Document: Archeologische Quickscan Plangebied: DEK-terrein, Medemblik, gemeente Medemblik Adviesnummer: 15176 Opsteller: J. van Leeuwen (archeoloog), C.M. Soonius (regio-archeoloog) & M.H. Bartels (senior archeoloog) Datum: 22-01-2016 Advies PvA & IVO Boringen (verkennend) (kosten initiatiefnemer) Vervolgtraject Archeologie West-Friesland adviseert de initiatiefnemer een PvA te laten opstellen en een archeologisch booronderzoek (inventariserende fase) te laten uitvoeren door een archeologische instelling of bedrijf. Archeologische Quickscan 1. Bestaande situatie en voorgenomen ingrepen Op verzoek van de gemeente Medemblik (Anneke van der Meer) is gekeken naar het aspect archeologie met betrekking tot de ontwikkeling van het DEK-terrein (voormalige voetbalvereniging Door Eendracht Krachtig ) in Medemblik, gemeente Medemblik. Het plangebied bestaat grotendeels uit voetbalvelden die voorheen in gebruik waren door voetbalvereniging DEK. Het oostelijke deel van het plangebied bestaat uit gemeentelijk groen (afb. 1). Het ligt in de planning het gehele gebied te ontwikkelen tot woonwijk met maximaal 40 woningen. Het is nog onbekend op welke locatie de woningen precies komen. Het plangebied heeft een oppervlakte van bijna 5 ha. Pagina 1 van 12
Afbeelding 1. De locatie van het plangebied DEK-terrein (zwarte stippellijn) in de zuidoosthoek van Medemblik, gemeente Medemblik. Linksboven een van de bastions van de Medemblikker stadswal en rechts de Westfriese Omringdijk. 2. Concept-beleidskaart archeologie Het plangebied valt binnen het bestemmingsplan Medemblik Woongebieden. Dit gebied heeft een middelhoge tot hoge archeologische verwachting en een hoge archeologische waarde. Het plangebied heeft een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 en 3. Binnen het bestemmingsplan geldt een vrijstellingsgrens voor ingrepen kleiner dan respectievelijk 100 en 500 m 2. De geplande ingreep overschrijdt deze minimumwaarde. Op dit moment wordt gewerkt aan een nieuwe beleidskaart archeologie voor de gemeente Medemblik. Voor de concept-beleidskaart zijn meer bronnen geraadpleegd dan ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan voorhanden waren. Hierdoor zijn de verschillende waarden en verwachtingen op de concept-beleidskaart nauwkeuriger weergegeven dan in het bestemmingsplan. Op de concept-beleidskaart is zichtbaar dat binnen het plangebied drie verschillende vrijstellingsgrenzen aanwezig zijn, die zijn gebaseerd op verschillende waarden en verwachtingen (afb. 2). Vanuit praktisch oogpunt is voor het vervaardigen van onderhavige Quickscan de in de concept-beleidskaart archeologie gehanteerde vrijstellingsgrenzen gebruikt. Het grootste deel van het plangebied heeft een vrijstellingsgrens van 500 m 2, een deel 100 m 2 en een klein deel 1000 m 2. Pagina 2 van 12
Afbeelding 2. De locatie van het plangebied DEK-terrein (zwarte stippellijn) op de concept-beleidskaart van de gemeente Medemblik. 3. (Cultuur)historische achtergrond Voor het bepalen van de aanwezigheid van bewoningsresten uit de Nieuwe Tijd kan gebruik worden gemaakt van historisch kaartmateriaal. Op de oudste stadsplattegrond van de stad Medemblik is de locatie van het plangebied nog net zichtbaar (afb. 3). Op de kaart zijn twee molens afgebeeld, onderdeel van het windmolencomplex van vier molenkolken die polder De Vier Noorder Koggen zou drooghouden. Waarschijnlijk zijn deze twee molens hier na 1552 geplaatst. 1 Ten noorden van de molens, direct tegen de dijkteen aan, staan twee gebouwen weergegeven. Aan de hand van de kaart is het niet mogelijk een uitspraak te doen over de aard van de gebouwen. Het noordelijk deel van het plangebied bestaat uit water. 1 Alders 2009, 86. Pagina 3 van 12
Afbeelding 3. De locatie van het plangebied DEK-terrein (zwarte cirkel, bij benadering) op de kaart van Van Deventer (ca. 1560, collectie NHA). Op een anonieme schets van de stad uit 1588, is zichtbaar dat de molenkolk is uitgebreid tot vijf poldermolens (afb. 4). Waarschijnlijk zijn in 1584 twee exemplaren bijgebouwd en in 1585 nog een derde. Deze molens zouden tot de sloop in 1908 blijven bestaan. 2 Opvallend aan de schets is dat het gebied rondom de molenkolk in gebruik is als schans in de belegering van de stad: de Oosterschans. De gebouwen bij de dijk zijn op de schets verdwenen. De situatie blijft nagenoeg onveranderd gedurende de daaropvolgende eeuwen. Op een kaart van het Hoogheemraadschap uit 1745 zijn de vijf oorspronkelijke molens nog steeds zichtbaar, nu aan beide kanten uitgebreid met nog meer poldermolens (afb. 4). De kaart is gebaseerd op metingen uit de periode 1660-1679 en geeft in feite de situatie in die periode weer. 2 Alders 2009, 87. Pagina 4 van 12
Afbeelding 3. De locatie van het plangebied DEK-terrein (zwarte cirkel, bij benadering) op een anonieme schets (1588, collectie Rijksmuseum). Het noorden is links. Afbeelding 4. De locatie van het plangebied DEK-terrein (rode cirkel, bij benadering) op de Kaart van Uitwaterende Sluizen van het Hoogheemraadschap (gepub. 1745, collectie HHNK). Het noorden is links. Pagina 5 van 12
Op de kadastrale minuutkaart uit 1825 is voor het eerst met enige precisie de locatie van de molens te bepalen (afb. 5). Eén van de molens valt in het geheel binnen het plangebied. Voor de rest zijn er enkele kleine gebouwtjes, waarschijnlijk bijgebouwen, zichtbaar. Op basis van het historisch kaartmateriaal geldt voor delen van het plangebied voor de Nieuwe Tijd een hoge archeologische waarde. Waarschijnlijk zijn binnen het plangebied resten van scheprad watermolens (windmolens) en de bijbehorende molengangen aanwezig, die dateren uit de 16 de eeuw en later. In het meest oostelijke deel van het plangebied zijn aanwijzingen van bewoning in de 16 de eeuw. Afbeelding 5. De locatie van het plangebied DEK-terrein (witte stippellijn) op de kadastrale minuutkaart uit 1825 (watwaswaar.nl). 4. Archeologische en geologische bronnen In Archis staan in de buurt van het plangebied enkele vondstmeldingen geregistreerd. Ca. 200 m ten westen van het plangebied aan de Baljuwstraat is in 1966 een muntschat van 359 zilveren munten gevonden (Archis-waarnemingsnummer 440371, AWFvondstmeldingsnummer 1426). De munten dateerden tussen 1582 en 1715. Net ten noordoosten van het plangebied zijn nog twee waarnemingen in de dijk zijn gedaan. De eerste waarneming betreft de resten van een houten steiger (Archiswaarnemingsnummer 46591). Helaas kon het hout niet exact worden gedateerd, maar de bomen zijn in ieder geval na 1805 geveld. De tweede waarneming betreft een vondst: een vrouwenkopje van Saintonge aardewerk (Archis-waarnemingsnummer 440329, AWF- Pagina 6 van 12
vondstmeldingsnummer 1461). In de directe omgeving van het plangebied zijn geen opgravingen uitgevoerd. Over de vroegmiddeleeuwse bewoning in West-Friesland is nog zeer weinig bekend. Het is echter zeer waarschijnlijk dat de vroegste middeleeuwse bewoning zich rondom het Meer van Wervershoof manifesteerde. Omdat nog geen duidelijk inzicht bestaat over de locaties en de vorm van bewoning, geldt voor een zone rondom het voormalige Meer van Wervershoof een hoge verwachting voor vindplaatsen uit de Vroege Middeleeuwen. Deze verwachting is op de nog onbebouwde delen het hoogst (het sportterrein). Logischerwijs kan worden aangenomen dat een deel van het middeleeuwse land (de westkant van het plangebied) door later water is verstoord (zie bijvoorbeeld afb. 2 en 3). Een driehoekig deel ten noorden van de molens (oostelijke kant plangebied) kan echter nog oud land zijn en daarmee sporen van middeleeuwse bewoning herbergen. Aan de hand van bodemkaarten kan inzicht worden verkregen in de verwachting voor vindplaatsen uit de prehistorie. Op de bodemkaart De Vier Noorderkoggen (Du Burck & Dekker 1975) is zichtbaar dat het plangebied op verschillende meerwalgronden ligt. Het midden-zuidelijke deel ligt op bodem die bestaat uit een laag dikker dan 80 cm lichte zavel tot zware klei (beige op afb. 6, MEwa3). Aan dit bodemtype is een lage verwachting voor vindplaatsen uit de prehistorie verbonden. Het grootste gedeelte van het plangebied bestaat uit een zware kleilaag van dikker dan 80 cm (donkerroze, MEwa5). Ook dit bodemtype kent een lage verwachting voor vindplaatsen uit de prehistorie. Doordat de meerwalgronden hier zo dik zijn, is het waarschijnlijk dat eventuele prehistorische sporen reeds zijn weggespoeld. Een klein deel aan de oostkant van het plangebied bestaat uit een 40-80 cm dikke laag van wisselend lichte zavel tot zware klei (lichtroze, MEwbS). Bij dit bodemtype geldt een middelhoge verwachting voor vindplaatsen uit de Bronstijd. Gezien het feit dat vooral de westelijke kant van het plangebied in historische tijden uit water bestond, in combinatie met de gegevens uit de bodemkaart, kan een middelhoge verwachting voor vindplaatsen uit de Bronstijd worden geformuleerd voor het zuidoostelijke deel van het plangebied. Pagina 7 van 12
Afbeelding 6. De locatie van het plangebied DEK-terrein (zwarte stippellijn) op de bodemkaart De Vier Noorderkoggen (Du Burck & Dekker 1975). De bestaande bebouwing is destijds niet gekarteerd (gearceerd deel). 5. Veldtoets Op 13 januari 2016 is op het terrein een archeologische veldtoets uitgevoerd (afb. 7). Bovendien is gekeken bij de sloop van de bestaande bebouwing. Omdat deze langer duurde dan verwacht, is op 15 januari nog een bezoek aan het terrein gebracht. Tijdens de veldtoets zijn verspreid over het plangebied drie boringen gezet ( BP1 t/m BP3 op afb. 7). Het doel van de boringen was vast te stellen in welke mate het plangebied is verstoord. In boring 1 is na een 20 cm dikke donkere laag een dun zandlaagje aanwezig. Deze zandlaag is opgebracht voor de aanleg van de sportvelden. Onder de zandlaag is een kleiige, grijsbruine laag aanwezig met daarin enkele brokken puin, schelpjes, houtskoolspikkels en roest. De laag wordt naar onder toe steeds schoner. Vanaf ca. 90 cm is de natuurlijke ondergrond (lichtgrijze klei) waargenomen. Boring 2 laat na ca. 15 cm ook een opgebrachte zandlaag zien. Op deze locatie is de zandlaag dikker, ca. 25 cm. Vanaf ca. 40 cm minus maaiveld is wederom een grijsbruine kleilaag aanwezig. Ook hier zijn spikkels houtskool, een beetje roestvlekken en een enkel schelpfragment zichtbaar. Onderin wordt de laag steeds slapper van samenstelling. Op ca. 105 cm minus maaiveld is een zeer donkere laag zichtbaar met enkele stukjes van takken. Waarschijnlijk gaat het om een natuurlijke horizont, het resultaat van langdurig ondiep stilstaand water, waarin plantenresten zijn bewaard. Onder deze horizont is een lichtblauw- Pagina 8 van 12
grijze kleilaag (de natuurlijke ondergrond) zichtbaar, waarin geen archeologische resten meer worden verwacht. Boring 3 is net buiten het sportveld uitgevoerd. Vanaf ca. 10 cm minus maaiveld is hier een donkergrijsbruine kleilaag zichtbaar. De laag bevat schelpresten, houtskool- en roestvlekken en puinbrokken. De laag lijkt qua samenstelling sterk op een ophogingslaag. Vanaf ca. 50 cm verandert de kleur vrij abrupt in een lichtgrijsbruine sterk siltige kleilaag. Afgezien van enkele roestvlekken is de laag vrij schoon. De veldtoets toont aan dat er op dit moment geen aanwijzingen zijn dat het plangebied in het geheel diepgaand is verstoord. De ergste verstoring beperkte zich in boring 2 tot ca. 40 cm minus maaiveld. In boring 1 en 3 was deze nog geringer en zelfs afwezig. Afbeelding 7. De locatie van de in het plangebied uitgevoerde waarnemingen. BP = boorpunt, V = vondst uit molshoop (locatie bij benadering), Pr = profiel (locatie bij benadering). Op 15 januari is nogmaals een bezoek aan het plangebied gebracht om een klein profiel af te steken op de locatie van de gesloopte panden ( Pr1 op afb. 7). Op die dag zijn ook de vele molshopen op het terrein afgelopen, om eventueel opgerakeld vondstmateriaal te verzamelen ( V1 t/m V4 op afb. 7). Het profieltje is afgestoken in de noordrand van de put van de uitgegraven fundering (afb. 8). De waarneming is tot ca. 75 cm minus maaiveld gedaan. De bovenste laag van het profiel (ca. 30 cm) bestaat uit een zandige ophogingslaag die verband houdt met de ontwikkeling van het gebied als sportterrein. Daaronder zijn verschillende donkere, vlekkerige lagen zichtbaar. De lagen zijn rommelig van aard en zijn vrijwel zeker door mensen opgebracht. Pagina 9 van 12
Het zand aan de zijkanten en de onderkant van het profiel zijn restanten van de bouwkuip van het gesloopte sportgebouw. Uit het profiel zijn geen vondsten gehaald, waardoor het niet mogelijk is de lagen te dateren. Afbeelding 8. Het profieltje dat aan de noordkant van de gesloopte bebouwing is waargenomen. Uit vier molshopen op het terrein zijn vondsten verzameld. Vondst 1 bestaat uit twaalf keramiekscherven, drie botfragmenten, drie pijpenkopjes, vier puinfragmenten en twee steenfragmentjes. Het vondstmateriaal dateert tussen ca. 1600 en 1900. Vondst 2 bestaat uit één keramiekfragment, één glasfragment en twee steenfragmenten en dateert tussen ca. 1700 en 1900. Vondst 3 bestaat uit twaalf keramiekfragmenten, één botfragment, één pijpenkopje, vier puinfragmenten en één steenfragment en dateert ook tussen ca. 1700 en 1900. Vondst 4 bestaat uit tien keramiekfragmenten, één botfragment en drie puinfragmenten en dateert tussen ca. 1550 en 1800. Gezien de geringe bewoning van het plangebied in de Nieuwe Tijd is het aantal vondsten uit de molshopen opmerkelijk. Mogelijk zijn delen van het terrein in het verleden opgehoogd met stadsafval. 6. Conclusie Het ligt in de planning het voormalige DEK-sportterrein te ontwikkelen tot woongebied. Waarschijnlijk wordt een maximum van 40 woningen gerealiseerd. Het plangebied heeft een oppervlakte van bijna 5 ha. Alhoewel het nog onduidelijk is welk deel van het plangebied verstoord zal worden, is het zeker dat de ingreep groter zal worden dan 500 m 2 ; de vrijstellingsgrens voor het grootste deel van het plangebied. Binnen het plangebied zijn de resten van een scheprad watermolen met bijbehorende molengang en dijken aanwezig. Helemaal aan de oostkant van het plangebied, tegen de Westfriese Omringdijk aan, stonden in de 16 de eeuw twee gebouwen. Mogelijk zijn delen van het terrein in het verleden opgehoogd met stadsafval. Pagina 10 van 12
Voor de oostkant van het plangebied geldt een hoge verwachting voor vindplaatsen uit de Vroege Middeleeuwen en een middelhoge verwachting voor vindplaatsen uit de Bronstijd. De veldtoets toont aan dat in het plangebied waarschijnlijk geen sprake is van grootschalige, diepgaande verstoring. De zandlaag die is opgebracht voor de aanleg van het sportveld is op sommige delen zeer dun of zelfs afwezig, maar op andere stukken tot ca. 40 cm minus maaiveld waargenomen. Onder de zandlaag zijn de oudere lagen nog intact. Diepere sporen zoals de molenfundering en watergangen zullen naar alle waarschijnlijkheid nog deels intact aanwezig zijn. 7. Advies Op basis van de geplande herontwikkeling en de hoge archeologische waarde en verwachting binnen het plangebied, is een archeologisch onderzoek in het kader van de AMZ-cyclus vereist. Dit archeologisch onderzoek dient in de eerste plaats te bestaan uit een inventariserend booronderzoek (verkennende fase). Gezien het feit dat aan de hand van bovenstaande Quickscan al een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied is geformuleerd, is het niet noodzakelijk voorafgaand aan het vervolgonderzoek een bureauonderzoek uit te voeren. Aan de hand van het inventariserend booronderzoek (verkennende fase) kan de mate van verstoring binnen het plangebied in kaart worden gebracht. Voor de uitvoering van het booronderzoek dient een Plan van Aanpak (PvA) te worden opgesteld door een archeologische instelling of bedrijf. Na afloop van het booronderzoek worden de gegevens uit de Quickscan, samen met de resultaten van het booronderzoek en het advies voor vervolgstappen opgenomen in een archeologische briefrapportage. Archeologie West-Friesland kan een dergelijk onderzoek uitvoeren, maar het kan ook door een archeologisch bedrijf worden uitgevoerd. De kosten van een dergelijk onderzoek zijn voor rekening van de ontwikkelaar. Op basis van bovengenoemd archeologisch onderzoek zijn in principe vier opties mogelijk: - het terrein wordt (deels) vrijgegeven, omdat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; - indien blijkt dat de archeologische resten grotendeels zijn verstoord kan er een bouwbegeleiding worden geadviseerd; - archeologische waarden worden in de bodem veiliggesteld (behoud in situ). Indien niet dieper dan 40 cm wordt verstoord, is het mogelijk eventuele archeologische resten in situ te bewaren; - archeologische waarden worden opgegraven. 8. Bronnen AHN2 (http://www.ahn.nl/) Alders, G., 2009: Windmolenarcheologie aan de Oosterdijk te Medemblik, in: West-Friesland Oud & Nieuw, jaarboek 2009, Hoorn, 83-98. Pagina 11 van 12
Archis 3.0 Burck, P. du & L.W. Dekker, 1975. De bodemgesteldheid van de Vier Noorder Koggen. Stiboka-rapport 972, Stichting voor Bodemkartering, Wageningen. Kadastrale Minuutplan 1825, Gemeente Medemblik, sectie A, genaamd Medemblik, een blad (www.watwaswaar.nl). Westfries Archief 9. Geldigheid Deze archeologische quickscan heeft een geldigheid van 2 jaar. Na verloop van deze periode wordt het advies ongeldig en dient bij ontwikkelingen een nieuw archeologisch advies te worden aangevraagd. Bovenstaand archeologisch advies is daarmee geldig tot: 22-01-2018 Pagina 12 van 12