Richtlijn voor management van fungicidenresistentie in graanziekten

Vergelijkbare documenten
Opus Team. BASF Nederland B. V., Divisie Agro GEVAAR. Toelatingsnummer N W.8 Productgroep: fungicide Formulering:

Opus Team. BASF Nederland B.V., Agricultural Solutions

Adexar. BASF Nederland B.V., Agricultural Solutions

Amistar, WG en aanbevelingen, N W.7.

HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN

Een vloeibaar middel voor brede schimmelbestrijding in de vollegrondsgroenteteelt. Wat doet Amistar Top?

SPECIMEN MIRADOR XTRA. Fungicide. Mixpartner met brede werking

FUNGICIDE. Voor een schone start en een gezonde oogst Gewas Rogge, triticale, wintergerst, wintertarwe, zomergerst, zomertarwe. Breedwerkend fungicide

HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN

Bestrijding van blad- en aarziekten in wintertarwe. EH 859 Door: ing.h.w.g.floot

SPECIMEN AMPERA 5 L. Fungicide. Voor een schone start en een gezonde oogst

Alles op groen voor een hogere opbrengst. ELATUS Era: de nieuwe standaard voor de vlagbladbespuiting in tarwe en gerst, voor een hoger rendement.

SPECIMEN EPOX EXTRA 5 L. Fungicide. Innovatie tegen resistentie

Epox Top 5 L. Fungicide. Sterke werking op blad- en netvlekken, roest en meeldauw

AMPERA 5 L. Fungicide. Voor een schone start en een gezonde oogst

SPECIMEN EPOX TOP 5 L. Fungicide

bladschimmelherkenning

Fungicide. Breedwerkend fungicide in een groot aantal teelten

Phytophthora infestans: Richtlijn voor management van fungicidenresistentie.

SPECIMEN. Fungicide. Bewezen betrouwbaar

FANDANGO PRO. Systemisch fungicide voor gerst, tarwe, spelt, triticale, haver en rogge

SPECIMEN. Fungicide. Werkzame stof: Azoxystrobin Gehalte: 250 g/l (23%) Aard van het preparaat: Suspensie concentraat Resistentiegroep: FRAC 11

Meer opbrengst, minder zorgen!

inhoud: 10 L e UN 3082 FUNGICIDE azoxystrobin 250 g/l suspensie concentraat (SC) 13864N Werkzame stof : Gehalte : Formulering : Toelatingsnummer :

Voorbeeld 5 L. Fungicide. Toelatingsnr: N NL A

Programma voor vandaag: Bespreking toets Graanteelt deel 1 Ziekten in wintergranen Plagen en legering Werkopdracht Ziekten, plagen en legering

5 L. Fungicide. Voorbeeld

Begin op tijd met schimmelbestrijding in uien! Nieuw: Olympus

Superieur in graanziektebestrijding. De juiste chemie voor de hoogste opbrengst

Japanse roest: sporensnuffelpalen en fungicidenresistentie

Ontwikkelingen huidig middelenpakket echte meeldauw stand van zaken op Middelenpakket echte meeldauw - Roos

MOGELIJKHEDEN VOOR EXTRAPOLATIE VAN WERKZAAMHEID EN GEWASVEILIGHEID VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN

122 JUNI Retengo Plust in suikerbieten. Retengo Plust in suikerbieten

PROSARO. Fungicide voor de behandeling van tarwe, triticale, spelt, rogge, haver en koolzaad.

Eerst info, dan fyto. Aardappelziekte (P. infestans) Alternaria (A. solani)

Bestrijding botrytis en meeldauw in tomaat (op substraat onder glas)

WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT

INFO 205 JULI Signum, dé standaard in de teelt van kool. Signum in koolgewassen. Signum

Super krachtig. La nouvelle génération de SDHI. Nieuwe SDHI generatie Nieuwe dimensie in de ziektebestrijding Nieuwe referentie voor opbrengst

Geïntegreerde aanpak van aarfusarium in granen en het effect op mycotoxinen

Variano Xpro. A. GRANEN Teelt Ter bestrijding van Dosis Toepassingstijdstip Winter- en zomertarwe, spelt

Geïntegreerde aanpak van aarfusarium in granen en het effect op mycotoxinen

SPECIMEN. Fungicide. Voor een langdurig groen en gezond gewas ANEBONNL5LT/01/A B Scan voor gebruik / Scanner pour l utilisation

Welke info? weersfactoren!! vatbaarheid gewas besmettingsbronnen. IPM: eerst info, dan fyto. Netwerk van 48 automatische weerstations in Vlaanderen

Fluopyram in bloemisterijgewassen en boomteelt.

..- ' Rekening houden met rnaximaal aantal toepassingen per handels: Wintertarwe ten aanzien van bladziekten. Ziektebestrijdi ng granen.

INFO 204 JUNI Signum, dé standaard in de teelt van wortelen. Signum in wortelen. Signum

Score 250 EC, toelatingsnummer N W.7, bij etiketinstructie versie 9

22a Grondbewerkingssystemen voor de teelt van wintertarwe EH 0623 Door: ing.h.w.g. Floot

Praktijknetwerk aarfusarium

CerDis; Graan adviesmodule Praktijk Netwerk Fusarium

SUIKERBIETEN. Wereld productie suiker? Wereldproductie van suiker. Productie: ton 20% uit Riet 80% uit Suikerbieten

INFO. Hét complete schimmelbestrijdingsadvies. Compleet spuitschema voor uien. Kenbyo MZ

Direct op voorsprong tegen Phytophthora. Technisch dossier

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. SPNA ziektenbestrijding in wintertarwe 2012

10 L Mirage is een geregistreerd handelsmerk. Fungicide. Breed werkend fungicide

water dispergeerbaar granulaat 26,7 % boscalid en 6,7 % pyraclostrobin

Bronnen van de veroorzaker van de gele bladvlekkenziekte in wintertarwe

Beheersing aarfusarium en bladvlekkenziekte in zomergerst

Spirit Fungicide Werkzame stof: Aard van het preparaat: Resistentiecode: Scan voor gebruik Toelatingsnummer: 13168N Toelatingshouder: Productname

Resistentie en resistentiemanagement. Tom van der Gouw

Ziekten en plagen ERWINIA. Veroorzaakt door: Bacterie.

TARWE. Wintertarwe. Links voor meer informatie over tarwe. (Triticum aestivum L.)

INFO 505 JUNI Bellis, voor een verzekerde bewaring. Bellis. Bellis. Bellis

Resultaten over toepassing van fungiciden in graszaad vnl. Italiaans raaigras

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Onderzoek naar blad- en aarziektenbestrijding in wintertarwe 2010

EXTRAPOLATIEDOCUMENT

Maximaal aantal toepassingen. Maximale dosering (middel) per toepassing. 0,4 L/ha 0,4 L/ha 2 per teeltcyclus. 0,5 L/ha 0,5 L/ha 2 keer in het najaar

Maximale dosering (middel) per toepassing. Maximaal aantal toepassingen. 0,5 L/ha 0,5 L/ha 1 keer in het voorjaar. 0,225 L/ha 3 per 12 maanden

Rassenadvies Wintertarwe Midden-Nederland

Ortiva WGGA, N W.4, bij etiketinstructie versie 8

Geïntegreerde beheersing van Cylindrocladium buxicola in Buxus Bjorn Gehesquière 1 maart 2011

PRAKTIJKMEDEDELlROo. If

Genetisch gewijzigde aardappelen ter bestrijding van de aardappelziekte. met de medewerking van

Gebruik van Inssimo in tankmixen

Koolzaadbericht nr 03 mei 2013 Koolzaadsnuitkever -Sclerotinia

Dosering* middel per toepassing. Maximaal aantal toepassingen per 12 maanden

HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN

Retengo Plust. BASF Nederland B.V., Agricultural Solutions

5 L Nimrod is een geregistreerd handelsmerk FUNGICIDE

Karakterisatie van stammen van de aardappelziekte in Wallonië (2014)

Effectieve bladschimmelbeheersing Bram Hanse Pak alvast uw smartphone en ga naar: en vul de volgende code in:

Zwartvruchtrot slaat toe

VERDERA B 4 (Gliocladium catenulatum J1446)

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. SPNA ziektebestrijding in wintertarwe 2011

121 JULI Retengo Plus: Meer maïs van een akker!

Praktijknetwerk aarfusarium

Wintertarwe Zuid-Nederland

Direct schimmelvrij! Wat wil je nog minder

PROTOCOL CULTUUR- EN GEBRUIKSWAARDE- ONDERZOEK VAN ZOMERTARWERASSEN

HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN. Actueel WG van het middel Collis, N W.8 WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT

GRAAN KOERIER. Duitse telers worstelen met grillige graanmarkt. Uitgave maart Hussar + Atlantis: een ijzersterke combi

Karakterisatie van stammen van de aardappelziekte in Wallonië (2012)

Praktijknetwerk Fusarium Onderwerpen. Aarfusarium. relevante mycotoxinen in graan. risicofactoren aarfusarium.

fungicide suspensie concentraat 400 g/l pyrimenthanil 4 x 5 l GEVAAR

Een toekomst met IPM. Resistentiemanagement. Inagro 4/03/2016. Studienamiddag gewasbescherming in glasgroenten en aardbei 1. = Resistentiemanagement

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;

Reken af met duist in stappen

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw

Als sneeuwschimmel voor de zon Beschikt de Nederlandse golfindustrie in het voorjaar over drie fungiciden?

Transcriptie:

Richtlijn voor management van fungicidenresistentie in graanziekten Fungiciden blijven ook in de toekomst belangrijk voor de bestrijding van ziekten in granen. Fungicidenresistentie kan leiden tot slechte werking in het veld en moet daarom voorkomen worden. Om resistentie te voorkomen, maar ook als resistentie al aanwezig is, moet door middel van resistentiemanagement zo zorgvuldig mogelijk met de verschillende middelen worden omgegaan. Het behoud van een breed middelenpakket is essentieel, ook al gezien de steeds hogere eisen die aan de registratie van middelen worden gesteld. Het op het juiste moment toepassen van producten in de juiste dosering is essentieel voor een goede ziektebestrijding. Slechte werking in het veld kan vaak worden toegeschreven aan een onjuiste keuze van het middel of tijdstip van toepassing, in plaats van aan resistentie. Echter, ervaringen uit het verleden laten zien, dat een eenzijdig gebruik van middelen uit een beperkt aantal chemische groepen het risico in zich heeft dat het pathogeen resistentie verder ontwikkelt. Daarom is een goed gebruik van de beschikbare fungiciden essentieel voor het behoud van een effectieve bestrijding en het minimaliseren van het risico van resistentieontwikkeling. Dat het risico van resistentieontwikkeling reëel is, werd in 1998 geïllustreerd in Duitsland, waar isolaten van meeldauw werden ontdekt die resistent waren tegen de recent geïntroduceerde groep van de strobilurinen. Daarna zijn ook in andere landen van Europa resistente isolaten aangetroffen. In 2002 werden in Ierland isolaten van septoria gevonden die resistent waren tegen de strobilurinen. In 2003 werd in alle belangrijke graanteelt gebieden in West-Europa resistente isolaten aangetroffen (dat wil zeggen isolaten met verschillende niveaus van het gemuteerde en ongevoelige gen G143A¹). Deze publicatie vat de kennis van dit moment (voorjaar 2009) samen. Per ziekte wordt de stand van zaken besproken, alsmede de aanbevelingen voor een optimale inzet van de beschikbare groepen fungiciden gericht op het voorkomen van resistentie. Verantwoordelijk voor resistentie van Septoria tegen strobilurinen is het gen G143A. Dit stukje DNA is met moleculaire detectie aan te tonen. Deze methode is zeer gevoelig en bij analyse van schimmelsporen uit een graanteeltgebied is de aanwezigheid van één spore met dit gen al voldoende voor een positieve uitslag. Verschillende niveaus wil zeggen dat er meer of minder van deze sporen aanwezig zijn. Aanwezigheid van dit gen geeft een hoog risico op ontwikkelen van een resistente populatie en kan leiden tot een slechte werking van strobilurinen in het veld. Bladvlekkenziekte in tarwe Septoria tritici (nieuwe naam: Mycosphaerella graminicola) Septoria tritici is één van de meest belangrijke schimmelziekten in tarwe, triticale, spelt en mogelijk ook teff. Regelmatig blijkt dat deze ziekte bijzonder schadelijk kan zijn. De schimmel blijft over op gewasresten. De ziekte verspreidt zich voornamelijk met opspattende regendruppels, maar ook contact tussen aangetaste bladeren kan zorgen voor verspreiding. Daarnaast kunnen ascosporen met de wind over grote afstanden worden getransporteerd. Fungiciden spelen een belangrijke rol bij het bestrijden van S. tritici, met name het beschermen van de bovenste drie bladeren zorgt voor het veiligstellen van de opbrengst.

Afbeelding 1: Septoria tritici 2. Stand van zaken resistentie In de tachtiger jaren heeft S. tritici op grote schaal resistentie ontwikkeld tegen benzimidazolen. Deze fungiciden (alleen) zijn dan ook niet meer effectief tegen deze schimmel. De werking in de praktijk van azolen is over het algemeen goed maar in enkele gevallen werkten ze minder goed door late curatieve toepassingen en te lage doseringen. Er is over het algemeen een stabiele gevoeligheid tegen azolen, maar er treedt een vermindering op van de werking in de loop der jaren. Des te langer een bepaald azool op de markt is, des te lager wordt de effectiviteit. De oude producten hebben dus een lagere effectiviteit dan de nieuwe. Maar de verwachting is dat de nieuwe ook in de loop der jaren zullen eroderen en zullen verschuiven naar een lagere effectiviteit. In 2002 werden voor het eerst isolaten gevonden die resistent waren tegen strobilurinen en in 2003 werden in alle belangrijke graanteeltgebieden van West-Europa resistente isolaten aangetroffen. Sinds het eind van 2004 komen in Nederland verspreid over het gehele land hoge resistentie niveaus voor. Ondanks de aanwezigheid van deze resistente isolaten was de werking in de praktijk van strobilurinen goed als de FRAC richtlijnen werden gevolgd. Fungiciden die werkzaam zijn tegen S. tritici zijn meestal ook werkzaam tegen Septoria nodorum, de veroorzaker van kafjesbruin. Deze schimmel lijkt de laatste jaren minder schade te veroorzaken. Er is geen informatie beschikbaar over verminderde gevoeligheid van S. nodorum voor fungiciden. 3. Azolen In 2008 was de werking in het veld over het algemeen goed. Aangezien de azolen voornamelijk één aangrijpingspunt hebben, het gebruik op grote schaal plaatsvindt en het gegeven dat andere ziekten resistentie ontwikkeld hebben tegen azolen, moet met een verschuiving richting verminderde gevoeligheid rekening worden gehouden. Gebruik azolen alleen in mengsels (of wissel af) met fungiciden uit een andere chemische groep (zie hoofdstuk 4 of 5); Vermijd een herhaald gebruik van (zeer) lage doseringen, omdat dit zorgt voor een continue selectiedruk en een stapsgewijze resistentieontwikkeling die typisch is voor azolen. 4. Strobilurinen In 2002 werden voor het eerst isolaten gevonden die resistent waren tegen strobilurinen. In 2003 werden in alle belangrijke graanteeltgebieden van West Europa resistente isolaten aangetroffen. Sinds het eind van 2004 komen in Nederland verspreid over het gehele land hoge resistentie niveaus voor, dit is in 2008 weer bevestigd.

Gebruik strobilurinen altijd in combinatie (tankmix of geformuleerd) met een azool EN/ of een contactfungicide. De gekozen dosering van de mengpartner moet zodanig zijn dat de werking van de mengpartner alléén voldoende is voor een effectieve bestrijding; Maximaal twee strobilurine-bevattende bespuitingen in één teelt; Gebruik een strobilurine preventief of zo vroeg mogelijk in de ontwikkeling van de ziekte, dus niet curatief gebruiken; Vermijd een herhaald gebruik van lage doseringen, omdat dit zorgt voor een continue selectiedruk die de ontwikkeling van resistente isolaten bevordert. 5. Overige fungiciden Een aantal contactfungiciden (mancozeb, chloorthalonil) grijpt de schimmel op meerdere punten aan. Dit gegeven, samen met het feit dat nog nooit resistentie van welke schimmel dan ook tegen deze fungiciden is aangetroffen, zorgt er voor dat het risico van de ontwikkeling van resistentie als laag wordt ingeschat. Gebruik deze fungiciden preventief; Toegevoegd aan fungiciden met een hoger risico op de ontwikkeling van resistentie, beperken ze het risico. Echte meeldauw Erysiphe graminis (nieuwe naam: Blumeria graminis) Elke graansoort (tarwe, gerst, haver, rogge) wordt door een apart, speciaal fysio van de echte meeldauw aangetast. Erysiphe graminis f.sp. tritici tast alleen tarwe aan en niet één van de andere granen. Meeldauw-fysio s van één graansoort kunnen zowel in winter- als zomergraan voorkomen. 2. Stand van zaken resistentie Omdat echte meeldauw zich gemakkelijk kan aanpassen aan fungiciden, is het risico op de ontwikkeling van resistentie hoog. Azolen worden niet solo gebruikt om meeldauw te bestrijden. De laatste 10 tot 15 jaar is er een verschuiving van gevoeligheid opgetreden, waardoor bij een aantal azolen de effectiviteit achteruit is gegaan. Ook bij de morfolinen is er een verschuiving in gevoeligheid, maar deze is geringer dan bij de azolen en heeft zich gestabiliseerd.. In 1998 werden in Duitsland isolaten gevonden die resistent waren tegen strobilurines. In 1999 en 2000 zijn ook in andere Europese landen resistente isolaten gevonden. In 2003 zijn er meer resistente isolaten gevonden dan in 2002. In 2008 was er een hoog resistentieniveau in tarwe en een middelmatig tot hoog niveau in gerst, in Noord West Europa. De verspreiding van resistente gerstemeeldauwisolaten is langzamer dan eerder gevonden is voor tarwemeeldauw. De werking in het veld was goed als strobilurinen gemengd werden toegepast met middelen uit een andere chemische groep.

3. Azolen Het intensieve gebruik van azolen tegen echte meeldauw heeft geleid tot een aanzienlijke vermindering van de werking als gevolg van resistentie. Alhoewel het gebruik van azolen in mengsels (tankmix of geformuleerd) een verdere afname van de gevoeligheid heeft afgeremd, blijft het resistentierisico hoog. De situatie is op dit moment stabiel. Gebruik azolen alleen in mengsels (tankmix of geformuleerd) (of wissel af) met fungiciden uit een andere chemische groep. Vermijd een herhaald gebruik van (zeer) lage doseringen, omdat dit zorgt voor een continue selectiedruk en een stapsgewijze resistentieontwikkeling die typisch is voor azolen. 4. Morfolinen Er zijn verschuivingen in de gevoeligheid voor morfolinen waargenomen die ook hebben geleid tot een verminderde werking. Het risico voor verdere verschuivingen is matig. Gebruik het sterke curatieve effect van morfolinen door ze te mengen met fungiciden van andere chemische groepen die deze eigenschap niet of minder hebben. 5. Strobilurinen In 1998 werden in Noord-Duitsland de eerste isolaten gevonden die resistent waren tegen strobilurinen. In 1999 en 2000 zijn ook in andere Europese landen resistente isolaten gevonden. In 2003 zijn er meer resistente isolaten gevonden dan in 2002. In 2008 was er een hoog resistentieniveau in tarwe en een middelmatig tot hoog niveau in gerst, in Noord West Europa. De verspreiding van resistente gerstemeeldauwisolaten is langzamer dan eerder gevonden is voor tarwemeeldauw. De werking in het veld was goed als strobilurinen gemengd werden toegepast met middelen uit een andere chemische groep. Het risico voor ontwikkeling van resistentie is hoog. Omdat resistentie zich ontwikkelt in één stap, kunnen resistente isolaten niet meer worden bestreden met strobilurinen, ook niet met hoge doseringen. Er is geen kruisresistentie bekend met andere groepen van fungiciden. Gebruik strobilurinen niet solo voor bestrijding van echte meeldauw, maar gebruik ze samen met fungiciden uit een andere groep. Als naast andere ziekten ook meeldauw aanwezig is, meng dan de strobilurinen met een morfoline. Gebruik nooit meer dan twee strobilurine-bevattende bespuitingen in één teelt. Vermijd een herhaald gebruik van lage doseringen, omdat dit zorgt voor een continue selectiedruk die de ontwikkeling van resistente isolaten bevordert. Gebruik Strobilurinen zo vroeg mogelijk bij de ziekteontwikkeling, vertrouw niet op het curatieve potentieel van de strobilurines.

Roesten Puccinia spp. Gele roest (Puccinia striiformis) is een sterk gespecialiseerde schimmelsoort. Er zijn verscheidene fysio s, die allemaal een specifieke reeks rassen aantasten. Nieuw ontstane fysio s die in staat zijn rasgebonden resistentie te doorbreken, evolueren dikwijls zo sterk dat voorheen resistent geachte rassen als vatbaar kunnen worden beschouwd. Verscheidene andere roestschimmels kunnen graangewassen in Nederland aantasten. Bruine roest in tarwe (Puccinia recondita) en dwergroest in gerst (Puccinia hordei) zijn hiervan de belangrijkste. In haver kan kroonroest (Puccinia coronata var. avenae) zeer schadelijk zijn. Gele roest in gerst is grotendeels verdwenen door het gebruik van resistente rassen, maar kan aan belang winnen indien gevoelige rassen weer op grote schaal worden verbouwd. Afbeelding 2: Roest bij tarwe (Puccinia recondita f.sp. tritici) Afbeelding 3: Roest bij gerst (Puccinia hordei) Afbeelding 4: Roest bij gerst (Puccinia hordei)

Afbeelding 5: Gele roest bij tarwe (Puccinia striiformis) Afbeelding 6: Kroonroest bij haver (Puccinia coronata) 2. Stand van zaken resistentie In Groot-Brittannië is gele roest nu minder gevoelig voor azolen dan in het begin van de jaren negentig. Er hebben zich echter nog geen gevallen voorgedaan waarin gele roest niet door azolen kon worden bestreden als gevolg van resistentie. In Groot-Brittannië is geen verminderde gevoeligheid van bruine roest voor azolen waargenomen, maar in Frankrijk zijn enkele minder gevoelige isolaten aangetroffen. Er is geen informatie voorhanden over gevoeligheid van andere roestschimmels. De aangetroffen afname van de gevoeligheid voor azolen bij gele roest is een waarschuwing voor het optreden van soortgelijke verschuivingen bij andere roestschimmels. Het risico is het grootst wanneer gevoelige rassen op grote oppervlakten worden verbouwd. In 2003 werden in Europa geen bruine roest isolaten aangetroffen die resistent waren tegen strobilurinen. In Nederland is resistentie van roesten tegen azolen, strobilurinen of morfolinen niet waargenomen. In enkele gevallen waarin de werking van azolen tegen bruine roest tegenviel was er geen sprake van een verminderde gevoeligheid. Waarschijnlijk speelden toepassingstijdstip en spuittechniek hierbij een rol. 3. Azolen De recente afname van de gevoeligheid van gele roest voor azolen in Groot-Brittannië geeft aan dat er een matig resistentierisico bestaat indien geen anti-resistentiestrategie wordt gehanteerd. : Gebruik azolen in mengsels (tankmix of geformuleerd) of wissel af met fungiciden uit een andere chemische groep. 4. Morfolinen Er is tot in het begin van de jaren negentig geen aanwijzing gevonden voor een afname van de gevoeligheid. Recent onderzoek heeft bevestigd dat de gevoeligheid stabiel is en nauwelijks verschuift. Gebruik bij voorkeur morfolinen in mengsels met een effectief fungicide uit een andere chemische groep.

5. Strobilurinen Onderzoek in 2008 heeft aangetoond dat er geen verminderde gevoeligheid is geconstateerd tegen bruine roest in Europa. Doordat op gen-niveau de deling anders verloopt dan bijvoorbeeld bij Septoria of meeldauw, is het zeer onwaarschijnlijk dat er mutaties zullen optreden op deze plaats in het gen van de roesten. Gebruik in situaties waar een curatieve werking nodig is de, voornamelijk preventief werkende, strobilurinen gemengd (tankmix of geformuleerd) met een curatief werkend azool-fungicide. Gebruik nooit meer dan twee strobilurine-bevattende bespuitingen in één teelt. Bij een volledig preventieve inzet kan een effectieve strobilurine solo worden gebruikt (gebruik de strobilurine dan zo vroeg mogelijk in de ontwikkeling van de ziekte, dus niet curatief). Vermijd een herhaald gebruik van lage doseringen, omdat dit zorgt voor een continue selectiedruk die de ontwikkeling van resistente isolaten bevordert. Bladvlekkenziekte in gerst Rhynchosporium secalis Rhynchosporium secalis treedt vooral op in zomer- en wintergerst. De schimmel heeft vocht nodig om sporen te vormen en zich te verspreiden. Met name in een nat en koel voorjaar kan de ziekte om zich heen grijpen. De symptomen van deze ziekte zijn goed te onderscheiden van die van netvlekkenziekte (Pyrenophora teres). Het centrum van de vlek is grijs met daarom heen een bruinzwarte rand. De sleutel tot een goede bestrijding is het preventief inzetten van fungiciden. Afbeelding 7: Rhynchosporium secalis

2. Stand van zaken resistentie Sinds het begin van de negentiger jaren is er een toename geconstateerd van verminderde gevoeligheid voor azolen. De verschillende fysio s van R. secalis vertoonden een verhoogde resistentie tegen één of meerdere azolen (kruisresistentie). De nieuwere azolen hebben door een krachtigere werking nog steeds een goede werking tegen de ziekte wanneer de aanbevolen dosering wordt gebruikt. In 2002 werd een verminderde gevoeligheid van isolaten gerapporteerd vanuit Schotland. Onderzoek in 2008 heeft aangetoond dat de gevoeligheid van de populatie in dezelfde range bleef dan de voorgaande jaren. Onderzoek in 2008 heeft aangetoond dat in de ons omringende landen voor strobilurinen de gevoeligheid niet veranderd is. 3. Azolen Monitoring over meer dan 20 jaar heeft een significant resistentie risico bevestigd. Dit is tot staan gebracht door de krachtigere werking van de nieuwe azolen. Gebruik azolen in mengsels (tankmix of geformuleerd) of wissel af met fungiciden uit een andere chemische groep. Vermijd een herhaald gebruik van (zeer) lage doseringen omdat dit zorgt voor een continue selectiedruk en een stapsgewijze resistentieontwikkeling die typisch is voor azolen. 4. Strobilurinen Het risico voor resistentieontwikkeling is niet bekend, maar wordt vooralsnog laag ingeschat omdat de werking van deze groep op de schimmel matig is. Gebruik strobilurinen alleen in een mengsel (tankmix of geformuleerd) met een azool. Gebruik nooit meer dan twee strobilurine-bevattende bespuitingen in één teelt. Bij een volledig preventieve inzet kan een effectieve strobilurine solo worden gebruikt (gebruik de strobilurine dan zo vroeg mogelijk in de ontwikkeling van de ziekte, dus niet curatief). Vermijd een herhaald gebruik van lage doseringen, omdat dit zorgt voor een continue selectiedruk die de ontwikkeling van resistente isolaten bevordert. Gele bladvlekkenziekte Drechslera tritici-repentis (DTR) Drechslera tritici-repentis (DTR) komt sinds midden jaren negentig in Nederland voor. Schade wordt voornamelijk veroorzaakt in intensieve graanteeltgebieden, zoals bijvoorbeeld Noordoost-Nederland. De schimmel blijft over op gewasresten en onkruiden. Goed onderploegen van gewasresten is een bewezen cultuurmaatregel die de overleving van de schimmel in de grond vermindert. De ziekte kan zich bij gunstige (warme) weersomstandigheden zeer snel uitbreiden. In de praktijk wordt deze ziekte als moeilijk te bestrijden ervaren, maar als effectieve fungiciden tijdig en preventief worden ingezet kan DTR goed worden bestreden.

2. Stand van zaken resistentie.resistentie van DTR tegen strobilurinen is aangetroffen en ligt op de gemutageerde genen G143A, F129L en G137R. De verspreiding van deze resistentiegenen gaat niet snel. De genen zijn aangetroffen in Noord-Duitsland en Denemarken. 3. Azolen DTR is verwant aan Pyrenophora teres (netvlekkenziekte in gerst). In Groot-Brittannië is bij P. teres een verminderde gevoeligheid gevonden tegen azolen. Dit heeft nog niet geleid tot een verminderde werking in de praktijk. Hieruit kan worden afgeleid dat in de toekomst bij veelvuldig gebruik van azolen tegen DTR, wellicht een matig risico op ontwikkeling van resistentie aanwezig is. Gebruik azolen alleen in mengsels (tankmix of geformuleerd) of wissel af met fungiciden uit een andere chemische groep. Vermijd een herhaald gebruik van (zeer) lage doseringen, omdat dit zorgt voor een continue selectiedruk en een stapsgewijze resistentieontwikkeling die typisch is voor azolen. 4. Strobilurinen In Scandinavië en Noord Duitsland is er de laatste jaren een ontwikkeling geweest van een laag naar een matig tot hoog resistentie niveau. Voor zover bekend is dit nog niet aanwezig in Nederland.. De verwantschap met P. teres en de ontwikkeling van resistentie van meeldauw tegen strobilurinen zou kunnen wijzen op een matig risico. Gebruik in situaties waar een curatieve werking nodig is de voornamelijk preventief werkende strobilurinen gemengd (tankmix of geformuleerd) met een curatief werkend azool. Gebruik nooit meer dan twee strobilurine-bevattende bespuitingen in één teelt. Bij een volledig preventieve inzet kan een effectieve strobilurine solo worden gebruikt (gebruik de strobilurine dan zo vroeg mogelijk in de ontwikkeling van de ziekte, dus niet curatief). Vermijd een herhaald gebruik van lage doseringen, omdat dit zorgt voor een continue selectiedruk die de ontwikkeling van resistente isolaten bevordert. 5. Overige fungiciden Een aantal contactfungiciden (mancozeb, dithianon) grijpt de schimmel op meerdere punten aan. Dit gegeven, samen met het feit dat nog nooit resistentie van welke schimmel dan ook tegen deze fungiciden is aangetroffen, zorgt er voor dat het risico van de ontwikkeling van resistentie als laag wordt ingeschat. Gebruik deze fungiciden preventief. Toegevoegd aan fungiciden met een hoger risico op de ontwikkeling van resistentie, beperken ze het risico.

Netvlekkenziekte Pyrenophora teres Sinds de jaren tachtig is deze ziekte vooral in winter- en zomergerst van groot belang geworden. Een aantasting van netvlekkenziekte kan vanuit het zaad komen, dus het is de moeite waard om het zaad te laten testen voor het gezaaid wordt. Het verdient aanbeveling ontsmet zaaizaad te gebruiken, waarmee een vroege aantasting met netvlekkenziekte kan worden vermeden. Daarnaast kan deze ziekte vooral sterk optreden in een zwaar gewas, waarmee met de bemesting rekening zal moeten worden gehouden. Voor een goede bestrijding is het moment van inzet van fungiciden erg belangrijk. 2. Stand van zaken resistentie De bestrijding is traditioneel gebaseerd op azolen.+in 2008 is er uitgebreid gemonitord in Europa. Het resistentiegen (F129L) werd in Centraal Frankrijke en Groot Brittannië gevonden, minder frequent in Noord-Frankrijk en Denemarken en nog minder in de overige landen. In Nederland zijn in de praktijk nog geen problemen waargenomen. 3. Azolen In Europa wordt een wisselende gevoeligheid voor azolen gevonden. De gevoeligheid voor azolen blijft echter redelijk stabiel. Gebruik azolen in mengsels (tankmix of geformuleerd) of wissel af met fungiciden uit een andere chemische groep. Vermijd een herhaald gebruik van (zeer) lage doseringen omdat dit zorgt voor een continue selectiedruk en een stapsgewijze resistentieontwikkeling die typisch is voor azolen. 4. Strobilurinen Onderzoek in 2008 heeft aangetoond dat de gevoeligheid van netvlekkenziekte tegen strobilurinen niet aantoonbaar veranderd is in Nederland. Op basis van het voorkomen van resistentie bij Septoria op dit moment wordt het resistentierisico als matig ingeschat. Gebruik in situaties waar een curatieve werking nodig is de, voornamelijk preventief werkende strobilurinen gemengd (tankmix of geformuleerd) met een curatief werkend azool. Gebruik nooit meer dan twee strobilurine-bevattende bespuitingen in één teelt. Bij een volledig preventieve inzet kan een effectieve strobilurine solo worden gebruikt (gebruik de strobilurine dan zo vroeg mogelijk in de ontwikkeling van de ziekte, dus niet curatief). Vermijd een herhaald gebruik van lage doseringen omdat dit zorgt voor een continue selectiedruk die de ontwikkeling van resistente isolaten bevordert.

Toegelaten fungiciden voor gewasbehandeling in granen Website van CTB: www.ctb-wageningen.nl Chemische groep Werkzame stof Productnaam Azolen Cyproconazool Priori Xtra (azoxystrobin+cyproconazool) Sphere (trifloxystrobin+cyproconazool) Difenoconazool Score 250 EC Epoxiconazool Opus Team (epoxiconazool+fenpropimorf) Allegro (kresoxim-methyl+epoxiconazool) Allegro Plus (kresoxim-methyl+epoxiconazool+fenpropimorf) Opera (pyraclostrobin+epoxiconazool) Comet Duo (pyraclostrobin+epoxiconazool) Venture (boscalid+epoxiconazool) Metconazool Caramba Propiconazool Tilt 250 EC Prothioconazool Proline Fandango (prothioconazool+fluoxastrobin) Prosaro (prothioconazool+tebuconazool) Delaro (trifloxystrobin+prothioconazool) Tebuconazool Matador (tebuconazool+triadimenol) Prosaro (prothioconazool+tebuconazool) Triadimenol Matador (tebuconazool+triadimenol) Prochloraz Sportak Sportak Delta HF (cyproconazool+prochloraz) Morfolinen Fenpropimorf Corbel Allegro Plus (kresoxim-methyl+epoxiconazool+fenpropimorf) Fenpropidin Mildin 750 EC Strobilurinen Azoxystrobin Amistar Olympus (azoxystrobin+chloorthalonil) Priori Xtra (azoxystrobin+cyproconazool) Fluoxastrobin Fandango (fluoxastrobin+prothioconazool) Kresoxim-methyl Allegro (kresoxim-methyl+epoxiconazool) Allegro Plus (kresoxim-methyl +epoxiconazool+fenpropimorf)

Chemische groep Werkzame stof Productnaam Trifloxystrobin Twist Sphere (trifloxystrobin+cyproconazool) Delaro (trifloxystrobin+prothioconazool) Pyraclostrobin Opera (pyraclostrobine+epoxiconazool) Comet Duo (pyraclostrobin+epoxiconazool) Picoxystrobin Acanto Dithiocarbamaten Mancozeb o.a. Penncozeb Benzimidazolen Thiofanaat-methyl Topsin M-vloeibaar (alleen in tarwe) Benzonitril-verbindingen Chloorthalonil Daconil 500 vloeibaar Olympus (azoxystrobin+chloorthalonil) Carboxamide-verbindingen Boscalid Venture (boscalid+epoxiconazool) Benzophenonen Metrafenon Flexity