55 Het huis zag er precies zo uit als hij zich herinnerde. Het vloerkleed dat zijn moeder op een liefdadigheidsveiling had gekocht. De gevlochten rozen in het midden. De foto s aan de muur. De scheefhangende foto met zijn familie erop, voor de Eiffeltoren. Een foto die jaren geleden gemaakt was met kerst. Een kerstfeest dat nooit had plaatsgevonden. Elke blik die hij op het interieur wierp deed pijn. Het schilderij waar al menig grapje over gemaakt was en dat Charlie van een oude tante had gekregen die schilderes was. Had die oude tante echt bestaan? Caius voelde dat zijn hoofd begon te tollen. Het duizelde hem. Al zijn macht en kracht leken verdwenen. Hij moest wel kijken. Hij zag de kapotte deur en rook de geur van de Aanvreter. De geur van de Wissel. Caius stond stil op de drempel. Naast hem stond Spiegelmann. Ben je bang? Caius haalde zijn schouders op. Het is allemaal niet echt, toch? Het is deels niet echt. Deels? Spiegelmann knikte. Kijk maar naar die foto. Je bent nooit in Marseille geweest. Je hebt dat ijsje nooit gegeten. Je herinneringen zijn nep. Hij glimlachte. Net zo nep als mijn gezicht. Hij zag er verdrietig uit.
Maar als jij ze je herinnert, dan zijn ze ook een beetje echt. Ze zijn zowel nep als echt. Laat je niet voor de gek houden. Herinneringen zijn nooit echt, toch? Caius moest het even laten bezinken. Herinneringen bestaan niet, antwoordde hij uiteindelijk. Maar als je je iets herinnert, verandert het heden. Als door een Wissel. Caius leek hem niet te horen. Hij staarde naar de foto waarop hij vereeuwigd stond op een pier, met zijn waterijsje met mintsmaak stevig, als een zwaard, in zijn hand. Ik word blij als ik terugdenk aan die vakantie. Het verleden heeft invloed op ons, hoewel het er niet meer is. Denk je dat echt? Misschien. Spiegelmann legde zijn hand op zijn schouder. Dat is een wijs antwoord. Zullen we naar binnen gaan? De jongen aarzelde. Zijn ogen zagen er weer normaal uit. Ze verraadden zijn angst. Wat moeten we doen? Begrijpen. Caius ging naar binnen. Welke kant op? Dat weet je wel. Met lood in de schoenen schuifelde hij voort. Hij liep verder het huis in. Zijn kamer. Precies zoals hij hem zich herinnerde. Hij werd belaagd door herinneringen. Een zwerm wespen in zijn brein. Hij hapte naar adem. Hij begreep nu hoeveel macht herinneringen hadden. Zijn boeken lagen verspreid over de vloer. Zijn computer was niet meer aangesloten. Zijn posters waren onherkenbaar geworden.
Zijn oude leventje. Hij werd gegrepen door al die herinneringen en moest huilen. Herinneringen hadden veel macht. Gaat het? Spiegelmann leefde mee. Misschien zelfs te veel. Caius had het niet in de gaten. Hij had behoefte aan warmte. Ook al was het de Verkoper die die warmte gaf. Nee. Je kunt het. Jij bent het Wonderkind. Niet hier. Hier zul je opnieuw geboren worden.
56 Hij voelde de ijzige kou. Díé ijzige kou. De ramen stonden wijd open. Het was middernacht. Een eeuwige nacht die een verlangen bij Caius opwekte. Hij zag de lichamen. Caius kneep zijn ogen dicht. Ik kan het niet. Wil je geen afscheid nemen van je moeder? Ze is dood. Ja. Kijk naar haar. Ze lag op de grond. Haar nachthemd was opgekropen tot de helft van haar dijbeen. Caius merkte op dat ze haar ogen open had. Hij maakte een slaande beweging, alsof hij een vlieg wegjoeg. Maar er waren helemaal geen vliegen in het appartement in rue des Dames. Ook de vlieg was een herinnering. Hij verscheen uit het niets. Door zijn gedempte gezoem werd hij ineens werkelijkheid. Caius voelde de adrenaline door zijn lijf gieren. De vlieg maakte wat capriolen in de lucht, om ten slotte op het gezicht van Caius moeder neer te strijken. De macht der herinneringen, dacht Caius. De vlieg zoemde en begon toen zijn pootjes tegen elkaar aan te wrijven. Eerst zijn voorpoten, toen zijn achterpoten. Hij draaide zijn kop om en staarde hem aan. Daar ben je weer, leek hij te zeggen. De eerste keer dat ik je zag was niet heel lang geleden, hè? De vlieg knipoogde naar hem en vloog daarna weg. Caius was buiten adem. Wat zie je? vroeg Spiegelmann.
Mijn moeder. Adoptiemoeder, corrigeerde de Verkoper hem. Mijn moeder. Zoals je wilt. We gaan niet muggenziften. Zijn stem verraadde een verlangen. Zie je haar? Ze is dood. Dood, ja. Vermoord. Zodra de Verkoper dat gezegd had, verschenen er littekens en blauwe plekken in het gezicht van Emma Strauss. De kus van de Aanvreter. Caius herinnerde zich de woorden van Gus van Zant. Aanvreters gaven een kus en hun kus deed Pijn. Ja, pijn. Toen hij dat zei begon het been van zijn moeder te bewegen. Ze maakte een trapbeweging. Caius deinsde achteruit. Hij wilde het liefst wegvluchten. Spiegelmann hield hem tegen. Kijk en leer. Kijk. Leer. Het leek alsof hij niets anders kon zeggen. De vrouw opende haar mond. Het leek alsof ze probeerde te slikken. Niet weer, zuchtte Caius. Er gebeurt niets, wees maar niet bang. Ze heeft me de vorige keer geprobeerd te wurgen. Ik zal je helpen. Wat is ze? Mijn moeder. Nee, zij is het waterijsje met mintsmaak. Caius knipperde met zijn ogen. Wat? Hij begreep het. Zij is het waterijsje met mintsmaak, herhaalde Spiegelmann. Het lijk stopte met schoppen.
Heb je het echt begrepen? Spiegelmann stelde de vraag op dezelfde goedhartige toon, als een geduldige leraar die blij is dat zijn leerling vooruitgaat, maar klonk tegelijkertijd argwanend. Bewijs het maar. Ik keek naar haar been. Caius bloosde hevig. Mijn moeder is altijd een mooie vrouw geweest. Op een avond, in een restaurant, ergerde papa zich toen een dronken man iets tegen mama zei. Hij wilde haar aan het lachen maken met een grapje Het lichaam kreeg wat kleur. Haar mond ging open en dicht. Haar benen werden weer bedekt. Haar nachthemd veranderde in een avondjurk. Een donkere, strakke jurk die haar vormen goed deed uitkomen. Haar haar groeide. Emma zag er jonger uit. Ze was werkelijk een mooie vrouw om te zien. Papa werd toen woedend en heeft daarna de hele avond zitten mokken. Mama zei dat hij niet zo stom moest doen, maar was volgens mij ook wel een beetje blij. Een pauze. Ze was prachtig. Het kadaver stond op. Emma sloeg haar hand voor haar mond en keek om zich heen. Ze zag er gelukkig uit. Ze maakte een gebaar dat Caius niet kon thuisbrengen. Pas toen Emma haar hoofd naar achteren gooide begreep hij het. Ze had een beker gepakt en wat gedronken. Maar ze had geen beker vast. Ze hebben een Emma had een glas in haar hand. een glas Martini gedronken. Ja. Martini. Hij kon de scherpe geur ervan ruiken. Zie je wel? Ik heb het begrepen. Zij zijn herinneringen. Spiegelmann omhelsde hem.
57 Laat me los! schreeuwde Caius vol afschuw en van schrik. Spiegelmann had tranen in zijn ogen. Hij liet hem los. Bijna teder. Kijk, begon hij. Hij wreef zijn mismaakte handen tegen elkaar. Het is moeilijk, maar Hij leek zich te concentreren en knarsetandde. Het bed verdween. Wissel, zei Spiegelmann. Caius moeder gilde. Ze keek naar haar handen. Het glas was verdwenen. Ze had geen huid meer die haar spieren bedekte slechts zenuwen, vlees en kloppende aderen. Een rood-geel-blauwe etalagepop. Een silhouet van vlees. Nee! riep Caius verschrikt uit. Spiegelmann hijgde alsof hij zich enorm had ingespannen. Een Wissel, jongen, een Wissel. Wat heb je met haar gedaan? Wat heb je Hij maakte zijn zin niet af. Hij had het begrepen. Hij wist wat Spiegelmann met haar gedaan had. Emma wankelde. Mama. De vrouw van vlees leek het te begrijpen. Ze stak haar hand omhoog. Zwaaide ze? Of was dit slechts een teken dat ze leed? Mama, zei Caius nogmaals. Hij sprak niet met zijn eigen stem. Muziek. Hemelse muziek. De jongen sloot zijn ogen. Jij bent mijn moeder niet, zei hij. De muren trilden. Barsten in de stenen.
Jij bent haar niet. De stem van het Wonderkind. Verschrikkelijk. Spiegelmann week achteruit, verstomd. Vuur. Het huis veranderde in een fakkel, met Caius in het midden van de vlam. Hij was de vlam. Jij bent voedsel, zei het Wonderkind.