren zij de effecten in de verdere toekomst, dan kunnen de effecten in de eerste jaren in verouding tot de effecten bij onmiddellijke invoering relatief nog kleiner zijn. Figuur 3 geeft een illustratie van et effect bij geleidelijke invoering voor et basismodel. 3

Figuur 3 Huizenprijs bij invoering ineens en bij gefaseerde invoering in 5 jaar voor et basismodel, procentueel verscil ten opzicte van de situatie zonder ervorming 0% jaren 5 0 5 20 25 -% -2% -3% -4% -5% invoering ineens gefaseerde invoering Een andere vorm van fasering is om de ervorming alleen toe te passen op nieuwe gevallen. Bestaande leningen blijven ook, na veruizing, et voordeel beouden van de uidige renteaftrek en alleen et verscil in waarde tussen de nieuwe en de oude woning valt onder et nieuwe regime. Het prijsverloop en de volumeaanpassing zullen in dit geval praktisc etzelfde verloop geven als bij onmiddellijke en volledige invoering, omdat iervoor de marginale koopbeslissing van belang is. De beslissing om meer of minder woondiensten te consumeren is gebaseerd op et verscil in woonlasten ten opzicte van et oorspronkelijk niveau van woondiensten. Bij de keuze om duurder te gaan wonen nemen de kosten in beide situaties evenveel toe, terwijl de beslissing om minder duur te wonen in beide situaties voor de consument tot etzelfde verlies aan subsidie leidt. Wel zullen als bestaande leningen niet worden ontzien meer mensen door financiële problemen gedwongen worden un uizen te verkopen en minder duur te gaan wonen. Aangenomen wordt dat dit geen invloed eeft op de prijsvorming. Immers, dezelfde mensen zullen ook extra vraag op de woningmarkt uitoefenen, omdat zij zelf een vervangende woning moeten zoeken. Bovendien zullen er in deze situatie ook mensen zijn die un beslissing om kleiner te gaan wonen uitstellen, omdat zij locked-in zijn; bij et kopen van een nieuwe woning zal et vaak moeilijker zijn om tegen dezelfde voorwaarden de financiering rond te krijgen. Door bestaande gevallen te ontzien worden de inkomenseffecten voor uidige uiseigenaren beperkt, terwijl dit niet vertragend werkt op et tempo waarop de woningvraag zic aanpast. Wel zal de besparing voor et overeidsbudget aanvankelijk kleiner zijn. 4

Vergelijking met andere studies De empirisce invulling van et model is gebaseerd op gegevens omtrent gedragsparameters zoals die bekend zijn uit andere studies en de feitelijke instituties voor Nederland. Het zo gekalibreerde model kan de ontwikkeling van de uizenprijs in Nederland in de afgelopen decennia redelijk goed simuleren. De waargenomen prijsstijging van uizen van de afgelopen 20 jaar wordt volgens et model verklaard uit et stijgende inkomen en de dalende rente. Ook sluit et model goed aan bij de waargenomen verscillen in woonconsumptie tussen ogere en lagere inkomens. De effecten van afscaffing van de ypoteekrenteaftrek op de uizenprijs zijn gematigder dan in sommige andere studies wordt gevonden (bijvoorbeeld Briene et al., 2005 en Boelouwer et al., 200). In andere studies wordt et effect van afscaffing van de ypoteekrenteaftrek vaak bepaald op basis van een gescatte relatie tussen rente en uizenprijs. Lagere ypoteekrenteaftrek wordt dan geïnterpreteerd als een ogere effectieve rente (na belastingen). Dat leidt ecter een overscatting van et effect op de uizenprijs. De vertaalslag naar een ogere effectieve rente gaat uit van de actuele rente en niet van et rendement op woningen, waardoor de toename van de kapitaalkosten wordt overscat. Bovendien wordt er in sommige studies geen rekening mee geouden dat bij een ervorming van de ypoteekrenteaftrek de opbrengst wordt teruggesluisd naar de uisoudens. Starters gaan er bij een stijging van de ypoteekrente in inkomen op acteruit, terwijl ervorming van de ypoteekrenteaftrek in beginsel neutraal is voor un inkomen. De inkomenseffecten zijn gemiddeld nul of zelfs positief wanneer rekening wordt geouden met de welvaartsstijging door de doelmatigeidswinst op de woningmarkt. Alleen de prikkel om in woningen te investeren neemt af, waardoor de vraag naar woningen afneemt met prijsdaling als gevolg. De gevoeligeid van de uizenprijs voor de rente die uit et model in deze studie volgt ligt in lijn ij is zelfs iets oger met de econometrisc gescatte rentegevoeligeid van de uizenprijs in een eerdere CPB studie (Verbruggen et al., 2005). Volgens deze studie doet een rentestijging van %-punt de uizenprijs in et basismodel met ongeveer 8% dalen. Het econometrisc gescatte effect in de vergelijking van Verbruggen komt uit op een prijsdaling met 6% per procentpunt ogere rente. Niettemin dienen de effecten in deze studie met voorzictigeid te worden geïnterpreteerd. Zoals eerder gezegd rict deze studie zic op structurele relaties in evenwictige omstandigeden. Scrikreacties, bijvoorbeeld doordat de voor- en nadelen van de ervorming ongelijk verdeeld zijn over uisoudens, kunnen op korte termijn tot prijsscokken leiden. Fasering, tijdige aankondiging en duidelijkeid omtrent de toekomst van de fiscale beandeling van de eigen woning zijn van belang om dergelijke erratisce bewegingen te voorkomen. 5

6

Inleiding De uidige fiscale beandeling van de eigen woning brengt subsidiëring van et woningbezit met zic mee. Deze subsidie veroorzaakt verstoringen in de woningmarkt en leidt tot welvaartverliezen. Ook leidt de fiscale begunstiging van de eigen woning tot erverdelingseffecten tussen burgers. In deze studie wordt een woningmarktmodel bescreven, waarmee de effecten van veranderingen in de fiscale beandeling van de eigen woning voor de woningmarkt kunnen worden geanalyseerd. De analyse rict zic met name op de invloed op de prijsvorming van de eigen woning en de vraag naar woondiensten op korte en langere termijn. De analyse dient als bouwsteen voor een bredere studie van et CPB naar de fiscale beandeling van de eigen woning, die gelijktijdig zal verscijnen. Daarin zal ook aandact worden besteed aan de welvaart- en inkomenseffecten van ervorming van de fiscale regels. De werking van de woningmarkt is complex om vele redenen: De eigen woning is tegelijkertijd een consumptiegoed en een investeringsgoed. Wie een eigen woning koopt, profiteert van de woondiensten die de woning verscaft. Het vereist wel een grote investering om eigenaar te worden van de woning. Het rendement op deze investering angt enerzijds af van de waarde van de woondiensten, en anderzijds van de waarde die de woning later bij verkoop oplevert. Het investeringsaspect van de woning betekent dat verwactingen omtrent de toekomst een belangrijke rol spelen, bijvoorbeeld over waardeontwikkeling van de woning, maar ook over de toekomstige fiscale beandeling van de eigen woning. De investering in de eigen woning vergt ook een ingrijpende financieringsbeslissing. De eigen woning is voor veel uisoudens de grootste post binnen de vermogensportefeuille. De bescikbaareid van (ypotecaire) leningen en de rente zijn belangrijke determinanten van de vraag naar eigen woningen. De prijs van een woning angt niet alleen af van de bouwkosten, maar ook van de locatie. In de prijs van de woning is de aantrekkelijkeid van de locatie een belangrijke factor. Voor een woning in de Randstad wordt gemiddeld een ogere prijs betaald dan in meer perifere gebieden. Bij een groeiende vraag naar woningen worden de woningen op de aantrekkelijke locaties scaarser, waardoor de prijzen gemiddeld toenemen. De gemiddelde prijs van woningen ligt aanzienlijk boven de directe bouwkosten. De woningmarkt is direct verbonden met de grondmarkt. Ruimte is scaars. Het beleid ten aanzien van de ruimtelijke ordening bepaalt in belangrijke mate de bescikbaareid van bouwlocaties voor woningen. De markt voor eigen woningen angt samen met de markt voor uurwoningen en vice versa. Door de fiscale begunstiging van de eigen woning komt de vrije uursector in Nederland 7

nauwelijks van de grond. Wel is er een grote sociale uursector die een belangrijk stempel drukt op de Nederlandse woningmarkt. Het is niet mogelijk om alle complexe kenmerken van de woningmarkt in één model te vangen. Het model in deze studie is beperkt en toegespitst op de specifieke vraagstelling. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling om de woningmarkt in alle facetten te bescrijven. Voor et doel van deze analyse, namelijk de effecten van veranderingen in de subsidie op de eigen woning, is dat ook niet nodig. Veel kenmerken van de woningmarkt kunnen in deze analyse als gegeven worden verondersteld. Zij vormen de actergrond van de vraag- en aanbodrelaties naar woningen of woondiensten waar deze studie zic op rict. Zo is bijvoorbeeld et ruimtelijk ordeningsbeleid één van de belangrijke determinanten van de aanbodelasticiteit van woningen op korte en lange termijn, zoals later wordt besproken. De opzet van deze publicatie is als volgt. In oofdstuk 2 wordt et model bescreven en teoretisc onderbouwd. Gestart wordt met de bescrijving van et gedrag van de consument (vraagzijde) op basis van verwactingen ten aanzien van et inkomen en et rendement van et uis, en gedragsreacties op basis van de verwacte relatieve prijsverouding van woonconsumptie ten opzicte van alternatieve bestedingen. Vervolgens wordt et aanbod van woningen bescreven. Het model mondt uit in een relatie die de uizenprijsontwikkeling verklaard uit de wisselwerking tussen vraag en aanbod. Vervolgens wordt ook et veronderstelde aanpassingsproces naar een nieuw evenwict toegelict. In oofdstuk 3 wordt de empirisce uitwerking van et model bescreven. Hierbij worden de modelresultaten geïllustreerd aan de and van ontwikkelingen in uizenprijs en gebruikerskosten gedurende de periode 970-2002. Vervolgens wordt met beulp van gevoeligeidsanalyses inzict gegeven in de robuusteid van de modeluitkomsten. In oofdstuk 4 worden de resultaten van een analyse van een beperkte ervorming van de fiscale beandeling van de eigen woning weergegeven alsmede een gevoeligeidsanalyse daarvan. 8

2 Het woningmarktmodel 2. Algemene uitgangspunten en modelafbakening Het model in vogelvluct Om de gevolgen van een beperking van de fiscale aftrekbaareid van ypoteekrentelasten te analyseren en te kwantificeren is een model van de markt voor koopwoningen ontwikkeld. In et model wordt et gedrag van vragers en aanbieders op de markt van koopwoningen expliciet gemodelleerd. De eigenaar-bewoner maximeert zijn nut, dat afangt van de consumptie van woondiensten en de consumptie van overige goederen en diensten, onder de budgetrestrictie van zijn verwacte inkomensstroom en gegeven de prijs van woondiensten en de prijs van overige consumptiegoederen. De prijs van woondiensten is in dit verband niet de uizenprijs, maar bestaat uit de jaarlijkse woonlasten, die verder in dit stuk worden aangeduid als gebruikerskosten. De gebruikerskosten angen mede af van de uizenprijs. Of een exogene verandering in de vraag naar woondiensten leidt tot een blijvende verandering in de prijs van koopwoningen, angt af van de prijselasticiteit van et woningaanbod op lange termijn. Wij beargumenteren dat deze elasticiteit begrensd is, etgeen betekent dat een vraagscok een verandering in de prijs tot gevolg eeft. Een wijziging van de fiscale beandeling van de eigen woning beïnvloedt de gebruikerskosten van woondiensten en veroorzaakt zo een verandering in de vraag die consumenten uitoefenen op de woningmarkt. Om et effect van een belastingmaatregel op de uizenprijs en op de woningvoorraad te bepalen dienen de vraag naar en et aanbod van woondiensten in onderlinge samenang te worden gemodelleerd. Als een ingreep in et fiscale stelsel de belastingopbrengsten vergroot, is et mogelijk deze opbrengsten terug te sluizen naar de consument. De manier waarop deze terugsluis tot stand komt, is mede bepalend voor de effecten van de stelselwijziging. Terugsluis kan in oofdzaak op twee manieren gebeuren. De opbrengsten kunnen gebruikt worden om andere belastingen op woondiensten te verlagen. Het alternatief is een verlaging van andere belastingen, bijvoorbeeld de loon- en inkomstenbelasting. Aard en omvang van de terugsluis zijn belangrijk voor de uitkomsten. Verlaging van de tarieven van de loon- en inkomstenbelasting eeft een positief inkomenseffect op de vraag naar woondiensten. In figuur 2.2 is één en ander scematisc uitgewerkt. 9

Figuur 2. Doorwerking van fiscale maatregel inclusief terugsluis op woningmarkt maatregel verlaging netto subsidie terugsluis gebruikskosten woning aanbod woningvraag inkomen inkomens effect substitutie effect uizenprijs overige consumptie uren Empirie Om kwantitatieve uitspraken te kunnen doen over de effecten van wijziging van et belastingstelsel, dienen de numerieke waarden van de modelparameters vastgesteld te worden. Het woningmarktmodel is gekalibreerd op basis van in de literatuur vermelde parameterwaarden en op basis van istorisce gegevens omtrent de woningmarkt en gerelateerde micro- en macro-economisce gegevens. Deze werkwijze vereist wel et uitvoeren van gevoeligeidsanalyses. Gevoeligeidsanalyses moeten uitwijzen in welke mate de modeluitkomsten afankelijk zijn van de waarden van modelparameters. Kalibratie van et woningmarktmodel en de informatie omtrent modelvariabelen zijn et onderwerp van oofdstuk 3. Structurele benadering tegenover tijdreeksanalyse Het woningmarktmodel is geënt op standaardmodellen van de uizenmarkt die men in de literatuur aantreft (bijvoorbeeld Poterba, 984). In deze modelmatige, structurele analyse van de woningmarkt staat de waarde die de consument toekent aan woondiensten, centraal. In de economisce literatuur treft men ook een andere benadering aan. Deze laatste komt neer op et langs econometrisce weg scatten van een dynamisce vergelijking, waarin de volgtijdelijke ontwikkeling van de uizenprijs wordt verklaard uit de ontwikkeling van relevant geacte variabelen, waaronder et bescikbaar uisoudinkomen en de rentestand. Centraal in deze benadering staan de aanpassingsprocessen op de woningmarkt die in gang gezet worden door veranderingen in de diverse verklarende variabelen. Een beperking van de fiscale aftrekbaareid van rentelasten krijgt vorm als een verandering van de (netto) rentevoet, eventueel gecombineerd met een veroging van et bescikbaar inkomen als compenserende maatregel. 20