Presentatie algemene ledenvergadering Beste collega s, Maandag 14 november had ik het voorrecht om, samen met mijn studenten Jules en Mitchel, een presentatie te verzorgen op onze ledenvergadering. Door het korte tijdsbestek was het niet mogelijk om echt diep in te gaan op de stof. Daarom willen we graag de resultaten van de stemmingen met jullie delen en uitleggen hoe wij deze vragen benaderen op de Hogeschool Utrecht. Er hebben 123 contactlensspecialisten (unieke gebruikers) 786 keer een stem uitgebracht op de volgende 8 vragen: Vraag 1: Hoe noemen we het beeld dat we beoordelen als we met fluoresceïne de passing van een vormstabiele lens beoordelen? Volgens de stemmers (en de PubChem website) worden zowel de termen fluo als fluor gebruikt als benaming bij het gebruik van fluoresceïne (beelden). Beide termen kunnen gebruikt worden zolang je maar consequent bent in de notatie. Vraag 2: Hoeveel millimeter beoordeel je het centrale fluoresceïne beeld bij een sferische lens van 10,0/ 8,0 mm? Over de volledige breedte van de optische zone is de radius van een sferische lens gelijk, aanpassingen van de centrale radius hebben daarom effect op dit hele gebied. Dit is de reden dat we studenten op de hogeschool aanleren om het centrale beeld van een sferische lens over de volledige optische zone te beoordelen. Vraag 3: Hoe beoordelen we dit fluoresceïne beeld horizontaal? 1 / 7
Gelukkig zijn we het er allemaal mee eens dat dit een onacceptabele positieve passing is. Een rand van slechts 2 / 7
enkele tienden millimeters is niet ideaal bij een sferische lens, maar wellicht nog acceptabel dus -1. Als we naar het verticale beeld kijken wordt de beoordeling lastiger, de cornea is niet volledig sferisch dus beoordelen we het verticale beeld centraal dan als +1? Wat is het verschil tussen +1 en +2? Vraag 4: Wat maakt nou een centrale +2 passing? Kunnen we uit dit antwoord opmaken dat de meningen hierover verschillen? De pupil kan niet gezien worden als objectief criterium, deze kan immers van grootte verschillen en in contrast ten opzichte van een donkere of juist lichte iris. Een brede zwarte perifere zone? We beoordeelden de periferie van vraag 3 nog als -1 met z n allen of moeten we toch de mid-periferie gaan beoordelen? Op gevoel is lastig te doceren aan studenten, daarom houden we op de HU aan dat we een passing als 2 beoordelen als deze niet acceptabel is en dat kan bijvoorbeeld zijn wanneer er een flinke luchtbel zichtbaar is. Vraag 5 & 6: Hoe beoordelen we dit fluoresceïne beeld horizontaal en verticaal? 3 / 7
Horizontaal: Verticaal: 4 / 7
We hebben hier duidelijk te maken met een torische passing die iets te diep is aangemeten, maar hoe beoordelen we dat aan de hand van de bestaande criteria? Wat beoordelen we eigenlijk? De hoeveelheid fluoresceïne onder de lens; dan is wellicht te rechtvaardigen dat we dit centraal horizontaal en verticaal gelijk en als gb beoordelen? Maar wanneer de fluoresceïne laag dunner is dan 20 micron is deze niet meer zichtbaar. Of beoordelen we de verhouding fluoresceïne centraal ten opzichte van de (mid-)periferie? Wanneer je dan in de 5 / 7
horizontale meridiaan kijkt is er centraal meer fluoresceïne dan (mid-)perifeer zichtbaar en dus sprake van een lichte positieve passing en wanneer we naar de verticale passing kijken zien we centraal minder fluoresceïne dan perifeer en spreken we van een negatieve passing. Zo leren we dit op de hogeschool aan en onze (oud) studenten zouden hier zowel een centrale positieve als negatieve passing in moeten zien. Of moeten we fluoresceïne beelden toch anders beoordelen? Eenvoudiger? Internationaal wordt eigenlijk alleen gesproken over wel of geen aanraking; we gaan graag deze discussie aan! Vraag 7: Waarom wordt het fluoresceïne beeld statisch beoordeeld? Deze vraag krijgen we regelmatig van studenten en dan vertellen we dat het centrale beeld het referentiekader is: aan de hand van de positie en de passing pas je de paslens aan. Maar wanneer het een bestaande lensdrager betreft met een torische cornea, volgens de regel, die al jaren geen klachten heeft, wordt het ingewikkelder. Het ooglid heeft een zeer grote invloed op de algemene passing en het meest objectieve beeld is een superior gepositioneerde lens. Waarom dwingen we dan de lens centraal en beoordelen we deze, om vervolgens weer tot de conclusie te komen dat het hier een acceptabele torische passing betreft? Is het niet het belangrijkste dat we de cornea respecteren en wellicht staining of de (gecreëerde) corneavorm monitoren? Vraag 8: Hoelang moet je wachten voordat je het fluoresceïne beeld kan beoordelen? Onderzoek van James Wolffsohn 1 heeft uitwezen dat het fluoresceïne beeld het meest optimaal kan worden beoordeeld tussen 30 seconden en 3 minuten. Dus goede zaak om na het toedienen van de fluoresceïne even van de kruk af te stappen en de lichtschakelaar om te zetten of om wellicht de anamnese nog iets uit te breiden! 6 / 7
Powered by TCPDF (www.tcpdf.org) Contactlensinside Conclusie Veel van de vragen zijn niet makkelijk in een meerkeuze antwoord te omschrijven en nodigen uit voor een dialoog. We gaan graag de discussie met elkaar aan. Jeroen Mulder jeroen.mulder@hu.nl Esmee Bennen esmee.bennen@hu.nl Bron: 1. Wolffsohn, J. S., Tharoo, A., & Lakhlani, N. (2015). Optimal time following fluorescein instillation to evaluate rigid gas permeable contact lens fit. Contact Lens and Anterior Eye, 38(2), 110-114. doi:10.1016/j.clae.2014.11.203 7 / 7