EUROPEES PARLEMENT 2004 Zittingsdocument 2009 19.11.2008 B6-0000/0000 ONTWERPRESOLUTIE naar aanleiding van een verklaring van de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement door Erik Meijer namens de Commissie buitenlandse zaken over het voortgangsverslag 2008 over de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië RE\754549.doc PE415.307v02-00
B6-0000/0000 Resolutie van het Europees Parlement over het voortgangsverslag 2008 over de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië Het Europees Parlement, onder verwijzing naar de conclusies van het Voorzitterschap van de Europese Raad van 19 en 20 juni 2003 in Thessaloniki, waar alle landen van de westelijke Balkan de toezegging ontvingen dat zij lid zouden kunnen worden van de Europese Unie, onder verwijzing naar de resoluties 817 en 845 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, uit 1993, onder verwijzing naar het besluit van de Europese Raad van 16 december 2005 om de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië de status van kandidaat-lidstaat van de Europese Unie toe te kennen en de conclusies van het Voorzitterschap betreffende de Europese Raden van 15 en 16 juni 2006 en van 14 en 15 december 2006, onder verwijzing naar de voorlopige overeenkomst uit 1995 tussen de Helleense republiek en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, onder verwijzing naar de conclusies van de vierde bijeenkomst in het kader van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de EU en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, van 24 juli 2007, onder verwijzing naar het besluit van de Raad nr. 2008/212/EG van 18 februari 2008 over de beginselen, prioriteiten en voorwaarden die zijn opgenomen in het toetredingspartnerschap met de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië 1, onder verwijzing naar het voortgangsverslag 2008 van de Commissie over de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (SEC(2008)2695), onder verwijzing naar zijn resolutie van 10 juli 2008 over het strategieverslag uit 2007 van de Commissie 2 over de uitbreiding, onder verwijzing naar zijn resolutie van 23 april 2008 over het voortgangsverslag 2007 over de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië 3, onder verwijzing naar de aanbevelingen van de gemengde parlementaire commissie EUvoormalige Joegoslavische Republiek Macedonië van 29 en 30 januari 2007 en 26 en 27 november 2007, onder verwijzing naar zijn resolutie van 24 oktober 2007 over het voorstel voor een 1 PB L 80 van 19.3.2008, blz. 32. 2 Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0363. 3 Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0172. PE415.307v02-00 2/6 RE\754549.doc
besluit van de Raad over het sluiten van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië over de versoepeling van de afgifte van visa voor kort verblijf 1, onder verwijzing naar zijn resolutie van 24 oktober 2007 over het voorstel voor een besluit van de Raad over het sluiten van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië inzake overname 2, onder verwijzing naar het besluit van de Raad nr. 2007/824/EG van 8 november 2007 over het sluiten van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië over de versoepeling van de afgifte van visa - Briefwisseling 3, onder verwijzing van het besluit van de Raad nr. 2007/817/EG van 8 november 2007over het sluiten van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië over de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven -Briefwisseling 4, onder verwijzing van het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A6-0059/2008), gelet op artikel 103, lid 2 van zijn Reglement, 1. juicht toe dat regeringspartijen en oppositie verenigd zijn in hun streven om te voldoen aan de door de EU gestelde criteria voor lidstaten en een zo spoedig mogelijke aansluiting bij de EU, waarbij het van belang is dat ieder zich bewust is dat het niet in de eerste plaats gaat om het voldoen aan verlangens van buitenaf maar om een verbetering van de eigen toekomst; 2. juicht toe dat zeven jaar na het Akkoord van Ohrid overeenstemming is bereikt over volledige gelijkstelling van de twee grote volkstalen in bestuur en onderwijs, en dat het aanbod van hoger onderwijs wordt uitgebreid door opening van nieuwe faculteiten in verschillende steden waar beide landstalen worden gebruikt; 3. juicht toe dat de nieuw uitgegeven paspoorten voldoen aan binnen de EU gehanteerde criteria en dat de visumverlening voor het bezoeken van EU-lidstaten minder restrictief is geworden, meent dat de verkrijgbaarheid en het tempo van uitreiking van deze paspoorten nog kan worden verbeterd en dringt aan op een zo spoedig mogelijke verdere verruiming van de toegang tot EU-lidstaten waarbij de visumverplichting dient te verdwijnen; 4. stelt vast dat na een reeks pogingen tot verstoring van de parlementsverkiezingen op 1 juni 2008, in het bijzonder in het noordwesten van het land, door de regering doeltreffende maatregelen zijn genomen om door middel van een gedeeltelijke herhaling van verkiezingen en effectieve controle op de gang van zaken tot een correcte verkiezingsuitslag te komen, vertrouwt erop dat alles zal worden gedaan om eventuele pogingen tot verstoring van toekomstige verkiezingen te voorkomen, zoals de presidents- 1 PB C 283 E van 16.10.2008, blz. 402. 2 PB C 283 E van 16.10.2008, blz. 402. 3 PB L 334 van 19.12.2007, blz. 120. 4 PB L 334 van 19.12.2007, blz. 1. RE\754549.doc 3/6 PE415.307v02-00
en de lokale verkiezingen op 15 maart 2009; 5. stelt vast dat de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië in navolging van de meeste EU-lidstaten, na een breed gedragen uitspraak van haar parlement tegelijk met Montenegro de onafhankelijkheid van het buurland Kosovo heeft erkend, ondanks de bezwaren die dit op korte termijn kan opleveren voor de gewenste handhaving van goede betrekkingen met het buurland Servië; 6. wijst erop dat de toegenomen aandacht voor Servië, die in 2009 mogelijk kan leiden tot toekenning aan dit land van de status van kandidaat-lidstaat van de EU, er niet toe mag leiden dat binnen de EU de aandacht voor de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië vermindert en de voortgang van het toetredingsproces verder wordt vertraagd; 7. stelt vast dat de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië bezig is met stappen om te voldoen aan de criteria voor het lidmaatschap van de EU, betreurt echter dat drie jaar na de toekenning van de status van kandidaat-lidstaat van de EU nog geen belangrijke stappen vooruit zijn gezet op weg naar de daadwerkelijke opname van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië in de EU, dringt aan op versnelling van het tempo en herinnert eraan dat het Europees Parlement op 23 april 2008 heeft uitgesproken dat in 2008 een besluit zou moeten worden genomen over het tijdstip waarop de toetredingsonderhandelingen zullen starten, in het bewustzijn dat de resterende problemen die snelle toetreding thans nog in de weg staan gedurende de jaren waarin de komende onderhandelingen plaatsvinden alsnog zullen moeten worden opgelost; 8. ondersteunt het streven van bemiddelaar Nimetz om op grondslag van zijn voorstel van 6 oktober 2008 op zo kort mogelijke termijn tot een definitieve overeenstemming te komen tussen de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Griekenland over de wijze waarop het onderscheid tussen de verschillende gebieden die tot verschillende staten behoren maar gezamenlijk Macedonië worden genoemd internationaal kan worden verduidelijkt, waarschuwt dat het achterwege blijven van spoedige overeenstemming tussen beide staten kan leiden tot langdurig uitstel van de mogelijkheid voor de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië om toe te treden tot de EU en het minder zeker maakt dat dit land het eerste land zal zijn dat na Kroatië toetreedt tot de EU; 9. wijst erop dat in een democratie een samenspel tussen regering en oppositie plaatsvindt waarin altijd plaats is voor afwijkende meningen, en aandacht is voor alternatieve oplossingen en de mogelijkheid bestaat om meerderheden te verwerven voor een ander beleid, en dat vermeden dient te worden dat bij delen van de bevolking de vrees ontstaat dat deze tolerantie vermindert in het geval dat één partij beschikt over een parlementaire meerderheid zoals sinds de jongste parlementsverkiezingen het geval is in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië; 10. stelt vast dat in 2008 arrestaties van politici gepaard gingen met veel demonstratief vertoon daarvan op TV, wijst erop dat wanneer dergelijke arrestaties niet leiden tot een rechtszaak, zij de verdenking kunnen oproepen dat zij dienen als instrument voor intimidatie van politieke tegenstanders, en herinnert eraan dat in een rechtsstaat niemand schuldig is totdat de ten laste gelegde feiten zijn bewezen en een veroordeling heeft plaatsgevonden; PE415.307v02-00 4/6 RE\754549.doc
11. dringt er op aan dat burgers die klachten indienen over machtsmisbruik en/of corruptie, bij hun aangifte een duidelijk bewijs daarvan krijgen uitgereikt en op de hoogte worden gesteld van de wijze van afdoening en de uiteindelijke uitkomst, en dat deze klachten op een eenvormige en overzichtelijke wijze worden geregistreerd door politie en justitie, zodat het onmogelijk wordt dat het bestaan van deze klachten achteraf ontkend wordt met het definitief buiten behandeling blijven als gevolg; 12. betreurt dat de nieuwe "Wet aangaande de legale status van een kerk, religieuze gemeenschap en een religieuze groep", van 20 september 2007, nog niet tot gevolg heeft dat aanhangers van kleine en nieuwe kerkgenootschappen ervaren dat zij dezelfde mogelijkheden hebben voor het beleven en verspreiden van hun geloof en voor het ten behoeve daarvan bezitten, gebruiken en oprichten van gebouwen als die waarover de twee vanouds grootste religies in het land, de Macedonisch Orthodoxe Kerk en de Islam, beschikken; herinnert eraan dat de overheid tot taak heeft om de tolerantie ten opzichte van andersdenkenden en het recht op godsdienstige verscheidenheid te beschermen; 13. dringt aan op het behoud van onafhankelijke en veelzijdige informatie door radio en TV waarbij de uiteenlopende meningen in de samenleving zichtbaar blijven, zowel door de redactionele vrijheid van de informatievoorziening te waarborgen als door te voorkomen dat commerciële omroepen sterk verbonden raken met bepaalde partijen of politici; 14. constateert dat ook na de aanvaarding van wijzigingen op de Arbeidswet van 2005 nog geen duidelijkheid bestaat over de wijze waarop de verschillende naast elkaar bestaande vakbonden rechtsgeldige contracten kunnen afsluiten met de regering en de ondernemers, omdat de huidige verplichting voor vakbonden om 33 procent van de betrokken werknemers te organiseren voordat zij contractpartner kunnen zijn, verscheidenheid verhindert en leidt tot het door belanghebbenden voortdurend in twijfel trekken van hun actuele ledentallen; 15. dringt aan op verbetering en behoud van de waterkwaliteit en het waterpeil in de grensmeren Ohridsko Ezero, Prespansko Ezero en Dojransko Ezero en op goede afspraken daarover met de buurstaten Albanië en Griekenland, is daarnaast verheugd over de opstelling van het wetsontwerp inzake waterbeheer en dringt aan op spoedige parlementaire afhandeling; 16. waarschuwt dat zonder nieuwe investeringen in opslag, zuivering en verplaatsing van water de continuïteit van de drinkwatervoorziening voor de steden in gevaar kan komen; 17. stelt vast dat het spoorwegnet moeizaam functioneert, dat zowel de frequenties van binnenlandse passagierstreinen als de doorgaande verbindingen naar de buurlanden Servië, Griekenland en Kosovo tot een minimum zijn uitgedund en dat het gebruikte materieel minder geschikt is voor passagiersdiensten over naar verhouding korte afstanden, zodat nieuwe investeringen nodig zijn indien men het personenvervoer per trein voor de toekomst wil behouden; 18. is verontrust over het grote aantal slachtoffers van huiselijk geweld en dringt aan op een afzonderlijke wet tegen huiselijk geweld, naast de al bestaande Familiewet, die het de openbaar aanklager mogelijk maakt om plegers van huiselijk geweld aan te klagen; RE\754549.doc 5/6 PE415.307v02-00
19. juicht met de UNHCR toe dat tot nu toe geen van de uit Kosovo gevluchte minderheden waarvan de leden geen permanente verblijfstatus hebben gekregen, gedwongen is tot vertrek, en hoopt op spoedige overeenstemming over de verantwoordelijkheid voor de financiële ondersteuning van deze groep tussen de regering en de UNHCR; 20. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, de regeringen en de parlementen van de lidstaten en de regering en het parlement van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. PE415.307v02-00 6/6 RE\754549.doc