Vergelijkbare documenten
RIVM-RIKILT FRONT OFFICE VOEDSELVEILIGHEID

RIVM-RIKILT FRONT OFFICE VOEDSELVEILIGHEID

Onderzoek naar dioxines, dioxineachtige PCB s en indicator-pcb s in paling uit Nederlandse binnenwateren

Risicobeoordeling inzake aanwezigheid van dioxines en dioxineachtige PCB s in wolhandkrab

FRONT OFFICE VOEDSEL- EN PRODUCTVEILIGHEID

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal POSTBUS EA DEN HAAG. Datum 30 september 2010 Betreft Dioxine in paling

Ter voorbereiding van het Algemeen Overleg Visserij op 15 september a.s. wil ik uw Kamer informeren over de volgende onderwerpen.

Risicobeoordeling van lange-termijn inname van fipronil via de consumptie van ei en ei-producten

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit Ministerie van Economische Zaken

Is er sprake van een dusdanig significante afname dat het verantwoord is om de gebieden te heropenen?

Handhaving Dioxine-norm in paling

RESULTATEN DIOXINE-ANALYSES HARLINGEN, februari 2016

Handhaving Dioxine-norm in paling (eerste deelrapportage)

Aan de minister van VWS en de staatssecretaris van EZ. Aan de Inspecteur Generaal van de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit

RISICOBEOORDELING VAN DE AANWEZIGHEID VAN NICOTINE EN COTININE IN LEGHENNEN EN EIEREN

L 32/34 Publicatieblad van de Europese Unie

Wanneer in dit advies gerefereerd wordt aan de term dioxines, wordt daarmee polygechloreerde dibenzo-pdioxines en -dibenzofuranen bedoeld.

MONITORING DIOXINE-GEHALTE IN EIEREN AFKOMSTIG VAN BIOLOGISCHE LEGBEDRIJVEN

FRONT OFFICE VOEDSEL- EN PRODUCTVEILIGHEID

Advies van de directeur bureau Risicobeoordeling Aan de minister van VWS en de minister van LNV

FRONT OFFICE VOEDSEL- EN PRODUCTVEILIGHEID

Dioxines, dioxineachtige- en niet dioxineachtige PCB s in rode aal uit Nederlandse binnenwateren 2015

L 320/18 Publicatieblad van de Europese Unie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

2.7. Verontreiningingen in door de mens geconsumeerde vissoorten (D9)

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Vervolgonderzoek chemische stoffen in visserijproducten uit de Westerschelde

Dioxines en PCB s in eieren van particuliere kippenhouders

2/8 Het verontreinigde zoutzuur (HCl) was afkomstig van Tessenderlo Chemie. Tijdens het bereidingsproces van HCl worden dioxines gevormd. Het HCl word

Inhoud. A. van Leeuwenhoeklaan MA Bilthoven Postbus BA Bilthoven KvK Utrecht T

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 14 december 2011 (OR. fr) 18622/11 AGRILEG 151

FRONT OFFICE VOEDSEL- EN PRODUCTVEILIGHEID. Fipronil: review van Belgische gegevens en Duitse risicobeoordeling

Inschatting gezondheidsrisico s grafietregen Wijk aan Zee RIVM 2019

Gezondheidseffecten van palingconsumptie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 31 augustus 2011 (01.09) (OR. en) 13560/11 DENLEG 117

Symposium Chemische Contaminanten Dioxines

nvwa 23 januari 2011

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

FRONT OFFICE VOEDSEL- EN PRODUCTVEILIGHEID

Opdrachtgever: Ministerie van Directie AKV

SAMENVATTING Technische mengsels van vetoplosbare polychloorbifenylen (PCBs) zijn gebruikt als vloeistof in transformatoren, condensatoren en als

Geschat effect van lagere suikergehalten in voedingsmiddelen

Chinese, Ayurvedische en andere traditionele Aziatische kruidenpreparaten

Rapportage Brand afvalberg Twence in Hengelo, 1 juli 2018

Werkt kwaliteitsbaggeren ook voor de chemische toestand van de KRW? Wat is de chemische toestand?

Hoge Gezondheidsraad Zelfbestuursstraat 4 B-1070 BRUSSEL

L 215/4 Publicatieblad van de Europese Unie

Onderbouwing consumptie-advies voor eieren uit particuliere tuinen. vergelijking Vlaanderen en Nederland

FRONT OFFICE VOEDSEL- EN PRODUCTVEILIGHEID

Advies van de directeur bureau Risicobeoordeling Aan de minister van LNV en de minister van VWS. Advies over Jakobskruiskruid in diervoeders

Spuitresidu Veiligheid voor de toepasser/werker/consument en de houding van de retail

Vestiging IJmuiden Vestiging Yerseke Vestiging Texel Postbus 68 Postbus 77 Postbus 167

MaximumPermisibleConcentrationsfor. polychlorinated biphenyls. Bezoekadres: Rijnstraat8 DenHaag. Postadres: Postbus GX DenHaag

Dioxines en PCB s in rode aal uit Nederlandse binnenwateren. Resultaten tussen 2006 en 2012

MINISTERIËLE BESCHIKKING

Betreft: overschrijding acute gezondheidsnormen door bestrijdingsmiddelen in groente en fruit

Onderzoek naar het gebruik van frituurvet in de horeca Effectmeting

RIVM-onderzoek naar Thermphos

Rijksinstituut voor Kust en Zee (RIKZ) Jacobaweg MX Kamperland. Project nummer: Afdelingshoofd Milieu en Voedselveiligheid

RIVM rapport /2002. Verontreiniging van moedermelk met gechloreerde koolwaterstoffen in Nederland: niveaus in 1998 en tijd-trends

FRONT OFFICE VOEDSEL- EN PRODUCTVEILIGHEID. Beoordeling nitriet in zalmworst

Onderzoek naar de effectiviteit van bodembewerking op het gehalte van dioxines en dioxine-achtige PCB s in het Rijnmondgebied

Aan de Inspecteur Generaal van de NVWA. Advies van de directeur bureau Risicobeoordeling & onderzoek. Advies over afslankmiddelen met sibutramine

Sanitair Schelpdier Onderzoek 2015

Haven van Harlingen. Rob Berbee

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 25 november 2013 (OR. nl) 16792/13 DENLEG 136. BEGELEIDENDE NOTA de Europese Commissie ingekomen: 21 november 2013

MEMO. Bijdrage van voedingsmiddelengroepen aan de inneming van mono- en disachariden en energie. Resultaten van VCP

Antwerpen, postdatum. Beste mevrouw XXX,

Contaminanten in Chinese wolhandkrab

Chemische Contaminanten in voeding, een introductie. Ron Hoogenboom

Organochloorbestrijdingsmiddelen en lood en cadmium in wild

Factsheet Dioxine 14 januari 2011

RISICOSCHATTING PFOA IN DRINKWATER IN HET VOORZIENINGSGEBIED VAN TWEE LOCATIES

WETENSCHAPPELIJK COMITE VAN HET FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN

Ter onderbouwing van het advies aan de minister van VWS zijn daarnaast de volgende specifieke vragen geformuleerd:

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE B

Overzicht dioxine proeven uitgevoerd in Nederland met koeien en schapen

Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV. RIVO Rapport Nummer: C078/03

Productie kweekvis,

Risicoschatting emissie PFOA voor omwonenden

Rapportage dioxines, dioxineachtige- en niet. dioxineachtige PCB's in rode aal uit Nederlandse

Beoordeling gezondheidsrisico's door sporten op kunstgrasvelden met rubbergranulaat

PAKs in rubber tegels en andere ondergronden voor speelplaatsen. Datum april 2014

Dioxines en PCB s in rivierkreeften uit Zuid-Holland en Utrecht

Effecten van perinatale blootstelling aan foliumzuur op de ontwikkeling van lichaamgewicht

Rapport Hengelvangst registratie 2011 SNOEKBAARS. Volkerak Zoommeer Bathse Spuikanaal Schelde-Rijnkanaal

Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV. RIVO Rapport Nummer: C063/04

Antwoord op de vraag van Dorpsbelang Hempens-Teerns over dioxines en de gezondheid van de inwoners van Leeuwarden

ONTWERPRESOLUTIE. NL In verscheidenheid verenigd NL. Europees Parlement B8-1228/

Vis eten: Gezonde vis of vieze vis?

Consumptie van Chinese wolhandkrab in Nederland

Wageningen UR. Dioxines en PCB's in Chinese wolhandkrab. M.J.J. Kotterman 1, S.P.J. van Leeuwen 2, L.A.P Hoogenboom 2.

PFOS en dioxinen, dioxine-achtige en indicator PCB s in schelpdierweefsel (Rangia Cuneata)

Publicatieblad van de Europese Unie L 364/5

Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee).

Belasting van het milieu door gewasbeschermingsmiddelen,

WETENSCHAPPELIJK COMITÉ VAN HET FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN SNELADVIES

Luchtkwaliteit langs de N208 bij Hillegom

Lid Gedeputeerde Staten

Biomerkers van blootstelling. Analyse van covariabelen

Transcriptie:

RIVM-RIKILT FRONT OFFICE VOEDSELVEILIGHEID RISICOBEOORDELING INZAKE AANWEZIGHEID VAN DIOXINES EN DIOXINE- ACHTIGE PCB s IN PALING Risicobeoordeling aangevraagd door: M.J.B. Mengelers (VWA, Bureau Risicobeoordeling) Datum aanvraag: 07-12-2006 Datum risicobeoordeling: 04-03-2007 (definitief) Coördinator: M.Y. Noordam Opsteller(s) risicobeoordeling: H. Bouwmeester, A. de Mul (RIKILT), M.J. Zeilmaker (RIVM) Toetser(s) risicobeoordeling: L.A.P Hoogenboom (RIKILT), F.X.R. van Leeuwen, A.J. Baars (RIVM) Projectnummer RIVM: V/320110/06/AA Projectnummer RIKILT: 800 71904 01 Onderwerp IMARES en RIKILT (Wageningen UR) hebben een onderzoek verricht naar dioxines en dioxineachtige PCB s in paling afkomstig uit de Nederlandse binnenwateren, vooral gericht op paling uit verdachte gebieden. Vooral het gebied rond de Biesbosch is uitgebreid bemonsterd. Uit deze studie blijkt dat de paling in veel van deze gebieden een gehalte bevat dat de nieuwe EU-norm (sinds 04-11- 2006) van 12 pg TEQ/g vis vele malen overschrijdt. Met name de bijdrage van de dioxine-achtige PCB s die pas sinds 4-11-2006 in de norm zijn opgenomen, is erg hoog. Naar aanleiding van deze resultaten heeft de directie Visserij van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan het Bureau Risicobeoordeling (BuR) van de VWA verzocht een advies op te stellen inzake het risico voor de consument. Het Front Office is verzocht om een risicobeoordeling op te stellen voor het risico voor de gezondheid van verschillende type consumenten. Vraagstelling Bureau Risicobeoordeling verzoekt om bij het beantwoorden van de vragen gebruik te maken van de data van bovengenoemd onderzoek, alsmede van reeds eerder gepubliceerde data over dioxinegehaltes in paling in andere gebieden dan bovengenoemde verdachte gebieden (risicogebieden). Hierbij gaat het om het risico voor de gezondheid van de volgende consumenten: 1) Mensen die in het kader van sport of hobby uitsluitend paling vangen uit deze risicogebieden en die zelf consumeren. Hierbij graag aangeven wat voor de individuele visser een acceptabele consumptie van deze paling kan zijn als rekening wordt gehouden met aspecten als innamenorm en lichaamsbelasting. 2) Mensen die paling consumeren met een gehalte aan dioxines en dioxineachtige PCB s, dat ongeveer gelijk is aan de huidige productnorm (zowel de gemiddelde consument als de palingliefhebber). 3) Mensen die paling consumeren die zowel uit de risicogebieden kunnen komen als daarbuiten, m.a.w. de consumptie van alle mogelijke paling (variërend van lage tot hoge gehaltes). Mogelijk is deze laatste situatie niet relevant als het risico hoofdzakelijk bepaald wordt door de mensen uit groep 1 of 2. RIVM-RIKILT Front Office Voedselveiligheid 1

Conclusies 1) De dioxineblootstelling tengevolge van consumptie van zelfgevangen vis door sportvissers is sterk afhankelijk van de vangstlocatie. Indien paling afkomstig is uit de regio Biesbosch, één van de meest verontreinigde gebieden, dan leidt de consumptie van één portie van deze paling (150 g) met een gemiddeld totaal-teq-gehalte, reeds tot een zesvoudige overschrijding van de blootstellings-norm (ptwi). Op basis van de door sportvissers aangegeven consumptiefrequentie van wilde paling van maximaal 1x per maand, zou de totale lichaamsbelasting bij consumptie van paling uit de Regio Biesbosch in een periode van ongeveer 5 tot 20 jaar maximaal met een factor 1,5 tot 2 toenemen, waarbij de als veilig geachte lichaamsbelasting blijvend overschreden wordt. Paling uit een aantal andere grote rivieren bevat vergelijkbare gehaltes en zal een soortgelijk effect op de lichaamsbelasting geven. Hoewel consumptie van IJsselmeerpaling duidelijk leidt tot een lagere blootstelling, zal de lichaambelasting ook hier boven het veilig geachte niveau blijven. Nadelige effecten van het eten van dergelijke paling kunnen daarom niet uitgesloten worden. 2) Consumptie van paling met een gehalte rond de huidige productnorm door zowel de gemiddelde consument als de visliefhebber, levert een zeer geringe bijdrage aan de achtergrondblootstelling van dioxines en dioxineachtige PCB s. Dit komt door de volgens de Voedselconsumptiepeiling zeer geringe consumptie van paling. 3) Wanneer palingliefhebbers incidenteel en naar rato van het productieaanbod paling uit vervuilde gebieden consumeren, dan levert dit slechts een zeer geringe bijdrage aan de blootstelling van dioxines en dioxineachtige PCB s. Bij deze berekeningen is uitgegaan van productieverhoudingen van kweek- en wilde paling, waarbij de veel schonere kweekpaling veruit de grootste bijdrage levert. De doorwerking van de consumptie van paling uit zogenaamde risicogebieden op de dioxinebelasting van de gemiddelde visliefhebber is daarom slechts gering. Dit geldt uiteraard niet voor consumenten die steeds paling uit vervuilde gebieden kopen en qua blootstelling het meest op sportvissers uit die gebieden zullen lijken. Inleiding Uit eerder onderzoek van IMARES (voorheen RIVO), RIKILT en de VWA is gebleken dat paling uit de binnenwateren vaak verhoogde gehaltes aan dioxines en vooral dioxineachtige PCB s bevat (Leonards et al. 2000, de Vries 2001, 2002, van Leeuwen et al. 2002a, 2002b, Hoogenboom et al. 2006). In het recente onderzoek van IMARES en RIKILT wordt dit nogmaals bevestigd (Hoogenboom et al. 2007). Humane innamenorm Om de consument te beschermen is een humane innamenorm vastgesteld. De toelaatbare wekelijkse inname (ptwi) aan dioxines en dioxineachtige PCB s zoals vastgesteld door de Scientific Committee for Food van de Europese Unie (EU-SCF 2001) bedraagt 14 pg TEQ/kg lichaamsgewicht (lg) per week. Deze norm is gebaseerd op de effecten van de meest toxische dioxine, TCDD, bij proefdieren. Echter, ook een aantal andere dioxines en de dioxineachtige PCB s veroorzaakt soortgelijke effecten, zij het veelal bij hogere doseringen. Toepassing van de nieuwe toxicologische equivalentie factoren (TEF s) voor de risicobeoordeling Om de gehaltes van de diverse dioxines en dioxineachtige PCB s (congeneren) op te kunnen tellen tot een totaal toxicologisch equivalentiegehalte (totaal TEQ-gehalte) zijn op basis van de toxiciteit van de individuele congeren toxicologische equivalentie factoren (TEF-waardes) vastgesteld (Van den Berg et al. 1998). De TEF-waardes zijn een maat voor de relatieve toxiciteit van een individuele congeneer vergeleken met de meest toxische (potente) congeneer: 2,3,7,8 TCDD. Recent zijn door een groep deskundigen o.l.v. de WHO de TEF-waardes opnieuw bekeken en aangepast (Van den Berg et al. RIVM-RIKILT Front Office Voedselveiligheid 2

2006). Daarbij zijn met name de TEF-waardes voor de zogenaamde mono-ortho PCB s, 8 van de 12 dioxine-achtige PCB s, flink verlaagd, onder andere omdat er twijfel bestaat aan de zuiverheid van de standaarden gebruikt in de toxicologische studies. Dit is van belang omdat slechts een geringe vervuiling van een standaard met een meer potente congeneer de veroorzaker kan zijn van het waargenomen effect. Gemiddeld zou de toepassing van deze nieuwe TEF s (TEF s 2006 ) resulteren in een 15% verlaging van de totaal-teq-gehaltes (Van den Berg et al. 2006). Echter, voor producten met veel mono-ortho PCB s (zoals wilde paling) is het effect groter. Productnormen en TEF s Inzet van het EU-beleid rond dioxines is om de huidige blootstelling van de consumenten verder te verlagen. Daartoe zijn productnormen afgeleid die zo dicht mogelijk tegen de huidige achtergrondgehaltes aanliggen. Omdat de normstelling van de EU gebaseerd is op een database met gehaltes die zijn berekend met de oude TEF-waardes, heeft de EU besloten om de komende jaren de oude TEFwaardes uit 1998 (TEF s 1998 ) te blijven gebruiken. Bij de vaststelling van die normen is geen onderscheid gemaakt per vissoort, uitgezonderd paling waarvoor de norm hoger is gesteld dan die voor andere vissoorten, namelijk 12 i.p.v. 8 pg TEQ/g vis (som van dioxines en dioxineachtige PCB s; per 4 november 2006; EC 2006). Daarnaast wordt voor alle vissoorten ook de oude norm voor alleen dioxines van 4 pg TEQ/g vers gewicht voorlopig aangehouden (EC 2006). Risicobeoordeling en TEF s De beoordeling van de risico s voor de volksgezondheid staat los van bestaande productnormen en daarom wordt hierbij wel gebruik gemaakt van de nieuwste inzichten in de toxiciteit van deze stoffen. Derhalve is gerekend met de TEF 2006 -waardes. Uit de nieuwe meetgegevens blijkt dat de met de TEF s 2006 berekende gehaltes in wilde paling gemiddeld zo n 40% lager zijn dan die berekend met de TEF s 1998. Dit verband lijkt voor wilde paling redelijk constant over het hele concentratiebereik (Hoogenboom et al. 2007). Consumptie van paling Om een inschatting te maken van de potentiële blootstelling van de consument, is gebruikt gemaakt van twee bronnen, één gericht op de consument in het algemeen en een andere op consumptie van zelfgevangen paling door sportvissers. Om de achtergrondblootstelling te berekenen is gebruik gemaakt van de consumptiegegevens van de Voedselconsumptiepeiling 1997/98 (VCP-3) en dioxinegehaltes in diverse producten uit 2004. Voor een inschatting van de blootstelling van sportvissers via de consumptie van zelfgevangen paling, is het van belang een inschatting te maken van de hoeveelheid en de frequentie van de palingconsumptie. Uit een studie van Weijs en Wijnen (2003) onder sportvissers bleek dat een portiegrootte van 150 g paling gangbaar is (zelfgerapporteerde portiegrootte). Door 95% van de sportvissers werd daarbij aangegeven dat paling slechts 1x per maand of minder gegeten werd. Deze frequentie komt overeen met die uit eerder onderzoek van Potting (1989). Gehaltes in paling Wilde paling In het recentelijk uitgevoerde onderzoek van IMARES en RIKILT (Hoogenboom et al. 2007) zijn vissen verdeeld in drie klassen: kleiner dan 30 cm, 30-40 cm en groter dan 40 cm. Doel hiervan was om na te gaan of kleinere paling wellicht wel geschikt zou zijn voor consumptie. Elk gemeten mengmonster bestond uit 15-25 palingen per locatie per klasse. Paling uit de verschillende lengtecategorieën hadden verschillende dioxinegehaltes. Echter, de vangstlocatie was meer bepalend voor de gehaltes dan de lengtecategorie. Voor het doorrekenen van de blootstelling zijn de gehaltes in de twee hoogste lengteklasses gemiddeld; vissen korter dan 30 cm moeten namelijk worden teruggezet. Er is gevist op RIVM-RIKILT Front Office Voedselveiligheid 3

22 locaties (Hoogenboom et al. 2007), maar in de berekeningen zijn alleen de IJsselmeerpaling en de paling uit de regio rond de Biesbosch, twee belangrijke vangstgebieden, meegenomen. Gehaltes in paling afkomstig van een aantal andere grote rivieren als Maas, Waal en Lek zijn echter vergelijkbaar met die uit de Biesbosch. In Tabel 1 staat een korte samenvatting van de uitkomsten van dit onderzoek (voor meer getailleerde informatie wordt verwezen naar Hoogenboom et al. 2007). Daarnaast staan in Tabel 1 ook gehaltes in paling afkomstig uit eerder onderzoek. Dioxine- en dioxineachtige PCB-gehaltes in de andere producten in het voedselpakket zijn in 2004 bepaald. Kweekpaling Veruit de meeste paling komt tegenwoordig uit de visteelt. Zo kwam in 2006 zo n 5400 ton uit de kweek, 300 ton uit het IJsselmeer en 300 ton van andere locaties, met name de benedenstroomse rivieren (Taal et al. 2006). In het onderzoek van Van Leeuwen et al. (2002a) zijn bij 11 kwekerijen monsters genomen. De totaal-teq-gehaltes daarin liepen uiteen van 3,9 tot 10,8 pg TEQ/g met een gemiddelde van 7,3 pg TEQ/g vis. Omgerekend met de TEF s 2006 komt dit neer op een gemiddelde van 6,0 pg TEQ/g vis (range 3,3-9,1). In 2004 is voor de Consumentenbond een mengmonster bestaande uit 10-15 verschillende monsters gemeten, waarin het gehalte slechts 1,8 pg TEQ/g product was. Mogelijk wijst dit op een verdere verlaging van de gehaltes in kweekpaling, onder meer door de invoering van EU-normen voor visvoer. Tabel 1. Overzicht van gehaltes dioxines en dioxine-achtige PCB s (gem ± SD ) in paling uit het recente IMARES/RIKILT rapport (Hoogenboom et al. 2007) en uit eerder onderzoek. Locatie palingvangst Type paling Monsters Totaal-TEQ (pg TEQ/gram vis) TEF 2006 Gegevens rapport 2007 Regio Biesbosch A Langer dan 30cm 10 locaties, 2 klasses 28,6 ± 11,2 IJsselmeer B Langer dan 30cm 2 locaties, 2 klasses 6,7 ± 2,1 Overige palinggehaltes Kweekpaling (CB 2004) 1,2 Niet gegeven 1 mengmonster van 10-15 monsters 1,8 Kweekpaling (RIVO 2001) 30-65 cm 11 monsters 6,0 ± 2,1 IJsselmeerpaling (RIVO 2001) 30-50 cm 11 monsters 6,9 ± 3,8 Gemiddeld gehalte 1,3 5,3 A Regio Biesbosch: Hollands Diep, Haringvliet West en Oost, Nieuwe Merwede, Volkerak, Amer HD61-HD63, Nieuwe Merwede-t.h.v. Ottersluis, Biesbosch-Gat v.d. Noorderklip, Haringvliet Korendijkse Geul, Dordtse Biesbosch t.h.v. Koekplaat B IJsselmeer : IJsselmeer Medemblik, Ketelmeer Ketelhaven. Na de sanering van de bodem zijn de gehaltes in de paling uit het Ketelmeer vergelijkbaar met die van paling uit het IJsselmeer. De gehaltes zoals gerapporteerd in het recente onderzoek zijn vergelijkbaar met die van het onderzoek uit 2001 (zie tabel) met een groter aantal monsters uit het IJsselmeer. 1 Berekende totaal-teq met <LOD = 0.5xLOD: 2 3 CB 2004: consumentenbond onderzoek, monsters geanalyseerd op RIKILT Geschat gehalte op basis van de productieverhouding tussen wilde en kweekpaling, namelijk kweek: IJsselmeer: benedenstroomse rivieren als 5400:300:300 zoals gerapporteerde vangstverhouding door Taal et al. (2006). Blootstelling Voor alle scenario s geldt dat de gehaltes van de niet-detecteerbare dioxines en dioxineachtige PCB s (non-detects) op de helft van de detectielimiet (LOD) zijn gesteld. Een uitzondering hierop vormen fruit, groente en granen, waar de gehaltes van deze dioxines op nul zijn gesteld, omdat bij deze voedselgroepen dioxines en PCB s zelfs met een zeer gevoelige methode niet detecteerbaar zijn. Met behulp van het programma Monte Carlo Risk Assessment (MCRA) versie 4 (De Boer en Van der Voet, 2005) zijn innameberekeningen gemaakt. RIVM-RIKILT Front Office Voedselveiligheid 4

Scenario s op basis van VCP Voor een blootstellingsberekening is uitgegaan van vier scenario s. Hiervoor zijn de consumptiegegevens van de Voedselconsumptiepeiling 1997/98 (VCP-3) gebruikt en data omtrent concentraties in allerlei producten uit 2004. De gehaltes van de dioxines en dioxineachtige PCB s zijn daarbij berekend met de TEF 2006 waarden. Ter vergelijking wordt in Tabel 2 ook de achtergrondblootstelling, berekend met de TEF 1998 waarden, weergegeven. Scenario 1: De achtergrondblootstelling van de totale populatie op basis van TEF s 1998. Scenario 2: De achtergrondblootstelling van de totale populatie op basis van TEF s 2006. Scenario 3: De achtergrondblootstelling van de totale populatie zonder paling. Scenario 4: De achtergrondblootstelling met consumptie van paling met een gehalte van 7 pg TEQ/g vis. Dit gehalte is berekend op basis van de nieuwe TEF s 2006 uitgaande van de nu van kracht zijnde norm voor paling van 12 pg TEQ/g vis 1 ) en een reductie in gehalte van 40%. De mediane achtergrondblootstelling van scenario 1 is 25% hoger dan die gerapporteerd in De Mul en Bakker (2007) vanwege de toekenning van ½ detectielimiet (LOD) aan (een deel van) de nondetects in het huidige scenario. Uit een nadere analyse van de VCP blijkt overigens dat viseters (consumptie van vis op één van beide meetdagen in de VCP) een lange termijn inname hebben die overeenkomt met de hogere innamepercentielen (P90) voor scenario s 2-4 in Tabel 2. Zo ligt de P50 voor deze groep op 10,7 pg TEQ/kg lg/week. Tabel 2. Resultaten doorgerekende scenario s voor blootstelling van de totale bevolking aan dioxines en dioxineachtige PCB s. Scenario 1 Lange termijn inname (pg TEQ /kg lg /week) Percentage bevolking met inname > 14 pg TEQ/kg lg/week P50 P90 P95 P99 1 Achtergrondblootstelling totale 6,7 12,0 14,6 20,4 5 populatie (TEF s 1998 ) 2 Achtergrondblootstelling totale 6,0 10,8 13,1 18,2 4 populatie (TEF s 2006 ) 3 Achtergrondblootstelling zonder 6,0 10,7 12,9 18,0 3 paling (TEF s 2006 ) 4 Achtergrond + productnorm paling 2 (TEF s 2006 ) 6,0 10,8 13,1 18,4 4 1 2 Concentraties < LOD zijn gesteld op ½ LOD, met uitzondering van fruit, groente, granen, waarvoor concentraties < LOD gelijk zijn gesteld aan 0. Zie bij beschrijving scenario 4. Inname door sportvissers Uit de resultaten van de recente IMARES/RIKILT studie (Hoogenboom et al. 2007) blijkt dat de vangstlocatie van belang is voor het gehalte aan dioxines en dioxineachtige PCB s in de vis. Uit het onderzoek van Weijs en van Wijnen (2003) blijkt dat onder sportvissers een portiegrootte van 150 g paling gangbaar is, waarbij aangegeven wordt dat paling slechts 1x per maand of minder vaak gegeten wordt. In Tabel 3 wordt de inname van dioxines en dioxineachtige PCB s weergegeven tengevolge van een éénmalige consumptie van wilde paling afkomstig uit de regio Biesbosch of het IJsselmeer. 1 ) Gebaseerd op het recente IMARES/RIKILT rapport (Hoogenboom et al. 2007): relatie tussen totaal-teq gehaltes bepaald met oude en nieuwe TEF-waardes: y = 0,61x 0,73 (regressielijn). RIVM-RIKILT Front Office Voedselveiligheid 5

Tabel 3. Inname van dioxines en dioxineachtige PCB s na éénmalige consumptie van een portie wilde paling (op basis van TEF s 2006 ). Locatie Gehalte Per portie van 150 g Inname per portie Blootstelling totaal pg TEQ/g vis pg TEQ pg TEQ/kg lg 1 P50 (pg TEQ/kg P95 (pg TEQ/kg lg /week) 2 lg /week) 2 Regio Biesbosch 28,6 4290 66,0 72,0 (5x ptwi) 78,9 (5,5x ptwi) IJsselmeer 6,7 1005 15,5 21,5 (1,5x ptwi) 28,4 (2x ptwi) 1 Lichaamsgewicht van 65 kg, gemiddeld gewicht van de VCP-populatie. 2 Eenmalige consumptie van wilde paling plus de achtergrondblootstelling van P50 of P95 (6,0 of 12,9 pg TEQ/kg lg/week). Risico-evaluatie Vergelijking van de blootstelling met de ptwi Uit de achtergrondberekeningen (tabel 2, scenario 2) blijkt dat ongeveer 4% van de bevolking de ptwi van 14 pg TEQ per kg lg overschrijdt. De scenarioberekeningen illustreren ook dat op basis van de VCP-gegevens de bijdrage van paling aan de totale dioxineblootstelling gering is. De resultaten van het scenario zonder palingconsumptie (3) en het scenario met palingconsumptie waarbij de gehaltes van dioxines en dioxineachtige PCB s op de norm gesteld zijn (4), zijn ongeveer gelijk aan de resultaten van de achtergrondberekeningen. Er kan dus geconcludeerd worden dat het effect van palingconsumptie gezien op het niveau van de gehele bevolking en op het niveau van de viseter (consumptie van vis op één van beide meetdagen in de VCP) nauwelijks effect heeft op de dioxineblootstelling. Dit wordt grotendeels verklaard door een combinatie van een relatief zeer geringe consumptiehoeveelheid van paling in vergelijking met andere dioxinehoudende producten en een relatief zeer gering aantal palingconsumenten (in de VCP populatie). Voor deze risicobeoordeling is gevraagd specifiek te kijken naar de blootstelling van sportvissers en palingliefhebbers. Uit Tabel 3 blijkt dat er grote verschillen in mogelijke blootstelling kunnen zijn. Dit is van een tweetal factoren afhankelijk: 1) De hoogte van de achtergrondblootstelling, dit tengevolge de aanwezigheid van dioxine in het normale voedselpakket van de consument. Heeft de sportvisser een gemiddelde achtergrondblootstelling (P50) of een hoge blootstelling (P95) tengevolge van zijn of haar normale consumptie? Qualitate qua geldt deze vraag ook voor de palingliefhebber. Daardoor is het onmogelijk om over een individuele visser of een individuele palingliefhebber een uitspraak te doen over zijn of haar achtergrondblootstelling. 2) De vangstlocatie. Het maakt nogal uit of de paling afkomstig is uit het IJsselmeer of uit de regio Biesbosch. Totaal-TEQ-gehaltes van gevangen paling uit het IJsselmeer zijn rond de wettelijke norm, terwijl gehaltes van paling afkomstig uit de Biesbosch regio de productnorm fors overschrijden (steeds op basis van TEF s 1998 ). Gegeven deze overwegingen kan geconcludeerd worden dat afhankelijk van de vangstlocatie de ptwi 1,5 tot 5,5 maal overschreden kan worden tengevolge van een éénmalige consumptie van een portie wilde paling van 150 g (Tabel 3). Op basis van onderzoek naar de frequentie van visconsumptie en in het bijzonder palingconsumptie blijkt echter dat er door de meeste sportvissers maximaal 1x per maand paling wordt gegeten (Weijs en van Wijnen, 2003). De vraag speelt dan hoe ernstig een herhaalde overschrijding is. Effecten op de lichaamsbelasting Dioxines zijn persistente stoffen die accumuleren in het menselijke lichaam en met name in het lichaamsvet. De hoeveelheid dioxines die zich in het lichaam ophopen in de loop van een RIVM-RIKILT Front Office Voedselveiligheid 6

mensenleven (lichaamsbelasting; body burden), is bepalend voor het al dan niet optreden van negatieve gezondheidseffecten. Een tijdelijke lichte overschrijding van de ptwi zal daarom niet direct tot negatieve effecten leiden. De ptwi is in eerste instantie gericht op de bescherming van de ongeboren vrucht, het meest gevoelige effect in proefdieren. De gedachte is dat de ptwi daardoor automatisch ook andere consumenten beschermt voor nadelige effecten. De lichaamsbelasting van vrouwen in de vruchtbare leeftijd vormt daarom in eerste instantie het uitgangspunt voor het inschatten van het effect van palingconsumptie op de lichaamsbelasting. Deze lichaamsbelasting is afgeleid van de gehaltes in moedermelk. In 2003 bedroeg het (mediane) TEQ-gehalte van moedermelk 14,2 pg TEQ/g melkvet (berekend met TEF 2006 -waarden). Rekening houdend met een homogene verdeling over het vet, 25% lichaamsvet en een lichaamsgewicht van 65 kg komt dit overeen met een lichaamsbelasting van 3,6 ng TEQ/kg lg. Gegeven een half-waardetijd van 7,9 jaar voor dioxinen in moedermelk (Zeilmaker, 2005) komt dit neer op een geschatte (mediane) lichaamsbelasting van 2,5 ng TEQ/kg lg in 2007. Op soortgelijke wijze is op basis van de P95 in moedermelk een lichaamsbelasting van 4,6 ng TEQ/kg lg afgeleid voor het 95 percentiel van de vrouwen. Naar verwachting zullen de lichaamsbelastingen voor mannen vergelijkbaar zijn. Blootstellingsscenario s Het effect van verhoogde blootstelling t.g.v. palingconsumptie op de ophoping van dioxinen en dioxineachtige PCB s in het lichaam is met een één-compartiment kinetisch model nagebootst (modelparameters: 50% opname uit voedsel en 7,5 jaar voor de half-waardetijd in de mens (SCF 2001, JECFA 2002)). Hierbij is ervan uitgegaan dat de (extra) blootstelling aan paling begint op 20-jarige leeftijd. Omdat het effect van het eten van paling op de dioxineblootstelling van de totale bevolking, en viseters hierin, gering is, is voor de gemiddelde consument afgezien van berekeningen van het effect op de lichaamsbelasting van het eten van paling met een dioxinegehalte op het niveau IJsselmeerpaling of paling uit de Regio Biesbosch. Wel zijn twee scenario s die representatief zijn voor een specifieke groep consumenten doorgerekend, te weten sportvissers (en hun directe omgeving) die zelf gevangen paling consumeren en palingliefhebbers die regelmatig in Nederland verkrijgbare paling, d.w.z. een gemiddelde van rivier- en kweekpaling, eten. De specificaties van deze twee scenario s zijn als volgt: Sportvisser Binnen het sportvissersscenario is aangenomen dat, net als een viseter, een sportvisser t.o.v. de totale populatie een verhoogde achtergrondblootstelling aan dioxinen heeft (op het niveau van de P90 van de totale populatie, zijnde 10,7 pg TEQ/kg lg/week) en, dientengevolge, een verhoogde achtergrondlichaamsbelasting (op het niveau van de P95 van de totale populatie, zijnde 4,6 ng TEQ/kg lg). Vanaf het twintigste levensjaar vindt naast de achtergrondblootstelling extra blootstelling aan dioxinen plaats middels het eten van IJsselmeerpaling of paling uit de Biesbosch, resulterend in een extra blootstelling van respectievelijk 15,5 of 66 pg TEQ/kg lg per 4 weken (zie Tabel 3). Voor het sportvissersscenario zijn drie blootstellingssituaties berekend: 1. Het verloop van de lichaamsbelasting, uitgaande van een achtergrond lichaamsbelasting van 4,6 ng TEQ/kg lg, met daarna een wekelijkse achtergrondblootstelling aan 10,7 pg TEQ/kg lg/week vanaf de leeftijd van 20 jaar. Dit scenario komt overeen met dat van de viseter zonder extra blootstelling middels paling ( achtergrond ) 2. Als 1, maar met een extra blootstelling vanaf het 20 ste levensjaar door het eten van IJsselmeerpaling (éénmaal per 4 weken 15,5 pg TEQ/kg lg, IJsselmeerpaling ) 3. Als 1, maar met een extra blootstelling vanaf het 20 ste levensjaar door het eten van paling uit de regio Biesbosch (éénmaal per 4 weken 66 pg TEQ/kg-lg, Regio Biesbosch paling ) Palingliefhebber Binnen het scenario voor de palingliefhebber is aangenomen dat, net als een viseter, een palingliefhebber t.o.v. de totale populatie een verhoogde achtergrondblootstelling aan dioxinen heeft (op het niveau van de P90 van de totale populatie, zijnde 10,7 pg TEQ/kg lg/week) en, dientengevolge, een verhoogde achtergrond lichaamsbelasting (op het niveau van de P95 van de totale populatie, zijnde 4,6 ng TEQ/kg lg). Vanaf het twintigste levensjaar vindt naast de achtergrondblootstelling extra blootstelling aan dioxinen plaats middels het eten van gemiddelde Nederlandse paling, resulterend in RIVM-RIKILT Front Office Voedselveiligheid 7

een extra blootstelling van 12,2 pg TEQ/kg lg per 4 weken (uitgaande van 150 g paling met gemiddeld 5,3 pg TEQ/g (Tabel 1)). Voor het palingliefhebberscenario zijn twee blootstellingssituaties berekend: 1. Het verloop van de lichaamsbelasting, uitgaande van een achtergrond lichaamsbelasting van 4,6 ng TEQ/kg lg, met daarna een wekelijkse achtergrondblootstelling aan 10,7 pg TEQ/kg lg/week vanaf de leeftijd van 20 jaar. Dit scenario komt overeen met dat van de viseter zonder extra blootstelling aan paling ( achtergrond, gelijk aan scenario 1 van het sportvissersscenario) 2. Als 1, maar met een extra blootstelling vanaf het 20 ste levensjaar door het eten van Nederlandse paling (éénmaal per 4 weken, gehalte 12,2 pg TEQ/kg lg, palingliefhebber ) Toxicologische referentiewaarden Als vergelijk voor de modelleringsresultaten is de humane lichaamsbelasting die overeenkomt met die waarbij in proefdieren geen toxische effecten aantoonbaar waren ( NOAEL lichaamsbelasting op basis van extrapolatie uit proefdier ) gebruikt. De waarde van 4 TEQ/kg lg die hiervoor gebruikt worden, is berekend vanuit de bij de rat waargenomen lichaamsbelasting op het niveau van de No Observed Adverse Effect Level (NOAEL) voor reproductietoxiciteit (intra-uterine blootstelling van drachtige moederdieren leidend tot verstoorde spermatogenese in mannelijke nakomelingen). Deze is vervolgens met een onzekerheidsfactor van 3,2, zoals die toegepast is door de SCF (2001), gecorrigeerd voor verschillen in toxicokinetiek zoals die tussen mensen onderling kan bestaan. Andere mogelijke factoren voor inter- en intra-species verschillen zijn weggelaten op basis van kennis over de kinetiek bij ratten en mensen en het feit dat epidemiologische studies erop duiden dat mensen in elk geval niet gevoeliger lijken dan ratten voor de effecten van dioxines. Binnen de huidige benaderingswijze wordt de lichaamsbelasting op of onder het NOAEL niveau als richtwaarde genomen voor een lichaamsbelasting waarbij geen effecten voorkomen. Bij overschrijding van de lichaamsbelasting op het niveau van de NOAEL (4 pg TEQ/kg lg) kan aangenomen worden dat hoe hoger de overschrijding hoe groter het mogelijke gezondheidseffect zal zijn. De huidige benaderingswijze laat geen betrouwbaarheidsuitspraken toe over de mate waarin dit effect optreedt. Modellering: Extra blootstelling door eten van gecontamineerde paling Sportvisser (zie Figuur 1) 1. Uitgaande van de huidige achtergrondlichaamsbelasting van een sportvisser zal blootstelling na het 20 ste levensjaar gelijk aan de huidige blootstelling van 10,7 pg TEQ/kg lg/week leiden tot een geleidelijke daling van de lichaamsbelasting. Uiteindelijk zal een steady state lichaamsbelasting van 3,0 ng TEQ/kg lg bereikt worden. 2. Ook wanneer vanaf 20-jarige leeftijd met het eten van IJsselmeerpaling begonnen wordt, zal de lichaamsbelasting geleidelijk dalen, totdat op 70-jarige leeftijd een lichaamsbelasting van 4,1 ng TEQ/kg lg bereikt is. Dit niveau blijft net boven de lichaamsbelasting op basis van de NOAEL in proefdieren. 3. Het eten van paling afkomstig uit de Regio Biesbosch zal leiden tot een stijging van de lichaamsbelasting. Op 70-jarige leeftijd wordt een niveau van 7,6 ng TEQ/kg lg bereikt. Dit niveau ligt boven de lichaamsbelasting op basis van de NOAEL in proefdieren. Palingliefhebber (zie Figuur 2) 4. Uitgaande van de huidige achtergrondlichaamsbelasting van een palingliefhebber zal blootstelling na het 20 ste levensjaar gelijk aan de huidige blootstelling van 10,7 pg TEQ/kg lg/week leiden tot een geleidelijke daling van de lichaamsbelasting. Uiteindelijk zal een steady state lichaamsbelasting van 3,0 ng TEQ/kg lg bereikt worden (als #1 in Figuur 1). 5. Ook wanneer vanaf 20-jarige leeftijd met het eten van Nederlandse paling begonnen wordt, zal de lichaamsbelasting geleidelijk dalen, totdat op 70-jarige leeftijd een lichaamsbelasting van 3,9 ng TEQ/kg lg bereikt is. Dit niveau ligt net onder de lichaamsbelasting op basis van de NOAEL in proefdieren. RIVM-RIKILT Front Office Voedselveiligheid 8

10 lichaamsbelasting (ng TEQ/kg lg) 8 6 4 2 Paling Regio Biesbosch IJsselmeerpaling NOAEL lichaamsbelasting op basis van extrapolatie uit proefdier Achtergrond 0 20 30 40 50 60 70 leeftijd (jaar) Figuur 1. Het tijdverloop van de lichaamsbelasting (ng TEQ/kg lg) in een sportvisser na extra blootstelling aan dioxinen uit paling vanaf het 20 ste levensjaar. (1) Achtergrond: vanaf 20-jarige leeftijd wekelijkse blootstelling aan 10,7 pg TEQ/kg lg/week. (2) IJsselmeerpaling: als 1, met extra maandelijkse blootstelling aan 15,5 pg TEQ/kg lg (1 portie per maand). (3) Paling Regio Biesbosch: als 1, met extra maandelijkse blootstelling aan 66 pg TEQ/kg lg (1 portie per maand). 10 lichaamsbelasting (ng TEQ/kg lg) 8 6 4 Nederlandse paling Achtergrond NOAEL lichaamsbelasting op basis van extrapolatie uit proefdier 2 0 20 30 40 50 60 70 leeftijd (jaar) Figuur 2. Het tijdverloop van de lichaamsbelasting (ng TEQ/kg lg) in een palingliefhebber na extra blootstelling aan dioxinen uit paling vanaf het 20 ste levensjaar. (4) Achtergrond: vanaf 20-jarige leeftijd wekelijkse blootstelling aan 10,7 pg TEQ/kg lg/week (identiek aan #1 in Figuur 1). (5) Palingliefhebber: als 4, met extra maandelijkse blootstelling aan 12,2 pg TEQ/kg lg. Opmerking t.a.v. bereiding In de bovenstaande risico-beoordeling is uitgegaan van blootstellingen aan dioxine-gehaltes zoals ze in de onbewerkte paling zijn aangetroffen. Gebleken is dat veel bereidingswijzen (koken, bakken, roosteren, magnetron) leiden tot dalingen van de gehalten dioxinen en PCB s. Hoogenboom et al. (2001) citeren onderzoek waaruit bleek dat roken van vis (soorten niet gespecificeerd) kan leiden tot een daling van 30% van het PCB-gehalte. Hoogenboom et al. (2001) concluderen dat bereiding van vis de gehalten dioxinen en PCB s wellicht doet dalen met ca. 15 20%, maar dat een nauwkeuriger RIVM-RIKILT Front Office Voedselveiligheid 9

kwantificering van effecten van bereiding door het gebrek aan gegevens en inconsistentie van die gegevens niet mogelijk is. Op basis van studies van van Leeuwen et al. (2002a) blijkt echter dat het roken van paling weinig invloed heeft op het dioxine- en totaal-teq-gehalte. Daarom is ook in de bovenstaande risico-beoordeling het effect van roken van paling niet meegenomen. Referenties Berg, M. van den, Birnbaum, L., Bosveld, Brunström, B., Cook, P., Feeley, M., Giesy, J.P., Hanberg, A., Hasegawa, R., Kennedy, S.W., Kubiak, T., Larsen, J.C., Van Leeuwen, F.X.R., Liem, A.D.K., Nolt, C., Peterson, R.E., Poellinger, L., Safe S., Schrenk, D., Tillitt, D., Tysklind, M., Younes, M., Waern, F., and Zacharewski, T., 1998, Toxic Equivalency Factors (TEFs) for PCBs, PCDDs, PCDFs for humans and wildlife. Environmental Health Perspectives 106, 775-792. Berg M. van den, Birnbaum L., Denison M., DeVito M., Farland W., Feeley M., Fiedler H., Hakanson H., Hanberg A., Haws L., Rose M., Safe S., Schrenk D., Tohyama C., Tritscher A., Tuomisto J., Tysklind M., Walker N., Peterson R.E. (2006). The 2005 World Health Organisation reevaluation of human and mammalian toxic equivalency factors for dioxins and dioxin-like compounds. Toxicological Sciences 93, 223-241. Boer W.J. de, Voet H. v.d. MCRA, a web-based program for Monte Carlo Risk Assessment, manual version, Release 4, December 2005, available at http://mcra.rikilt.wur.nl/mcra/mcra.html. EC (2006). Verordening (EG) nr. 199/2006 van de Commissie van 3 februari 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 466/2001 tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen, wat betreft dioxinen en dioxine-achtige PCB s. EU-SCF (2001). Opinion on the risk assessment of dioxins and dioxin-like PCB s in food (22 Nov. 2000); en Opinion on the risk assessment of dioxins and dioxins-like PCB s in food, 30 May 2001). Hoogenboom L.A.P., Klaveren J.D. van, Baars A.J., Leeuwen F.X.R. van, Hoogerbrugge R., Leeuwen S.P.J. van, Boer J. de (2001). Scenario studies on maximum levels for dioxins, dibenzofurans and dioxin-like PCBs in fish. RIVM-RIKILT-RIVO rapport. Hoogenboom L.A.P., Bovee T.H.G., Traag W.A., Hoogerbrugge R., Baumann B., Portier L., Weg G. van de, Vries J. de (2006). The use of the DR CALUX bioassay and indicator PCB s for screening of elevated levels of dioxins and dioxin-like PCBs in eel. Mol. Nutr. Food Res. 50, 945-957. Hoogenboom L.A.P., Kotterman M.J.J., Hoek-van Nieuwenhuizen M., Lee M.K. van de, Traag W.A. (2007). Onderzoek naar dioxines, dioxineachtige PCB s en indicator-pcb s in paling uit Nederlandse binnenwateren. RIKILT rapport 2007.003. Leeuwen S.P.J. van, Traag W.A., Hoogenboom L.A.P., Booij G., Lohman M., Dao Q.T., Boer J. de (2002a). Dioxines, furanen en PCB s in aal. Onderzoek naar wilde aal, gekweekte aal, geïmporteerde en gerookte aal. RIVO-rapport C034/02. Leeuwen S.P.J. van, Traag W.A., Hoogenboom L.A.P., Boer J. de (2002b). Dioxins, furans and dioxinlike PCBs in wild, farmed, imported and smoked eel from the Netherlands. Organohal. Comp. 57, 217-220. Leonards P.E.G., Lohman M., Wit M.M. de, Booy G., Brandsma S.H., Boer J. de (2000). Actuele situatie van gechloreerde dioxines, furanen en polychloorbiphenylen in visserijproducten: quick and full-scan. RIVO-rapport C0034/00. Mul A. de, Bakker M.I. (2007). Current dietary exposure to dioxins in the Netherlands. RIVM en RIKILT, rapport in voorbereiding. Potting S.M.C. (1989). De consumptie van vis door sportvissers. Hoofdinspectie Levensmiddelen. Taal C., Bartelings H., Klok A., Oostenbrugge J.A.E. van, Vos B. de (2006). Visserij in Cijfers 2006. Rapport PR.06.14, Landbouw Economisch Instituut, Den Haag. Vries J. de (2001, 2002). Handhaving dioxine-norm in paling. Rapporten Keuringsdienst van Waren. Weijs P.J.M., Wijnen J.H. van (2003). Visconsumptie en blootstelling aan dioxinen en PCB s van sportvissers (2003). Rapport Hogeschool van Amsterdam. Zeilmaker M.J. (2004). Kwantitatieve analyse van de tijdtrend van dioxinen, furanen, PCBs en polybroomhoudende vlamvertragers in Nederlandse moedermelk 1988 2003. RIVM/SIR briefrapport 050732/05 SIR MZ/ph. RIVM-RIKILT Front Office Voedselveiligheid 10