1949-1952 De oorlog Eind 1951 vond in het Paleis voor Schone Kunsten in Luik de laatste tentoonstelling van de Cobra-groep plaats, getiteld II e Exposition internationale d art experimental. Constant toonde vijf schilderijen die alle de titel La guerre (De oorlog) hadden. Ze behoorden tot een grotere groep werken waarin de slachtoffers van oorlog centraal staan. Ook sommige Cobrawerken uit 1949 zijn al doortrokken van een grimmige sfeer. Zo n indringende en directe uitbeelding van angst, pijn en lijden door oorlogsgeweld was in de Nederlandse kunst direct na de Tweede Wereldoorlog allerminst gebruikelijk. Even uitzonderlijk was het monument De verwoeste stad (1947-1953) van Ossip Zadkine waarmee het bombardement op de Rotterdamse binnenstad werd herdacht. Gaandeweg vereenvoudigde Constant de oorlogstaferelen tot heldere, indringende beelden waarin een enkel motief centraal staat. Sterke lijnen en krachtige kleuren gaven de aanzet tot een volgende fase. Foto: Constant met zijn schilderij Terre brulée III, 1951
1952-1953 Kleur De vereenvoudiging van de motieven uit de oorlogsschilderijen werd door Constant in deze periode verder doorgevoerd. Sommige titels wijzen op een figuratief uitgangspunt terwijl andere als louter abstracte composities worden aangeduid. Kleur is in alle gevallen het belangrijkste element. Als puzzelstukken grijpen de kleurvlakken in elkaar. Soms lijken ze over elkaar heen te liggen en wordt er diepte gesuggereerd. Constants experimenten met kleur en vorm werden onder meer gestimuleerd door gesprekken met de Schotse schilder Stephen Gilbert, die een van zijn beste vrienden werd. Ook met Roger Hilton, een van de Britse pioniers van de abstracte schilderkunst, raakte Constant bevriend tijdens een studiereis naar Engeland in 1952. In Parijs maakte hij kennis met Serge Poliakoff, wiens werk sterk verwant was met de Nouvelle École de Paris. In 1953 maakte Constant ook zijn eerste textiel- en meubelontwerpen. Martin Visser had als verzamelaar de Cobra-kunstenaars enthousiast gesteund en gaf hem eerst als meubelinkoper van de Bijenkorf en later als hoofdontwerper van meubelfabrikant t Spectrum verschillende opdrachten. Foto: Constant met de Engelse kunstenaar Roger Hilton in Parijs, 1953
1953-1956 Kunst en leefruimte In de ruimtelijke werking die kleur kan hebben, zag Constant aanleiding om te pleiten voor een intensieve samenwerking tussen schilders en architecten. Samen met Stephen Gilbert en de Hongaars-Franse beeldhouwer Nicolas Schöffer werkte hij aan de oprichting van de nieuwe kunstenaarsgroep Néovision. Hun ideaal was een samengaan van verschillende disciplines tot een nieuwe kunstvorm die zich met de gehele menselijke leefruimte (habitat) zou bezighouden. De vooroorlogse avant-gardebeweging De Stijl (1917-1931) kwam begin jaren vijftig weer volop in de belangstelling te staan. Het samengaan van schilderkunst en architectuur was een voorbeeld voor een nieuwe generatie kunstenaars. Niet alleen het ideaal van een synthese der kunsten maar ook de geometrisch-abstracte beeldtaal van De Stijl had zijn weerslag op Constants werk. Kleur en ruimte raakten definitief met elkaar verbonden. Een modern materiaal als plexiglas bood mogelijkheden om kleur daadwerkelijk ruimtelijk te laten worden. Foto: Constant voor zijn werk Compositie met 158 Blokjes in zijn atelier aan de Henri Polaklaan in Amsterdam in 1956
1956-1957 In de poëzie zullen wij huizen Het geometrische element verdween even snel uit Constants werk als het gekomen was. Wat ik zoek, zo schreef hij later, is de onbepaalde vorm, de vorm met duizend gezichten, de vorm zonder begin en zonder eind. Als vorm zonder begin en einde kwamen de wielen uit de Cobra-periode en de oorlogsschilderijen weer terug. Als materiaal kreeg de verf letterlijk de vrije loop. In 1956 werd in het Italiaanse Alba het Eerste Wereldcongres van Vrije Kunstenaars georganiseerd door de M.I.B.I. (Mouvement International pour un Bauhaus Imaginiste contre un Bauhaus Imaginaire). Asger Jorn, mede-oprichter van de Cobra-groep, nodigde Constant uit een lezing te geven. In zijn voordracht In de poëzie zullen wij huizen pleitte hij voor de constructie van een poëtische leefomgeving. In Alba maakte Constant ook kennis met de experimentele industriële schilderkunst van Giuseppe Pinot Gallizio. De kunstenaars op het congres zetten zich met name af tegen Max Bill. Bill was het hoofd van de Hochschule für Gestaltung in Ulm dat als opvolger van het vooroorlogse Bauhaus werd gezien. Diens koele kunstopvatting stond in schril contrast met de levendige experimenten van Jorn, Constant en Gallizio. Foto: Constant met zijn ruimtesculpturen en maquettes in zijn atelier aan de Henri Polaklaan in Amsterdam, circa 1958
1957-1961 Ruimtevaart De tweede helft van de jaren vijftig stond in het teken van de ruimtewedloop tussen de Sovjetunie en de Verenigde Staten. Het was een van de fronten waarop de Koude Oorlog werd uitgevochten. De technologische ontwikkelingen die ruimtereizen mogelijk maakten, openden ongekende toekomstperspectieven. Techniek en toekomst werden vrijwel synoniem aan elkaar. In 1955 kreeg Constant de opdracht om verschillende monumentale constructies te maken voor de wederopbouwtentoonstelling E55 in Rotterdam. Eén daarvan werd geplaatst in de Maanvallei van de ruimtevaartafdeling. Het thema ruimtevaart hield hem vervolgens enkele jaren intensief bezig. Het leidde tot een intrigerende groep schilderijen en constructies waarmee Constant iets van de verwondering over het heelal probeerde uit te drukken. Foto: Constant soldeert een constructie, circa 1956 Op de achtergrond zijn plastiek Observatorium
1956-1967 Op weg naar New Babylon De belangstelling van Constant voor het thema ruimtevaart leverde een belangrijke en indrukwekkende groep werken op. Het streven om de gehele menselijke omgeving te willen vormgeven, bleef onverminderd bestaan. Constant zag het stedelijke netwerk als een uitdrukking van collectieve creativiteit. Stedenbouw kon in zijn ogen een nieuwe totaalkunst worden waarin alle oude disciplines zouden opgaan. Het schilderij Adieu la P. zinspeelt dan ook op een afscheid van de schilderkunst (peinture). Stedenbouw was voor Constant niet beperkt tot ruimtelijke ordening. Het was een geheel nieuwe, alles omvattende kunstvorm waarbij kunstenaars en ingenieurs gezamenlijk zouden werken aan een stad van de toekomst. In de jaren vijftig doemden in zijn werk de contouren op van New Babylon: een toekomstige wereldstad die in sectoren boven het aardoppervlak zou worden gebouwd. New Babylon zou de leefruimte worden van de homo ludens, de mens van de toekomst die zijn leven en omgeving spelend vormgaf. Foto: Constant ontwerpend aan zijn bureau, in zijn atelier aan de Henri Polaklaan in Amsterdam, circa 1958